direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Winsum, uitbreiding bedrijventerrein Het Aanleg
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1966.BPHetaanlegFase1-VO01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Binnen het bedrijventerrein Het Aanleg te Winsum vinden op dit moment en in de nabije toekomst verschillende veranderingen plaats. Om voor de nieuwe situatie, met een uitbreiding van het aantal bedrijven en woningen, een heldere basis vast te leggen is, in opdracht van de gemeente Het Hogeland, een ontwikkelingsvisie opgesteld. Deze visie is op 7 oktober 2020 door de gemeenteraad vastgesteld.

Fase 1 van de ontwikkeling van het bedrijventerrein wordt nu voorbereid. Binnen fase 1 wordt ter plaatse van de voormalige sportvelden een uitbreiding van het bedrijventerrein gerealiseerd. Het betreft circa 1,5 hectare uitgeefbaar bedrijventerrein. Tevens is hierin de aanpak en de aanpassing van een deel de Schouwerzijlsterweg voorzien. De uitbreiding van Het Aanleg is bedoeld voor meer publieksgerichte bedrijven. Ook wordt langs de Schouwerzijlsterweg de realisatie van woon-werk kavels mogelijk gemaakt. Bij de aanpak Schouwerzijlsterweg worden zowel de ruimtelijke en landschappelijke aankleding, de toeristische en recreatieve kansen, als ook de verkeersveiligheid betrokken. Hiermee komen deze werkzaamheden niet alleen ten goede van deze ontwikkeling, maar zijn het ook een duidelijke verbetering voor omwonenden en is het een kwaliteitsslag voor de entree van Winsum.

De voorgestane ontwikkelingen zijn niet mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan. Om de ontwikkeling juridisch-planologisch toch te kunnen regelen, is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Het onderhavige bestemmingsplan ziet toe op fase 1 van de ontwikkeling van Het Aanleg en de aanpak van de Schouwerzijlsterweg. Fase 2 van Het Aanleg valt buiten de scope van dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPHetaanlegFase1-VO01_0001.png"

Figuur: fasering uitbreiding bedrijventerrein Het Aanleg

1.2 Begrenzing plangebied

Het plangebied voor dit bestemmingsplan is gelegen ten noordwesten van Winsum, ten westen van de N361, de provinciale weg die vanaf de stad Groningen langs Winsum richting Lauwersoog loopt. Aan de zuidzijde is het Winsumerdiep als grens aangehouden. Aan de oostzijde loopt het plangebied tot aan de wegen Schouwerzijlsterweg en Het Aanleg. Aan de noordwestzijde is de grens van het aldaar gelegen water aangehouden. De begrenzing van het gedeelte van de Schouwerzijlsterweg wat in westelijke richting bij het plangebied is genomen hangt samen met de grens van de exploitatieopzet en kadastrale begrenzing aldaar. Bijgaand figuur laat de begrenzing van het plangebied zien.

Het Aanleg fungeert in de bestaande situatie al voor een deel als bedrijventerrein. Daarnaast bestaat de directe omgeving uit een aantal sportvelden, een gemeentewerf, een rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) en een voormalig proefboorlocatie van de NAM.

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPHetaanlegFase1-VO01_0002.jpg"

Figuur: begrenzing plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPHetaanlegFase1-VO01_0003.png" Figuur: Satellietfoto met plangebied en aanduiding locaties in omgeving (bron: BKP)

1.3 Vigerende regeling

Het plangebied maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan Winsum Dorp, vastgesteld 28 september 2010. Het plangebied wordt bijna in z'n geheel tot de bestemming 'Sport' gerekend. Aan de oostzijde komt de bestemming 'Verkeer'voor. Aan de zuidzijde is de Schouwerzijlsterweg onder de bestemming 'Verkeer-Verblijf' gebracht. In verband met de reconstructie van deze weg is ook een kleine strook ten noorden van deze weg gerekend tot het plangebied van dit bestemmingsplan. In deze strook is de bestemming 'Bedrijventerrein' dan wel de bestemming 'Groen' van toepassing.

De voor ‘Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor sport- en speelterreinen en een zwembad. Ook gebouwen ten behoeve van een sporthal en kantines en/of kleedruimtes zijn toegestaan. De uitbreiding van Het Aanleg is bedoeld voor meer publieksgerichte bedrijven. Ook wordt langs de Schouwerzijlsterweg de realisatie van woon-werk kavels mogelijk gemaakt. Dit is op basis van de vigerende regeling niet toegestaan.

Ondergeschikte wegen en paden zijn binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' mogelijk. De bestemming 'Groen' ziet echter niet toe op de aanleg van wegen. Daarom is ook voor de aanpassing van een deel de Schouwerzijlsterweg een nieuw bestemmingsplan nodig.

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPHetaanlegFase1-VO01_0004.jpg"

Figuur: fragment vigerend plan met daarin weergegeven de plangrens van dit bestemmingsplan

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 vindt een toetsing aan het relevante beleidskader plaats. In hoofdstuk 3 wordt nader ingegaan op de huidige situatie en op de planuitgangspunten. Vervolgens wordt het plan in hoofdstuk 4 getoetst aan de omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 beschrijft hoe het plan vorm krijgt in de juridische regeling. De uitvoerbaarheid van het plan is ten slotte beschreven in hoofdstuk 6.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Nationale Omgevingsvisie

De Omgevingswet bundelt alle huidige wetten over de leefomgeving. Daarbij hoort ook 1 Rijksvisie op de leefomgeving: de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) naar de Tweede Kamer gestuurd. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan grote opgaven waardoor Nederland de komende 30 jaar verandert. Dit betreft onder meer:

Bij de opgaven wordt altijd rekening gehouden met een gezonde bodem, schoon water, behoud van biodiversiteit en een aantrekkelijke leefomgeving. De Nationale Omgevingsvisie schets een duurzaam perspectief voor onze leefomgeving. Op het niveau van dit bestemmingsplan biedt de NOVI geen concrete aandachtspunten.

2.1.2 Ladderonderbouwing

Ladder voor duurzame verstedelijking

Ieder bestemmingsplan dat nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maakt, moet een verantwoording bevatten van de ladder voor duurzame verstedelijking (art. 3.1.6. lid 2 Bro). De ladder voor duurzame verstedelijking is een instrument voor efficiënt ruimtegebruik. Voor binnenstedelijke projecten moet de behoefte worden beschreven. Voor ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied, moet worden gemotiveerd waarom niet binnenstedelijk in de behoefte kan worden voorzien.

Bij het bepalen óf en hoe de Ladder moet worden toegepast zijn de volgende aspecten van belang:

1. Is er sprake van een stedelijke ontwikkeling?

2. Is de stedelijke ontwikkeling nieuw?

3. Wat is het ruimtelijk verzorgingsgebied?

4. Is er behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling?

5. Ligt de ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied?

De voorgenomen ontwikkeling behelst een uitbreiding van het reeds bestaande bedrijventerrein Het Aanleg. Het plan voor fase 1 betreft 1,5 ha uitgeefbaar bedrijventerrein. Daarmee is sprake van een (nieuwe) stedelijke ontwikkeling. De voorgenomen ontwikkeling gaat samen met het inruilen van circa 1,2 ha aan bedrijfsbestemming op de locatie Lombok (ten zuiden van Winsumerdiep aan de Onderdendam). Het voornemen past dan ook in de regionale afspraken met betrekking tot bedrijventerreinen. De voorgenomen ontwikkeling ligt binnen bestaand stedelijk gebied. Daarnaast biedt de ontwikkeling van de locatie van fase 1 mogelijkheden om de zone langs de Schouwerzijlsterweg en het Winsumerdiep aan te pakken en te kwalitatief te verbeteren. Langs de Schouwerzijlsterweg wordt ruimte gezien voor woon-werkkavels, waarbij het wonen op de Schouwerzijlsterweg wordt georiënteerd en het werken op de achterzijde.

In 2021 is een analyse van de bedrijventerreinen Het Hogeland uitgevoerd (Bureau Louter, concept, september 2021). De onderzoeksvraag luidde: "Het bepalen van de ruimtebehoefte aan bedrijventerreinen voor de periode 2021-2035 en een confrontatie van vraag en aanbod in kwantitatieve en kwalitatieve zin op reguliere bedrijventerreinen

en op het zeehaventerrein". Uit de vraag-aanbod confrontatie per voormalige gemeente, 2021-2035 blijkt dat voor Winsum voor de periode 2021-2030 sprake is van een tekort aan ruimte van ongeveer vier hectare. Bij een sterk groeiende economie is dat tekort groter, bij een matige economische ontwikkeling is het tekort kleiner, maar toch nog altijd rond de 2 hectare in Winsum. Het Aanleg, fase 1 zou het verwachte tekort iets meer dan de helft kunnen reduceren. Wanneer ook fase 2 wordt gerealiseerd (fase 1 en fase 2 zijn gezamenlijk goed voor 7.7 hectare aan bedrijfskavels) dan zal dat voldoende ruimte bieden tot en met 2035, zelfs bij een groei volgens het hoogste economische scenario.

Bovenstaande toont de behoefte aan voorgenomen ontwikkeling aan. De provincie Groningen heeft inmiddels ingestemd met de ontwikkeling van fase 1, zie ook paragraaf 2.2. Aangezien er sprake is van het inruilen van bedrijfsterreinen en de locatie binnen stedelijk gebied ligt, wordt voldaan aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Omgevingsvisie provincie Groningen 2016-2020

Het provinciaal ruimtelijk beleid is verwoord in de Omgevingsvisie provincie Groningen 2016-2020. De Omgevingsvisie bevat de integrale lange termijnvisie van de provincie op de fysieke leefomgeving. Uit deze Omgevingsvisie vloeien richtlijnen en voorschriften voort, die zijn vastgelegd in de provinciale Omgevingsverordening. Hiermee werkt het omgevingsbeleid (ruimtelijke ordening, water, mobiliteit en milieu) door in plannen van gemeenten en waterschappen.

