direct naar inhoud van Regels
Plan: Schoolstraat 6 en Walsland 51, Vianen
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1961.BPVISchoolstraat6-ON01

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Schoolstraat 6 en Walsland 51, Vianen' met identificatienummer NL.IMRO.1961.BPVISchoolstraat6-ON01 van de gemeente Vijfheerenlanden.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan- of uitbouw:

een gebouw dat aangebouwd is aan een woning of woongebouw en rechtstreeks van daaruit toegankelijk is.

1.6 archeologisch deskundige:

de gemeentelijke (beleids)archeoloog of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologie.

1.7 archeologisch onderzoek:

onderzoek naar de (aanwezigheid en/of waarde van) archeologische resten door een gecertificeerde instantie werkend conform de richtlijnen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. Dit onderzoek kan bestaan uit bureauonderzoek, booronderzoek, begeleiden, proefsleuvenonderzoek, opgravingen of een combinatie daarvan.

1.8 archeologisch rapport:

rapport waarin de resultaten van archeologisch onderzoek zijn vastgelegd en dat is opgesteld conform de richtlijnen van de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

1.9 archeologische monumenten:

terrein dat van algemeen belang is wegens de daar aanwezige zaken die ten minste 50 jaar geleden zijn vervaardigd en die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde.

1.10 archeologische verwachting:

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische resten in dat gebied.

1.11 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische resten.

1.12 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.13 bebouwingspercentage:

het percentage dat aangeeft tot welke oppervlakte het bouwperceel of een ander in deze regels bepaald vlak, mag worden bebouwd.

1.14 bedrijf aan huis:

een bedrijf dat vanwege zijn kleinschalige omvang en geringe invloed op de omgeving kan worden uitgeoefend in of bij een woning, door de gebruik(st)er van die woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, waaronder mede een bed&breakfast is begrepen.

1.15 begeleiden:

het begeleiden van bodemverstorende ingrepen door een archeoloog die de aanwezige archeologische resten documenteert en verzamelt conform de richtlijnen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie en op basis van een door de bevoegde overheid goedgekeurd Programma van Eisen.

1.16 beroep aan huis:

een dienstverlenend of kunstzinnig beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, door de gebruik(st)er van die woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.17 beschermd stadsgezicht:

het gebied dat bij ministeriële beschikking nr. 179.814 I, d.d. 23 juni 1975 is aangewezen als beschermd stadsgezicht in de zin van de Monumentenwet 1988.

1.18 bestaand bouwwerk:

een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan legaal is, wordt of mag worden gebouwd.

1.19 bestaand gebruik:

een gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan legaal wordt of mag worden uitgeoefend.

1.20 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.21 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.22 bevoegd gezag:

bevoegd gezag als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, dan wel de Omgevingswet zodra deze in werking getreden is.

1.23 bijgebouw:

een gebouw dat architectonisch ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en ten dienste staat van dat hoofdgebouw.

1.24 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.25 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.26 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.27 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.28 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

1.29 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.30 erfgoedcommissie:

de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit en Erfgoed van de gemeente Vijfheerenlanden, zoals bepaald in de bouwverordening van de gemeente Vijfheerenlanden en bedoeld in artikel 15 van de Monumentenwet 1988.

1.31 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.32 gecertificeerde instantie:

instantie die beschikt over een certificaat als bedoeld in art. 5.1 van de Erfgoedwet.

1.33 gemeentelijk parkeerbeleid:

de door burgemeester en wethouder vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het parkeren, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag voor een omgevingsvergunning. Indien er geen geldende beleidsregels aanwezig zijn, gelden de actuele CROW kencijfers. Zijn er wel beleidsregels en wijzigen deze gedurende de planperiode dan gelden de gewijzigde regels.

1.34 gevellijn:

aangeduide lijn die aangeeft welk deel van het erf met gebouwen mag worden bebouwd, waarbij de plaatsaanduiding 'achter de gevellijn' ziet op die zijde van de gevellijn waar ook het bouwvlak is geprojecteerd.

