Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Herstructurering Lingeplein e.o. te Leerdam
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1961.BPLDLingepleineo-VA01

Regels

1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
1.1 plan
het bestemmingsplan Herstructurering Lingeplein e.o. te Leerdam met identificatienummer NL.IMRO.1961.BPLDLingepleineo-VA01 van de Gemeente Vijfheerenlanden.
 
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.
 
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.4 aanduidingsgrens
grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.5 afhankelijke woonruimte
een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
 
1.6 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
1.7 bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.
 
1.8 bestaande bebouwing
bebouwing die op het tijdstip van eerste terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestaat of in uitvoering is, dan wel na dat tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, waarbij de aanvraag van de vergunning voor dat tijdstip is ingediend.
 
1.9 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.10 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
 
1.11 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
 
1.12 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
1.13 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
 
1.14 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
 
1.15 carport
een overkapping voor de stalling van een auto, zonder eigen zijwanden, met dien verstande dat wel zijwanden zijn toegestaan die worden gevormd door de wand van een ander bouwwerk, zoals bijvoorbeeld de zijgevel van de woning, of een erfafscheiding, mits de naar de weg gekeerde zijde van de carport geheel open blijft.
 
1.16 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
 
1.17 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.18 gemeentelijk parkeerbeleid
de beleidsregels parkeren van de gemeente Vijfheerenlanden, zoals vastgelegd in de ‘Beleidsnota parkeernormen Leerdam’ vastgesteld d.d. 13 november 2009.
 
1.19 hoofdgebouw
een (deel van een) gebouw dat op een bouwperceel/ bouwvlak door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.
 
1.20 horeca
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt.
 
1.21 huishouden
een huishouden bestaat uit één of meer personen die op hetzelfde adres wonen en een economisch-consumptieve eenheid vormen. van een huishouden is slechts sprake indien er bloedverwantschap, huwelijksbinding of een daaraan in intensiteit en continuïteit gelijk te stellen mate van binding tussen bewoners is.
 
1.22 kamergewijze verhuur
het bedrijfsmatig verhuren of aanbieden van onzelfstandige woonruimte/kamer voor bewoning.
 
1.23 kunstobject
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uitingen van één der beeldende kunsten.
 
1.24 niet-publiekgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit
een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek publiekgericht zijn, en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse.  
 
1.25 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
 
1.26 onzelfstandige woonruimte
woonruimte die geen eigen toegang heeft en die niet door één huishouden wordt bewoond, zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen (keuken, douche en/of toilet) buiten die woonruimte.
 
1.27 openbaar groen
bomen en struiken in parken en plantsoenen die voor iedereen toegankelijk zijn.
 
1.28 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat bestaat uit een dakconstructie met maximaal één eigen wand.
 
1.29 peil
  1. gebouwen in niet-geaccidenteerd terrein: de kruin van de weg waarlangs het gebouw wordt ontsloten.
  2. gebouwen in geaccidenteerd terrein:
    1. voor zover de voorgevel van een gebouw is gelegen binnen een afstand van 3 meter uit de grens met het openbaar gebied en tot en met een afstand van 13 meter vanaf de grens met het openbaar gebied: de kruin van de weg waarlangs het gebouw wordt ontsloten;
    2. overig: het hoogste punt van het aan het gebouw aansluitende bestaande afgewerkte terrein;
  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende terrein.
1.30 publiekgerichte dienstverlening
op het publiek gerichte dienstverlening met een baliefunctie, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, stomerijen, wasserettes, makelaarskantoren, bankfilialen, apotheken en internet- en belwinkels.
 
1.31 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
 
1.32 voorgevelrooilijn
een naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan.
 
1.33 waterhuishoudkundige voorzieningen
waterhuishoudkundige voorzieningen zijn voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit.
 
1.34 wonen
het gehuisvest zijn in een woning of wooneenheid conform het begrip 'woning of wooneenheid'.
 
1.35 woning of wooneenheid
een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
 
Artikel 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
2.2 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.4 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. beplanting, plantsoenen, bermen, natuurvriendelijke oevers, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden;
  2. recreatief gebruik;
  3. (ondergrondse) afvalcontainers;
  4. bij deze bestemming behorende voorzieningen;
  5. bouwwerken ten behoeve van de verbinding van oevers ter plaatse van openbaar groen.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd. Voor het bouwen gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 meter bedragen;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag niet meer dan 5 meter bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van de gronden als bedoeld in artikel 3 lid 1 geldt dat parkeervoorzieningen niet zijn toegestaan.
 