De provincie wil stedelijke ontwikkelingen zo veel mogelijk laten plaatsvinden binnen bestaand stedelijk gebied, omdat de provincie het grote contrast tussen het stedelijk gebied en het buitengebied, dat zo bepalend is voor de identiteit van de provincie, wil behouden en versterken. Dit in lijn met de 'ladder voor duurzame verstedelijking'. Er wordt gericht beleid gevoerd op de leefbaarheid: van de kleine dorpen tot de stedelijke kernen. Met een aantrekkelijke leefomgeving, snel internet en goede bereikbaarheid moeten zowel de stedelijke kernen als de dorpen leefbaar blijven. Veel aandacht wordt gegeven aan dorpen en de bereikbaarheid van voorzieningen. De provincie ondersteunt en biedt veel ruimte aan ontwikkelingen van onderop om de leefbaarheid en sociale cohesie in de provincie te versterken. Deze complexe vraagstukken, in de dorpen en de steden, vragen om maatwerk: een gezamenlijke aanpak van gemeenten, woningbouwcorporaties, diverse andere organisaties en burgers. Bij de stedelijke kernen richt de provincie zich op het in stand houden en versterken van de sterke regionale functie van deze kernen.

De provincie zet in op het creëren van een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor woningbouw, bedrijventerreinen, kantoorlocaties en detailhandel door het concentreren van ruimtelijke ontwikkelingen in stedelijke gebieden en vitale kernen. Het streven is gericht op een aantrekkelijke en leefbare provincie, waar voldoende werk en dynamiek is. Een aantrekkelijk vestigingsklimaat wordt gerealiseerd onder meer door samen met de gemeenten te werken aan een goede structuur voor wonen, werken en opleiden, maar tegelijkertijd ook het buitengebied voor onder andere natuur, water en landbouw te ontwikkelen binnen hun landschappelijke context. Het creëren van een aantrekkelijk vestigingsklimaat is net als ruimtelijke kwaliteit een integrale opgave waar veel andere provinciale belangen een bijdrage aan leveren.

De Omgevingsvisie is een kaderstellend document voor de uitwerking van het beleid op deelterreinen door de provincie zelf en door gemeenten en waterschappen. De provincie wil met de Omgevingsvisie ruimte bieden en uitnodigen. Uit de Omgevingsvisie vloeien richtlijnen en voorschriften voort die zijn vastgelegd in de provinciale Omgevingsverordening. Hiermee werkt het omgevingsbeleid (ruimtelijke ordening, water, mobiliteit en milieu) door in plannen van gemeenten en waterschappen.

Bedrijventerreinen

De provincie onderscheid drie soorten bedrijventerreinen:

  • lokale bedrijventerreinen;
  • regionale bedrijventerreinen;
  • zeehaventerreinen.

De Provincie wil dat dat bedrijven uit de hogere milieucategorieën en/of met een aanzienlijk ruimtebeslag zich vestigen op regionale bedrijventerreinen.

Er wordt een overaanbod aan bedrijventerreinen geconstateerd en bij ongewijzigd beleid zal dit overaanbod nog lange tijd voortbestaan. Dat is een onwenselijke situatie. Gemeenten worden gevraagd in regionaal verband samen een visie op te stellen over de ontwikkeling (sanering, revitalisering en eventuele uitbreiding) van de bedrijventerreinen binnen de betrokken gemeenten. Daarin moet de behoefte op regionale schaal worden aangetoond en de voorwaarden voor een goede ruimtelijke inpassing zijn geborgd. Gemeentelijke bestemmingsplannen moeten met de visie in overeenstemming zijn. Vooruitlopend op de totstandkoming van de visie kunnen bestemmingsplannen niet voorzien in nieuwe bedrijventerreinen of uitbreiding van bestaande bedrijventerreinen.

Uitbreiding van bestaande bedrijventerreinen ten behoeve van uitbreiding van een op een bestaand bedrijventerrein gevestigd bedrijf is onder voorwaarden (titel 2.5 Omgevingsverordening) wel toegestaan. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de uitbreiding van bestaande agrobusiness-complexen met een sterke regionale binding (zoals bijvoorbeeld een zuivelfabriek).

Uit de Omgevingsvisie provincie Groningen vloeien geen directe aanvullende regels voort in relatie tot dit bestemmingsplan.

2.2.2 Omgevingsverordening provincie Groningen

Ter uitvoering van het beleid uit de Omgevingsvisie hebben Provinciale Staten op 1 juni 2016 de provinciale Omgevingsverordening vastgesteld. De verordening is een aantal malen herzien. De meest rente actualisatie van de verordening dateert van 3 februari 2021. De verordening bevat onder meer algemene regels omtrent de inhoud van bestemmingsplannen en de daarbij behorende toelichting. Deze regels moeten bewerkstelligen dat provinciale ruimtelijke belangen doorwerken op het lokale niveau. Dat betekent dat gemeenten zich bij het opstellen van (nieuwe) bestemmingsplannen moeten houden aan de bij de provinciale verordening gestelde regels.

Buitengebied (titel 2.3 Bundeling van verstedelijking)

Het plangebied van dit bestemmingsplan behoort tot het bestaand stedelijk gebied (bestaand in de zin van planologisch gereserveerd). Het ontwikkelen van deze locatie tot bedrijventerrein past wat dit onderwerp betreft binnen het provinciaal beleid.

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPHetaanlegFase1-VO01_0005.png"

Figuur: Begrenzing buitengebied (bron: Omgevingsverordening provincie Groningen)

Bedrijventerrein

Uitbreiding bestaand bedrijventerrein (Artikel 2.17.2)

Een bestemmingsplan kan voorzien in uitbreiding van een bestaand bedrijventerrein ten behoeve van uitbreiding van een op dat bedrijventerrein gevestigd bestaand bedrijf, als in de toelichting is aangetoond dat op het bedrijventerrein direct aansluitend aan het bedrijf redelijkerwijs geen ruimte meer beschikbaar is of kan worden verkregen na herstructurering, revitalisering of intensivering.

Nieuw bedrijventerrein (Artikel 2.17.3)

Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuw bedrijventerrein op de plaats van de aanduiding ‘nieuw bedrijventerrein toegestaan’ op kaart 2 (Bedrijventerrein).

De provincie Groningen heeft inmiddels ingestemd met de ontwikkeling van fase 1 onder voorwaarde dat:

  • de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 1,52 hectare;
  • de gronden die worden bestemd als bedrijventerrein worden meegenomen in de regionale bedrijventerreinenvisie die de gemeente eind 2020 vaststelt;
  • het voormalige Bobencoterrein wordt onttrokken aan de bedrijfsbestemming.

Provinciaal basisnet Groningen (Artikel 2.23.1)

Wegen als bedoeld in artikel 23, eerste lid van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, zijn op kaart 3 aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPHetaanlegFase1-VO01_0006.png"

Figuur: fragment kaart 3, veiligheid en milieu (Bron: omgevingsverordening provincie Groningen)

Veiligheidszone 2, invloedsgebied provinciale wegen (Artikel 2. 23. 2)

Voor het plangebied is van toepassing kaart 3 'Veiligheid en milieu', voor wat betreft veiligheidszone 2, invloedsgebied provinciale wegen. Deze zone heeft te maken met het transport van gevaarlijke stoffen over provinciale wegen. Artikel 2.23.2 geeft aan dat de toelichting op een bestemmingsplan dat betrekking heeft op de op kaart 3 aangegeven ‘veiligheidszone 2 invloedsgebied provinciale wegen' een nadere verantwoording van het groepsrisico bevat en inzicht biedt in de manier waarop rekening is gehouden met het advies van de Veiligheidsregio Groningen. Onder voorwaarden kan worden volstaan met een beperkte groepsrisico verantwoording. Wanneer geen nadere verantwoording van het groepsrisico in de toelichting op het bestemmingsplan wordt opgenomen, wordt in de toelichting op het bestemmingsplan de reden daarvan aangegeven.

Binnen het plangebied komen zones langs de provinciale weg N361 voor in verband met plaatsgebonden risico (PR max) provinciale wegen. Het gaat om 'veiligheidszone 2 invloedsgebied provinciale wegen'. De zone is van toepassing op de N361. Veiligheidszone 2 invloedsgebied provinciale wegen' bevat een nadere verantwoording van het groepsrisico en biedt inzicht in de manier waarop rekening is gehouden met het advies van de Veiligheidsregio Groningen. Zie verder paragraaf 4.11.

Veiligheidszone 3 Transport (Artikel 2.23.4)

Voor het plangebied is eveneens van toepassing kaart 3 'Veiligheid en milieu', voor wat betreft veiligheidszone 3, transport. Het betreft een veiligheidszone rondom wegen en spoorwegen in verband met de bescherming van minder zelfredzame personen. In relatie tot het plangebied is de zone van toepassing op de provinciale weg N361. Een bestemmingsplan voorziet niet in de bouw van nieuwe objecten of het gebruik van bestaande objecten voor minder zelfredzame personen binnen de op kaart 3 aangegeven ‘veiligheidszone 3 transport'.

Het plan voorziet in een beschermende regeling voor de hierboven genoemde zone langs de weg. Hiertoe is in dit bestemmingsplan een speciale regeling opgenomen (namelijk de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen').

2.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Winsum, 2014

In de structuurvisie Winsum, vastgesteld in januari 2014, zet de gemeenteraad zijn ruimtelijk beleid voor de komende 10 jaar uiteen. De structuurvisie vervangt de eerdere Dorpsvisie Winsum - 2004, een visie die nog uitging van een sterke groei van Winsum. In de nieuwe structuurvisie ligt veel meer de nadruk op stabilisatie dan op de (sterke) groei die begin van deze eeuw nog voor mogelijk werd gehouden. Beleidsdoelen in de nieuwe structuurvisie zijn:

  • beschikbaar houden en realiseren van kwalitatief goede, toekomstbestendige en onderscheidende woonmilieus voor de huidige bewoners en voor nieuwe markten;
  • inzetten op een regionaal onderscheidend voorzieningenniveau dat niet alleen de gemeente zelf bedient, maar ook de regio;
  • ruimte bieden voor ondernemers, in verschillende vormen, zoals werken aan huis, ruimte voor bedrijven die zich dóór ontwikkelen en voor agrarische bedrijven;
  • functionele ontwikkelingen inpassen in cultuurhistorisch waardevolle landschapsstructuur met ruimte voor agrarische bedrijvigheid, dagrecreatieve voorzieningen en meerdaags verblijf.

Daarbij richt de gemeente zich op drie kernopgaven, te weten:

  • een goede bereikbaarheid, zowel over de weg als met openbaar vervoer, maar ook digitaal;
  • behoud van karakteristieke kernen met hun afzonderlijke functie die aansluit bij de kernenindeling van het POP. De hoofdkern Winsum vervult daarbij een centrumfunctie;
  • behoud van een vitaal buitengebied.

