direct naar inhoud van Regels
Plan: Molenpolder 2023
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1963.BPMolenpolderNMD23-ON01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.2 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.3 aan- en uitbouw

een direct met het hoofdgebouw verbonden gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie en afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.4 aan-huis-verbonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.

1.5 achtererf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

1.6 achtergevel

de achterste grens van een bouwvlak, gezien vanaf de weg waarop het hoofdgebouw is georiënteerd.

1.7 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.8 bedrijf

elke onderneming of gedeelte van een onderneming, welke een organisatorisch zelfstandige eenheid vormt en als zodanig gericht is op de productie of de afzet van goederen of de verlening van diensten; organisatorisch zelfstandige eenheden als hier bedoeld, welke door of vanwege de overheid worden geleid, worden voor de toepassing van deze voorschriften eveneens als bedrijf aangemerkt.

1.9 bestaande afstands-,hoogte-,inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

1.10 bestaande bouwwerken

op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan bestaande bouwwerken, die zijn of worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

1.11 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.12 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1963.BPMolenpolderNMD23-ON01 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen.

1.13 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.14 betaalbare koopwoning

een sociale koopwoning met een koopprijs vrij op naam van maximaal € 245.000,-, uitgaande van het prijspeil van 1 januari 2023 geïndexeerd op basis van de BDB Bouw(kosten)data index.

1.15 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.16 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.17 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.

1.18 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.19 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.20 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.21 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.22 bijgebouw

een vrijstaand of aangebouwd gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht te onderscheiden is van een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, zoals garages, hobbyruimten, bergingen en huisdierenverblijven.

1.23 bijzondere woonvormen

bijzondere woonvormen kunnen in ieder geval zijn:

  • a. geclusterde woonvormen voor doelgroepen;
  • b. collectief particulier opdrachtgeverschap (CPO) of Mede-opdrachtgeverschap (MO);
  • c. gemengde doelgroepen, zoals kangoeroewoningen of woonvormen met studenten en senioren;
  • d. innovatieve bouwproducten (in materiaal, werkwijze of concept);
  • e. filosofisch wonen, zoals Tiny Houses;
  • f. standplaatsen voor woonwagens;
  • g. natuur-inclusief bouwen, zoals op een biotoop;
  • h. stikstofneutraal en circulair bouwen;
  • i. autarkisch (eventueel drijvend) bouwen.
1.24 centraal bedrijfsmatige exploitatie

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon, waaronder een vereniging van eigenaren, voeren van een zodanige exploitatie dat daarbij gedurende het jaar, in verschillende perioden, aan verschillende personen die hun hoofdverblijf elders hebben, recreatieve verblijfsmogelijkheden worden geboden.

1.25 cultuur en ontspanning

voorzieningen ten behoeve van cultuur en ontspanning, met uitzondering van seksinrichtingen en vormen van prostitutie.

1.26 dagrecreatie

een vorm van recreatie waaronder begrepen activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting is uitgesloten.

1.27 erfbebouwing

uitbreiding woonruimte en of bijgebouwen al dan niet aangebouwd.

1.28 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.29 getij

periodieke wisseling van de waterstand.

1.30 hoekwoning

Een woning op de hoek van een rij aaneengebouwde woningen.

1.31 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.32 kap

een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 20° en minder dan 75°.

1.33 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning of bijgebouw door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.34 lichte horeca

horecabedrijven die gelet op de aard en omvang ervan zowel vanuit functionele als uit milieuoverwegingen niet of nauwelijks storend kunnen werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving, zoals automatiek, broodjeszaak, cafetaria, crêperie, croissanterie, koffiebar, lunchroom, snackbar, tearoom, ijssalon.

1.35 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociale, medische, culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, zoals bijvoorbeeld scholen, kerken, ziekenhuizen, zorginstellingen, jeugdopvang, verenigingsleven, begraafplaatsen en kinderopvang, alsmede ondergeschikte vormen van niet-zelfstandige detailhandel en/of niet-zelfstandige horeca ten dienste van de gebruikers van deze voorzieningen.

1.36 middenhuurwoning

een huurwoning met een aanvangshuurprijs van ten minste het bedrag, bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag, en ten hoogste € 1.100,- .

1.37 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.38 nutsvoorziening

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.39 opslag

het bewaren van goederen, waaronder agrarische producten, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard.

1.40 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.41 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van de kruin van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.42 plan

het bestemmingsplan Molenpolder 2023 van de gemeente Hoeksche Waard.

1.43 permanente bewoning

het gebruiken van een recreatiewoning als hoofdverblijf.

