direct naar inhoud van Regels
Plan: Diefdijk 21 Schoonrewoerd
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1961.BPDiefdijk21SW-VS01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Diefdijk 21 Schoonrewoerd met identificatienummer NL.IMRO.1961.BPDiefdijk21SW-VS01 van de gemeente Vijfheerenlanden;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 archeologische waarden:

de toegekende waarden in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit oude tijden;

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.8 bestaand:
  • a. bij bouwwerken: aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan; alsmede bouwwerken die op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen worden gebouwd krachtens een daartoe verleende bouwvergunning;
  • b. bij gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
1.9 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.10 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.11 boomgaard:

een stuk grond waarop (bedrijfsmatig) fruitbomen worden gehouden;

1.12 bos:

elk terrein waarop bosbouw wordt uitgeoefend, zijnde het geheel van bedrijfsmatig handelen en/of activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van (een of meerdere van de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu (waaronder begrepen waterhuishouding) en recreatie;

1.13 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.14 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.15 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.16 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.17 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.18 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.19 bijgebouw:

een al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw waarbij het behoort, dat niet toegankelijk is vanuit het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt en functioneel dienstbaar is aan dat hoofdgebouw;

1.20 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied;

1.21 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.22 ecologische waarden:

de aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de samenhang van dieren en planten en hun leefomgeving en/of tussen dieren en planten onderling;

1.23 erfafscheiding:

afscheiding van een erf of perceel door middel van schutting, gaaswerk of hekwerk, waaronder begrepen afrasteringen en omheiningen;

1.24 extensief recreatief medegebruik:

vorm van recreatie die in hoofdzaak is gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen, waarvoor geen specifieke inrichting van het gebied noodzakelijk is, maar waarvoor kan worden volstaan met de voorzieningen die reeds ten behoeve van de hoofdfunctie aanwezig zijn en ondergeschikte voorzieningen zoals bewegwijzeringsbordjes, picknickbanken en draaihekjes;

1.25 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.26 half verhard:

een verharding bestaande uit kiezel, grind, schelpen en/ of gemalen baksteen alsmede vergelijkbare losse materialen;

1.27 hoofdgebouw:

een (deel van een) gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.28 horeca:

een bedrijf dat is gericht op het verstrekken van logies en/of ter plaatse nuttigen van voedsel en/of dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bieden van vermaak, niet zijnde een seksinrichting, onderverdeeld in horecacategorieën;

  • horecacategorie 1: lichte horeca
    bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken;
  • horecacategorie 2: middelzware horeca
    bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken;
  • horecacategorie 3: zware horeca
    bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen;
1.29 houtproductie:

het voortbrengen van hout op bedrijfsmatige wijze door een mede daarop afgestemd duurzaam beheer van bos;

1.30 huishouden:

een huishouden bestaat uit één of meer personen die op hetzelfde adres wonen en een economisch-consumptieve eenheid vormen. Van een huishouden is slechts sprake indien er bloedverwantschap, huwelijksbinding of een daaraan in intensiteit en continuïteit gelijk te stellen mate van binding tussen de bewoners is;

1.31 kampeermiddel:

een tent, tentwagen, een kampeerauto of een (tour)caravan;

1.32 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:

bedrijfsmatige activiteiten die naar aard en ruimtelijke verschijningsvorm duidelijk ondergeschikt zijn aan de hoofdbestemming die ter plaatse geldt;

1.33 lawaaisport:

een sportactiviteit waarbij motorisch of mechanisch geluid wordt geproduceerd dat zodanig is dat het achtergrondniveau wordt overschreden, waaronder in ieder geval begrepen de rallysport, motorsport, (model)vliegsport; de jachtsport wordt hier niet onder begrepen;

1.34 natuurwaarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologisch, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

1.35 nevenactiviteiten:

een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel;

1.36 niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek publiekgericht zijn, en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse;

1.37 paardenbak:

een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining;

1.38 publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit

een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak publieksaantrekkend zijn en waarvan de omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan;

1.39 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof hij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, escortbedrijf, parenclub en (raam)prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.40 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.41 verhard:

een verharding bestaande uit baksteen, tegels, beton en/ of asfalt, alsmede daarmede vergelijkbare vaste/ gesloten materialen;