In de structuurvisie wordt ingezoomd op de kern Winsum. Over de locatie Het Aanleg vermeldt de structuurvisie het volgende:

  • Het Aanleg is een gemengd bedrijventerrein dat bedoeld is voor bedrijvigheid die niet in de kern past;
  • dorpsranden en groenstructuur: aandacht voor landschappelijke inpassing van Het Aanleg – groene inkleding van de noordzijde;
  • inzet voor: (het aantrekkelijk houden van) Het Aanleg;
  • t.b.v. behoud vrij zicht op Obergum: ruimte tussen Het Aanleg en de weg aan de oostzijde vrijhouden van bebouwing en afschermende beplanting;
  • toenemende behoefte onder kleine ondernemers aan andere vormen van bedrijfshuisvesting dan op een traditioneel bedrijventerrein. Veel kleine ondernemers die actief zijn aan huis hebben interesse in een bedrijfshuisvesting elders.

Welstandsnota gemeente Winsum

De (voormalige) gemeente Winsum heeft haar welstandsbeleid geformuleerd in de Welstandsnota 2016. Daarmee wil zij aan burgers duidelijkheid geven over de koers die de gemeente vaart met haar welstandstoezicht. Ook Het aanleg is opgenomen in de welstandsnota.

Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling van fase 1 van de uitbreiding van bedrijventerrein Het Aanleg is een beeldkwaliteitsplan (BKP) opgesteld. (Beeldkwaliteitsplan Het aanleg en Schouwerzijlsterweg Winsum, d.d. 29 september 2021.) Het beeldkwaliteitsplan zal onderdeel uitmaken van het gemeentelijke welstandsbeleid en ook als zodanig worden vastgesteld. De planologisch relevante aspecten uit het beeldkwaliteitsplan zijn opgenomen in het bestemmingsplan. Het BKP is opgenomen als bijlage 5 bij de toelichting.

Conclusie gemeentelijk beleid

De herstructurering van bedrijventerrein Het Aanleg past binnen het gemeentelijk beleid. Ten behoeve van de ontwikkeling is een ontwikkelingsvisie opgesteld die is opgenomen in bijlage 6 van deze toelichting. De ontwikkelingsvisie houdt rekening met de uitgangspunten uit de structuurvisie Winsum.

Hoofdstuk 3 Huidige situatie en toekomstige ontwikkeling

3.1 Huidige situatie

De locatie Het Aanleg ligt ten noordwesten van het dorpscentrum van Winsum . De locatie is gunstig gelegen ten opzichte van de provinciale weg N361, het Winsumerdiep en in de nabijheid van Station Winsum en daardoor goed bereikbaar. Niet alleen voor ondernemers en bezoekers van het bestaande bedrijventerrein, maar ook voor recreanten. Tot die laatste groep behoren, onder anderen, de wandelaars die het Pieterpad volgen tussen Pieterburen en Groningen.

Naast een bedrijventerrein, in de huidige situatie al bekend onder de naam Het Aanleg, bevat de locatie een aantal sportvelden, een gemeentewerf, een rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) en een voormalige proefboorlocatie van de NAM. De hoofdentree tot het gebied sluit rechtstreeks aan op het dorp Winsum. Aan de zuidkant wordt het gebied begrensd door het Winsumerdiep, voor het overige wordt het omsloten door agrarisch gebied.

Bijzondere functies in, of direct aansluitend op het de locatie zijn het clubgebouw van een kanovereniging (voormalig slachthuis) , de gymzaal van o.a. een judovereniging, hotel en camping Marenland met zijn jachthaven en een reeks ligplaatsen voor woonboten.

Inzoomend op Fase 1 van Het Aanleg zijn hier de sportvelden, de gymzaal en het Omsnijdingskanaal te vinden, en aan de zuidzijde de Schouwerzijlsterweg en het Winsumerdiep met de woonboten. Aan de overzijde van het Winsumerdiep ligt hotel en camping Marenland. Aan de oostzijde grenst het plangebied aan de N361. De Schouwerzijlsterweg kent een rommelig karakter. Er staan karakteristieke panden (de oude gymzaal en het voormalig slachthuis). In het Winsumerdiep liggen woonboten. Voorbijgangers zien het water nauwelijks omdat eigenaren van de woonboten er schuttingen, heggen en bergingen hebben gebouwd. Dit komt de recreatieve betekenis van de weg niet ten goede.

3.2 Voorgenomen ontwikkeling

Achtergrond

Samen met ondernemers en omwonenden heeft de gemeente Het Hogeland een ontwikkelingsvisie opgesteld voor het bedrijventerrein Het Aanleg en het omliggende gebied. Deze visie is op 7 oktober 2020 door de gemeenteraad vastgesteld. Tevens heeft de raad ingestemd met het opstarten van de voorbereiding voor de ontwikkeling van fase 1 van de ontwikkelingsvisie Het Aanleg.

Binnen fase 1 van de ontwikkelingsvisie wordt ter plaatse van de voormalige sportvelden een uitbreiding van het bedrijventerrein Het Aanleg gerealiseerd. Tevens is hierin de aanpak en de aanpassing van een deel de Schouwerzijlsterweg voorzien. De uitbreiding van Het Aanleg is bedoeld voor meer publieksgerichte bedrijven. Ook wordt langs de Schouwerzijlsterweg de realisatie van woon-werk kavels mogelijk gemaakt.

Bij de aanpak Schouwerzijlsterweg worden zowel de ruimtelijke en landschappelijke aankleding, de toeristische en recreatieve kansen, als ook de verkeersveiligheid betrokken. Hiermee komen deze werkzaamheden niet alleen ten goede van deze ontwikkeling, maar zijn het ook een duidelijke verbetering voor omwonenden en is het een kwaliteitsslag voor de entree van Winsum. Dit projectplan richt zich alleen op fase 1 van de ontwikkeling van Het Aanleg en de aanpak van de Schouwerzijlsterweg. Fase 2 van Het Aanleg valt buiten de scope.

Doel

Het doel is om de voormalige voetbalvelden her te ontwikkelen tot een uitbreiding van het bedrijventerrein Het Aanleg. Om hiermee voor de komende jaren ruimte te bieden aan bedrijven en ondernemers die zich in Winsum willen vestigen of anderszins hun bedrijf willen verplaatsen en/of uitbreiden. Bij de aanpak van de Schouwerzijlsterweg is het de bedoeling om in overleg met omwonenden en gebruikers te komen tot een nieuwe inrichting van deze weg. Een inrichting die de bestaande verkeerssituatie duidelijker en veiliger maakt. En waarbij tevens wonen, werken en recreëren ruimtelijk en landschappelijk beter in het gebied toegepast wordt. Dit alles met de blik op de toekomst.

3.2.1 Ontwikkelingsvisie

Binnen het plangebied Het Aanleg te Winsum vinden op dit moment en in de nabije toekomst verschillende veranderingen plaats. Om voor de nieuwe situatie, met een uitbreiding van het aantal bedrijven en woningen, een heldere basis vast te leggen is een ontwikkelingsvisie opgesteld. (Het Aanleg Ontwikkelingsvisie, HKB 11 juni 2020). De ontwikkelingsvisie is opgenomen als bijlage 6 bij de toelichting.

Aanleiding ontwikkelingsvisie

In de loop van 2020 zijn de sportvelden verplaatst naar het nieuwe Sportlandschap Winsum West. Er komt daardoor veel ruimte voor een nieuwe invulling met, bijvoorbeeld, bedrijvigheid, dienstverlening en wonen. Ook onderstaande punten zijn aanleiding geweest om een ontwikkelingsvisie op te stellen:

  • uitbreiding van de gemeentewerf of tot verplaatsing ervan naar elders;
  • uitbreiding van de rioolwaterzuiveringsinstallatie of tot verplaatsing ervan binnen het plangebied (naar naastliggend sportveld en NAM-locatie);
  • aanpassing van de Schouwerzijlsterweg – beter afgestemd op het woon- en recreatieve verkeer, aansluitend op de kern van Winsum;
  • verbetering van de beeldkwaliteit – bevorderen van de landschappelijke inpassing van het bestaande bedrijventerrein;
  • bijzondere vormen van bedrijfshuisvesting voor kleinere ondernemers.

Fasering

Van een groot deel van de mogelijke ontwikkelingen binnen het gebied is nog onduidelijk of, en zo ja, hoe en wanneer ze zullen plaatsvinden. In de opgestelde ontwikkelingsvisie worden er een aantal kansen benoemd die, ongeacht de aard en omvang van de nieuwe invullingen in het gebied, benut kunnen worden. Een uitzondering geldt voor de zuidoostelijke hoek van de locatie. Hiervoor is al wel duidelijk dat er nieuwe bedrijven en woningen ontwikkeld gaan worden. In een eerder stadium is hierover overeenstemming bereikt met het provinciaal bestuur. Deze zuidoostelijke hoek wordt aangeduid als Fase 1.

De herprofilering van de Schouwerzijlsterweg, voor zover geen onderdeel uitmakend van Fase 1, wordt beschouwd als een apart uit te voeren (onderhouds)project. De herprofilering komt ten goede aan alle omwonenden en is een sterke verbetering van de entree van Winsum.

Uitvoering van de mogelijke ontwikkelingen in het gebied aangeduid met Fase 2 zijn afhankelijk van, onder meer, de wens naar aanvullende bedrijvigheid en de besluitvorming omtrent de gemeentewerf en de RWZI.

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPHetaanlegFase1-VO01_0007.png"

Figuur: faseringskaart (bron: HKB, Het Aanleg ontwikkelingsvisie, 11 juni 2020)

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPHetaanlegFase1-VO01_0008.png"

Figuur: Visiekaart (bron: HKB, Het Aanleg ontwikkelingsvisie, 11 juni 2020)

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPHetaanlegFase1-VO01_0009.png"

Figuur: Fragment visiekaart, Fase 1 (bron: HKB, Het Aanleg ontwikkelingsvisie, 11 juni 2020)

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPHetaanlegFase1-VO01_0010.png"

Figuur: impressie uitwerking fase 1(bron: HKB, Het Aanleg ontwikkelingsvisie, 11 juni 2020)

Beoogde situatie fase 1 bedrijventerrein

Fase 1 van de uitbreiding van Het Aanleg betreft de realisatie van een bedrijventerrein waar wonen en werken gecombineerd wordt. De bebouwingstypologie en inrichting past binnen de sfeer en de context van het dorp Winsum. Het bedrijventerrein voorziet in de lokale en in mindere mate regionale vraag naar bedrijfspanden en bedrijfshuisvesting voor kleinere ondernemers, waarbij wonen en werken worden gecombineerd. Het bedrijventerrein speelt in op de vraag naar bedrijfsruimtes op de langere termijn. Het streven is om het bedrijventerrein te ontwikkelen waar het voor de huidige bedrijven en voor nieuwe bedrijven het aangenaam werken en verblijven is. Het gebied rondom het bedrijventerrein wordt dusdanig ingericht dat het uitnodigt om te verblijven en te recreëren. Het bedrijventerrein moet daarnaast voldoen aan de geldende regelgeving op het gebied van veiligheid, duurzaamheid en klimaatbestendigheid.