1.44 recreatiewoning

een permanent aanwezig gebouw, bedoeld voor niet-permanente bewoning ten behoeve van recreatief nachtverblijf voor personen die hun vaste woonadres of verblijfplaats elders hebben.

1.45 sociale huurwoning

een sociale huurwoning als bedoeld in artikel 1.1.1 Bro.

1.46 stallingsruimte

een ruimte voor het stallen van onder andere voertuigen, vaartuigen, aanhangwagens, containers en daarmee vergelijkbare objecten, met inbegrip van onderhoudswerkzaamheden

1.47 verbeelding

de bij het raadsbesluit tot vaststelling van het plan behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart of digitale verbeelding.

1.48 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.49 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.50 wooneenheid

een zorgwoning of serviceappartement binnen een maatschappelijke bestemming.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie
  • a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  • b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, met dien verstande dat parkeervoorzieningen die onderdeel uitmaken van een gebouw, buiten beschouwing blijven.

2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.5 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 vloeroppervlakte

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN2580.

Hoofdstuk 2 Ontwikkelregels

Artikel 3 Ontwikkelingsgebied

3.1 Ontwikkelfuncties

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ontwikkelingsgebied' zijn de volgende nieuwe functies mogelijk:

  • a. woningen;
  • b. recreatiewoningen;
  • c. recreatie;
  • d. maatschappelijk;
  • e. horeca;
  • f. natuur;
  • g. water;
  • h. verkeer;
  • i. groen;
  • j. cultuur en ontspanning;
  • k. een dijk ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen – dijk';
  • l. een groenzone ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen – groenzone'.
3.2 Beoordelingsregels voor gebruik en bouwen op hoofdlijnen

Iedere wijziging van gebruik of nieuw gebruik dat niet voldoet aan de bestemmingen zoals beschreven in hoofdstuk 3 is toegestaan met een vergunning mits voldaan wordt aan onderstaande beoordelingsregels:

3.2.1 Algemeen
  • a. In het gebied worden onderscheidende milieus gerealiseerd, waaronder in ieder geval:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - dorpsstedelijk': uitsluitend een dorpsstedelijke woonsfeer voor permanente bewoning met voorzieningen en een diversiteit aan woningtypologieën;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - tuinbuurt': uitsluitend een tuinbuurt in groendorpse sfeer voor permanente bewoning met minimaal drie verschillende woningtypologieën;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - erven': uitsluitend een karakteristieke woonbuurt met een opzet die refereert aan dorpserven voor permanente bewoning met maximaal drie verschillende woningtypologieën`, gesitueerd in de vorm van erven of hofjes;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - getijdenmilieu': uitsluitend een getijdenmilieu met:

a. een centraal gelegen watergang met een gemiddelde minimale breedte van 50 m parallel aan het Hollandsch Diep;
b. een zone op de noordelijke oever voor permanente bewoning;
c. op de zuidoever dagrecreatief gebruik in de vorm van wandel- en speelgelegenheden;
d. waarbij de onder a, b en c genoemde functies in samenhang een openbaar natuur- en getijdenlandschap vormen.

    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - recreatiemilieu': uitsluitend een verblijfsrecreatief gebied voor recreatiewoningen in de vorm van geschakelde en vrijstaande woningen met bijbehorende beheers- en dienstvoorzieningen, met een hoogwaardige en onderscheidende kwaliteit van het recreatiegebied in de vorm van een waterrijke omgeving.
  • b. ieder deelgebied voor permanente bewoning wordt gerealiseerd als een afgerond deelgebied waarna een volgend deelgebied wordt gerealiseerd; beperkte overlap in realisering van de deelgebieden, zoals bedoeld in artikel 3.2.11 is toegestaan;
  • c. in het plangebied is de bouw van permanent bewoonde woningen (hierna woningen) en van recreatiewoningen toegestaan binnen de volgende minimum- en maximumaantallen:
    • 1. maximaal 958 woningen, waarvan;
      • ten minste 30% sociale huurwoningen;
      • ten minste 40% betaalbare woningen;
      • ten hoogste 30% vrije sector woningen
      • ten minste 10% bijzondere woonvormen;
    • 2. maximaal 292 recreatiewoningen.
  • d. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de in het voorgaande lid opgenomen percentages.
  • e. voldaan wordt aan:
    • 1. de beleidsregel 'Beeldkwaliteitsplan Molenpolder' met een uitwerking van de hiervoor opgenomen beschrijvingen van de opzet en inrichting van milieus en gebieden;
    • 2. de beleidsregel 'Duurzaam Molenpolder' met een uitwerking van de duurzaamheidsambities waaraan moet worden voldaan.
3.2.2 Dorpsstedelijk