1.42 wonen:

het gehuisvest zijn in een woning of wooneenheid conform het begrip 'woning of wooneenheid';

1.43 woning of wooneenheid:

een complex van ruimtes, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Indien krachtens dit plan een meting moet worden verricht, dan moet de volgende wijze van meten worden toegepast:

2.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

de kortste afstand tussen de zijdelingse perceelsgrens(zen) van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de bovenkant van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.7 peil:
  • a. de gemiddelde hoogte van het afgewerkte bouwterrein;
  • b. indien de voorgevel van een gebouw de uitbreiding daarvan of een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelegen is binnen een afstand van ten hoogste 5 m uit de grens van een bestemming 'Verkeer' c.q. 'Verkeer - Verblijfsgebied', gelegen op een dijk, wordt de kruin van de dijk als peil beschouwd voor het betreffende gebouw en alle (bestaande) aangebouwde bijgebouwen;
  • c. in andere gevallen, waarin aan een dijk wordt gebouwd, wordt als peil beschouwd de gemiddelde hoogte van het aanliggend afgewerkt terrein, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
2.8 vloeroppervlak:

de oppervlakte van de vloer gemeten som van het product van de afstand tussen de binnenwerkse gevelvlakken en de afstand van de (binnenzijde van de) bouwmuren.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Natuur

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bosbouw en houtproductie;
  • b. behoud, herstel en ontwikkeling van de natuurlijke, ecologische en landschappelijke waarden;
  • c. behoud, herstel en ontwikkeling van de geomorfologische, bodemkundige en hydrologische waarden;
  • d. behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
  • e. behoud, herstel en ontwikkeling van de aanwezige eendenkooien;
  • f. extensief agrarisch gebruik, zoals beweiding, ten dienste van natuurbeheer;
  • g. extensief recreatief medegebruik;
  • h. waterhuishoudkundige doeleinden;
  • i. behoud en herstel van aanwezige poelen en watergangen;
  • j. onderhoudspaden langs watergangen.

één en ander met bijbehorende voorzieningen en overeenkomstig de in lid 3.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.

3.1.2 Nadere detaillering van de bestemming
a Houtproductie

Houtproductie is toegestaan, mits dit ondergeschikt is aan het bosbehoud en het behoud van de landschappelijke en natuurwaarden.

b Natuurwaarden

Gestreefd wordt naar behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden. Dit houdt in dat de bestaande biotopen van inheemse flora en fauna, in het bijzonder van plantengezelschappen, dienen te worden beschermd.

c Recreatief medegebruik

Het gehele gebied mag worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het extensief recreatief medegebruik worden recreatieve voorzieningen, zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d., in het gehele gebied toegestaan.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt een maximale bouwhoogte van 1,5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het extensief recreatief medegebruik maximaal 2,5 m mag bedragen.

3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Strijdig gebruik

In ieder geval geldt als strijdig met de bestemming gebruik van gronden en opstallen:

  • a. voor lawaaisporten;
  • b. het aanbrengen van boomgaarden, fruitteelt, boomteelt, heesters, sierteelt;
  • c. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of halfverhardingen groter dan 200 m2;
  • d. het omzetten (scheuren) van grasland in bouwland.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de in het schema in lid 3.4.4 opgenomen werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren.

3.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in lid 3.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan reeds een omgevingsvergunning is verleend;
  • b. die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. die het normale onderhoud en/of landschapsbeheer betreffen.
3.4.3 Toetsing aan aanwezige waarden

De in lid 3.4.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waarden waarop deze bestemming is gericht. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema in lid 3.4.4 de toetsingscriteria weergegeven.

Alvorens de vergunning wordt verstrekt, wordt door het bevoegd gezag eerst een onafhankelijke terzake deskundige gehoord.

