direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Van Pallandtweg 9 en 10
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1960.NEEvPallandtw9en10-VSG1

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Dit bestemmingsplan richt zich op het goed planologisch regelen van de bestaande situatie op de percelen Van Pallandtweg 9 en 10 in Neerijnen.

In de ontwerpfase maakte het plangebied aan de Van Pallandtweg 1 nog onderdeel uit van het bestemmingsplan. Bij vaststelling van het plan heeft de gemeenteraad besloten om het plangebied aan de Van Pallandtweg 1 niet mee te nemen bij de vaststelling van dit bestemmingsplan. Het voornemen was om op de Van Pallandtweg 1 een werkschuur te bouwen.

Met dit plan worden enkele gebreken uit het bestemmingsplan 'Beschermd Dorpsgezicht Neerijnen' hersteld:

  • Op het perceel Van Pallandtweg 9 staat een recreatiewoning en stond een werkschuur. De recreatiewoning is in het bestemmingsplan 'Beschermd Dorpsgezicht Neerijnen' ten onrechte bestemd als bedrijfswoning bij het agrarisch bedrijf Van Pallandtweg 10. De bestemming van Van Pallandtweg 9 wordt in dit bestemmingsplan aangepast in Recreatiewoning.
  • De aanduiding voor de bedrijfswoning voor het agrarisch bedrijf wordt gelegd op de bestaande bedrijfswoning Van Pallandtweg 10.

Er was oorspronkelijk een werkschuur aanwezig op het perceel Van Pallandtweg 9. Deze is inmiddels gesloopt. Deze locatie is niet geschikt om een nieuwe, grotere werkschuur te bouwen. De toegang tot het erf is te smal en de grotere schuur is op die locatie niet goed in te passen. Bovendien ligt de locatie in het monumentale beschermde dorpsgezicht, waarin nieuwbouw ongewenst is.

Voorliggend bestemmingsplan biedt het juridisch-planologisch kader om bovenstaande punten op de percelen Van Pallandtweg 9 en 10 te regelen.

1.2 Ligging plangebied

Het perceel Van Pallandtweg 1 te Neerrijnen ligt op ongeveer 300 meter vanaf de kern Neerrijnen, en op ongeveer 1,5 kilometer vanaf de kern Waardenburg en de Rijksweg A2. Op een afstand van circa 200 meter ten oosten van de Van Pallandtweg 1 liggen de percelen Van Pallandtweg 9 en 10 te Neerijnen. Op onderstaande afbeeldingen zijn de ligging en de situering van de percelen weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1960.NEEvPallandtw9en10-VSG1_0001.png"

Ligging Van Pallandtweg 9 en 10 (plangebied rood omlijnd)

1.3 Geldend bestemmingsplan

Voor de percelen aan Van Pallandtweg 9 en 10 geldt het bestemmingsplan 'Beschermd Dorpsgezicht Neerijnen' (vastgesteld op 4 juni 2013). Voor de percelen geldt de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden'. De voormalige knechtenwoning heeft de aanduiding 'bedrijfswoning'. Daarnaast gelden de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 4' en 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1960.NEEvPallandtw9en10-VSG1_0002.png"

Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Beschermd Dorpsgezicht Neerijnen (04-06-2013)'

1.4 Leeswijzer

De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd als volgt. In hoofdstuk 2 worden de voorgenomen ontwikkelingen nader beschreven. In hoofdstuk 3 wordt het plan getoetst aan de relevante beleidskaders. In hoofdstuk 4 worden de milieutechnische en andere randvoorwaarden beschreven. Hoofdstuk 5 voorziet in een toelichting op de planregels. Tot slot worden de financiële en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan beschreven in hoofdstuk 6.

Hoofdstuk 2 Huidige en toekomstige situatie

2.1 Huidige situatie

Op het perceel aan Van Pallandtweg 10 is een agrarisch bedrijf gevestigd. Op het perceel bevindt zich een grote boerderij en diverse bijgebouwen, schuren en stallen. De boerderij is in gebruik als agrarisch bedrijf en bedrijfswoning. Het voorste deel van het gebouw wordt gebruikt als bedrijfswoning.