1.35 hoofdgebouw:

een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.36 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse, en van logies en het bedrijfsmatig exploiteren van zalen.

1.37 huishouden:

persoon of groep personen die gemeenschappelijk samenleven in een onderlinge persoonlijke verbondenheid gericht op een duurzaam samenzijn waarbij sprake is van de continuïteit in de samenstelling ervan en die binnen een woning gebruik maakt van dezelfde voorzieningen.

1.38 kamergewijze verhuur:

woonvorm waarbij een pand door meerdere personen die geen gezamenlijke huishouden vormen wordt bewoond, en waarbij sprake is van woonruimtes waarbij afzonderlijke huishoudens afhankelijk zijn van één of meer gedeelde wezenlijke voorzieningen (keuken, douche en/of toilet) buiten de woonruimte.

1.39 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.40 omgevingsvergunning:

vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, dan wel de Omgevingswet zodra deze in werking getreden is.

1.41 opgraving:

de ontsluiting van een archeologische vindplaats door een gecertificeerde instantie met als doel de informatie te verzamelen en vast te leggen die nodig is voor het beantwoorden van de in het Programma van Eisen verwoorde onderzoeksvra(a)g(en) en het behalen van de onderzoeksdoelstellingen.

1.42 overkapping:

een overdekt bouwwerk zonder eigen wanden.

1.43 peil:
  • a. voor bouwwerken op gronden binnen een afstand van 20 m vanuit de dichtstbij zijnde naar de weg gekeerde bouwgrens: de kruin van de weg;
  • b. voor bouwwerken op gronden elders dan bedoeld onder a: het aan een bouwwerk aansluitende, afgewerkte terrein.
1.44 Programma van Eisen (PvE):

document waarin onderzoeksvragen en uitvoeringseisen voor het uit te voeren archeologisch onderzoek in de vorm van proefsleuven of een opgraving staan geformuleerd. Voor aanvang van het onderzoek dient het PvE door het bevoegd gezag te zijn goedgekeurd.

1.45 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht met een ander tegen vergoeding.

1.46 stadsbeeld c

het historische beeld van zone C van het beschermde stadsgezicht Vianen dat bepaald wordt door de hoofdstructuur van straten en wegen, benevens de hoogte van de bebouwing.

1.47 stedelijke zone:

een gebiedstypering, op basis van de meest actuele CROW publicatie, danwel zoals vastgelegd in het gemeentelijk parkeerbeleid.

1.48 veranderen van een bouwmassa:

het veranderen van de hoogte, de (gevel)breedte, de vorm en de helling van het dak, alsmede van de plaats van gevels en dakvlakken of delen daarvan, van een bouwwerk.

1.49 vloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van ruimten -met een binnenwerkse hoogte van meer dan 1,5 m- binnen gebouwen.

1.50 voertuigen:

fietsen, bromfietsen, gehandicaptenvoertuigen, motorvoertuigen en wagens.

1.51 voldoende parkeergelegenheid:

van voldoende parkeergelegenheid is sprake, indien wordt voldaan aan het gemiddelde van de CROW kencijfers zoals opgenomen in de rij ‘weinig stedelijk’, aanwezigheidspercentages en berekeningsaantallen zoals opgenomen in de meest actuele CROW publicatie of het gemeentelijk parkeerbeleid.

1.52 voorgevel:

de naar de weg en/of fiets- en voetpad gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig dient te worden aangemerkt.

1.53 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie, en/of waterkwaliteit zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen (zoals infiltratiekratten, wadi's, infiltratiegreppels, doorlatende bestrating en infiltratie- en transportriolen), berm- en kavelsloten, etc.

1.54 webwinkel:

ruimte waar detailhandel via internet plaatsvindt, waarbij:

  • a. het te koop aanbieden, de uitstalling ten verkoop en het verkopen uitsluitend geschieden via internet en niet fysiek ter plaatse,
  • b. het leveren van goederen plaatsvindt via post-, pakket- of soortgelijke bezorgdiensten.
1.55 wonen:

het gehuisvest zijn in een woning of wooneenheid conform het begrip 'woning' of 'wooneenheid'.