3.4.4 Schema omgevingsvergunningen

Vergunningplicht werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden   Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning  
het verwijderen van houtgewas, houtwallen, bosschages   1. deze werkzaamheid vindt plaats in het kader van bos- of natuurbeheer of het mogelijk maken van extensief recreatief medegebruik;
2. er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van de aanwezige natuurwaarden.  
het diepploegen en diepwoelen van de bodem (>40 cm)   deze werkzaamheden vinden plaats in het kader van het bos- of natuurbeheer.  
het graven, ophogen en egaliseren van de bodem   1. deze werkzaamheden vinden plaats in het kader van het bos- of natuurbeheer;
2. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.  
het graven/ aanleggen, dempen, vergroten of herprofileren van sloten en kleine oppervlaktewateren   1. deze werkzaamheid vindt plaats in het kader van bos- of natuurbeheer dan wel voor het mogelijk maken van extensief recreatief medegebruik;
2. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;
3. de activiteiten mogen geen onevenredige aantasting betekenen van de aanwezige natuurwaarden.  
het aanbrengen van houtgewas, niet zijnde het aanbrengen van boomteelt, heesters en sierteelt   deze werkzaamheden vinden plaats in het kader van het bos- of natuurbeheer.  
het aanbrengen van oeverbeschoeiingen   deze werkzaamheden vinden plaats in het kader van het bos- of natuurbeheer.  
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en half verhardingen met een oppervlakte van maximaal 200 m2   1. de verhardingen zijn noodzakelijk voor het beheren dan wel verbeteren van bos en natuur dan wel voor het mogelijk maken van extensief recreatief medegebruik;
2. de verhardingen mogen geen onevenredige aantasting betekenen van de aanwezige natuurwaarden;
3. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.  
het aanbrengen van ondergrondse leidingen   1. er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van de aanwezige natuurwaarden;
2. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de waterhuishouding.  

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen en erven behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd.

Artikel 5 Water

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wateraanvoer, waterafvoer en waterberging;
  • b. natuurgericht gebruik van waterparels;
  • c. extensieve recreatie;

één en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals keermuren voor de waterbeheersing, oeverbeschoeiingen, duikers, bruggen en steigers.

5.2 Bouwregels

Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming, waarbij het bouwen van steigers niet is toegestaan.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 5.2 en toestaan dat steigers worden gebouwd, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. steigers mogen uitsluitend worden aangelegd parallel aan de oever;
  • b. de breedte van steiger bedraagt maximaal 1 m;
  • c. de lengte van een steiger bedraagt maximaal 6 m;
  • d. er mag geen onevenredig afbreuk worden gedaan aan het landelijke karakter van de buurt;
  • e. de afwijking leidt niet tot een onevenredige aantasting van de landschaps- en natuurwaarden.

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in een woning, al dan niet in combinatie met een niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  • b. nevenfuncties;
  • c. waterhuishoudkundige doeleinden;
  • d. behoud en herstel van aanwezige poelen en watergangen;
  • e. onderhoudspaden langs watergangen;

één en ander met de bijbehorende voorzieningen, waaronder paardenbakken en overeenkomstig de in lid 6.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.

6.1.2 Nadere detaillering van de bestemming
a Niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

Binnen de woning mag ter plaatse ook een niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit worden uitgeoefend, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • 1. ten behoeve van de activiteit mag maximaal 25% van het gezamenlijk vloeroppervlak van de woning met een maximum van 50 m2 worden gebruikt;
  • 2. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • 3. er vindt geen onevenredige verkeersaantrekkende werking plaats;
  • 4. er mag geen afbreuk worden gedaan aan het woonkarakter van de omgeving;
  • 5. horeca is niet toegestaan;
  • 6. detailhandel is niet toegestaan, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • 7. de activiteit wordt door de bewoner uitgeoefend.
b Publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit

Het gebruik van een deel van de woning en/of de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis is uitsluitend toegestaan na verlening van een omgevingsvergunning als bedoeld in 6.4.1.

c Aantal woningen

Voor het aantal woningen geldt de volgende bepaling:

  • 1. Per bestemmingsvlak is maximaal één woning toegestaan.
d Niet-woonfuncties

Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding, zoals opgenomen in de navolgende Staat van niet-woonfuncties in de kolom 'Aanduiding' uitsluitend de niet-woonfuncties toegestaan zoals deze zijn opgenomen onder de bijbehorende kolom 'Betekenis':

Aanduiding   Betekenis   Activiteit   Adres   Vloeroppervlakte max  
(sw-nc)   specifieke vorm van wonen - natuurcamping   kleinschalige
natuurcamping  
Diefdijk 21   Maximaal 10
kampeermiddelen, waarbij de onderlinge afstand tussen kampeermiddelen ten minste 3 m is.  
e Parkeervoorzieningen

Parkeervoorzieningen zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van halfverharding.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals woningen met bijgebouwen en bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, alsmede gebouwen ten behoeve van een kleinschalige natuurcamping ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - natuurcamping'.