In het gebied met de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied – dorpsstedelijk' zijn de volgende functies toegestaan binnen de aangegeven voorwaarden:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - dorpsstedelijk' zijn toegestaan:
    • 1. woningen;
    • 2. cultuur en ontspanning en maatschappelijke voorzieningen;
    • 3. lichte horeca
  • b. het aantal woningen bedraagt maximaal 200;
  • c. de oppervlakte aan voorzieningen bedraagt maximaal:
    • 1. 5.000 m2 voor cultuur en ontspanning en maatschappelijke voorzieningen; en
    • 2. 250 m2 voor lichte horeca;
  • d. het verlenen van de omgevingsvergunningen voor:
    • 1. de onder a genoemde functies zijn toegestaan als is voldaan aan lid 3.2.7 onder a;
    • 2. meer woningen dan genoemd onder b als is voldaan aan lid 3.2.7. onder b en c;
    • 3. in het gebied zijn grondgebonden en gestapelde woningen toegestaan;
  • e. ten aanzien van de hoogte van gebouwen gelden de volgende voorwaarden:
    • 1. de goothoogte van grondgebonden woningen bedraagt maximaal 7 m;
    • 2. de bouwhoogte van grondgebonden woningen bedraagt maximaal 12 m;
    • 3. de bouwhoogte van gestapelde woningen bedraagt maximaal 13 m (4 bouwlagen).
  • f. de gemiddelde bebouwingsdichtheid van woningen bedraagt ten hoogste 35 woningen per hectare.
3.2.3 Tuinbuurt

In het gebied met de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied – tuinbuurt' zijn de volgende functies toegestaan binnen de aangegeven voorwaarden:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - tuinbuurt' zijn uitsluitend grondgebonden woningen toegestaan;
  • b. het verlenen van omgevingsvergunningen voor:
    • 1. woningen is toegestaan als is voldaan aan lid 3.2.7 onder a en b;
  • c. ten aanzien van de hoogte van gebouwen gelden de volgende voorwaarden:
  • a. de goothoogte van grondgebonden woningen bedraagt maximaal 7 m;
  • b. de bouwhoogte van grondgebonden woningen bedraagt maximaal 12 m.
  • c. de gemiddelde bebouwingsdichtheid van woningen bedraagt ten hoogste 20 woningen per hectare.
3.2.4 Erven

In het gebied met de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied – erven' zijn de volgende functies toegestaan binnen de aangegeven voorwaarden:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - erven' zijn uitsluitend woningen toegestaan;
  • b. het verlenen van omgevingsvergunningen voor woningen is toegestaan als is voldaan aan lid 3.2.7 onder a en b;
  • c. in het gebied zijn grondgebonden woningen toegestaan;
  • d. ten aanzien van de hoogte van gebouwen gelden de volgende voorwaarden:
  • a. de goothoogte van grondgebonden woningen bedraagt maximaal 7 m;
  • b. de bouwhoogte van grondgebonden woningen bedraagt maximaal 12 m.
  • c. de gemiddelde bebouwingsdichtheid van woningen bedraagt ten hoogste 20 woningen per hectare.
3.2.5 Getijdenmilieu

In het gebied met de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied – getijdenmilieu' zijn de volgende functies toegestaan binnen de aangegeven voorwaarden:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - getijdenmilieu' zijn toegestaan:
    • 1. woningen;
    • 2. verkeer;
    • 3. dagrecreatie;
    • 4. water;
    • 5. natuur;
    • 6. groen;
  • b. het maximum aantal woningen bedraagt 200 inclusief het aantal woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - dorpsstedelijk' waar eerst minimaal 60% van de woningen in aanbouw zijn genomen;
  • c. het verlenen van omgevingsvergunningen voor:
    • 1. de onder a genoemde functies is toegestaan als is voldaan aan 3.2.7 onder a;
    • 2. meer woningen dan genoemd onder b als is toegestaan als is voldaan aan lid 3.2.7 onder b en c;
  • d. in het gebied zijn uitsluitend gestapelde woningen toegestaan;
  • e. ten aanzien van de hoogte van gebouwen gelden de volgende voorwaarden:
    • 1. bouwhoogte van appartementengebouwen bedraagt maximaal 13 m (4 bouwlagen);
    • 2. hoogteaccenten zijn toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 18 m (6 bouwlagen);
    • 3. een hoogteaccent bedraagt maximaal 25% van de oppervlakte van het appartementengebouw;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied – werven' bedraagt de bouwhoogte maximaal 18 m (6 bouwlagen);
  • f. ten aanzien van de het gebruik en inrichting van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - getijdenmilieu' zijn de volgende voorwaarden van toepassing:
    • 1. de noordelijke rand van het gebied heeft een open verkaveling met appartementengebouwen en aan weerszijden in een grotere dichtheid ten opzichte van het middendeel;
    • 2. het centrale deel is grotendeels water met een getijdenmilieu, dat in verbinding met het Hollandsch Diep staat;
    • 3. de oppervlakte water binnen het getijdenmilieu en het recreatiemilieu samen bedraagt in totaal maximaal 12,5 ha;
  • g. de gemiddelde bebouwingsdichtheid van woningen bedraagt ten hoogste 10 woningen per hectare, behalve ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied – werven' waar de bebouwingsdichtheid 20 tot 25 woningen per hectare bedraagt.
3.2.6 Recreatiemilieu

