Type plan: wijzigingsplan
Naam van het plan: Molenblok deelgebied 2&3, Varik
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1960.VARWPMolenblok-VSG1

Regels

1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 Plan
Het wijzigingsplan Molenblok deelgebied 2&3, Varik met identificatienummer NL.IMRO.1960.VARWPMolenblok-VSG1 van de Gemeente West Betuwe.
 
1.2 Vigerend bestemmingsplan
Het bestemmingsplan 'Molenblok Varik 2014' zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Neerijnen op 19 december 2014.
 
1.3 Overige begrippen
Voor de overige begripsbepalingen wordt verwezen naar artikel 1 van de regels van het bestemmingsplan 'Molenblok Varik 2014' zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Neerijnen op 19 december 2014.
 
1.4 Verwijzing
De regels die deel uitmaken van het vigerende bestemmingsplan zijn, voor zover relevant en met uitzondering van de overgangs- en slotregels, op het plan van overeenkomstige toepassing.
 
Artikel 2 Wijze van meten
Voor de wijze van meten wordt verwezen naar artikel 2 van de regels van het bestemmingsplan 'Molenblok Varik 2014' zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Neerijnen op 19 december 2014.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Voor de voor 'Groen' aangewezen gronden wordt verwezen naar artikel 4 'Groen' van de regels van het bestemmingsplan 'Molenblok Varik 2014' zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Neerijnen op 19 december 2014.
Artikel 4 Tuin
Voor de voor 'Tuin' aangewezen gronden wordt verwezen naar artikel 5 'Tuin' van de regels van het bestemmingsplan 'Molenblok Varik 2014' zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Neerijnen op 19 december 2014.
Artikel 5 Verkeer
Voor de voor 'Verkeer' aangewezen gronden wordt verwezen naar artikel 6 'verkeer' van de regels van het bestemmingsplan 'Molenblok Varik 2014' zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Neerijnen op 19 december 2014.
Artikel 6 Water
Voor de voor 'Water' aangewezen gronden wordt verwezen naar artikel 7 'Water' van de regels van het bestemmingsplan 'Molenblok Varik 2014' zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Neerijnen op 19 december 2014.
Artikel 7 Wonen
 