6.2.2 Situering bebouwing

Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.

6.2.3 Inhoud

Met betrekking tot de inhoud van een woning gelden de volgende regels:

  • a. de inhoud van een woning mag, inclusief aan- en uitbouwen, maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum volume (m3)' aangegeven inhoud bedragen.
6.2.4 Maatvoeringseisen

De bouwwerken dienen te voldoen aan de volgende maatvoeringseisen:

Woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen)   Min   Max.  
Goothoogte   n.v.t.   de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven goothoogte  
Bouwhoogte   n.v.t.   de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte  
Dakhelling hoofdgebouw   30°   60°  
Dakhelling aan- en uitbouwen   0°   60°  

Bijgebouwen   Min   Max.  
Goothoogte   n.v.t.   3 m  
Bouwhoogte   n.v.t.   7 m  
Oppervlakte bijgebouwen   n.v.t.   125 m2 (per bijgebouw)  
Dakhelling   30°   60°  
Inhoud (incl. overstek)   n.v.t.   525 m3 (per bijgebouw)  

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Max.  
Bouwhoogte erfafscheidingen   Voor voorgevelrooilijn: 1 m;
Overige: 2 m.  
Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
 
Voor voorgevelrooilijn: 1 m;
Overige: 6 m.  
6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1, lid 1, sub c van de Wabo wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van:

  • a. permanente bewoning van kampeermiddelen of verblijfsrecreatieve voorzieningen;
  • b. voor een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
  • c. paardenbakken;
  • d. een seksinrichting, dan wel ten behoeve van prostitutie.
6.3.2 Landschappelijke inpassing
  • a. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gebouwen overeenkomstig deze bestemming zonder de aanleg, het beheer en de instandhouding van de inrichtingsmaatregelen conform het in bijlage 1 opgenomen landschappelijk inpassingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a mogen gebouwen overeenkomstig de bestemming worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen 1 jaar na het onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning voor het bouwen van de woning, uitvoering wordt gegeven aan de aanleg, het beheer en de instandhouding van de inrichtingsmaatregelen conform het in bijlage 1 opgenomen landschappelijk inpassingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.
6.4 Afwijken van de gebruiksregels
6.4.1 Publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.3.1 onder b voor het toestaan van een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis dient ondergeschikt te zijn aan de woonfunctie;
  • b. ten behoeve van de activiteit mag maximaal 25% van het gezamenlijk vloeroppervlak van de woning met een maximum van 50 m2 worden gebruikt;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • d. voldaan wordt aan de normen die gesteld zijn bij of krachtens de Wet geurhinder en veehouderij en er daarbij sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • e. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • f. er vindt geen onevenredige verkeersaantrekkende werking plaats;
  • g. er mag geen afbreuk worden gedaan aan het landelijke karakter van de buurt en de omgeving;
  • h. horeca is niet toegestaan;
  • i. detailhandel is niet toegestaan, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt en ondersteunend aan de uitoefening van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • j. de activiteit wordt door de bewoner uitgeoefend.
6.4.2 Paardenbakken