1.56 woning of wooneenheid:

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de dakhelling van een kap:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

In geval van dakkapellen of dakopbouwen, waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 1/3 van de voorgevelbreedte respectievelijk 1/2 van de achtergevelbreedte van het betreffende gebouw, is de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel van de dakkapellen of dakopbouwen maatgevend voor het meten van de goothoogte.

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk, inclusief de maat van de verticale projectie van de dakoverstekken in het geval die meer dan 1 meter bedraagt.

Bij onduidelijkheid betreffende de wijze van meten in een bepaald geval beslissen burgemeester en wethouders.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis;
  • b. tuinen, erven en verhardingen;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op of in de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd met de bestemming verband houdende gebouwen, waaronder begrepen woningen, aan- of uitbouwen, bijgebouwen en gebouwen ten dienste van de in lid 3.1, bedoelde functies, en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2.2 Binnen het bouwvlak

Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. het bebouwingspercentage bedraagt maximaal 100%;
  • b. het aantal woningen en/ of wooneenheden mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
  • c. de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • e. de karakteristieke geluidwering van de gevels van de woningen moet minimaal gelijk zijn aan de in het bij dit bestemmingsplan horend akoestisch onderzoek (Bijlage 1 toelichting) bepaalde gecumuleerde geluidbelasting minus 33 dB, met een minimum van 20 dB.
3.2.3 Buiten het bouwvlak

Voor het bouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. als gebouwen mogen uitsluitend aan- of uitbouwen, bijgebouwen worden gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage bedraagt op elk bouwperceel 60% of op elk bouwperceel zoveel als ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van aan- of uitbouwen en bijgebouwen mag op elk bouwperceel, onverminderd het bepaalde onder b, niet meer bedragen dan 60 m2;
  • d. aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw worden gebouwd;
  • e. de goothoogte van aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 3 m en de bouwhoogte niet meer dan 5 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 1 m bedragen en op ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn, niet meer dan 2 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijking goothoogte en bouwhoogte

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in sublid 3.2.2, onder c:

  • a. ten behoeve van het bouwen met een ten hoogste 1 m hogere goothoogte respectievelijk bouwhoogte dan daar is bepaald;


mits het advies van de Erfgoedcommissie is ingewonnen.

3.3.2 Afwijking bouwhoogte gebouwen buiten bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in sublid 3.2.3, onder e, en voor een kap op aan- of uitbouwen of aangebouwde bijgebouwen een hogere bouwhoogte toestaan, mits:

  • a. de dakhelling gelijk is aan de dakhelling van het hoofdgebouw;
  • b. de bouwhoogte ten minste 2 m onder de bouwhoogte van het hoofdgebouw ligt.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Het is verboden de in lid 3.1 bedoelde gronden te gebruiken voor:

  • a. bewoning van bijgebouwen anders dan ten behoeve van mantelzorg overeenkomstig de regels voor mantelzorg zoals opgenomen in het Besluit omgevingsrecht;
  • b. zelfstandige bewoning van gebouwen buiten het bouwvlak anders dan ten behoeve van mantelzorg overeenkomstig de regels voor mantelzorg zoals opgenomen in het Besluit omgevingsrecht.

3.4.2 Bedrijf-aan-huis

Een woning en daarbij behorende aan- of uitbouwen mogen worden gebruikt voor de uitoefening van een bedrijf aan huis, mits:

  • a. niet meer dan 25% van de vloeroppervlakte van de gebouwen daarvoor wordt gebruikt met een maximum van 100m²;
  • b. het gebruik geen invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaakt;
  • c. uitsluitend beroeps- of bedrijfsactiviteiten worden toegestaan in categorie 1 van de bij deze regels behorende 'Staat van bedrijfsactiviteiten aan huis';
  • d. er geen detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van webwinkels mits de daarbij behorende opslag elders is gevestigd;
  • e. er geen horeca plaatsvindt, met uitzondering van een bed & breakfast;
  • f. bed & breakfast uitsluitend plaatsvindt in hoofdgebouwen;
  • g. er geen buitenopslag plaatsvindt.