Op het perceel aan van Pallandtweg 9 is een voormalige knechtenwoning aanwezig die in gebruik is als recreatiewoning. De voormalige knechtenwoning en naastgelegen schuur zijn voorheen in gebruik geweest door Geldersch Landschap & Kasteelen als werkschuur, opslagruimte en vergaderplek. De oude werkschuur is inmiddels geamoveerd en opnieuw ingericht als tuin voor bij de recreatiewoning. De recreatiewoning wordt door Geldersch Landschap & Kasteelen verhuurd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1960.NEEvPallandtw9en10-VSG1_0003.png"

Luchtfoto Van Pallandtweg 9 en 10 te Neerijnen

afbeelding "i_NL.IMRO.1960.NEEvPallandtw9en10-VSG1_0004.jpg"

Recreatiewoning Van Pallandtweg 9 te Neerijnen

afbeelding "i_NL.IMRO.1960.NEEvPallandtw9en10-VSG1_0005.jpg"

Van Pallandtweg 10 te Neerijnen

2.2 Toekomstige situatie

Het bestaande gebruik van de voormalige knechtenwoning als zijnde recreatiewoning en de boerderij als zijnde bedrijfswoning aan van Pallandtweg 9 respectievelijk 10 te Neerijnen positief bestemd. Hiermee worden de geconstateerde fouten uit het geldende bestemmingsplan 'Beschermd Dorpsgezicht Neerijnen' hersteld.

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De structuurvisie vervangt de Nota ruimte, Nota mobiliteit (gedeeltelijk), de structuurvisie Randstad en nog een aantal kleine plannen. In de SVIR zijn, uitgaande van de verantwoordelijkheden van het Rijk, de ambities uitgewerkt in rijksdoelen tot 2028, waarbij is aangegeven welke nationale belangen aan de orde zijn. De 3 hoofddoelen van de structuurvisie zijn:

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn;
  • Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat.

Deze hoofddoelen zijn uitgewerkt in 13 nationale belangen. De SVIR doet geen specifieke uitspraken die van belang zijn voor het voorliggende plan.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening, ook wel het Barro genoemd, is op 1 oktober 2012 volledig in werking getreden. Het Barro heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. Het Barro is het inhoudelijke beleidskader van de rijksoverheid waaraan bestemmingsplannen van gemeenten moeten voldoen. Dit betekent dat het Barro regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden en zich daarbij primair richt tot de gemeenten. Daarnaast kan het Barro aan de gemeenten opdragen om in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.

De volgende onderwerpen uit het Barro moeten worden vertaald in bestemmingsplannen: (1) Project Mainportontwikkeling Rotterdam, (2) Kustfundament, (3) Grote Rivieren, Waddenzee en Waddengebied, (4) Defensie, (5) Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, (6) Rijksvaarwegen, (7) Hoofdwegen en spoorwegen, (8) Elektriciteitsvoorzieningen, (9) EHS, (10) Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en de (11) uitbreidingsruimte van het IJsselmeer.

In het Barro zijn geen regels opgenomen die relevant zijn voor het voorliggende bestemmingsplan.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Gaaf Gelderland

Op 19 december 2018 stelden Provinciale Staten van Gelderland de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland vast.

De omgevingsvisie is op 1 maart 2019 in werking getreden. De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland is een structuurvisie van de provincie Gelderland, met als doel een gaaf Gelderland te behouden en te ontwikkelen voor de toekomst. Daarbij staat een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland centraal.