In het gebied met de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied – recreatiemilieu' zijn de volgende functies toegestaan binnen de aangegeven voorwaarden:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - recreatiemilieu' zijn toegestaan:
    • 1. recreatiewoningen;
    • 2. bijbehorende voorzieningen in de vorm van beheers- en dienstgebouwen, detailhandel en horeca;
  • b. het maximum aantal recreatiewoningen bedraagt in 292;
  • c. de oppervlakte aan ondergeschikte bijbehorende voorzieningen bedraagt maximaal 500 m2, waarbij het uitgangspunt is dat de voorzieningen geen zelfstandige bezoekers aantrekkende werking hebben;
  • d. het verlenen van omgevingsvergunningen voor de onder a genoemde functies is toegestaan als is voldaan aan lid 3.2.7 onder a;
  • e. permanente bewoning van recreatiewoningen is niet toegestaan;
  • f. Voor recreatiewoningen binnen de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - recreatiemilieu' geldt dat het verlenen van omgevingsvergunningen voor recreatiewoningen is toegestaan als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de hoogwaardigheid en het onderscheidende karakter van het gebied komt tot uitdrukking in:
      • grote recreatiewoningen met een oppervlak/inhoud van minimaal …. m2 /….m3;
      • recreatiewoningen in het hogere marktsegment;
    • 2. de oppervlakte water binnen het getijdenmilieu en het recreatiemilieu samen bedraagt in totaal maximaal 12,5 ha;
    • 3. de waterrijke omgeving, zoals genoemd in het beeldkwaliteitplan, komt in het gehele gebied tot uitdrukking, onder andere door het zo veel mogelijk toepassen van natuurvriendelijke oevers;
    • 4. ten aanzien van beheer, eigendom, onderhoud en verhuur van recreatiewoningen en het gebied gelden de volgende regels:
  • I. in een ander vindt plaats door middel van centrale bedrijfsmatige exploitatie;
  • II. in een na vaststelling van het bestemmingsplan door het college vast te stellen 'Beleidsregel Verblijfsrecreatie', met gebruikmaking van artikel 7c Crisis- en herstelwet, over het beheer, eigendom, onderhoud en verhuur van recreatiewoningen, gericht op het realiseren van hoogwaardig verblijfsrecreatief gebied zonder permanente bewoning.
  • III. in de 'Beleidsregel Verblijfsrecreatie Molenpolder' wordt in ieder geval vastgelegd:

1. het aantal dagen dat een recreatiewoning voor verhuur wordt aangeboden;

2. de organisatiestructuur en de managementorganisatie en bijbehorende verantwoordelijkheden, managementplan en monitoring en rapportage ten aanzien van het gebruik en realisering en behoud van een hoogwaardige kwaliteit;

3. een en ander zoals wordt vastgelegd in een anterieure overeenkomst tussen de ontwikkelaar en gemeente Hoeksche Waard.