3.4.3 Afwijking verbod kamergewijze verhuur en/of woon (zorg) initiatieven

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het toegestane gebruik van een woning en/of wooneenheid door kamergewijze verhuur en / of woon (zorg) initiatieven met meerdere huishoudens toe te staan mits het:

  • a. past binnen de daarvoor geldende gemeentelijke beleidsregels;
  • b. past binnen de geldende bouwregels en de voor het overige geldende gebruiksbepalingen;
  • c. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • d. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  • e. door initiatiefnemer een zekerheidstelling is afgeven met betrekking tot de (plan)kosten;
  • f. de afwijking voorzien wordt van een ruimtelijke motivatie.

Artikel 4 Waarde - Archeologie - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende en te verwachten archeologische waarden.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie - 1' mogen geen gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

4.2.2 Uitzonderingen

In afwijking van het bepaalde in 4.2.1 mogen op of in deze gronden gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, mits het gaat om:

  • a. vervanging van bestaande gebouwen of bouwwerken waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid en uitsluitend de bestaande fundering wordt benut;
  • b. een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, met een oppervlakte van ten hoogste 0 m2;
  • c. een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

4.2.3 Afwijking van de bouwregels
  • a. Bij een vergunning van burgemeester en wethouders kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.2.1 met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
  • b. Vergunning als bedoeld in 4.2.3 sub a wordt verleend indien bij de aanvraag vergunning een archeologisch rapport wordt overlegd waaruit naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders blijkt dat:
    • 1. de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. archeologische waarden door het uitvoeren van bouwactiviteiten niet of niet onevenredig worden geschaad, dan wel afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud van die waarden;
    • 3. er geen archeologische waarden zijn.
  • c. Aan de vergunning als bedoeld in 4.2.3 sub a kunnen burgemeester en wethouders in ieder geval de volgende voorwaarden verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het laten doen van opgravingen door een daartoe gecertificeerde instantie, volgens de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) en een door Burgemeester en Wethouders goedgekeurd archeologisch Programma van Eisen (PvE);
    • 3. de verplichting de uitvoering van de bouwwerkzaamheden die leiden tot bodemverstoring te laten begeleiden door een daartoe gecertificeerde instantie, volgens de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) en een door Burgemeester en Wethouders goedgekeurd archeologisch Programma van Eisen (PvE).
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Werken en werkzaamheden waarvoor een omgevingsvergunning verplicht is

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie - 1' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren zulks ongeacht het bepaalde bij de andere op deze gronden rustende bestemmingen:

  • a. het ontgronden, afgraven, saneren, onderzuigen, egaliseren, verlagen, afplaggen en/of anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • b. het ophogen van de bodem hoger dan 30 cm;
  • c. het graven, verbreden, verdiepen van watergangen en waterpartijen;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen; e. het rooien van diepwortelende beplantingen en bomen, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • g. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
  • h. het uitvoeren van werkzaamheden ter verhoging of verlaging van de grondwaterstand;
  • i. het verwijderen van ondergrondse fundamenten en het verwijderen en/of uittrekken van heipalen.

4.3.2 Uitzonderingen

Het in 4.3.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

  • a. die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in artikel 4.2.3 in acht is genomen;
  • b. die in het kader van het normale beheer en onderhoud worden uitgevoerd;
  • c. die worden uitgevoerd in bestaande weg- en/of leidingcunetten;
  • d. die een oppervlakte beslaan van ten hoogste 0 m2;
  • e. die niet dieper reiken dan 30 cm beneden peil;
  • f. die worden uitgevoerd in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een daartoe gecertificeerde instantie;
  • g. waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
    • 1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;
    • 2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning.
4.3.3 Voorwaarden omgevingsvergunning
  • a. Vergunning als bedoeld in 4.3.1 wordt verleend indien bij de aanvraag vergunning een archeologisch rapport wordt overlegd waaruit naar het oordeel van burgemeester en wethouders blijkt dat:
    • 1. de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. archeologische waarden door het uitvoeren van de werken en/of werkzaamheden niet of niet onevenredig worden geschaad, dan wel afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud van die waarden;
    • 3. er geen archeologische waarden zijn.
  • b. Aan de vergunning als bedoeld in 4.3.1 kunnen burgemeester en wethouders in ieder geval de volgende voorwaarden verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het laten doen van opgravingen door een daartoe gecertificeerde instantie, volgens de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) en een door burgemeester en wethouders goedgekeurd archeologisch Programma van Eisen (PvE);
    • 3. de verplichting de uitvoering van de bouwwerkzaamheden die leiden tot bodemverstoring te laten begeleiden door een daartoe gecertificeerde instantie, volgens de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) en een door burgemeester en wethouders goedgekeurd archeologisch Programma van Eisen (PvE).
4.4 Advies