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 6.3.1 onder c. teneinde het realiseren van paardenbakken toe te staan, waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast, waarbij in ieder geval een afstand van minimaal 25 m wordt aangehouden ten opzichte van (bedrijfs)woningen van derden;
  • b. de paardenbak mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de aanwezige landschappelijke waarden;
  • c. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • d. het gebruik van paardenbakken ten behoeve van deze bestemming is uitsluitend hobbymatig toegestaan;
  • e. de omvang van de paardenbakken mag in totaal niet meer bedragen dan 500 m2 per bouwperceel;
  • f. lichtmasten of anderszins verlichting zijn niet toegestaan;
  • g. de hoogte van afrasteringen mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
  • h. overige bouwwerken zijn niet toegestaan;
  • i. indien activiteiten die samenhangen met het aanleggen van een paardenbak omgevingsvergunning vereisen als bedoeld in lid 6.5, dan vormt de afweging hierbij onderdeel van deze afwijking en is geen aparte omgevingsvergunning benodigd.
6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.5.1 Vergunningplicht
  • a. Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders:
    • 1. de in het schema in lid 6.5.3 opgenomen omgevingsvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren;
    • 2. meer verharding te realiseren dan opgenomen in het in bijlage 1 opgenomen landschappelijke inpassingsplan.
  • b. De omgevingsvergunning als bedoeld onder a kan uitsluitend worden verleend als wordt voldaan aan de in de tabel genoemde criteria.
6.5.2 Uitzondering vergunningplicht

Het in lid 6.5.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan reeds een omgevingsvergunning is verleend;
  • b. die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. die het normale beheer en/of onderhoud betreffen.
6.5.3 Omgevingsvergunningplichtige werken en werkzaamheden
Omgevingsvergunningplichtige werken/werkzaamheden   Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning  
het dempen van sloten en kleine oppervlaktewateren   1. het verkavelingspatroon mag niet onevenredig worden aangetast;
2. er mag geen verandering van de bodemstructuur optreden;
3. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.  
het verwijderen van houtgewas, houtwallen, bosschages   1. de activiteiten mogen geen onevenredige aantasting betekenen van de aanwezige landschaps- en natuurwaarden.  
het aanleggen van meer verharding dan opgenomen in bijlage 1
 
1. de activiteiten mogen geen onevenredige aantasting betekenen van de aanwezige landschapswaarden.  
6.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming op onderdelen wijzigen, teneinde het bouwvlak van vorm te veranderen en/of te verschuiven, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de oppervlakte van het bouwvlak mag niet worden vergroot;
  • b. de vormverandering/ verschuiving is stedenbouwkundig aanvaardbaar;
  • c. het nieuwe bouwvlak wordt opgenomen op de verbeelding;
  • d. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • e. voor de vormverandering/verschuiving geldt dat het woon- en leefklimaat van omliggende functies niet onevenredig mag worden aangetast.

Artikel 7 Waarde - Archeologie 1

7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van te verwachten archeologische waarden.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Uitsluitend mogen bouwwerken worden opgericht ten dienste van de in lid 7.1 omschreven doeleinden, tenzij:

  • a. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of
  • b. het nieuw te bebouwen oppervlak, in aanvulling op het bepaalde onder a, niet groter is dan:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 2', 100 m2;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 3', 250 m2;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 4', 250 m2.
7.3 Nadere eisen
7.3.1 Behoud archeologische waarden in situ

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn.

De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.

7.4 Afwijken van de bouwregels
7.4.1 Afwijking oprichten bouwwerken t.b.v. andere bestemming(en)

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 7.2 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een afwijking in ieder geval de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
7.4.2 Verplichting rapportage

De afwijking als bedoeld in lid 7.4.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld of getoetst wordt aan een daartoe opgestelde archeologische beleidsadvieskaart.

7.4.3 Advies archeologische deskundige

Alvorens burgemeester en wethouders beslissen over een afwijking als bedoeld in lid 7.4.1 winnen zij schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een afwijking geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.5.1 Verbod op het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 7.1 bedoelde gronden de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 2 m;
  • b. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven/ aanleggen of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • c. bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • f. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • h. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  • i. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
7.5.2 Werken en werkzaamheden waarvoor het verbod niet geldt

Het in lid 7.5.1 vervatte verbod geldt niet:

  • a. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van:
    1.   ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 2', 30 cm onder het bestaande maaiveld;  
    2.   ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 3', 30 cm onder het bestaande maaiveld;  
    3.   ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 4', 150 cm onder het bestaande maaiveld;  
    waarbij tevens aan het bepaalde onder b. dient te worden voldaan;  
  • b. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft over een maximale oppervlakte van:
    1.   ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 2', 100 m2;  
    2.   ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 3', 250 m2;  
    3.   ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 4', 250 m2;  
    waarbij tevens aan het bepaalde onder a. dient te worden voldaan;  
  • c. indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • d. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning in dit kader is verleend;
  • e. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende afwijking op grond van het bepaalde in lid 7.4.1.
7.5.3 Verlening

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 7.5.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering de aanwezige archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
7.5.4 Verplichting rapportage

De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 7.5.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld of getoetst wordt aan een daartoe opgestelde archeologische beleidsadvieskaart.