3.2.7 Woningen
  • a. het in gebruik nemen van functies als bedoeld in lid 3.2.2 onder d.1, lid 3.2.5 onder c.1 en lid 3.2.6 onder d is toegestaan als de capaciteit van wegen van en naar het plangebied hiervoor voldoende is door het treffen van de volgende maatregelen:
  • 16. aanleg van een afzonderlijke fietsverbinding parallel aan het westelijke deel van de Molendijk vanaf de Veerweg;
  • 17. geluidsbeperkende maatregelen zijn of worden binnen een jaar aangebracht aan de woningen PM;
  • b. het in gebruik nemen van functies als bedoeld in lid 3.2.2 onder d.2, lid 3.2.3 onder c.1, lid 3.2.4 onder c.2 en lid 3.2.5 onder c.2 is toegestaan als een randweg aan de westzijde van Numansdorp is gerealiseerd tussen de Molendijk en Hallinxweg en gelijktijdig of daarna tussen de Hallinxweg en de provinciale weg en in gebruik is genomen, met aansluitingen op de lokale wegenstructuur;
  • c. het realiseren van woningen als bedoeld in lid 3.2.2. onder d.2, lid 3.2.3 onder c.2, lid 3.2.4. onder c.2 en lid 3.2.5. onder c.2 is toegestaan als hiervoor aan het plangebied extra woningbouwprogramma is toegekend in het door de gemeenteraad aan te passen woningbouwprogramma;
  • 1. onder het aangepaste woningbouwprogramma wordt de opvolger(s) van de Woningbouwprogrammering (2023) verstaan;
  • 2. het maximum aantal woningen te realiseren woningen bedraagt het toegekende maximum aantal woningen in het aangepaste woningbouwprogramma;
3.2.8 Verkeer en parkeren
  • a. ter plaatse van de onder 3.2.1 genoemde gebieden zijn toegestaan wegen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, bermstroken, taluds, beplantingen en waterhuishouding en voorzieningen voor openbaar vervoer;
  • b. de ontsluiting van het gebied voor autoverkeer moet gesitueerd worden ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting'.
3.2.9 Water en groen
  • a. ter plaatse van de onder 3.2.1 genoemde gebieden zijn toegestaan water, verkeer te water, waterhuishoudkundige en waterstaatkundige doeleinden, aan de gronden eigen zijnde natuurlijkwetenschappelijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, bruggen, duikers en dammen, bermbeplantingen, groenvoorzieningen, wandel- en fietspaden, water en waterhuishouding;
  • b. voor water wordt maximaal 12,5 ha ontgraven.
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - groenzone' wordt een centraal gelegen in het plangebied doorgaande groenvoorziening aangelegd voor het langzaam verkeer vanuit het bestaand stedelijk gebied van Numansdorp richting het Hollandsch Diep;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - dijk' wordt een groenstructuur aangelegd ter markering van de oorspronkelijke dijk.
3.2.10 Milieu en duurzaamheid

Bij de aanvraag van een omgevingsvergunning moet:

  • a. aangetoond worden dat de ontwikkeling bijdraagt aan de 'Beleidsregel duurzaamheidsambities Molenpolder';
  • b. uit onderzoek blijken dat voldaan wordt aan de Wet geluidhinder of diens rechtsopvolger;
  • c. voldaan worden aan de normen uit de Wet bodembescherming;
  • d. een rapport aan burgemeester en wethouders worden overlegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
3.2.11 Aanduidingen zones

Op grond van een ingediende aanvraag omgevingsvergunning kunnen de grenzen van de aanduidingen voor milieus als bedoeld in lid 3.2.1 worden verschoven, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de grens tussen de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied – dorpsstedelijk' en 'specifieke vorm van woongebied - tuinbuurt' mag in noordelijke richting en zuidelijke richting tot maximaal 30 meter worden verschoven;
  • b. de grens tussen de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied – tuinbuurt' en 'specifieke vorm van woongebied – getijdenmilieu' mag in noordelijke richting en zuidelijke richting tot maximaal 10 meter worden verschoven;
  • c. de grens tussen de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied – dorpsstedelijk' en 'specifieke vorm van woongebied – erven' mag in oostelijke richting tot maximaal 30 meter worden verschoven;
  • d. de grens tussen de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied – erven' en 'specifieke vorm van woongebied – recreatiemilieu' mag in noordelijke richting maximaal 10 meter en in zuidelijke richting tot maximaal 30 meter worden verschoven;
  • e. de grens tussen de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied – dorpsstedelijk' en 'specifieke vorm van woongebied – tuinbuurt' enerzijds en de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - recreatiemilieu' anderzijds mag in oostelijke en westelijke richting tot maximaal 30 meter worden verschoven;
  • f. met de verschuiving van een grens verschuiven ook de bouw- en gebruiksmogelijkheden mee, die zijn gekoppeld aan de aan weerszijden gelegen gronden met de specifieke aanduiding.
3.3 Specifieke beoordelingsregels voor bouwen
3.3.1 Hoofdgebouwen