Indien sprake is van een activiteit waarvoor een omgevingsvergunning is vereist, wint de aanvrager vooraf archeologisch advies in bij de door burgemeester en wethouders aangewezen archeologisch deskundige.

4.5 Beoordeling

Alvorens de omgevingsvergunning als bedoeld in 4.2.3 sub a en 4.3.1 te verlenen, vragen burgemeester en wethouders advies aan een archeologisch deskundige.

4.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd betreffende de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 1' de regels van het plan te wijzigen zodanig dat de dubbelbestemming naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na archeologisch onderzoek, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 5 Waarde - Beschermd stadsgezicht

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. behoud en bescherming van de cultuurhistorische waarden van het beschermd stadsgezicht, welke waarden bestaan uit:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - zone c', het historische beeld van zone C van het beschermde stadsgezicht Vianen dat bepaald wordt door de hoofdstructuur van straten en wegen, alsook de hoogte van de bebouwing;
5.2 Bouwregels

Voor het bouwen op of in de in lid 5.1 bedoelde gronden gelden de volgende regels:

Algemeen

  • a. een omgevingsvergunning voor het bouwen overeenkomstig de andere hier voorkomende bestemmingen wordt slechts verleend, indien is aangetoond dat de op de betreffende gronden aanwezige cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden verstoord, waarbij de volgende principes gelden:
    • 1. behoud, onderhoud en versterking van waarden gaan voor vernieuwen en ontwikkelen;
    • 2. vernieuwen en ontwikkelen geschieden op basis van en met respect voor de cultuurhistorische waarden;
  • b. over het (ver)bouwen, vernieuwen of veranderen van bouwwerken dient de Erfgoedcommissie te zijn gehoord, tenzij het bouwwerkzaamheden betreft van ondergeschikte betekenis;

Daken en dakhelling

  • c. alle gebouwen moeten voorzien zijn, dan wel voorzien blijven van een zadeldak of schilddak;
  • d. de dakhelling van dakvlakken van gebouwen moet tussen 35º -60º bedragen;

Situering gevels

  • e. de voorgevels van hoofdgebouwen mogen uitsluitend in de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd;

Voorgevelbreedte

  • f. per voorgevelbreedte mag deze niet minder dan 4,5 m en niet meer dan 10 m bedragen;
5.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 5.2:

  • a. onder c, ten behoeve van het bouwen van de afdekking van gebouwen met een andere nokrichting en kapvorm;
  • b. onder d ten behoeve van het bouwen met een andere dakhelling;
  • c. onder e, ten behoeve van het bouwen van de voorgevel of delen daarvan op ten hoogste 1 m voor de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  • d. onder f, ten behoeve van het bouwen met een andere voorgevelbreedte;


mits:

    • 1. het bouwwerk, voor zover het staat ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - zone c', redelijkerwijs past of blijft passen in het stadsbeeld c;
    • 2. het advies van de Erfgoedcommissie is ingewonnen.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op of in de in lid 5.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het geheel of gedeeltelijk slopen van hoofdgebouwen;
  • b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen aansluitend aan karakteristieke bomen;
  • c. het beplanten van grondstroken, smaller dan 2 m, gelegen tussen een rijbaan of voetpad en een voorgevel van een hoofdgebouw;
  • d. het aanleggen van meer dan één parkeerplaats per hoofdgebouw;
  • e. het aanleggen van bestratingen en andere terreinverhardingen van betonprodukten, asfalt of materiaal van een soortgelijke structuur op gronden, voor zover zichtbaar vanaf de openbare weg;
  • f. het aanleggen van oeververbindingen, oeverbeschoeiingen of aanlegplaatsen.
5.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in sublid 5.4.1 bedoelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud of beheer betreffen;
  • b. waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
    • 1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;
    • 2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning.
  • c. als bedoeld in sublid 5.4.1, onder a, voor zover het betreft sloopwerkzaamheden:
    • 1. ingevolge een aanschrijving of een besluit van burgemeester en wethouders;
    • 2. voortvloeiende uit het gewone onderhoud;
    • 3. van ondergeschikte betekenis en waarvoor schriftelijk door of namens burgemeester en wethouders is meegedeeld dat geen omgevingsvergunning is vereist;
  • d. die dienen tot onderhoud of voltooiing van werken, die op de dag van het in ontwerp ter inzage leggen van dit plan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen.
5.4.3 Criteria voor vergunningverlening

Een omgevingsvergunning als bedoeld in sublid 5.4.1 wordt slechts verleend, indien:

  • a. door de werken of werkzaamheden of door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen geen blijvende afbreuk wordt gedaan aan het Beschermd Stadsgezicht;
  • b. door het weigeren van de vergunning de aanvrager onevenredig in zijn belangen wordt geschaad.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Dakkapellen en gevelopbouwen
7.1.1 Bouwregels

Dakkapellen en gevelopbouwen mogen voor zover gebouwd aan de naar de weg gekeerde zijde van een gebouw een breedte hebben van ten hoogste een derde van de breedte van deze zijde van dat gebouw en voor zover gebouwd aan de achtergevel van een gebouw een breedte hebben van ten hoogste de helft van de breedte van de achtergevel van dat gebouw en mits de hoogte van de dakkapel of gevelopbouw, gemeten ten opzichte van de goothoogte van de onderliggende gevel niet meer bedraagt dan 3 m.

7.1.2 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in sublid 7.1.1 voor dakkapellen tot over de volle breedte van een gebouw, mits advies wordt ingewonnen bij de Erfgoedcommissie.

7.2 Ondergeschikte bouwdelen

Ondergeschikte delen van een bouwwerk mogen de bouwgrens als volgt overschrijden:

  • a. tot gebouwen behorende plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor regenwater, gevelversieringen en wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen mogen de bouwgrens met maximaal 20 cm overschrijden;
  • b. tot gebouwen behorende gevellijsten, kroonlijsten, overstekende daken, luifelsen hijsinrichtingen mogen, mits gelegen op een hoogte van ten minste 2,2 m boven een voetpad of ten minste 4,2 m boven een rijweg, de bouwgrens met maximaal 50 cm overschrijden, met dien verstande dat balkons aan de achtergevel het bouwvlak met maximaal 1,5 m mogen overschrijden.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

8.1 Strijdig gebruik

Een gebruik in strijd met het bestemmingsplan is in ieder geval het gebruik:

  • a. van gronden en bouwwerken als of ten behoeve van een seksinrichting;
  • b. van onbebouwde gronden als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met de verwerkelijking van de bestemming of het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
  • c. van onbebouwde gronden als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met de verwerkelijking van de bestemming of het op de bestemming gerichte beheer van de gronden.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het plan:

  • a. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de oppervlakte niet meer dan 30 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
  • b. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van de ligging van bestemmings- en bouwgrenzen en van aanduidingen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;
  • c. voor afwijkingen van regels, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages.