7.5.5 Advies archeologische deskundige

Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning winnen burgemeester en wethouders advies in van een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

7.6 Wijzigingsbevoegdheid
7.6.1 Wijziging verwijdering bestemming archeologisch waardevol gebied

Burgemeester en wethouders kunnen met toepassing van artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen, teneinde de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

7.6.2 Wijziging naar bestemming 'Waarde - Archeologie 2'

Burgemeester en wethouders kunnen met toepassing van artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen, teneinde aan gronden de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' toe te kennen, indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 8 Waarde - Archeologie 2

8.1 Bestemmingsomschrijving
8.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische vondsten en historische elementen.

8.2 Bouwregels

Uitsluitend mogen bouwwerken worden opgericht ten dienste van de in lid 8.1 omschreven doeleinden, tenzij:

  • a. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of
  • b. het nieuw te bebouwen oppervlak, in aanvulling op het bepaalde onder a, niet groter is dan 50 m2;
  • c. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van 30 cm onder het bestaande maaiveld.
8.3 Nadere eisen
8.3.1 Behoud archeologische waarden in situ

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn.

De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.

8.4 Afwijken van de bouwregels
8.4.1 Afwijking oprichten bouwwerken t.b.v. andere bestemming(en)

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 8.2 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een afwijking in ieder geval de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
8.4.2 Verplichting rapportage

De afwijking als bedoeld in lid 8.4.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld of getoetst wordt aan een daartoe opgestelde archeologische beleidsadvieskaart.

8.4.3 Advies archeologische deskundige

Alvorens burgemeester en wethouders beslissen over een afwijking als bedoeld in lid 8.4.1 winnen zij schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een afwijking geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

8.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.5.1 Verbod op het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 8.1 bedoelde gronden de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 2 m;
  • b. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven/ aanleggen of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • c. bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • f. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • h. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  • i. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
8.5.2 Werken en werkzaamheden waarvoor het verbod niet geldt

Het in lid 8.5.1 vervatte verbod geldt niet:

  • a. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van 30 cm onder het bestaande maaiveld;
  • b. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft over een maximale oppervlakte van 50 m2;
  • c. indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • d. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning in dit kader is verleend;
  • e. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende afwijking op grond van het bepaalde in lid 8.4.1.
8.5.3 Verlening

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.5.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering de aanwezige archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
8.5.4 Verplichting rapportage

De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.5.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld of getoetst wordt aan een daartoe opgestelde archeologische beleidsadvieskaart.

8.5.5 Advies archeologische deskundige

Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning winnen burgemeester en wethouders advies in van een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

Artikel 9 Waarde - Nieuwe Hollandse Waterlinie

9.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Waarde - Nieuwe Hollandse Waterlinie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van het erfgoed van uitzonderlijke universele waarde van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Deze universele waarden zijn benoemd in bijlage 2 Kernkwaliteiten Nationaal Landschap en Culemborgerwaard en bestaan in ieder geval uit de volgende waarden:
    • 1. het unieke, in samenhang met het landschap ontworpen negentiende en twintigste-eeuwse hydrologische en militair verdedigingssysteem, bestaande uit:
      • inundatiegebieden;
      • zone met verdedigingswerken als forten, batterijen, lunetten, betonnen mitrailleurkazematten en groeps- schuilplaatsen in hun samenhang met de omgeving;
      • voormalige schootsvelden (visueel open) en Verboden Kringen (merendeels onbebouwd gebied) rondom de forten;
      • waterwerken als waterlichamen, sluizen, inlaten, duikers en dijken functionerend in samenhang met verdedigingswerken en inundatiegebieden;
      • overige elementen als beschutte wegen, (resten van) loopgraven en tankgrachten;
      • de landschappelijke inpassing en camouflage van de voormalige militaire objecten;
      • de historische vestingstructuur van de vestingsteden Gorinchem en Woudrichem;
    • 2. grote openheid;
    • 3. groen en overwegend rustig karakter.
  • b. Ten aanzien van de onderlinge relatie tussen de dubbelbestemmingen geldt dat dubbelbestemmingen gericht op de (externe) veiligheid prevaleren boven de dubbelbestemming 'Waarde - Nieuwe Hollandse Waterlinie'.
9.2 Bouwregels