Doelstellingen herinrichting Schouwerzijlsterweg

De herinrichting van de Schouwerzijlsterweg wordt aangegrepen om de aantrekkelijkheid van deze entree van Winsum vergroten. Bij de aanpak Schouwerzijlsterweg worden zowel de ruimtelijke en landschappelijke aankleding, de toeristische en recreatieve kansen, als ook de verkeersveiligheid betrokken. Hiermee komen deze werkzaamheden niet alleen ten goede van deze ontwikkeling, maar zijn het ook een duidelijke verbetering voor omwonenden en is het een kwaliteitsslag voor de entree van Winsum.

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPHetaanlegFase1-VO01_0011.jpg" Figuur: voorbeeldverkaveling (Bron: HKB)

3.2.2 Stedenbouwkundige opzet

Schouwerzijlsterweg

De Schouwerzijlsterweg wordt geherprofileerd. Daarbij wordt in het westelijke deel de as van deze weg richting het noorden verschoven zodat er aan de kant van het Winsumerdiep meer ruimte komt voor een aantrekkelijkere, groene invulling. Naast deze verandering is ook het uitgangspunt om de inrichting van de weg beter aan te laten sluiten bij zijn recreatieve functie. De Schouwerzijlsterweg krijgt een snelheidslimiet van 30 km/uur. Het streven is een hoogwaardige, dorpse inrichting van de weg met de uitstraling van een klinkerbestrating. De groenstrook langs het Winsumerdiep krijgt een brede en eenduidige inrichting, waarbij de entrees en bergruimten voor de woonboten worden ingepast. Daarbij is van belang dat er weer zicht op het Winsumerdiep mogelijk is vanuit de Schouwerzijlsterweg. Ten behoeve van het Pieterpad dient er aandacht te zijn voor een apart wandelpad voor wandelaars in de groenzone, uitgevoerd in halfverharding.

Woon-werk kavels

Voor de nieuwe woonbebouwing aan de Schouwerzijlsterweg is het uitgangspunt dat deze in een losse informele setting aan de straat komt te staan. Watergangen, diepe, groene voortuinen en wisselende architectuur bepalen het beeld. De bebouwing sluit aan bij de bestaande bebouwing aan de Schouwerzijlsterweg. Er wordt ingezet op vrijstaande woningen van 1 bouwlaag met kap.

Bedrijfsbebouwing

Vanuit de beoogde kwaliteit van het bedrijventerrein waarbij in Fase 1 van Het Aanleg vooral publieksgerichte functies zijn voorzien is het doel om een herkenbaar en aantrekkelijk bedrijfsmilieu te creëren. Er wordt gestreefd naar een rustige en ingetogen vormgeving van de bebouwing met een moderne uitstraling. Wat betreft bouwhoogte sluit het merendeel van fase 1 aan bij de bouwhoogte van het bestaande bedrijventerrein; maximaal 9 meter hoog. Uitzondering daarop zijn de 2 gebouwen die nabij de rotonde aan de oostzijde van fase 1 komen te staan. Hier dient speciale aandacht voor beeldkwaliteit uit te gaan, gezien dit zichtlocaties zijn bij de entree van Het Aanleg. Middels een afwijkende vormgeving, materialiseren en/of kleurstelling kan daarop ingespeeld worden. De bouwhoogte van de bebouwing op deze zichtlocaties bedraagt hier maximaal 3 bouwlagen.

3.3 Beeldkwaliteit

Het beeldkwaliteitsplan (BKP) is een beeldende vertaling van de ruimtelijke aspecten uit het stedenbouwkundig plan. Het BKP is opgenomen in bijlage 5 van deze toelichting. De beeldkwaliteitsaspecten zullen de beoogde ruimtelijke kwaliteit en uitstraling waarborgen bij de verdere architectonische uitwerking en de inrichting van de openbare ruimte. In het beeldkwaliteitsplan wordt naast de in paragraaf 3.3. weergegeven stedenbouwkundige hoofdopzet ook ingegaan op de aspecten 'rooilijn', 'kavels', 'parkeren en ontsluiting', 'water en groenstructuur' en 'randen van het bedrijventerein'.

Het BKP bevat verder richtlijnen voor de bebouwing, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen drie zones:

  • Zone A Woningen Schouwerzijlsterweg: De woon-werkkavels liggen aan de Schouwerzijlsterweg en dragen bij aan een nieuwe, dorpse entree van Winsum;
  • Zone B Bedrijfskavels: De bedrijfskavels bevinden zich aan de noordzijde en zijn gericht op het binnenterrein van het bedrijventerrein;
  • Zone C Accentbebouwing: De derde zone is onderdeel van de bedrijfsbebouwing Zone B, maar onderscheid zich gezien de ligging aan de rotonde. De bebouwing vormt daarmee de entree tot het bedrijventerrein (zichtlocatie). Op deze kavels dient de bebouwing een dubbele oriëntatie te hebben. Uitgangspunt op deze kavels is het creëren van een bebouwingsaccent.

Per zone geeft het BKP vervolgens richtlijnen voor bouwhoogte, rooilijnen en kavelafmetingen. Voor zover de beeldkwaliteitsrichtlijnen ruimtelijk relevant zijn, zijn ze vertaald naar de regels die in dit bestemmingsplan zijn opgenomen voor de bestemming 'Bedrijventerrein'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPHetaanlegFase1-VO01_0012.png" Figuur: Stedenbouwkundig plan Fase 1 Het Aanleg Winsum (bron: BKP)

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPHetaanlegFase1-VO01_0013.png" Figuur: zonering beeldkwaliteit stedenbouwkundig plan Fase 1 Het Aanleg Winsum (bron: BKP)

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Vormvrije merbeoordeling

Beleid en Normstelling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

  • Voor de ontwerp-bestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
  • Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.

Onderzoek

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de uitbreiding van een bedrijventerrein met een oppervlakte van circa 1,5 hectare. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Dit betekent wel dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is.

De vormvrije m.e.r. beoordeling wordt als bijlage aan het ontwerpbestemmingsplan toegevoegd.

4.2 Milieuzonering

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieu-hinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. In bepaalde gevallen kan gemotiveerd worden dat er geen sprake is van een 'rustige woonwijk', maar van een 'gemengd gebied'. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een lint in een dorpskern waar meerdere functies naast elkaar zitten. Of bij een gebied dat langs een drukke ontsluitingsweg ligt. Bij een 'gemengd gebied' kunnen de richtafstanden met 1 afstandsstap verkleind worden. Uitzondering hierop is de richtafstand voor externe veiligheid. Deze wordt niet verkleind.

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPHetaanlegFase1-VO01_0014.png"

Figuur: Milieucategorie met bijbehorende richtafstanden VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009)

Onderzoek en conclusies

Langs de Schouwerzijlsterweg worden woon-werk kavels mogelijk gemaakt. Het gaat hierbij dus om bedrijfswoningen die behoren bij het eigen bedrijf (behorende bij de inrichting). Dienst- of bedrijfswoningen behorende bij de eigen inrichting worden niet beschermd vanuit de milieuregelgeving. Vanuit een goede ruimtelijke ordening moet er wel sprake zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Fase 1 bevat naast de ontwikkeling van woon-werkkavels, de ontwikkeling van meer publieksgericht bedrijven in het overige gedeelte van het plangebied. Het gaat om lichte bedrijven met een maximale milieu categorie van 2. Het woon- en leefklimaat van de bedrijfswoningen aan de Schouwerzijlsterweg mag aanvaardbaar worden geacht

De bedrijven ten zuiden van de Schouwerzijlsterweg zijn overwegend lichte bedrijven, met een maximale milieucategorie van 2. De richtafstand bedraagt 10 meter. De afstand tussen de betreffende bestemmingsgrenzen aan weerszijde van de Schouwerzijlsterweg bedraagt 13 meter. De afstand tot de bouwvlakken van de bedrijfswoningen aan de Schouwerzijlsterweg tot aan de bestemmingsgrens van de bedrijven ten zuiden van de Schouwerzijlsterweg bedraagt 21 meter. De richtafstand wordt derhalve gehaald.

4.3 Archeologie

Toetsingskader

Rijk en provincie stellen zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologisch erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.

Doelstelling van het Verdrag van Valetta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.

Onderzoek en conclusies

In het vigerende bestemmingsplan zijn -op basis van de voor de regio Noord-Groningen opgestelde Archeologische Advieskaart de terreinen van monumentale of hoge archeologische waarde onderverdeeld in respectievelijk de bestemmingen ‘Waarde - Archeologie 1, 2, 3 en 4’. De dubbelbestemming 'archeologie 4' is gelegen ten zuiden van de sportvelden, op de Schouwerzijlsterweg. Bij ingrepen waarbij de bodem over een oppervlakte groter dan 200 m2 en dieper dan 45 cm - mv wordt geroerd is archeologisch onderzoek nodig.

De reconstructie en herinrichting van de Schouwerzijlsterweg strekt zich uit over de gehele lengte van het tracé wat tot het plangebied behoort. De weg zal daarbij gedeeltelijk ook meer naar het noorden verschuiven. De wegverlegging zal daarbij slechts voor een klein oppervlakte binnen de archeologiebestemming vallen, namelijk voor 40 m2.

In planologische zin is de wegverlegging al mogelijk want de reconstructie valt binnen de vigerende bestemming 'Verkeer-verblijf'. Om deze reden wordt, in combinatie met de hierboven genoemde geringe oppervlakte, een archeologisch onderzoek niet noodzakelijk geacht. De dubbelbestemming 'archeologie 4' wordt conform de huidige situatie opgenomen in dit bestemmingsplan.