In de omgevingsvisie is een zevental ambities opgenomen. Deze omvatten, in grote lijnen, de volgende onderwerpen:

  • Energietransitie: van fossiel naar duurzaam
  • Klimaatadaptatie: omgaan met veranderend weer
  • Circulaire economie: sluiten van kringlopen
  • Biodiversiteit: werken met de natuur
  • Bereikbaarheid: duurzaam verbonden
  • Vestigingsklimaat: een krachtige, duurzame topregio
  • Woon- en leefomgeving: dynamisch, divers, duurzaam

De provincie Gelderland geeft invulling aan voorgenoemde ambities door de zogenoemde 'DOE-principes':

  • Doen: Er wordt breed gekeken en consequent gewerkt vanuit het perspectief van duurzaam én verbonden én economisch krachtig. Waar nodig worden regels en kaders gesteld;
  • Laten: zaken die niet aansluiten op de omgevingsvisie worden niet gestimuleerd;
  • Zelf: het goede voorbeeld wordt zelf gegeven, de nodige verantwoordelijkheid wordt genomen, en er is voldoende doorzettingsvermogen;
  • Samen: er wordt met open vizier gewerkt en gebouwd aan gezamenlijke agenda's met partners, en er worden kansen voor innovatie en kennisdeling gestimuleerd.

De omgevingsvisie doet geen concrete uitspraken over het plangebied. Ook conflicteren het plan en de uitgangspunten van de omgevingsvisie niet met elkaar. De omgevingsvisie vormt dan ook geen belemmering voor dit plan.

Conclusie
Het planvoornemen is niet in strijd met de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland.

3.2.2 Omgevingsverordening Gelderland

De Omgevingsverordening Gelderland, vastgesteld 14 september 2014, richt zich op de fysieke leefomgeving in de provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en bodem. In het hoofdstuk Ruimte van deze verordening zijn regels opgenomen met betrekking tot onder andere wonen, bedrijvigheid, glastuinbouw, veehouderij, grond- en drinkwater, natuur en landschap en energie.

Situatie plangebied
Op de percelen aan Van Pallandtweg 9 en 10 worden gebreken uit het vigerende bestemmingsplan Beschermd Dorpsgezicht Neerijnen hersteld.

Conclusie
In dit bestemmingsplan worden de bestaande recreatiewoning en bedrijfswoning vastgelegd. Deze correctie is niet in strijd met bepalingen uit de omgevingsverordening.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Bidbook West Betuwe

In het Bidbook West Betuwe is de agenda voor de toekomst van de gemeente West Betuwe vastgelegd. Het Bidbook West Betuwe beschrijft per kern de ambities, dromen en afspraken. De gemeenteraad van West Betuwe gebruikt dit bidbook als leidraad voor de toekomst van de nieuwe gemeente.

In het Bidbook zijn de volgende acties en aandachtspunten opgenomen voor Neerijnen:

Acties
Verbeteren:

  • RRT-terrein en landgoed ontwikkelen met seniorenwoningen, hofje, speeltuin, dagopvang, zorgpunt
  • Bereikbaarheid van internet en telefonie verbeteren
  • Duidelijkheid verschaffen over het beschermd dorpsgezicht
  • Innovatieve oplossingen voor vervangen oriëntatieverlichting
  • Voorkomen verslechteren bereikbaarheid van het dorp via A2
  • Ambtenaar aan huis en gemeenteloket in het dorp zelf

Koesteren:

  • Historische sfeer met kasteel en landgoed
  • Open structuur van de kern Neerijnen
  • Sociale cohesie en het 'ons kent ons gevoel'

Aandachtspunten

  • Wegen tegen hardrijders inrichten
  • Straatverlichting verbeteren
  • Uitsterfregeling voor milieubelastende bedrijven
  • Milieubelastende bedrijven verplaatsen naar industrieterrein en beperken op huidige locatie

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden

4.1 Archeologie en cultuurhistorie

Kader
De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2021 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.

Situatie plangebied
Archeologie
Voor de Van Pallandtweg 9 en 10 geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'. De gronden dienen alleen bij MER-plichtige projecten, projecten in het kader van de Tracé-wet en projecten met een bodemingreep/ verstrorende werkzaamheden met een oppervlakte van meer dan 10.000 m² te worden onderzocht op eventuele archeologisch waardevolle resten. Hiervan is geen sprake, er wordt niet gebouwd. Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor het initiatief.