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Afwijken parkeervoorzieningen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd door middel van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 3 lid 1 en artikel 3 lid 3 voor het toestaan van parkeervoorzieningen, met dien verstande dat:
  1. aangetoond wordt dat er op eigen terrein en directe omgeving onvoldoende ruimte aanwezig is om in de parkeerbehoefte te voorzien;
  2. aangetoond wordt dat geen onevenredige aantasting van groen en ecologische waarden plaatsvindt;
  3. rekening gehouden wordt met de waterhuishouding;
  4. de verkeersveiligheid niet in het geding komt;
  5. de parkeervoorziening moet grenzen aan de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'.
3.4.2 Afwijken tuin
Burgemeester en wethouders zijn door middel van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 3 lid 1 voor het gebruik van de gronden als tuin, met dien verstande dat:
  1. aangetoond wordt dat geen onevenredige aantasting van groen en ecologische waarden plaatsvindt;
  2. rekening gehouden wordt met de waterhuishouding;
  3. aangetoond wordt dat geen onevenredige aantasting van stedenbouwkundige en beeldkwaliteit plaatsvindt;
  4. de tuin moet grenzen aan de bestemming 'Tuin' en/of 'Wonen'.
Artikel 4 Tuin
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. tuinen en erven behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd. Voor het bouwen gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel of het verlengde daarvan niet meer mag bedragen dan 1 meter;
  2. entrees gebouwd aan de voorgevel van het aangrenzende hoofdgebouw zijn toegestaan, met dien verstande dat:
    1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van het vloerpeil van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
    2. de breedte van de entree niet meer mag bedragen dan 30% van de breedte van de bestaande voorgevel van het hoofdgebouw tot maximaal 3,5 meter;
    3. een diepte niet meer mag bedragen dan 1 meter;
    4. de afstand van de entree tot de voorste bestemmingsgrens minimaal 3 meter bedraagt;
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,5 meter.
4.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd door middel van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 4 lid 2 voor:
  1. het bouwen van bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:
    1. het gezamenlijk oppervlak van bijbehorende bouwwerken per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 60 m²;
    2. de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 meter;
    3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5,5 meter;
    4. voor de voorgevel of het verlengde daarvan zijn uitsluitend bijbehorende bouwwerken toegestaan waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 6 m².
  2. het bouwen de bouw van ten hoogste één carport per bouwperceel, mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3,5 meter. Geen omgevingsvergunning mag worden verleend indien niet in voldoende mate vaststaat dat deze bouwwerken noodzakelijk zijn ten behoeve van de vergroting van de parkeercapaciteit.
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie;
  2. nutsvoorzieningen;
  3. (ondergrondse) afvalcontainers;
  4. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, speelvoorzieningen, parkeervoorzieningen, duikers, bruggen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
 
5.2.1 Gebouwen
  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  3. de inhoud mag niet meer bedragen dan 60 m³.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
  1. de bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 15 meter;
  2. de bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 15 meter;
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van speelvoorzieningen niet meer dan 5 meter mag bedragen.
5.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
  1. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Artikel 6 Wonen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het wonen, al dan niet met niet-publiekgerichte aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten;
  2. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
  1. hoofdgebouwen;
  2. bijbehorende bouwwerken;
  3. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
 
6.2.1 Hoofdgebouwen
  1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  3. het aantal woningen per bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven.
6.2.2 Bijbehorende bouwwerken
  1. bijbehorende bouwwerken en overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning;
  2. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
  3. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen mag niet meer bedragen dan 5,5 meter;
  4. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen op de gronden gelegen buiten het bouwvlak, mag niet meer bedragen dan 50% van het perceel tot een maximum van 100 m².
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel of het verlengde daarvan niet meer mag bedragen dan 1 meter;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,5 meter.
6.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd door middel van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 6 lid 2.2 voor het bouwen van ten hoogste één carport per bouwperceel, mits de hoogte niet meer bedraagt dan 3,5 meter. Geen omgevingsvergunning mag worden verleend indien niet in voldoende mate vaststaat, dat deze bouwwerken noodzakelijk zijn ten behoeve van de vergroting van de parkeercapaciteit.
 