Ten aanzien van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de voorgevel van hoofdgebouwen wordt georiënteerd op de openbare weg;
  • b. de voor-, achter- en zijgevels van niet vrijstaande hoofdgebouwen zoals deze bij realisatie van de hoofdbebouwing ontstaan, worden aangemerkt als bouwgrenzen waarbinnen het hoofdgebouw gerealiseerd moet worden.
3.3.2 Bijgebouwenregeling (per woning)
  • a. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij vrijstaande, twee-aaneengebouwde en aaneengebouwde woningen bedraagt ten hoogste 50% van het zij- en achtererf met een maximum van 75 m²;
  • b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen op een afstand van tenminste 3 m achter de (verlengde) voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
  • c. de diepte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen gemeten vanuit de achtergevel van het hoofdgebouw waaraan deze gebouwd zijn, bedraagt ten hoogste 3 m;
  • d. de goothoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • e. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen bedraagt ten hoogste de bouwhoogte van het hoofdgebouw, met een maximum van 6,5 m.
3.3.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel van het hoofdgebouw en het denkbeeldig verlengde daarvan bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte voor palen en masten bedraagt ten hoogste 7 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

Hoofdstuk 3 Beheerregels bestaande bestemmingen

Artikel 4 Agrarisch

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de volgende grondgebonden agrarische bedrijven:
    • 1. akkerbouwbedrijven;
    • 2. vollegrondstuinbouwbedrijven;
    • 3. grondgebonden veehouderijen;
    • 4. gemengde tuinbouwbedrijven;
    • 5. bestaande bosbouwbedrijven;
    • 6. fruitteeltbedrijven;
    • 7. kleinfruitteeltbedrijven;
  • b. wandel- en fietspaden;
  • c. water.
4.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

4.3 Specifieke gebruiksregel

Voor het gebruik van de gronden ten behoeve van de feitelijk, ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan aanwezige functie of functies geldt dat deze, zodra invulling is gegeven aan de in Artikel 3 Ontwikkelingsgebied gegeven mogelijkheden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ontwikkelingsgebied' automatisch verkleuren naar de functies als bedoeld in artikel 3.1.

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

5.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

5.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de gebouwen een goothoogte mogen hebben van maximaal 6 m;
  • c. de gebouwen een bouwhoogte mogen hebben van maximaal 10 m;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' het bebouwingspercentage niet meer mag bedragen dan is aangegeven.
5.2.2 Andere bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. voorzover de bouwhoogte als bedoeld onder c ten tijde van de inwerkingtreding van het plan reeds meer bedroeg, geldt de bestaande bouwhoogte als maximum.
5.3 Specifieke gebruiksregel

Voor het gebruik van de gronden ten behoeve van de feitelijk, ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan aanwezige functie of functies geldt dat deze, zodra invulling is gegeven aan de in Artikel 3 Ontwikkelingsgebied gegeven mogelijkheden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ontwikkelingsgebied' automatisch verkleuren naar de functies als bedoeld in artikel 3.1.

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Algemeen

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bermbeplantingen;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. wandel- en fietspaden;
  • d. water en waterhuishouding.
6.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend gebouwen ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

6.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen niet zijn toegestaan;
6.2.2 Andere bouwwerken
  • a. uitsluitend erf- en terreinafscheidingen en straatmeubilair zijn toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan 1,50 m;
  • c. de bouwhoogte van straatmeubilair niet meer mag bedragen dan 9 m.
6.3 Specifieke gebruiksregel

Voor het gebruik van de gronden ten behoeve van de feitelijk, ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan aanwezige functie of functies geldt dat deze, zodra invulling is gegeven aan de in Artikel 3 Ontwikkelingsgebied gegeven mogelijkheden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ontwikkelingsgebied' automatisch verkleuren naar de functies als bedoeld in artikel 3.1.

Artikel 7 Natuur

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud en de versterking van de aan de gronden eigen zijnde natuurwetenschappelijke en landschappelijke waarden;
  • b. wandel- en fietspaden;
  • c. waterhuishouding.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Ten aanzien van de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. gebouwen niet zijn toegestaan.
7.2.2 Andere bouwwerken

de hoogte van terrein- en erfafscheidingen niet meer mag bedragen dan 1,5 m.

