Type plan: wijzigingsplan
Naam van het plan: Slingerbos, Ophemert
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1960.WPSlingerbos-VSG1

Regels

1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 Plan
Het wijzigingsplan Slingerbos, Ophemert met identificatienummer NL.IMRO.1960.WPSlingerbos-VSG1 van de Gemeente West Betuwe.
 
1.2 Vigerend bestemmingsplan
Het bestemmingsplan 'Slingerbos, Ophemert' zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Neerijnen op 21 september 2017 en onherroepelijk geworden in oktober 2018.
 
1.3 Overige begrippen
Voor de overige begripsbepalingen wordt verwezen naar artikel 1 van de regels van het bestemmingsplan 'Slingerbos, Ophemert' zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Neerijnen op 21 september 2017.
 
1.4 Verwijzing
De regels die deel uitmaken van het vigerende bestemmingsplan zijn, voor zover relevant en met uitzondering van de overgangs- en slotregels, op het plan van overeenkomstige toepassing.
 
Artikel 2 Wijze van meten
Voor de wijze van meten wordt verwezen naar artikel 2 van de regels van het bestemmingsplan 'Slingerbos, Ophemert' zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Neerijnen op 21 september 2017.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Voor de voor 'Groen' aangewezen gronden wordt verwezen naar artikel 3 'Groen' van de regels van het bestemmingsplan 'Slingerbos, Ophemert' zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Neerijnen op 21 september 2017.
Artikel 4 Wonen
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: 
  1. wonen;
  2. tuinen, erven en verhardingen;
  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Hoofdgebouwen
Hoofdgebouwen zijn niet toegestaan
4.2.2 Aan- en uitbouwen van bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woningen gelden de volgende bepalingen:
  1. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen buiten het bouwvlak worden gebouwd.
  2. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
  3. De gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen buiten het bouwvlak, mag niet meer bedragen dan:
    1. 40 m², indien het woonperceel kleiner is dan 150 m²;
    2. 40 m2, vermeerderd met 25% van het deel van het woonperceel dat groter is dan 150 m2, indien het bouwperceel een oppervlakte heeft van meer dan 150 m² en minder dan 350 m²;
    3. 90 m2, vermeerderd met 10% van het deel van het woonperceel dat groter is dan 350 m2 met een maximum van 150 m2, indien het woonperceel een oppervlakte heeft van meer dan 350 m²;
    4. indien de aanduiding 'maximum oppervlakte bijgebouwen (m2)' is opgenomen, de oppervlakte die ter plaatse van die aanduiding is aangegeven;
met dien verstande, dat de bovengenoemde maten uitsluitend mogen worden overschreden door een hobbykas van maximaal 6 m² en onder de voorwaarde dat achter de woning een eigen buitenruimte aanwezig moet blijven van minimaal 25 m².
  1. De goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3 m;
  2. De goothoogte van een aanbouw of aangebouwd bijgebouw mag niet meer bedragen dan de hoogte van de begane-grondlaag van het hoofdgebouw;
  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de woning;
  4. De afstand van een vrijstaand bijgebouw tot het hoofdgebouw mag niet minder bedragen dan 3 m.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
  1. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
  2. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, achter de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat:
    1. de bouwhoogte van pergola’s niet meer dan 2,5 m mag bedragen;
    2. de bouwhoogte van overkappingen niet meer dan 2,5 m mag bedragen;
    3. de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen, antennes en vlaggenmasten (met uitsluiting van reclamemasten) niet meer dan 5 m mag bedragen.
4.2.4 Patiowoningen
In afwijking van het bepaalde in artikel 4.2.2 en artikel 4.2.3 gelden voor het bouwen van patiowoningen de volgende bepalingen voor het bouwen van gebouwen (hoofdgebouwen en aan- en uitbouwen en bijgebouwen):
  1. Het bebouwingspercentage van het bouwperceel mag niet meer bedragen dan 75%.
  2. De afstand van gebouwen tot de voorste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m.
  3. De afstand van de eindwoningen van een rij patiowoningen tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 1 m.
  4. De bouwhoogte van de voorste 10 meter van de bebouwing, gemeten vanaf de voorgevellijn, mag niet meer bedragen dan 6 meter; de bouwhoogte van het overige deel van de bebouwing mag niet meer bedragen dan de hoogte van de begane-grondlaag van het voorste deel van de bebouwing;
  5. op de gronden behorende tot de voortuin mag per patiowoning één aanbouw, zoals een portaal of erker worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. de horizontale diepte niet meer mag bedragen dan 1,5 m;
    2. over ten hoogste 50% van de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw mag worden gebouwd;
    3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw.
4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde op woonpercelen
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde op woonpercelen gelden de volgende bepalingen:
  1. Overkappingen dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
  2. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, achter de voorgevellijn mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat:
    1. de bouwhoogte van pergola’s niet meer dan 2,5 m mag bedragen;
    2. de bouwhoogte van overkappingen niet meer dan 2,5 m mag bedragen;
    3. de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen, antennes en vlaggenmasten (met uitsluiting van reclamemasten) niet meer dan 5 m mag bedragen.