Op de in lid 9.1 bedoelde gronden mag ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - kernzone' worden gebouwd ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - kernzone' wordt voldaan aan de ontwerp-richtlijnen Nieuwe Hollandse Waterlinie, zoals benoemd in bijlage 2 Kernkwaliteiten Nationaal Landschap en Culemborgerwaard.
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Overige zone - kernzone

Op de in lid 9.1 bedoelde gronden mag ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - kernzone' worden gebouwd ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen op grond van daarin opgenomen afwijkingsmogelijkheden, met dien verstande dat de opstelling van een beeldkwaliteitsplan verplicht is conform de ontwerprichtlijnen Nieuwe Hollandse Waterlinie, zoals benoemd in bijlage 2 Kernkwaliteiten Nationaal Landschap en Culemborgerwaard en hierover is geadviseerd door de gemeentelijke commissie.

9.3.2 Overige zone - verdichtingsvelden

Op de in lid 9.1 bedoelde gronden mag ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - verdichtingsvelden' worden gebouwd ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen op grond van daarin opgenomen afwijkingsmogelijkheden, met dien verstande dat de volgende aanvullende voorwaarde in acht moet worden genomen voor zover de gronden zijn gelegen buiten het agrarisch bouwvlak dan wel buiten het bestemmingsvlak van een niet-agrarische bestemming, niet zijnde de bestemming 'Bos', 'Natuur', 'Groen' of 'Water':

  • a. er wordt voldaan aan de ontwerprichtlijnen Nieuwe Hollandse Waterlinie en, indien het de gronden betreft ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - inundatiekommen', de ontwerprichtlijnen Culemborgerwaard, zoals benoemd in bijlage 2 Kernkwaliteiten Nationaal Landschap en Culemborgerwaard, waarover de gemeentelijke commissie adviseert.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1 Verbod op het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 9.1 bedoelde gronden de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren:

Gebiedsaanduidingen / werken en werkzaamheden   a   b   c   d   e   f   g   h  
Overige zone - kernzone   x   x   x   x   x   x   x   x  
Overige zone - verdichtingsvelden   x   x   -   -   x   -   x   -  
x omgevingsvergunningplichtig
- niet omgevingsvergunningplichtig  

  • a. het ophogen van gronden;
  • b. het verlagen van gronden;
  • c. het afgraven, verleggen of ophogen van historische polderkades en/of natuurlijke reliëfranden;
  • d. het aanplanten van permanente hoogopgaande beplanting, waaronder mede begrepen boomteelt en/of fruitteelt, met een (gezamenlijke) oppervlakte van meer dan 500 m2;
  • e. het vellen of rooien van hoogopgaande beplanting, waaronder mede begrepen boomteelt en/of fruitteelt, met een (gezamenlijke) oppervlakte van meer dan 50 m2;
  • f. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m2;
  • g. het verleggen of dempen van watergangen en/of waterpartijen;
  • h. het aanleggen van bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.
9.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 9.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer, waaronder mede wordt verstaan het vervangen of herbeplanten van bestaande fruitteelt of bestaande boomteelt in het kader van de agrarische bedrijfsvoering, alsmede het egaliseren van gronden;
  • b. binnen een niet-agrarisch bestemmingsvlak waarin gebouwd mag worden plaatsvinden;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  • d. mogen worden uitgevoerd krachtens een op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan reeds verleende vergunning.
9.4.3 Toetsingscriteria
  • a. een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 9.4.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen;
  • b. voor het aantonen of er geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de te beschermen waarden en/of functies wordt, ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - kernzone', advies ingewonnen bij de gemeentelijke commissie, die in hun beoordeling de kernkwaliteiten en ontwerprichtlijnen, zoals benoemd in bijlage 2 Kernkwaliteiten Nationaal Landschap en Culemborgerwaard betrekken.
9.5 Wijzigingsbevoegdheid
9.5.1 Overige zone - kernzone