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit
De vloeroppervlakte ten behoeve van niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit bedraagt ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 25 m², met dien verstande dat:
  1. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  2. geen onevenredige verkeersaantrekkende werking plaatsvindt;
  3. geen afbreuk wordt gedaan aan het woonkarakter van de omgeving;
  4. horeca of detailhandel niet zijn toegestaan, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van een niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit;
  5. de activiteiten door de bewoner worden uitgeoefend.
6.4.2 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
  1. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het een vrijstaand bijbehorend bouwwerk betreft;
  2. kamerbewoning;
  3. seksinrichtingen.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd door middel van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 6 lid 4.1 voor het toestaan van publiekgerichte dienstverlening, met dien verstande dat:
  1. de woonfunctie van het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken dienen in overwegende mate te worden gehandhaafd;
  2. de activiteit in ieder geval wordt uitgeoefend door de (mede)bewoner van de betreffende woning;
  3. de ruimtelijke uitstraling door het beroep of bedrijf beperkt dient te blijven;
  4. behoudens in- en uitladen, zijn bedrijfsmatige activiteiten en buitenopslag in de (openbare) ruimte rond de woning niet toegestaan;
  5. de belangen van derden niet onevenredig geschaad mogen worden en er geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu mag ontstaan. Dit geldt bijvoorbeeld voor lichtinval, bezonning, privacy en uitzicht van naastgelegen percelen, milieuhinder, toename van de parkeerdruk en een verhoging van de verkeersaantrekkende werking;
  6. geen onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte mag ontstaan en voldoende parkeervoorzieningen op het eigen terrein gerealiseerd moeten worden. Conform de Beleidsnota parkeernormen Leerdam of de rechtsopvolger daarvan zal bepaald worden hoeveel parkeerplaatsen benodigd zijn;
  7. detailhandel alleen is toegestaan in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, verwerkt of bewerkt, en dit een ondergeschikt deel van de bedrijfsvoering is;
  8. er zijn geen horeca, horeca-activiteiten en seksinrichting toegestaan.
3 Algemene regels
 
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene bouwregels
 
8.1 Hoogteregels
  1. Voor de ten hoogste toelaatbare hoogte van gebouwen dienen - onverminderd hetgeen in hoofdstuk 2 van de regels is bepaald - de met de maatvoeringsaanduiding aangegeven hoogten in acht genomen te worden.
  2. De ten hoogste toelaatbare hoogten van gebouwen mogen uitsluitend worden overschreden door (schotel)antenne-installaties, schoorstenen, liftkokers, trappenhuizen en andere ondergeschikte bouwdelen, tenzij in hoofdstuk 2 van de regels anders is geregeld. Voor zover met de maatvoeringsaanduiding of in sub c de goothoogte is aangegeven, mag de ten hoogste toelaatbare hoogte tevens worden overschreden door hellende dakvlakken, topgevels en dakkapellen.
  3. Voor zover noch op de verbeelding noch in de regels er voorwaarden zijn opgenomen ten aanzien van de afdekking van gebouwen, mogen de gebouwen zowel met een kap als plat worden afgedekt. Voor zover een platte afdekking wordt toegepast, geeft de met de maatvoeringsaanduiding aangegeven goothoogte de ten hoogste toelaatbare hoogte van het boeibord van het platte dak aan.
8.2 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
  1. Voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  2. In geval van herbouw is sub a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
8.3 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 uitsluitend worden overschreden door:
  1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 2,5 m bedraagt;
  2. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding niet meer dan 2 meter bedraagt;
  3. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt.
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan.
Artikel 10 Algemene aanduidingsregels
10.1 Geluidzone - industrie
  1. De gronden ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte in verband met de nabijheid van een inrichting als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder.
  2. Voor het bouwen geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' geen nieuwe bouwwerken mogen worden gebouwd ten behoeve van geluidsgevoelige functies, met uitzondering van ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw, in generlei opzicht wordt vergroot of veranderd.
  3. Onder verbouwen wordt hier verstaan het bouwkundig veranderen van (een deel) van het gebouw en/of (een van) de daartoe behorende gevels.
  4. Onder nieuwbouw wordt hier verstaan het geheel of nagenoeg geheel vernieuwen van een gebouw, waarbij de situering, bouwhoogte en bouwmassa geheel of nagenoeg geheel overeenkomen met het gesloopte gebouw; de bouw van een bijgebouw bij een woning of de uitbreiding van een bestaande geluidsgevoelige functie conform de in de basisbestemming voorgeschreven bebouwingsregeling.
  5. Burgemeester en wethouders zijn door middel van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde in onder a voor het bouwen van nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein van de gevels van deze woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.
  6. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat de aanduiding 'geluidzone - industrie' opgeheven wordt indien de bron van de geluidszone is opgehouden te bestaan.
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
 
11.1 Algemeen
Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken - door middel van een omgevingsvergunning af te wijken van de bepalingen in het plan voor:
  1. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  2. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
11.2 Voorwaarden
Een omgevingsvergunning wordt niet verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 12 Algemene wijzigingsregels
Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
Artikel 13 Overige regels
13.1 Parkeerregels
 
13.1.1 Algemene parkeerregels
Het is verboden te bouwen dan wel het gebruik van gronden en/of bouwwerken te wijzigen indien er niet wordt voldaan aan de op grond van dit artikel gestelde parkeernormen.
 