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
7.3.1 Algemeen

Het is verboden ter plaatse van de gronden als bedoeld in lid 7.1 de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
  • b. het bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de grond;
  • c. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen;
  • d. het aanleggen van dijken of andere taluds of het vergraven of ontgraven van reeds bestaande dijken of taluds;
  • e. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande waterlopen;
  • f. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • g. het scheuren van grasland;
  • h. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewassen;
  • i. het aanleggen van waterbassins.
7.3.2 Uitzonderingsregel

Het bepaalde in lid 7.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. noodzakelijk zijn in verband met op de bestemming gericht beheer en gebruik;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
7.3.3 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Onverminderd het hiervoor bepaalde in lid 7.3.2 is het verbod in lid 7.3.1 niet van toepassing op:

  • a. de uitvoering van de in lid 7.3.1 onder b, e en h genoemde werkzaamheden, indien en voorzover daarvoor reeds vergunning is vereist uit hoofde van de Ontgrondingswet c.q. de Boswet en de op deze wetten gebaseerde verordeningen;
  • b. de uitvoering van de in lid 7.3.1 onder h genoemde werkzaamheden, indien en voorzover zulks noodzakelijk is in verband met de uitoefening van riet- en biezencultures en het periodiek kappen van griendhout en ander hakhout, indien en voorzover zodanige werkzaamheden reeds plaatsvonden op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
7.3.4 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

Een vergunning als bedoeld in lid 7.3.1 wordt uitsluitend verleend indien de natuurwetenschappelijke en de landschappelijke waarden van deze gronden niet in onevenredige mate worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel of opbouw van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

7.3.5 Advies

Alvorens de vergunning als bedoeld in artikel 7.3.1 te verlenen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een adviseur inzake natuur en landschap.

7.4 Milieuzone - geurzone

Op de gronden binnen de aanduiding 'milieuzone - geurzone' geldt dat:

  • a. geen geurgevoelige objecten mogen worden gebouwd;
  • b. burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a. indien de geurzone wordt verkleind of de bedrijfsactiviteiten worden beëindigd.

Artikel 8 Recreatie

8.1 Bestemmingsomschrijving
8.1.1 Algemeen

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dagrecreatieve voorzieningen;
  • b. groenvoorzieningen en water;
  • c. bijbehorende parkeervoorzieningen en wegen.
8.1.2 Volkstuin

Ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin'' zijn de in lid 8.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een volkstuinencomplex.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Ten aanzien van de in lid 8.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte aan bebouwing per bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 50 m2;
  • b. de hoogte van toiletgebouwtjes mag niet meer bedragen dan 3 m;
8.2.2 Volkstuin

Ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van volkstuinen worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 3 m;
  • b. per volkstuin aan gebouwen niet meer dan een hobbykas met een oppervlakte van maximaal 15 m2 en een bergplaats met een oppervlakte van maximaal 6 m2 mag worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
  • d. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m.
8.3 Specifieke gebruiksregel

Voor het gebruik van de gronden ten behoeve van de feitelijk, ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan aanwezige functies geldt dat deze, zodra uitvoering is gegeven aan de aanduiding 'overige zone ontwikkelingsgebied' alsmede de relevante bijbehorende beoordelingsregels zoals opgenomen in artikel 3.2, automatisch verkleuren naar de functies als bedoeld in artikel 3.1.

Artikel 9 Verkeer

9.1 Bestemmingsomschrijving
9.1.1 Algemeen

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. bermstroken;
  • e. taluds;
  • f. beplantingen;
  • g. waterhuishouding;
  • h. voorzieningen voor openbaar vervoer.
9.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 9.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

9.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen niet zijn toegestaan.
9.2.2 Andere bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 12 m.
9.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
  • b. voor het gebruik van de gronden ten behoeve van de feitelijk, ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan aanwezige functie of functies geldt dat deze, zodra invulling is gegeven aan de in Artikel 3 Ontwikkelingsgebied gegeven mogelijkheden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ontwikkelingsgebied' automatisch verkleuren naar de functies als bedoeld in artikel 3.1.

Artikel 10 Water

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water;
  • b. verkeer te water;
  • c. waterhuishoudkundige en waterstaatkundige doeleinden;
  • d. aan de gronden eigen zijnde natuurlijkwetenschappelijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
  • e. bruggen, duikers en dammen.
10.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 10.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

10.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen niet zijn toegestaan.
10.2.2 Andere bouwwerken
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten dienste van de scheepvaartgeleiding niet meer mag bedragen dan 15 m;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m.

Artikel 11 Waterstaat - Waterkering

11.1 Bestemmingsomschrijving
11.1.1 Algemeen

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor dijken en kaden met een waterkerende functie en de hierbij behorende voorzieningen en inrichtingsaspecten.

11.1.2 Specifiek

De belangen van de in lid 11.1.1 bedoelde dubbelbestemming zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere daar voorkomende bestemmingen.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen

Ten aanzien van de in lid 11.1 bedoelde dubbelbestemming gelden de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen zijn niet toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 5 m.
11.2.2 Specifiek

Ten aanzien van de in lid 11.1 bedoelde andere daar voorkomende bestemmingen gelden de volgende bouwregels:

  • a. bouwwerken zijn niet toegestaan.
11.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2.2 voor het toestaan dat de in de andere daar voorkomende bestemming genoemde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd conform de bestemmingsregels, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering. In het kader van het verzoek om afwijking zal door burgemeester en wethouders advies worden gevraagd aan de beheerder van de waterkering.