4.4 Cultuurhistorie

Toetsingskader

De regering heeft in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgelegd dat gemeenten vanaf 1 januari 2012 in hun bestemmingsplannen rekening moeten houden met aanwezige cultuurhistorische waarden. Burgers krijgen hiermee het recht om bij de planning van bouwwerkzaamheden aan te geven of er cultureel erfgoed wordt geraakt.

Onderzoek en conclusie

Binnen het plangebied is sprake van een pand met een cultuurhistorische betekenis. het betreft de in 1952 gebouwde gymzaal. Het pand is momenteel in gebruik door enkele sportverenigingen. Het karakteristieke pand is een fraai voorbeeld van de wederopbouwarchitectuur.

Ook het voormalig slachthuis aan de Schouwerzijlsterweg, gebouwd rond 1930 (later gemeente werkplaats en thans in gebruik door de kanovereniging) is van cultuurhistorische betekenis. Dit pand valt echter buiten het plangebied van dit bestemmingsplan.

Het is nog niet geheel duidelijk wat er met de oude gymzaal gaat gebeuren. In dit bestemmingsplan is er daarom voor gekozen om een bedrijfsbestemming op de locatie te leggen, met een aanduiding voor de gymzaal (aanduiding 'sportzaal'). Op deze manier kan het gehele terrein ontwikkeld worden ten behoeve van bedrijven, maar kan de huidige functie worden voortgezet. Daarnaast is de dubbelbestemming 'Waarde - Ruimtelijke kwaliteit' in combinatie met de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - karakteristiek gebouw' op dit pand gelegd. Hiermee wordt de cultuurhistorische betekenis van het gebouw gewaarborgd en is sloop slechts onder voorwaarden mogelijk.

4.5 Bodem

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient er in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat als de bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig gesaneerd wordt, dat het kan worden gebruikt voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen worden bij voorkeur op schone grond gerealiseerd. Verdachte plekken met betrekking tot de kwaliteit van de bodem dienen in het kader van de Wet bodembescherming bij ruimtelijke plannen en projecten te worden gesignaleerd vanuit een goede ruimtelijke ordening.

Onderzoek en conclusie

Ten behoeve van dit bestemmingsplan is door ingenieursbureau MUG een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. De uitkomsten van dit onderzoek laten het volgende zien:

Plaatselijk is ter hoogte van de Schouwerzijlsterweg 1 onder de asfalt verharding een licht verhoogde gehalte aan minerale olie aangetoond. De aangetroffen gehalten houden relatie met een voormalige tanklocatie aan de Schouwerzijlsterweg 1. Hier is in 2016 door MUG nog onderzoek uitgevoerd. De aangetroffen gehalten liggen in nagenoeg dezelfde orde groote als destijds binnen dit perceel is aangetoond. Het omvat hierbij op basis van een indicatieve toetsing aan de Regeling Bodemkwaliteit niet toepasbare grond. Hier dient tijdens de werkzaamheden rekening mee te worden gehouden, dat indien hier grondroerende werkzaamheden plaatsvindt of grond wordt ontgraven dit afgevoerd dient te worden naar een erkend verwerker (geen saneringscondities).

In de overige onderzochte grondmonsters worden ten hoogste licht verhoogde gehalten aan zware metalen en PAK aangetoond. Geen noemenswaardige verhogingen die de voorgenomen ontwikkeling in de weg zou kunnen staan. In het grondwater wordt een vergelijkbaar beeld aangetoond. Ten hoogstens lichte verhoogde concentraties aan zware metalen die de streefwaarde overschrijden. Uit het asfalt onderzoek blijkt dat plaatselijk (ter hoogte van de RWZI) een teerhoudende slijtlaag is aangetroffen. Verder zijn er geen PAK houdende lagen aangetoond.  

Samenvattend wordt dus alleen ter hoogte van de Schouwerzijlsterweg 1 een licht verhoogde gehalte aan minerale olie aangetoond. De rest ligt in lijn met de verwachting. Ondanks dat plaatselijk licht verhoogde gehalten aan zware metalen, PAK en PCB’s zijn aangetoond vormt dit geen aanleiding tot het uitvoeren van nadere onderzoeksinspanningen. Vanuit milieuhygiënisch oogpunt zijn er geen

belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.

Het verkennend bodemonderzoek is opgenomen als bijlage 3 bij de toelichting.

4.6 Verkeer en parkeren

Bereikbaarheid en ontsluiting

De locatie is zowel vanuit het dorp als vanaf de provinciale weg N361 voor gemotoriseerd verkeer goed toegankelijk via de rotonde bij de hoofdentree. De Schouwerzijlsterweg is, met zijn ligging naast het Winsumerdiep en tussen de landerijen, een aantrekkelijke route voor fietsers en wandelaars. Het langeafstandswandelroute Pieterpad loopt via de Schouwerzijlsterweg naar het centrum van Winsum. Daarnaast is er een wandelpad door de groenstructuur aan het Omsnijdingskanaal.

Het bedrijventerrein Het Aanleg fase 1 wordt ontsloten via de rotonde N361, de hoofdstructuur van Het Aanleg en vervolgens de interne ontsluiting. Via deze interne ontsluiting worden alle bedrijfskavels ontsloten en alle voorkanten van bedrijfsbebouwing zijn op deze straat gericht.

Parkeren

In het stedenbouwkundig plan zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd met betrekking tot verkeer en parkeren:

Ten behoeve van de functies die vooral publieksgericht zijn wordt er in de openbare ruimte ruim voorzien in openbare parkeerplekken (circa 60 openbare parkeerplekken). Op de bedrijfspercelen dient voldoende ruimte over te blijven voor onder meer parkeren op eigen erf en voor het manoeuvreren en laden en lossen van vrachtwagen e.d. Elk bedrijfskavel wordt met één in-/uitrit ontsloten op de openbare weg. Werknemers van de bedrijfskavels parkeren op eigen perceel. Voor de woningen geldt dat minimaal twee parkeerplaatsen op eigen erf worden voorzien. De woningen worden via een duiker ontsloten op de Schouwerzijlsterweg.

4.7 Water

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moeten ruimtelijke plannen voorzien zijn van een waterparagraaf. Hiervoor wordt het proces van de watertoets doorlopen. Bij het watertoetsproces gaat het om het hele proces van vroegtijdig meedenken, informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het waterschap beoordeelt wat de invloed van het project is op de waterhuishouding en geeft een wateradvies. Waterhuishoudkundige consequenties van een plan mogen niet op de omgeving worden afgewenteld. Het waterschap streeft ernaar de ingrepen binnen een peilgebied water neutraal te houden. Wateraspecten die met een specifiek instrument kunnen worden geregeld, worden in de watertoets wel gesignaleerd, maar niet geregeld.

Watertoets

Via www.dewatertoets.nl is het plan op 17 juni 2021 aangemeld bij het waterschap Noorderzijlvest (Dossiercode 20210617-34-26865). Zie ook bijlage 4. Hieruit blijkt dat de normale procedure gevolgd moet worden. Het plan heeft invloed op de waterhuishouding en/of raakt de belangen van het waterbeheer. De uitgangspuntennotitie beschrijft de relevante wateraspecten op basis van geraakte kaartlagen en beantwoorde vragen en is onderdeel van genoemde bijlage.

Ten aanzien van het onderwerp 'Toename verhard oppervlak' vermeld de uitgangspuntennotitie het volgende: Door toename van verhard oppervlak stroomt regenwater, als het wordt verzameld via kolken en goten, sneller af richting oppervlaktewater waardoor afvoeren en piekwaterstanden toenemen. Dit kan leiden tot wateroverlast. Bij een toename van het verhard oppervlak met meer dan 750 m² (in de bebouwde kom, binnen gemeentelijke uitbreidingsplannen en in glastuinbouwgebieden) of 2500 m² (in overige gebieden) is compensatie door aanleg van waterberging nodig. Om versnelde afvoer te voorkomen is afwatering op het aangrenzende maaiveld of berm een optie. Ook gebruik van waterpasserende bestrating, aanleg van wadi's en infiltratiestroken of andere voorzieningen kunnen bijdragen aan het voorkomen van versnelde afvoer. Waterschap Noorderzijlvest kan daarin adviseren.

Voor plannen waarvan de bruto oppervlakte kleiner is dan 10 hectare kan de waterberging volgens de volgende praktische vuistregel berekend worden: Het extra te realiseren wateroppervlak is gelijk aan 10% van de toename van het verhard oppervlak dat versnelde afvoer veroorzaakt.

Watercompensatie in het plangebied

Er is door de voorgenomen planontwikkeling sprake van een toename van verhard oppervlakte. deze toename bedraagt voor ontsluiting en parkeren: 4.000 m². De toename verharding ten gevolge van de uit te geven kavels bedraagt : 15.600 m² * 70% = 10.900 m² .

In totaal is sprake van een toename van verhard oppervlak van 14.900 m² . Hiervan dient 10% te worden gecompenseerd (zijnde 1.490 m²). Met het planvoornemen is rekening gehouden met circa 2.000 m² extra water ter compensatie. De oppervlakte aan nieuw water zoals in het plan ingetekend is, is berekend vanaf de waterlijn. Daarnaast kunnen de parkeervakken zodanig uitgevoerd worden dat deze het hemelwater opvangen en vertraagd afvoeren.

Afvoer van riool- en hemelwater

Het beleid van waterschap en gemeente is dat afvalwater en schoon hemelwater gescheiden moeten worden afgevoerd. Als er mogelijkheden zijn om het hemelwater rechtstreeks naar aanwezig oppervlaktewater af te voeren, heeft dat de voorkeur.

Binnen het plangebied wordt een gescheiden stelsel aangelegd. Water dat op percelen valt bij woningen die grenzen aan een watergang, voeren hun water af op het oppervlaktewater. Water dat op percelen valt bij woningen die niet grenzen aan een watergang wordt afgevoerd op het HWA (hemelwaterafvoer)riool. Water dat valt op wegverharding wordt eveneens afgevoerd via het HWA riool.

Ten behoeve van het aansluiten van de nieuwe watergangen op bestaand water vindt afstemming plaatst met het waterschap. Dit geldt ook voor het realiseren van eventuele lozingspunten vanuit het RWA. Door deze slim te positioneren kunnen de uitlaten een bijdrage leveren in de doorstroming van de watergangen.