Op de in lid 9.1 bedoelde gronden mag ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - kernzone' worden gebouwd ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen op grond van daarin opgenomen wijzigingsbevoegdheden, met dien verstande dat de opstelling van een beeldkwaliteitsplan verplicht is conform de ontwerprichtlijnen Nieuwe Hollandse Waterlinie, zoals benoemd in bijlage 2 Kernkwaliteiten Nationaal Landschap en Culemborgerwaard en hierover is geadviseerd door de gemeentelijke commissie.

9.5.2 Overige zone - verdichtingsvelden

Op de in lid 9.1 bedoelde gronden mag ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - verdichtingsvelden' worden gebouwd ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen op grond van daarin opgenomen wijzigingsbevoegdheden, met dien verstande dat de volgende aanvullende voorwaarde in acht moet worden genomen voor zover de gronden zijn gelegen buiten het bouwvlak dan wel buiten het bestemmingsvlak van een niet agrarische bestemming, niet zijnde de bestemming 'Bos', 'Natuur', 'Groen' of 'Water':

  • a. er wordt voldaan aan de ontwerprichtlijnen Nieuwe Hollandse Waterlinie en, indien het de gronden betreft ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - inundatiekommen', de ontwerprichtlijnen Culemborgerwaard, zoals benoemd in bijlage 2 Kernkwaliteiten Nationaal Landschap en Culemborgerwaard, waarover de gemeentelijke commissie adviseert.

Artikel 10 Waterstaat - Waterkering

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor:

  • a. het in stand houden, het beheer, het onderhoud en de verbetering van de waterkering;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals kunstwerken, dijksloten en andere waterstaatswerken.
10.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 10.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  • c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag niet worden gebouwd.
10.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan in afwijking van lid 10.2 onder c beslissen - middels een omgevingsvergunning - met inachtneming van het volgende:

  • a. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
  • b. het belang van de waterkering wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 12 Algemene aanduidingsregels

12.1 Vrijwaringszone - dijk - 1
  • a. Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk - 1' zijn de gronden, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangeduid voor de bescherming, onderhoud en instandhouding van de primaire waterkering;
  • b. Ter plaatse van gronden met de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk - 1' mag niet worden gebouwd;
  • c. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van lid 12.1 onder b, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
    • 2. het belang van de waterkering wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.
12.2 Vrijwaringszone - dijk - 2

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk - 2' zijn de gronden naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, aangeduid als buitenbeschermingszone van de primaire waterkering.

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

13.1 Gebouwen voor openbaar nut

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning, voor zover niet reeds op grond van een andere bepaling een omgevingsvergunning kan worden verleend, afwijken van het bestemmingsplan voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwtjes van openbaar nut, zoals telefooncellen, wachthuisjes, gasreduceerstations en schakelstations, mits de inhoud niet meer bedraagt dan 50 m3 en de goothoogte niet meer dan 3 m.

Artikel 14 Overige regels

14.1 Parkeren
  • a. Het gebruik conform de bestemming zoals bedoeld in artikel 6.1 is slechts toegestaan onder de voorwaarde dat voorzien wordt in minimaal 12 parkeerplaatsen in halfverharding op eigen terrein;
  • b. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder a, mits:
    • 1. het voldoen aan deze bepaling door bijzondere omstandigheden op zwaarwegende bezwaren stuit, of;
    • 2. voor zover op andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken
15.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
15.1.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het bepaalde in lid 15.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 15.1.1 met maximaal 10 %.

15.1.3 Uitzondering

Het bepaalde in lid 15.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

15.2 Overgangsrecht gebruik
15.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

15.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 15.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

15.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 15.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

15.2.4 Uitzondering

Het bepaalde in lid 15.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Diefdijk 21 Schoonrewoerd.