  3. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, vóór de voorgevellijn mag niet meer dan 1 m bedragen, met dien verstande dat:
    1. de bouwhoogte van pergola’s niet meer dan 2,5 m mag bedragen;
    2. de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen, antennes en vlaggenmasten (met uitsluiting van reclamemasten) niet meer dan 5 m mag bedragen.
4.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde in de openbare ruimte
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde in de openbare ruimte gelden de volgende bepalingen:
  1. De bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.
  2. De bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 12 m.
  3. De bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer bedragen dan 5 m.
  4. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
4.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:
  1. van het bepaalde in artikel 4.2.2 sub a en artikel 4.2.4 sub b, voor het verkleinen van de afstand van hoofdgebouwen tot de voorste perceelsgrens, met dien verstande dat:
    1. de afstand van het hoofdgebouw tot de voorste perceelsgrens niet minder mag bedragen dan 1,5 m;
    2. het verkleinen van de afstand past in de stedenbouwkundige opzet van het gebied;
  2. van het bepaalde in artikel 4.2.2 sub b, voor het toestaan van een hoofdgebouw met een grotere diepte, met dien verstande dat:
    1. de diepte van het hoofdgebouw voor een vrijstaande of halfvrijstaande woning niet meer mag bedragen dan 15 m;
    2. de diepte van het hoofdgebouw voor een aaneengebouwde woning niet meer mag bedragen dan 12 m;
    3. de uitbreiding wat betreft de situering en afmetingen past in de stedenbouwkundige opzet van het gebied;
    4. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Dit betekent onder andere dat de bezonning en het uitzicht van de naastgelegen percelen niet onevenredig mogen worden geschaad;
  3. van het bepaalde in artikel 4.2.3 sub a  en artikel 4.2.5 sub a, voor het bouwen van een aanbouw, bijgebouw of overkapping tot op minder dan 1 m van de voorgevellijn dan wel geheel of gedeeltelijk vóór de voorgevellijn, met dien verstande dat:
    1. het aan- en/of bijgebouw of de overkapping wat betreft de situering en afmetingen past in de stedenbouwkundige opzet van het gebied;
    2. door de bouw van het aan- en/of bijgebouw of de overkapping geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Dit betekent onder andere dat de bezonning van het uitzicht van de naastgelegen percelen niet onevenredig mogen worden geschaad;
    3. het aan- en/of bijgebouw of de overkapping is verbonden met het hoofdgebouw aan de voorgevel respectievelijk zijgevel dan wel met de voorgevel respectievelijk de zijgevel van het hoofdgebouw één geheel vormt;
    4. de oppervlakte van het aan- en/of bijgebouw of de overkapping ten hoogste 20 m² bedraagt;
    5. de goothoogte van het aan- en/of bijgebouw ten hoogste de hoogte van de begane-grondlaag van het hoofdgebouw bedraagt;
    6. de bouwhoogte van een overkapping ten hoogste 2,5 m bedraagt;
    7. het gedeelte van het gebouw dat voor de voorgevellijn wordt gebouwd, geen (geheel of nagenoeg geheel) gesloten wanden mag hebben;
    8. de afstand tot de weg, indien de bouwgrens overschreden wordt, minimaal 3 m bedraagt;
  4. van het bepaalde in artikel 4.2.2 sub d voor een goothoogte tot maximaal 5 m, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    1. er mag geen tweede bouwlaag ontstaan;
    2. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en gebouwen mogen niet onevenredig worden aangetast;
  5. van het bepaalde in artikel 4.2.2 sub g voor een afstand van een vrijstaand bijgebouw tot het hoofdgebouw van minder dan 3 m, met dien verstande dat de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en gebouwen niet onevenredig worden aangetast.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Aan-huis-verbonden beroepen
Binnen deze bestemming is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen toegestaan als nevengeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing.
  2. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
  3. Detailhandel is niet toegestaan.
  4. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
4.4.2 Parkeren
Er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij geldt dat per woning minimaal 2 parkeerplaatsen en per zorgwoning minimaal 0,6 parkeerplaatsen dienen te worden aangelegd.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Lichte bedrijvigheid
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 4.1 voor het toestaan van lichte bedrijvigheid als nevengeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing.
  2. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
  3. Detailhandel is niet toegestaan.
  4. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving waarbij geldt dat deze past in milieucategorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten.
  5. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
Artikel 5 Woongebied
Voor de voor 'Woongebied' aangewezen gronden wordt verwezen naar artikel 7 'Woongebied' van de regels van het bestemmingsplan 'Slingerbos, Ophemert' zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Neerijnen op 21 september 2017.
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘ Woongebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: 
  1. wonen;
  2. een woonzorgvoorziening;
  3. aan-huis-verbonden beroepen;
  4. tuinen, erven en verhardingen;
  5. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  6. parkeervoorzieningen;
  7. groenvoorzieningen;
  8. speelvoorzieningen;
  9. nutsvoorzieningen;
  10. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
  1. Het totaal aantal woningen binnen dit wijzigingsplan mag niet meer bedragen dan wat is aangeduid op de verbeelding, met dien verstande dat in plaats van reguliere woningen ook zorgwoningen zijn toegestaan, onder de volgende voorwaarden:
    1. in plaats van 1 reguliere woning zijn 2 zorgwoningen toegestaan; 
    2. het totaal aantal zorgwoningen binnen deze bestemming mag niet meer bedragen dan 24 stuks.
  2. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend grondgebonden woningen worden gebouwd, in de vorm van vrijstaande woningen, halfvrijstaande woningen, aaneengebouwde woningen en patiowoningen.
  3. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing' zijn geen gebouwen toegestaan. 
5.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. De afstand van een hoofdgebouw tot de voorste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m.
  2. De diepte van een hoofdgebouw mag voor:
    1. vrijstaande en halfvrijstaande woningen niet meer bedragen dan 12 m;
    2. aaneengebouwde woningen niet meer bedragen dan 10 m.
  3. De goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 6 m.
  4. De bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 11 m.
  5. De afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens mag voor:
    1. vrijstaande woningen aan beide zijden niet minder bedragen dan 3 m;
    2. halfvrijstaande woningen aan één zijde niet minder bedragen dan 2,5 m;
    3. eindwoningen van een rij aaneengebouwde woningen niet minder bedragen dan 1 m.
  6. In afwijking van het bepaalde onder a, b en e gelden voor een woonzorgvoorziening geen minimale afstanden tot de voorste en zijdelingse perceelsgrens en geen maximale diepte;
  7. De bouw van hoofdgebouwen ter plaatsen van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - hoofdgebouwen uitgesloten' is niet toegestaan;
  8. Er mogen niet meer woningen worden gerealiseerd dan middels de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' op de verbeelding is aangegeven.
5.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woningen gelden de volgende bepalingen:
  1. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
  2. Bij hoekwoningen mogen geen aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd vóór de voorgevellijn van de om de hoek gelegen hoofdgebouwen;
  3. De gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan:
    1. 40 m², indien het bouwperceel kleiner is dan 150 m²;
    2. 40 m2, vermeerderd met 25% van het deel van het bouwperceel dat groter is dan 150 m2, indien het bouwperceel een oppervlakte heeft van meer dan 150 m² en minder dan 350 m²;
    3. 90 m2, vermeerderd met 10% van het deel van het bouwperceel dat groter is dan 350 m2 met een maximum van 150 m2, indien het bouwperceel een oppervlakte heeft van meer dan 350 m²;
    4. met dien verstande, dat de bovengenoemde maten uitsluitend mogen worden overschreden door een hobbykas van maximaal 6 m² en onder de voorwaarde dat achter de woning een eigen buitenruimte aanwezig moet blijven van minimaal 25 m².
  4. De goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3 m.
  5. De goothoogte van een aanbouw of aangebouwd bijgebouw mag niet meer bedragen dan de hoogte van de begane-grondlaag van het hoofdgebouw.
  6. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw.
  7. De afstand van een vrijstaand bijgebouw tot het hoofdgebouw mag niet minder bedragen dan 3 m.
  8. In afwijking van het bepaalde onder a en b, mag op de gronden behorende tot de voortuin per woning één aanbouw, zoals een portaal of erker worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. de horizontale diepte niet meer mag bedragen dan 1,5 m;
    2. over ten hoogste 50% van de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw mag worden gebouwd;
    3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw.
5.2.4 Patiowoningen
In afwijking van het bepaalde in artikel 5.2.2  en artikel 5.2.3 gelden voor het bouwen van patiowoningen de volgende bepalingen voor het bouwen van gebouwen (hoofdgebouwen en aan- en uitbouwen en bijgebouwen): 
  1. Het bebouwingspercentage van het bouwperceel mag niet meer bedragen dan 75%.
  2. De afstand van gebouwen tot de voorste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m.
  3. De afstand van de eindwoningen van een rij patiowoningen tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 1 m.
  4. De bouwhoogte van de voorste 10 meter van de bebouwing, gemeten vanaf de voorgevellijn, mag niet meer bedragen dan 6 meter; de bouwhoogte van het overige deel van de bebouwing mag niet meer bedragen dan de hoogte van de begane-grondlaag van het voorste deel van de bebouwing;
    1. op de gronden behorende tot de voortuin mag per patiowoning één aanbouw, zoals een portaal of erker worden gebouwd, met dien verstande dat:
    2. de horizontale diepte niet meer mag bedragen dan 1,5 m;
    3. over ten hoogste 50% van de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw mag worden gebouwd;
    4. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw.
Artikel 6 Waterstaat - Waterkering
Voor de voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden wordt verwezen naar artikel 8 'Waterstaat - Waterkering' van de regels van het bestemmingsplan 'Slingerbos, Ophemert' zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Neerijnen op 21 september 2017.
3 Algemene regels
Voor de algemene regels wordt verwezen naar hoofdstuk 3 van de regels van het bestemmingsplan 'Slingerbos, Ophemert' zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Neerijnen op 21 september 2017.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 7 Overgangsrecht
7.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
  3. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
7.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 8 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het wijzigingsplan Slingerbos, Ophemert.