13.1.2 Specifieke parkeerregels bij bouwplannen
Een bouwplan dient te voorzien in voldoende parkeermogelijkheden op de bij het bouwplan behorende en daartoe bestemde gronden. De toename van de parkeerbehoefte wordt bepaald op de wijze zoals beschreven in de Beleidsnota parkeernormen Leerdam zoals opgenomen in bijlagen bij de regels bijlage 1.
Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode wijzigen, gelden de gewijzigde regels.
 
13.1.3 Specifieke parkeerregels bij gebruikswijzigingen
Indien het wijzigen van het gebruik van gronden en/of bouwwerken daartoe aanleiding geeft, moet, voor wat betreft de toename in de parkeerbehoefte, in voldoende mate ruimte zijn aangebracht op die gronden of op de bij die bouwwerken behorende en daartoe bestemde gronden. De parkeerbehoefte wordt bepaald op de wijze zoals beschreven in de beleidsnota parkeernormen Leerdam. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode wijzigen, gelden de gewijzigde regels.
 
13.1.4 Specifieke gebruiksregels
Op grond van het bepaalde in de regels mogen voor de verschillende bestemmingen aangewezen gronden daarvoor slechts worden bebouwd en gebruikt onder de voorwaarde dat voldoende parkeergelegenheid voor auto's en fietsen wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden. Er is sprake van voldoende parkeergelegenheid indien voldaan wordt aan de beleidsnota parkeernormen Leerdam, zoals opgenomen in de bijlagen bij de regels.
Indien dit parkeerbeleidsplan gedurende de planperiode wijzigt, dient rekening te worden gehouden met de wijziging.
 
13.2 Gebruiksregels parkeren
13.2.1 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik met de bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden of bouwwerken als bedoeld in artikel 13 lid 1, indien niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze is opgenomen in de op dat moment geldende beleidsregel Nota Parkeerbeleid Gemeente Zederik, de nota parkeernormen Vianen, de beleidsnota parkeernormen Leerdam of, uitsluitend voor het plangebied van het bestemmingsplan 'Hoef en Haag', de in dat bestemmingsplan genoemde parkeernormen.
Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode wijzigen, gelden de gewijzigde regels.
 
13.3 Afwijken parkeren
  
13.3.1 Afwijken van de parkeerregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 13 lid 1, artikel 13 lid 2 en artikel 13 lid 3, met in achtneming van de in de betreffende beleidsnota genoemde voorwaarden en mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie. Het college neemt hierbij, conform de beleidsnota parkeernormen Leerdam in overweging of:
  1. het voldoen aan de parkeerregels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
  2. er op andere wijze in de benodigde parkeer- en stallingsbehoefte wordt voorzien;
  3. er een financiële voorwaarde dient te worden gesteld.
Indien gedurende de planperiode de beleidsregels wijzigen, gelden de gewijzigde regels.
 
13.3.2 Afwijken van de parkeereis
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 13 lid 1 indien in het plangebied, dan wel in de directe omgeving, op een andere wijze in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, met dien verstande dat aan de omgevingsvergunning financiële voorwaarden verbonden kunnen worden.
 
13.4 Nadere eisen parkeervoorzieningen
13.4.1 Afmetingen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van maatvoering van de parkeervoorzieningen, indien dit, gelet op de feitelijke omstandigheden, noodzakelijk is.
 
13.5 Afwijking verbod kamergewijze verhuur en/of woon (zorg) initiatieven
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het toegestane gebruik van een woning en/of wooneenheid door kamergewijze verhuur en/of woon (zorg) initiatieven met meerdere huishoudens toe te staan mits het:
  1. past binnen de daarvoor geldende gemeentelijke beleidsregels;
  2. past binnen de geldende bouwregels en de voor het overige geldende gebruiksbepalingen;
  3. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  4. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad; 
  5. door initiatiefnemer een zekerheidstelling is afgeven met betrekking tot de (plan)kosten; 
  6. de afwijking voorzien wordt van een ruimtelijke motivatie.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
 
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Herstructurering Lingeplein e.o. te Leerdam'.