In de zuid-oosthoek van het plangebied bevindt zich een rioolgemaal. Dit is onder de bestemming 'Bedrijf – Nutsvoorzieningen' gebracht. Door het plangebied loop ook een rioolpersleiding. Zie verder paragraaf 4.12 Kabels en leidingen.

4.8 Geluid (wegverkeerslawaai)

Toetsingskader

Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.

Indien niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan, kan het bevoegd gezag - in de meeste gevallen de gemeente - hogere grenswaarden vaststellen. Hiervoor geldt een bepaald maximum, de uiterste grenswaarde genoemd. Bij de vaststelling van hogere grenswaarden moet worden afgewogen of bronmaatregelen of maatregelen in de overdrachtssfeer kunnen worden getroffen.

Onderzoek en conclusie

Het plangebied ligt binnen de geluidzone van de N361, waar een maximum snelheid van 80 km/u geldt. Ten oosten van de N361 bevinden zich eveneens woonbestemmingen en wordt deze functie uit akoestisch oogpunt aanvaardbaar geacht. Het is aannemelijk dat ook aan de westzijde deze functie aanvaardbaar wordt geacht. De Schouwerzijlsterweg is een 30 km/u weg. Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) is een akoestisch onderzoek niet verplicht. Uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening dient het geluidsaspect echter wel bekeken te worden. Gezien de lage verkeersintensiteit van de Schouwerzijlsterweg en de aan te houden afstand van de bedrijfswoningen tot aan deze weg (5 m) wordt er vooralsnog van uitgegaan dat wegverkeerlawaai geen belemmerende factor is.

Omdat het plangebied binnen de geluidzone van de N361 ligt , waar een maximum snelheid van 80 km/u geldt, wordt een akoestisch onderzoek SRM-II uitgevoerd naar wegverkeerslawaai. De Schouwerzijlster-weg is een 30 km/u weg. Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) is een akoestisch onderzoek niet verplicht. Uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening dient het geluidsaspect echter wel bekeken te worden. Daarom wordt ook deze weg meegenomen in het akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai. De resultaten van dit onderzoek worden te zijner tijd verwerkt in het bestemmingsplan.

4.9 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijnstof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijnstof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven.

Tabel: Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Stof   Toetsing van   Grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³  
fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg /m³  

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een plan heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een plan valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Onderzoek en conclusie

In dit plan wordt de realisatie van enkele woonwerk kavels en publieksgerichte bedrijvigheid toegestaan op een oppervlakte van circa 1,5 hectare. Het aantal vervoersbewegingen die de voorgestane ontwikkeling met zich mee brengt is veel geringer dan het aantal vervoersbewegingen ten gevolge van de toetsing vrijgestelde categorieën zoals hierboven genoemd. Bovendien kent het plangebied in z'n huidige vorm al de nodige vervoersbewegingen ten gevolge van de sportvelden. Deze vervoersbewegingen zijn komen te vervallen. De conclusie is dan ook dat de voorgestane ontwikkeling dit plangebied, niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

Daarnaast blijkt uit de Rapportages Luchtkwaliteit van de Provincie Groningen, dat met uitzondering van de gemeente Groningen er geen sprake is van overschrijding van luchtkwaliteitsnormen in het ommeland. Problemen aangaande de luchtkwaliteit, zoals overschrijdingen van een grenswaarde, worden, gelet op de voorgenomen ontwikkeling en de bestaande luchtkwaliteit, dan ook niet verwacht. Op basis van artikel 5.16, lid 1, aanhef en onder c kan het project zonder nader onderzoek doorgang vinden. De voorgestane ontwikkeling wordt dan ook niet belemmerd door het aspect luchtkwaliteit.

4.10 Ecologie

4.10.1 Toetsingskader

Wet natuurbescherming

Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving. Binnen de Wet natuurbescherming is onderscheid te maken tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.

4.10.2 Onderzoek en conclusies

1. Quick scan wet natuurbescherming

Er is een quick scan flora en fauna uitgevoerd. De quick scan is gebaseerd op het onderdeel soortbescherming. Tevens is een inschatting gemaakt van de eventuele effecten van de voorgenomen plannen op in de omgeving liggende beschermde natuurgebieden (Natura 2000 en NNN/EHS) (onderdeel gebiedsbescherming).

Op basis van deze quick scan wordt ten aanzien van de gebiedsbescherming het volgende geconcludeerd: Het plangebied valt niet onder de NNN/EHS, ganzenfoerageergebieden of weidevogelgebieden aangesteld door de provincie Groningen. Een toetsing naar een mogelijk conflict tussen gebiedsbescherming en het initiatief is niet van toepassing.

Ten aanzien van stikstofgevoeligheid vermeldt de quick scan het volgende: In de omgeving van het plangebied zijn de volgende Natura 2000-gebieden te vinden: Waddenzee (10,2 km) en Lauwersmeer (13,8 km). Voor de Waddenzee zijn zowel habitattypen als habitatrichtlijnsoorten aangewezen, zoals permanent overstroomde zandbanken en noordse woelmuis. Tijdens de uitvoering van de voorgenomen werkzaamheden komt er waarschijnlijk extra stikstof vrij door bijvoorbeeld het inzetten van mobiele werktuigen. Deze extra stikstofemissie heeft mogelijk een effect op de voorgenoemde gebieden welke zijn aangewezen voor diverse (stikstof)geschikte habitattypen en soorten. Gezien de grote afstand tot Natura 2000-gebieden is het echter onwaarschijnlijk dat de kritische depositiewaarden (KDWs) van de habitattypen in deze gebieden zullen worden overschreden als gevolg van de werkzaamheden. Een Aerius-berekening in het kader van Natura 2000 wordt niet nodig geacht.

Ten aanzien van de soortenbescherming wordt geconcludeerd dat het project doorgang kan vinden binnen de kader van de Wet natuurbescherming, mits men zich houdt aan de in de rapportage opgenomen aanbevelingen. Deze aanbevelingen zijn hieronder in hoofdlijnen opgenomen:

Aanbevelingen

Algemene broedvogels

Het plangebied biedt mogelijkheden voor vogels om te broeden, in de bomen, struiken en rietkragen in en rondom het terrein. Het gaat hier om soorten waarvan nesten alleen beschermd zijn tijdens het broedseizoen, zoals de kleine karekiet. De werkzaamheden dienen buiten de broedtijd uitgevoerd te worden. Eventueel kan tijdens de broedtijd gewerkt worden, dit dient dan te gebeuren onder begeleiding van een ecoloog.

Jaarrond beschermde boomnesten (roofvogels)

Binnen het plangebied is een zwarte es aangetroffen met daarin een boomnest, waarvan niet kan worden uitgesloten dat deze in gebruik is door een roofvogel. Roofvogelnesten genieten jaarronde bescherming. Deze boom zal met de beoogde werkzaamheden behouden blijven. Mochten de plannen in de toekomst wijzigen en de boom toch gekapt worden, kan er mogelijk een jaarrond beschermd nest verloren gaan. Indien de desbetreffende boom met de werkzaamheden gekapt worden, wordt nader onderzoek geadviseerd om de aanwezigheid van een jaarrond beschermd boomnest vast te stellen, dan wel uit te sluiten.

Jaarrond beschermde nesten (huismus)

Het plangebied biedt broedmogelijkheden voor huismus. De omgeving biedt daarnaast voldoende rustplekken om het plangebied als geschikt functioneel leefgebied voor de huismus te beoordelen. Huismusverblijfplaatsen zijn jaarrond beschermd en kunnen met de beoogde werkzaamheden verloren gaan. Geadviseerd wordt om nader onderzoek uit te laten voeren om de aanwezigheid van jaarrond beschermde nesten van huismussen binnen het plangebied vast te stellen, dan wel uit te sluiten. Wanneer er jaarrond beschermde nesten van huismussen binnen het plangebied worden vastgesteld, dient er een ontheffing te worden aangevraagd voor deze soort. Deze wordt in de regel afgegeven onder de voorwaarde dat er mitigerende en compenserende maatregelen worden uitgevoerd.

Vleermuizen (verblijfplaatsen) 

De in het plangebied aanwezige gebouwen en boomholten zijn geschikt bevonden als vleermuisverblijfplaats. Geadviseerd wordt daarom nader onderzoek naar de aanwezigheid van vleermuisverblijfplaatsen in te slopen gebouwen om vast te stellen of vleermuizen daadwerkelijk in deze gebouwen verblijven. Ook in het geval van renovatiewerkzaamheden kan, afhankelijk van de exacte invulling hiervan, nader onderzoek nodig zijn. Ook in het geval van de kap van bomen met boomholtes wordt nader onderzoek aanbevolen. Indien er verblijfplaatsen van vleermuizen worden vastgesteld binnen het plangebied, dient er voor de desbetreffende soort(en) een ontheffing te worden aangevraagd, welke in de regel wordt afgegeven onder de voorwaarde dat er compenserende en mitigerende maatregelen worden uitgevoerd.

Vleermuizen (vliegroute)

De aanwezigheid van een essentiële vliegroute voor diverse soorten vleermuizen boven het Winsumerdiep ten zuiden van het plangebied en de hierop aansluitende brede watergang welke het plangebied aan de noordwestzijde scheidt van de omgeving kan niet op voorhand worden uitgesloten. Geadviseerd wordt om deze watergangen onaangetast te laten en de hoeveelheid lichtuitstraling boven het wateroppervlak van deze watergangen tussen zonsondergang en zonsopkomst gelijk te houden met de huidige situatie. Dit geldt zowel voor de periode van uitvoering van de werkzaamheden als in de uiteindelijke situatie. Wanneer dit niet mogelijk is, wordt nader onderzoek geadviseerd om de aanwezigheid van een essentiële vliegroute vast te stellen, dan wel uit te sluiten. Indien er essentiële vliegroute van vleermuizen wordt vastgesteld binnen de invloedssfeer van de werkzaamheden, dient er voor de desbetreffende soort(en) een ontheffing te worden aangevraagd, welke in de regel wordt afgegeven onder de voorwaarde dat er compenserende en mitigerende maatregelen worden uitgevoerd.