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, voor zover daaraan behoefte bestaat en zulks het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het in het plan begrepen gebied niet schaadt, de ligging van grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en aanduidingen te wijzigen zodanig, dat:

  • a. de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot, en
  • b. geen van de grenzen met meer dan 10 m wordt verschoven,


mits, naar gelang de ligging van de bedoelde grenzen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - zone c', het Stadsbeeld C, door de wijziging niet onevenredig wordt aangetast

Artikel 11 Overige regels

11.1 Parkeerregels
11.1.1 Algemene parkeerregels

Het is verboden te bouwen dan wel het gebruik van gronden en/of bouwwerken te wijzigen indien er niet wordt voldaan aan de op grond van dit artikel gestelde parkeernormen. Voorafgaand aan de verlening van een omgevingsvergunning wordt aan de hand van de parkeernormering en de van toepassing zijnde stedelijke zone bepaald of voorzien is in voldoende parkeergelegenheid.

11.1.2 Specifieke parkeerregels bij bouwplannen

Een bouwplan dient te voorzien in voldoende parkeermogelijkheden op de bij het bouwplan behorende en daartoe bestemde gronden. De toename van de parkeerbehoefte wordt bepaald met inachtneming van door burgemeester en wethouders vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het parkeren, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag voor een omgevingsvergunning. Indien er geen beleidsregels aanwezig zijn, gelden de actuele CROW kencijfers. Zijn er wel beleidsregels en wijzigen deze gedurende de planperiode dan gelden de gewijzigde regels. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode wijzigen, gelden de gewijzigde regels.

11.1.3 Specifieke parkeerregels bij gebruikswijzigingen

Indien het wijzigen van het gebruik van gronden en/of bouwwerken daartoe aanleiding geeft, moet, voor wat betreft de toename in de parkeerbehoefte, in voldoende mate ruimte zijn aangebracht op die gronden of op de bij die bouwwerken behorende en daartoe bestemde gronden. De parkeerbehoefte wordt bepaald aan de hand van de parkeernormering op basis van de meest actuele CROW publicatie dan wel het gemeentelijk parkeerbeleid. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode wijzigen, gelden de gewijzigde regels.

11.1.4 Specifieke gebruiksregels

Op grond van het bepaalde in de regels mogen voor de verschillende bestemmingen aangewezen gronden daarvoor slechts worden bebouwd en gebruikt onder de voorwaarde dat voldoende parkeergelegenheid voor voertuigen wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden. Er is sprake van voldoende parkeergelegenheid indien voldaan wordt aan de parkeernormering op basis van de meest actuele CROW publicatie dan wel het gemeentelijk parkeerbeleid, de in dat bestemmingsplan genoemde parkeernormen. Indien dit gemeentelijke parkeerbeleid gedurende de planperiode wijzigt, dient rekening te worden gehouden met de wijziging.

11.2 Gebruiksregels parkeren
11.2.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik met de bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden of bouwwerken als bedoeld in artikel 11.1, indien niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering o.b.v. de meest actuele CROW publicatie dan wel het gemeentelijk parkeerbeleid de in dat bestemmingsplan genoemde parkeernormen. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode wijzigen, gelden de gewijzigde regels.

11.3 Afwijken parkeren
11.3.1 Afwijken van de parkeerregels

Het college van burgemeester en wethouders kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 11.1, artikel 11.2 en artikel 11.4, met in achtneming van de parkeernormering o.b.v. de meest actuele CROW publicatie dan wel het gemeentelijk parkeerbeleid, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie. Het college neemt hierbij in overweging of:

  • a. het voldoen aan de parkeerregels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
  • b. er op andere wijze in de benodigde parkeer- en stallingsbehoefte wordt voorzien;
  • c. er een financiële voorwaarde dient te worden gesteld.


Indien gedurende de planperiode het gemeentelijk parkeerbeleid wijzigt, geldt het gewijzigde parkeerbeleid.

11.3.2 Afwijken van de parkeereis

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 11.1 indien in het plangebied, dan wel in de directe omgeving, op een andere wijze in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, met dien verstande dat aan de omgevingsvergunning financiële voorwaarden verbonden kunnen worden.

11.4 Nadere eisen parkeervoorzieningen
11.4.1 Afmetingen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van maatvoering van de parkeervoorzieningen indien dit, gelet op de feitelijke omstandigheden, noodzakelijk is.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit, geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Schoolstraat 6 en Walsland 51, Vianen'.