Artikel 12 Waarde - Archeologie

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Rapport archeologisch deskundige

In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport aan burgemeester en wethouders te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken welke voldoen aan de dieptematen welke genoemd zijn in 12.3.1.

12.2.2 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan omgevingsvergunning voor het bouwen

Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning voor het bouwen de volgende regels verbinden:

  • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • 2. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.3.1 Verbod

In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de hierna onder 12.3.2 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren dieper dan 3 meter ten opzichte van het huidige maaiveld.

12.3.2 Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden
  • a. grondbewerkingen (van welke aard dan ook);
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, e.bodemverlagen, afgraven;
  • e. het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.
12.3.3 Uitgezonderde werkzaamheden

Het vergunningvereiste geldt niet voor werken (geen bouwwerken zijnde) of voor werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden, niet voor bedoelde activiteiten welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten alsmede niet voor funderings- en heipalen behorende bij een heiplan waarbij minder dan 1% van het bouwvlak worden beslagen.

12.3.4 Vergunning

Vergunning wordt verleend nadat de aanvrager een rapport aan burgemeester en wethouders heeft overlegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

12.3.5 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan vergunning

Aan een vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

Hoofdstuk 4 Algemene regels

Artikel 13 Algemene gebruiksregels

13.1 Voorwaardelijke verplichting parkeren

Bij het wijzigen van het bestaande gebruik en/of bouwen op grond van de in Hoofdstuk 2 en 3 genoemde bestemmingen geldt dat:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken uitsluitend gewijzigd kan worden indien op het bijbehorend bouwperceel of in de directe omgeving daarvan in voldoende parkeergelegenheid is voorzien, zoals blijkt uit de Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoeksche Waard houdende regels omtrent de parkeernormen welke is vastgesteld op 4 augustus 2021 door de gemeenteraad van de gemeente Hoeksche Waard of haar rechtsopvolger, en deze parkeergelegenheid als zodanig in stand wordt gehouden;
  • b. bij de aanvraag van een omgevingsvergunning wordt bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, zoals blijkt uit de Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoeksche Waard houdende regels omtrent de parkeernormen welke is vastgesteld op 4 augustus 2021 door de gemeenteraad van de gemeente Hoeksche Waard of haar rechtsopvolger;
  • c. bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie ter plaatse.

13.2 Voorwaardelijke verplichting nader onderzoek niet gesprongen explosieven

Een omgevingsvergunning voor de activiteit 'bouwen' wordt alleen verleend als uit nader onderzoek naar niet-gesprongen explosieven blijkt dat ter plaatse geen significante risico's met betrekking tot niet-gesprongen explosieven meer gelden, of als deze risico's naar oordeel van burgemeester en wethouders voldoende zijn gecompenseerd of gemitigeerd.

Artikel 14 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van:

  • a. de gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen, aanduidingsgrenzen en percentages;
  • b. de bouwregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • c. de bouwregels ten aanzien van de (bouw)hoogte van overige bouwwerken en toestaan dat de bouwhoogte van de overige bouwwerken wordt vergroot tot niet meer dan 10,00 m;
  • d. de bouwregels ten aanzien van de (bouw)hoogte van overige bouwwerken en toestaan dat de hoogte van overige bouwwerken ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40,00 m;
  • e. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
  • f. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 5 m2 bedraagt;
  • g. de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
  • h. de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen en overige bouwwerken met een inhoud van ten hoogste 50 m3 en een goothoogte van niet meer dan 4 m (ten dienste van het openbaar nut), zoals schakelhuisjes, transformatorhuisjes, wachthuisjes, telefooncellen, muurtjes, standbeelden en straatmeubilair;
  • i. het overschrijden van de aangeduide bouwgrenzen voor de bouw van bouwwerken van ondergeschikte aard zoals loggia's, erkers, keldertoegangen, dakoverstekken, luifels en balkons, die qua aard en afmetingen bij de bestemming passen tot maximaal 1,50 m in de richting van de weg, onverminderd het elders in deze regels bepaalde, indien de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad en het past binnen het stedenbouwkundig beeld van de omgeving.

Artikel 15 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Hoofdstuk 5 Overgangs- en slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%;
  • c. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
16.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 17 Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan 'Molenpolder 2023'.

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Hoeksche Waard
in de openbare vergadering van PM