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: 
  1. wonen;
  2. aan-huis-verbonden beroepen;
  3. tuinen, erven en verhardingen;
  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. Hoofdgebouwen dienen binnen het aangeduide bouwvlak te worden gebouwd;
  2. Ter plaatse van de aanduiding ‘aaneengebouwd’/’twee-aaneen’/’vrij-staand’ mogen uitsluitend de aangeduide type(n) worden gebouwd;
  3. De voorgevel van de woning moet naar de weg gesitueerd worden;
  4. Het aantal woningen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan op de verbeelding aangeduid;
  5. De goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven;
  6. De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven;
  7. De afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrenzen ter plaatse van de specifieke aanduiding:
    1. ‘vrijstaand’ mag aan beide zijden niet minder dan 2,5 m bedragen, met die verstande dat waar de bestemming Wonen direct aansluit op de bestemming Tuin tot op de bestemmingsgrens gebouwd mag worden;
    2. ‘twee-aaneen’ mag aan één zijde niet minder dan 2,5 m bedragen;
    3. ‘aaneengebouwd’ mag alleen bij de eindwoningen niet minder dan 2,5 m bedragen.
7.2.2 Aanbouwen en uitbouwen of bijgebouwen
Voor het bouwen van aanbouwen en uitbouwen of bijgebouwen bij woningen gelden de volgende bepalingen: 
  1. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  2. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  3. Bij hoekwoningen mogen geen aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd vóór het verlengde van de voorgevelrooilijn van de om de hoek gelegen hoofdgebouwen;
  4. In afwijking van het bepaalde onder b en c zijn uitbouwen, in de vorm van erkers en serres voor de voorgevelrooilijn toegestaan met dien verstande dat:
    1. de diepte niet meer dan 1,5 m bedraagt voor zover het een erker betreft die gebouwd is aan een voorgevel;
    2. de diepte niet meer dan 2,5 m bedraagt voor zover het een erker betreft die gebouwd is aan een zijgevel, mits deze de voorgevelrooilijn van de om de hoek gelegen hoofdgebouwen niet overschrijdt;
    3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw;
    4. in afwijking van het bepaalde onder 3 is een overschrijding van de bouwhoogte met 1,5 m ten opzichte van de goothoogte van het hoofdgebouw voor entreepartijen toegestaan;
  5. De gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, mag niet meer bedragen dan:
    1. 40 m², indien het bouwperceel kleiner is dan 160 m²;
    2. 25% van de oppervlakte van het bouwperceel, indien het bouwperceel een oppervlakte heeft van meer dan 160 m² en minder dan 240 m²;
    3. 60 m², indien het bouwperceel groter is dan 240 m²;
    4. 75 m², indien het bouwperceel groter is dan 1.500 m²;
en met dien verstande, dat de bovengenoemde maten niet mogen worden overschreden, met uitzondering van een hobbykas van maximaal 6 m² en onder de voorwaarde dat achter de woning een eigen buitenruimte aanwezig moet blijven van minimaal 25 m². 
  1. De goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3 m;
  2. De goothoogte van een aanbouw of aangebouwd bijgebouw achter de voorgevel mag niet meer bedragen dan de hoogte van de begane-grondlaag van het hoofdgebouw;
  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
  4. De afstand van een vrijstaand bijgebouw tot de woning mag niet minder bedragen dan 3 m;
  5. In afwijking van het bepaalde onder a en b, mag op de gronden behorende tot de voortuin per woning één aanbouw, zoals een portaal of erker worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan maximaal 6 m²;
    2. de diepte niet meer mag bedragen dan 1,5 m;
    3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m.
7.2.3 Overige bouwwerken
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen: 
  1. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  2. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, achter de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat:
    1. de bouwhoogte van pergola’s niet meer dan 2,5 m mag bedragen;
    2. de bouwhoogte van overkappingen niet meer dan 2,5 m mag bedragen;
    3. de bouwhoogte van kinderspeelwerktuigen niet meer dan 3 m mag bedragen;
    4. de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen, antennes en vlaggenmasten niet meer dan 5 m mag bedragen;
  3. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, vóór de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 1 m bedragen, met dien verstande dat:
    1. de bouwhoogte van pergola’s niet meer dan 2,5 m mag bedragen;
    2. de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen, antennes en vlaggenmasten niet meer dan 5 m mag bedragen.
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:
  1. de situering van hoofdgebouwen;
  2. de situering van de voorgevel van hoofdgebouwen; 
  3. de diepte van hoofdgebouwen;
  4. de situering van gestapelde bebouwing binnen het deelgebied; 
  5. de situering van bijbehorende bouwwerken;
  6. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
deze eisen dienen overeenkomstig het Beeldkwaliteitsplan toegevoegd als bijlagen bij de regels te zijn.
7.4 Afwijken van de bouwregels
Burgermeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken: 
  1. van het bepaalde in artikel 7.2.2 sub b, voor bouwen van een aanbouw, bijgebouw of overkapping tot op minder dan 3 m van de voorgevelrooilijn dan wel geheel of gedeeltelijk vóór de voorgevelrooilijn, met dien verstande, dat:
    1. het aan- en/of bijgebouw of de overkapping wat betreft de situering en afmetingen past in de stedenbouwkundige opzet van het gebied;
    2. door de bouw van het aan- en/of bijgebouw of de overkapping geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Dit betekent onder andere dat de bezonning en het uitzicht van de naastgelegen percelen niet onevenredig mogen worden geschaad;
    3. het aan- en/of bijgebouw of de overkapping is verbonden met het hoofdgebouw aan de voorgevel respectievelijk zijgevel dan wel met de voorgevel respectievelijk de zijgevel van het hoofdgebouw één geheel vormt;
    4. de oppervlakte van het aan- en/of bijgebouw of de overkapping ten hoogste 20 m² bedraagt;
    5. de goothoogte van het aan- en/of bijgebouw of de overkapping ten hoogste 2,75 m bedraagt;
    6. het gedeelte van het gebouw dat voor de voorgevelrooilijn wordt gebouwd, (geheel of nagenoeg geheel) gesloten wanden mag hebben;
    7. de afstand tot de weg, indien de bouwgrens overschreden wordt, minimaal 3 m bedraagt;
  2. van het bepaalde in artikel 7.2.2 sub d voor een goothoogte tot maximaal 5 m, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    1. er mag geen tweede bouwlaag ontstaan;
    2. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en gebouwen mogen niet onevenredig worden aangetast;
  3. van het bepaalde in artikel 7.2.2 sub e voor het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen en bijgebouwen tot maximaal:
    1. 55 m², indien het bouwperceel kleiner is van 160 m²;
    2. 35% van de oppervlakte van het bouwperceel, indien het bouwperceel een oppervlakte heeft van meer dan 160 m² en minder dan 240 m²;
    3. 75 m², indien het bouwperceel groter is dan 240 m²;
    4. 90 m², indien het bouwperceel groter is dan 1.500 m²;
  4. van het bepaalde in artikel 7.2.2 sub b voor een afstand van en vrijstaande bijgebouw tot het hoofdgebouw tot minder dan 3 m, met dien verstande dat de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en gebouwen niet onevenredig worden aangetast.
7.5 Specifieke gebruiksregels
7.5.1 Aan huis verbonden beroepen
Binnen de bestemming ‘Wonen’ is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen toegestaan als nevengeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn: 
  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing;
  2. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  3. Detailhandel is niet toegestaan;
  4. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
7.5.2 Vrijstaande gebouwen
Bewoning van vrijstaande bijgebouwen is niet toegestaan.
7.5.3 Voorwaardelijke verplichting parkeren op eigen erf
  1. Voor gronden nader aangeduid met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - parkeren' geldt aanvullend dat een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van het gebruik van gebouwen en gronden slechts wordt verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat op eigen terrein wordt voorzien van twee parkeerplaatsen;
  2. De parkeervoorzieningen, zoals deze noodzakelijk zijn op grond van het bepaalde onder a., dienen op eigen terrein te worden aangelegd en in stand gehouden.
7.6 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 7.5.1 sub c voor het toestaan van lichte bedrijvigheid als nevengeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn: 
  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing;
  2. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  3. Detailhandel is niet toegestaan;
  4. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving waarbij geldt dat deze past in milieucategorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten;
  5. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
Artikel 8 Waarde - Archeologie 2
Voor de voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden wordt verwezen naar artikel 9 'Waarde - Archeologie 2' van de regels van het bestemmingsplan 'Molenblok Varik 2014' zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Neerijnen op 19 december 2014.
Artikel 9 Waarde - Openheid
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Openheid' aangewezen gronden, zijn bestemd voor:
  1. de openheid van het landschap;
  2. behoud en versterking van de landschappelijke waarden.
9.2 Bouwregels
Gronden gelegen binnen de bestemming 'Waarde - Openheid' worden niet aangemerkt als 'achtererfgebied' zoals bedoeld in artikel 1 bijlage II Besluit omgevingsrecht. Vergunningsvrije bouwwerken zijn daarmee niet toegestaan.
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan aanbouwen en uitbouwen en bijgebouwen zoals bedoeld in artikel 7.2.2 en overige bouwwerken zoals bedoeld in artikel 7.2.3 met betrekking tot:
  • de situering op het perceel;
  • de verschijningsvorm;
  • de samenhang tot andere bouwwerken;
met als doel een onevenredige verstoring van de openheid te voorkomen.
Artikel 10 Waterstaat - Waterkering
Voor de voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden wordt verwezen naar artikel 12' Waterstaat - Waterkering' van de regels van het bestemmingsplan 'Molenblok Varik 2014' zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Neerijnen op 19 december 2014.
3 Algemene regels
Voor de algemene regels wordt verwezen naar hoofdstuk 3 van de regels van het bestemmingsplan 'Molenblok Varik 2014' zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Neerijnen op 19 december 2014.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%;
  3. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het wijzigingsplan Molenblok deelgebied 2&3, Varik.