Waterspitsmuis

De aanwezigheid van leefgebied van waterspitsmuizen in de waterlichamen en oevers binnen en rondom het plangebied kan niet op voorhand worden uitgesloten. Geadviseerd wordt werkzaamheden aan deze waterpartijen en oevers te vermijden en deze niet aan te tasten. Indien dit niet mogelijk is, wordt nader onderzoek geadviseerd. Indien leefgebied van waterspitsmuizen wordt vastgesteld, dient er voor deze soort een ontheffing te worden aangevraagd, welke in de regel wordt afgegeven onder de voorwaarde dat er compenserende en mitigerende maatregelen worden uitgevoerd.

Zorgplicht

Er kunnen soorten voorkomen in het plangebied waarvoor een vrijstelling geldt in geval van schade aan deze soorten. Op deze soorten is wel de zorgplicht van toepassing. Deze kan tot uiting worden gebracht door zo te werken dat dieren de kans krijgen om te vluchten naar habitat buiten de invloedssfeer van de werkzaamheden of dieren (zoals vrijgestelde amfibieën) naar een dergelijke habitat te verplaatsen.

2. Boomholtencheck

Tijdens een reeds uitgevoerde Quickscan zijn binnen het plangebied een vijftal boomholten aangetroffen, waarvan niet op voorhand kon worden uitgesloten dat deze geschikt waren als verblijfplaatsen voor vleermuizen (Bureau FaunaX, 2021). Bureau FaunaX heeft vervolgens op 30 augustus 2021 een boomholtencheck uitgevoerd, waarbij de vijf aangetroffen boomholten met een endoscoop zijn gecontroleerd op geschiktheid voor vleermuizen. Ten tijde van het veldbezoek is gebleken dat alle boomholten binnen het plangebied niet geschikt zijn als verblijfplaats voor vleermuizen. De aanwezigheid van verblijfplaatsen van vleermuizen in boomholten binnen het plangebied kan derhalve op voorhand worden uitgesloten. Met deze boomholten hoeft binnen het planvoornemen geen rekening gehouden te worden.

De overige adviezen uit het Quickscan rapport blijven wel van kracht. Het nader onderzoek naar vliegroutes van vleermuizen is inmiddels uitgezet. De resultaten worden te zijnder tijd verwerkt in het bestemmingsplan. De boomholtencheck is opgenomen als bijlage 2 bij de toelichting.

4.10.3 Stikstofdepositie

Naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 met betrekking tot het Programma Aanpak Stikstof wordt bij vrijwel ieder plan stilgestaan bij de mogelijke stikstofemissie en het effect daarvan op Natura 2000-gebieden.

Woningbouwplannen of vergelijkbare projecten kunnen leiden tot een toename van de stikstofdepositie ter plaatse van stikstofgevoelige habitattypen in een Natura 2000gebied. Deze toename van de stikstofdepositie kan het gevolg zijn van bouwwerkzaamheden in de aanlegfase (bijvoorbeeld als gevolg van de aanvoer van bouwmaterialen naar en grondverzet op de bouwplaats). Het gebruik van de woningen (de gebruiksfase) kan ook leiden tot een toename van de stikstofdepositie. Deze toename kan bijvoorbeeld het gevolg zijn van het gebruik van gas en het autoverkeer van bewoners en bezoekers van de woningen. Hieronder wordt nader ingegaan op de stikstofdepositie van het plan in de aanleg- en gebruiksfase.

Wet stikstofreductie en natuurverbetering (Wsn)

De Wet stikstofreductie en natuurverbetering (Wsn) regelt een vrijstelling van de vergunningplicht in artikel 2.7 lid 2 Wnb voor de aanlegfase van bouwwerkzaamheden. Deze vrijstelling geldt alleen voor de effecten als gevolg van stikstofdepositie en niet voor eventuele andere effecten als gevolg van het project op Natura-2000 gebieden. De vrijstelling is verder uitgewerkt in het Besluit stikstofreductie en natuurverbetering (Bsn). De planning is dat de Wsn en Bsn per 1 juli 2021 in werking zullen treden maar die datum is nog niet definitief.

Wat valt onder de vrijstelling:

  • het bouwen en slopen van een bouwwerk;
  • het aanleggen, wijzigen en opruimen van een werk (bijvoorbeeld voor duurzame energieopwekking en grond-, weg- en waterbouw zoals pleinen, straten, het verplaatsen van grond in het kader van bouwrijp maken van een terrein, spoorwegen, waterstaatswerken, waterwegen, waterkeringen, energie-infrastructuur, telecommunicatieinfrastructuur, openbare hemelwater- en ontwateringsstelsels en vuilwaterriolen.
  • De vervoersbewegingen die samenhangen met de werkzaamheden (o.a. het aan- en afvoeren van bouwmaterialen en emissies van werktuigen op de bouwplaats)

De productie van bouwmaterialen valt niet onder de vrijstelling. Als een bestemmingsplan dient om bepaalde bouwactiviteiten of de aanleg of wijziging van werken mogelijk te maken, zal voor dit onderdeel van het plan kunnen worden verwezen naar het feit dat al een beoordeling door de wetgever heeft plaatsgevonden die een partiële vrijstelling voor de bouwfase van het project heeft vastgesteld.

Verder introduceert het Bsn ook, per inwerkingtreding van de Omgevingswet, een plicht om bij vergunningplichtige bouwactiviteiten op basis van het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) stikstof reducerende maatregelen te treffen die voorafgaand aan de bouwwerkzaamheden aan het bevoegd gezag moeten worden voorgelegd, ter stimulering van de transitie naar een 'schonere' bouwfase. De invoering van de Omgevingswet is op 1 juli 2022 voorzien.

Stikstofemissie in relatie tot voorgenomen ontwikkeling

Voor wat betreft de aanlegfase kan, vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Wsn op 1 juli 2021, worden geconcludeerd dat al een beoordeling door de wetgever heeft plaatsgevonden die een partiële vrijstelling voor de bouwfase van het project heeft vastgesteld. De terinzagelegging van dit bestemmingsplan na 1 juli 2021 rechtvaardigt het vooruitlopen op de inwerkingtreding van de wet.

Bij kleine stedelijke ontwikkelingsprojecten, zoals woningbouwplannen, gemengde stedelijke functies of solitaire bedrijven met een beperkte milieubelasting geldt dat er in de gebruiksfase alleen vanuit verkeer enige stikstofemissie te verwachten, aangezien er vanaf nu gasloos gebouwd moet worden. Effecten van stikstof vanwege wegverkeer hebben een beperkt bereik. Dergelijke bronnen zijn namelijk dicht bij de grond geplaatst, waardoor de stikstof snel neerslaat. Onder de PAS werd een effectafstand voor hoofdwegen of hoofdvaarwegen van respectievelijk 3 of 5 kilometer ten opzichte van het dichtstbijzijnde stikstofgevoelige habitat gerekend. De potentiële effecten van kleine woningbouwlocaties zijn uitsluitend het gevolg van verkeer en tijdelijke werkzaamheden in de aanlegfase. Vanwege de aard van de emissie hiervan (beperkt in hoeveelheid en laag bij de grond) en op basis van honderden uitgevoerde AERIUSberekeningen wordt ingeschat dat een toename van de stikstofdepositie niet zal optreden op een afstand meer dan 5 kilometer. Het gaat dan om stedelijke (gasloze) ontwikkelingen met een beperkte omvang, tot maximaal 100 woningen. Er hoeft in die gevallen geen vergunning op grond van de Wnb aangevraagd te worden. De emissie van stikstof vanuit het materieel dat wordt gebruikt in de realisatiefase is vergelijkbaar met dat van wegverkeer, dat tot op afstand van maximaal 5 kilometer relevant kan zijn. Ook deze emissie vindt vlak aan de grond plaats en wordt niet mechanisch hoog de lucht in geblazen.

Het plangebied ligt op ruime afstand van beschermde natuurgebieden. Het dichtstbijzijnde stikstofgevoelig gebied, Waddenzee, ligt op ruim 10 kilometer van het plangebied. Stedelijke (gasloze) ontwikkelingen met een beperkte omvang, tot maximaal 100 woningen, zorgen niet voor een toename van de stikstofdepositie op een afstand meer dan 5 kilometer van het Natura-2000 gebied. Daarnaast wordt voor de woningen geen emissie gerekend omdat deze gasloos worden opgeleverd. Het verkeer gaat daarnaast vrijwel direct op in het heersende verkeersbeeld. Gelet op de beperkte omvang en de aard van het project en de afstand tot de relevante gebieden kan geconcludeerd worden dat het plan niet zal leiden tot een toename van de stikstofdepositie in de kritische gebieden en dat het daarom op voorhand duidelijk is dat deze in redelijkheid, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen voor een Natura 2000 gebied de kwaliteit van de natuurlijke habitats of de habitats van soorten in dat gebied niet kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor dat gebied is aangewezen. Ofwel: het is op voorhand voldoende duidelijk dat de toename van stikstofdepositie op gebieden waarvan de kritische depositiewaarde wordt overschreden ten hoogste 0,00 mol/hectare/jaar is.

Conclusie

De ontwikkeling heeft, mede gelet op de aard en omvang van de ontwikkeling, geen negatieve effecten op natuurwaarden die op grotere afstand liggen. Nader onderzoek naar stikstofemissie wordt niet nodig geacht. Het aspect 'stikstofemissie' vormt geen belemmering voor de voorgestane ontwikkeling op deze locatie.

4.11 Externe veiligheid

Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Er geldt een oriënterende waarde voor het groepsrisico en onder voorwaarden een verantwoordingsplicht tot 200 m binnen de transportroute.

Onderzoek en conclusie

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPHetaanlegFase1-VO01_0015.png" Figuur: Uitsnede risicokaart met het plangebied rood omkaderd

Overeenkomstig de professionele risicokaart waarin relevante risicobronnen getoond worden, zijn er geen risicovolle inrichtingen met een externe werking. Ook vindt er in de omgeving geen transport van gevaarlijke stoffen plaats via de weg, het water of door buisleidingen.

Ten oosten van het plangebied bevindt zich de spoorlijn Sauwerd – Roodeschool waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Het invloedsgebied van het spoor wordt bepaald door de stofcategorie C3 en bedraagt 35 meter. Met een afstand van circa 570 meter bevindt het plangebied zich niet in het invloedsgebied. Het groepsrisico hoeft niet berekend of verantwoord te worden.

Het plangebied bevindt zich op korte afstand van de N361 waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Het invloedsgebied wordt bepaald door stofcategorie GF3 en bedraagt 355 meter. Het plangebied bevindt zich in het invloedsgebied. Omdat het plangebied zich binnen de 200 meter van de N361 bevindt, moet het groepsrisico verantwoord worden. De weg heeft geen PR-contour. Uit het advies van de Omgevingsdienst Groningen (Advies externe veiligheid, 14-09-2020) voor het bestemmingsplan 'Winsum Dorp, Winkelcentrum Obergon' (vastgesteld op 06-11-2014) blijkt dat er 75 vervoersbewegingen van GF3 over de N361 plaatsvinden. Tevens blijkt dat het groepsrisico momenteel ruim onder de oriëntatiewaarde is gelegen. Hierdoor kunnen de vuistregels uit de Handleiding Risicoanalyse Transport (HART) toegepast worden. Er kan worden volstaan met een beknopte verantwoording.

Het plan zal in het kader van het vooroverleg voorgelegd worden aan de Omgevingsdienst Groningen. Het advies zal vervolgens in de toelichting verwerkt worden.

Conclusie

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de N361 waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Omdat het plangebied binnen het invloedsgebied en de 200 meter is gelegen, dienen de vuistregels uit de HART te worden toegepast. Er kan worden volstaan met een beknopte verantwoording waarin wordt ingegaan op de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van het plangebied. Verder zijn in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle bronnen aanwezig. Het aspect externe veiligheid vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.12 Kabels en leidingen

In het plangebied zijn geen kabels en leidingen aanwezig die een planologische bescherming nodig hebben. Door het plangebied loopt een rioolpersleiding. Er vindt momenteel afstemming plaats tussen gemeente en waterschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPHetaanlegFase1-VO01_0016.png"

Figuur: rioolpersleiding (bruine lijn)

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Algemeen

In de voorgaande hoofdstukken zijn de uitgangspunten voor de ruimtelijke situatie in het plangebied aangegeven. Deze uitgangspunten zijn getoetst aan de milieu- en omgevingsaspecten en het beleid. In dit hoofdstuk worden de bestemmingen en de bijbehorende regels beschreven.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bouwregels van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld.

5.2 Toelichting op de bestemmingen

5.2.1 Bedrijf-nutsvoorzieningen

In de zuid-oosthoek van het plangebied bevindt zich een rioolgemaal. Dit is onder de bestemming Bedrijf - Nutsvoorzieningen gebracht. De bestemmingsomschrijving ziet toe op gebouwen voor het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen voor de gasvoorziening en dergelijke. Groenvoorzieningen, paden, water, bijbehorende erven en terreinen zijn eveneens toegestaan. De hoogte van de bouwwerken is op de verbeelding weergegeven en bedraagt maximaal 3 meter.

5.2.2 Bedrijventerrein

Zowel de woon-werk kavels als de publieksgerichte bedrijven zijn onder de bestemming 'Bedrijventerrein' gebracht. De bestemmingsomschrijving ziet toe op bedrijfsmatige activiteiten behorende tot de milieucategorieën 1 en 2. Geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven zijn niet toegestaan. Langs de Schouwerzijlsterweg zijn bedrijfswoningen toegestaan. Deze zijn op de verbeelding aangeduid. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning zijn eveneens onder de bestemmingsomschrijving gebracht.

Op het bedrijventerrein wordt een nieuw politiebureau gevestigd. De locatie van het nieuwe politiebureau is aangeduid op de verbeelding met de aanduiding 'maatschappelijk'.

In de bouwregels voor de bedrijfsgebouwen is geregeld dat bedrijfsgebouwen of overkappingen uitsluitend binnen een bouwvlak mogen worden gebouwd. Het bebouwingspercentage bedraagt ten hoogste 70%. De afstand van een bedrijfsgebouw of overkapping tot de bouwperceelgrens bedraagt minimaal 3 meter. De onderlinge afstand tussen de bedrijfsgebouwen bedraagt ten minste 4 meter. De maximale bouwhoogte van een bedrijfsgebouw of overkapping is op de verbeelding weergegeven en bedraagt 9 dan wel 12 meter. Dit geldt ook voor de minimale- en maximale breedte van een bouwperceel ( 20 respectievelijk 40 meter).

In de bouwregels voor de bedrijfswoningen is geregeld dat een bedrijfswoning uitsluitend binnen een bouwvlak mag worden gebouwd, eveneens mag er alleen een bedrijfswoning worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'. Per bedrijf mag één bedrijfswoning worden gebouwd. In de zone langs de Schouwerzijlsterweg mogen minimaal 4 en maximaal 7 bedrijfswoningen worden gebouwd. Als minimale kavelbreedte wordt hier 20 meter gehanteerd, als maximale kavelbreedte 40 meter. De woningen aan de Schouwerzijlsterweg krijgen een licht verspringende rooilijn: 8-10 meter vanaf rand kavel (=midden sloot). Dit sluit aan bij het gewenste straatbeeld met diepe, groene voortuinen. Op deze wijze kunnen de woon-werkkavels aan de Schouwerzijlsterweg bijdragen aan een nieuwe entree van Winsum. Het dorpse karakter wordt hiermee gewaarborgd.

De maximale goot- en bouwhoogte hoogte van een bedrijfswoning is op de verbeelding weergegeven en bedraagt:

- Zone A Woningen Schouwerzijlsterweg: goothoogte maximaal 3,5 meter

- Zone B Bedrijfskavels: bouwhoogte maximaal 8m.

- Zone C Accentbebouwing: bouwhoogte maximaal 11m.

5.2.3 Groen

De aanwezige groenvoorzieningen aan de rand van het plangebied zijn onder de bestemming Groen' gebracht. De bestemmingsomschrijving ziet toe op groenvoorzieningen, water en paden. De bergingen bij de woonschepen zijn toegestaan voor zo ver ze zijn aangeduid (aanduiding 'bijgebouwen'). Er mag per woonschip één berging worden gebouwd met een oppervlakte van maximaal 10 m² en een hoogte van maximaal 2 meter. Erf- en terreinafscheidingen zijn toegestaan tot een hoogte van 2 meter. Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' zijn geen erf- en terreinafscheidingen toegestaan.

5.2.4 Verkeer-Verblijf

De verkeersontsluiting in het plangebied is onder de bestemming 'Verkeer - Verblijf' gebracht. De bestemmingsomschrijving ziet toe op wegen en straten, paden, parkeervoorzieningen, nuts- en groenvoorzieningen en water. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

5.2.5 Water

De hoofdwaterlopen en grote waterpartijen zijn onder de bestemming 'Water' gebracht. De bestemmingsomschrijving ziet toe op waterlopen en waterpartijen, bermen en beplanting;, paden, oevers en groenvoorzieningen. Recreatief medegebruik is toegestaan. De bij de bestemming behorende bouwwerken zoals bruggen, dammen, duikers en/of opritten zijn eveneens toegestaan. Er mogen geen gebouwen in of op het water worden gebouwd.

5.2.6 Waarde- Archeologie 4

In de voor de regio Noord-Groningen opgestelde Archeologische Advieskaart zijn de terreinen van monumentale of hoge archeologische waarde weergegeven en onderverdeeld in respectievelijk de bestemmingen ‘Waarde -Archeologie 1, 2, 3 en 4’. Voor het plangebied van dit bestemmingsplan is de bestemming 'Waarde- Archeologie 4' van toepassing. Bij ingrepen waarbij de bodem over een oppervlakte groter dan 200 m2 en dieper dan 45 cm - mv wordt geroerd is archeologisch onderzoek nodig.

5.2.7 Waarde-Ruimtelijke kwaliteit

De voor 'Waarde - Ruimtelijke kwaliteit' bestemde gebieden zijn mede bestemd voor het behoud van de bestaande ruimtelijke kwaliteiten. De dubbelbestemming is gelegd op de gymzaal en ziet toe op de cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarde en functie in het landschap en van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - karakteristiek gebouw'. Hiermee wordt de cultuurhistorische betekenis van het gebouw gewaarborgd en is sloop slechts onder voorwaarden mogelijk.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Aangaande de economische uitvoerbaarheid zijn de volgende aspecten van belang. Ten behoeve van de planontwikkeling zijn de gronden binnen het plangebied geheel aangekocht dan wel reeds in eigendom. Er is/wordt een exploitatieberekening gemaakt, waarin de grondkosten zijn opgenomen, zoals de (grond)aankopen, de kosten van het bouw- en woonrijp maken, de planontwikkelings- en procedure kosten, alsmede geraamde opbrengsten en de rentecomponenten. De kosten van het plan worden grotendeels gedekt door inkomsten vanwege de planontwikkeling. In de exploitatieopzet wordt rekening gehouden met een gefaseerde uitvoering. Op grond hiervan wordt de economische uitvoerbaarheid aangetoond.

De Grondexploitatiewet (onderdeel van de Wet ruimtelijke ordening) stelt een gegarandeerd kostenverhaal verplicht bij het opstellen van bestemmingsplannen waarin bepaalde bouwplannen mogelijk worden gemaakt. Een exploitatieplan is verplicht, tenzij het verhalen van kosten al anderszins is verzekerd, het bepalen van een tijdvak of fasering niet noodzakelijk is en het stellen van eisen en regels omtrent werken en werkzaamheden in het exploitatiegebied niet noodzakelijk is. In dat geval dient de gemeenteraad tegelijk met vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan expliciet en gemotiveerd te besluiten om géén exploitatieplan vast te stellen.

In de situatie van het plangebied voor fase 1 van de uitbreiding van Het Aanleg wordt afgezien van het vaststellen van een exploitatieplan. De gronden zijn inmiddels door de gemeente verworven. De gemeente zet erop in om bij de planuitwerking nadere afspraken -in de vorm van anterieure overeenkomsten- met ontwikkelende partijen te maken.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Bestemmingsplanprocedure

Over de vertaling van het planvoornemen in het (ontwerp)bestemmingsplan worden de gebruikelijke inspraakmogelijkheden geboden. In het kader van het wettelijke verplichte vooroverleg volgens artikel 3.1.1. Bro wordt het voorontwerp van dit bestemmingsplan voorgelegd aan Provincie Groningen en het Waterschap Noorderzijlvest. De reacties van beide instanties worden ter zijner tijd in deze paragraaf verder besproken.

Het ontwerpbestemmingsplan wordt gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode wordt een ieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen (artikel 3.8 Wro). De uitkomsten hiervan kunnen tot aanpassingen van het bestemmingsplan leiden.

Het bestemmingsplan wordt vervolgens, al dan niet gewijzigd, vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.