Cultuurhistorie
Op de percelen Van Pallandtweg 9 en 10 zijn geen rijksmonumenten of gemeentelijke monumenten aanwezig. De percelen liggen binnen het op 14 september 1993 aangewezen beschermd dorpsgezicht Neerijnen. In voorliggend bestemmingsplan worden de bestaande recreatiewoning en bedrijfswoning op de percelen Van Pallandtweg 9 en 10 te Neerijnen vastgelegd. Dit leidt niet tot aantasting van de aanwezige cultuurhistorisch waarden.

Conclusie
Het aspect archeologie en cultuurhistorie vormt geen belemmering voor het plan.

4.2 Bodem

Kader
In het kader van de onderzoeksplicht dient onder andere de bodemgesteldheid in het plangebied in kaart te worden gebracht. Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan.

Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied is verontreinigd, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen niet meer dan 5 jaar oud zijn. Indien er sprake is van bouwactiviteiten is ook in het kader van de omgevingsvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig. In de praktijk worden deze onderzoeken vaak gecombineerd.

Onderzoek
Voorliggend bestemmingsplan legt de bestaande recreatiewoning en bedrijfswoning op de Van Pallandtweg 9 en 10 vast. Daar waar sprake is van consoliderend bestemmen van bestaande situaties kan een diepgaand inzicht in de bodemsituatie vooraf achterwege blijven, tenzij een redelijk vermoeden moet bestaan van een saneringssituatie. Voor de recreatiewoning en bedrijfswoning aan Van Pallandtweg 9 en 10 is het niet nodig bodemonderzoek uit te voeren.

4.3 Water

Kader
In het kader van het verkrijgen van een duurzaam watersysteem hebben Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen in 2001 de Startovereenkomst Waterbeleid 21e eeuw (WB'21) ondertekend. Onderdeel van het nieuwe waterbeleid is de “watertoets”: de check van ruimtelijke plannen aan de gevolgen voor het watersysteem. Ruimtelijke plannen dienen een waterparagraaf te bevatten. Initiatiefnemers van ruimtelijke plannen moeten in een vroegtijdig stadium van het planvormingsproces de waterbeheerder(s) betrekken. De initiatiefnemer vraagt de waterbeheerder(s) om een wateradvies in de vorm van een watertoets. In de waterparagraaf worden de watertoets en de uitkomsten van het overleg opgenomen. Op basis van de watertoets zal de waterbeheerder Keurontheffing en, indien nodig, een Wvo-vergunning (Wet verontreiniging oppervlaktewater) verlenen.

Beleid
De Europese Kaderrichtlijn Water (2003)
De Europese Kaderrichtlijn Water gaat er vanuit dat water geen gewone handelswaar is, maar een erfgoed dat moet worden beschermd en verdedigd. Het hoofddoel van de richtlijn is daarop gebaseerd. De Kaderrichtlijn Water geeft het kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater. Dat moet ertoe leiden dat: aquatische ecosystemen en gebieden die rechtstreeks afhankelijk zijn van deze ecosystemen, voor verdere achteruitgang worden behoed; emissies worden verbeterd; duurzaam gebruik van water wordt bevorderd op basis van bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn; er wordt gezorgd voor een aanzienlijke vermindering van de verontreiniging van grondwater.

Waterplan provincie Gelderland
Het Provinciaal Waterplan 2010-2015 is mede kader voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in het plangebied. Het waterplan is beschreven aan de hand van een aantal thema's zoals landbouw, wateroverlast, watertekort, natte natuur, grondwaterbescherming en hoogwaterbescherming. Voor deze thema's is beschreven welke doelstellingen voor 2007 en 2015 er liggen. Hierbij is rekening gehouden met de Europese kaderrichtlijn water en het beleid.

Waterbeheersprogramma Waterschap Vallei en Eem/Veluwe
In het Waterbeheersprogramma 2016 - 2021 hebben beide Waterschappen hun ambities en uitvoeringsprogramma's vastgelegd voor de periode 2016 tot en met 2021. De plannen bepalen in grote lijnen de agenda's voor de komende zes jaar. De plannen zijn mede kaderstellend voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in de plangebieden.

Watertoets
Voor het vastleggen van de bestaande recreatiewoning en bedrijfswoning op de Van Pallandtweg 9 en 10 in voorliggend bestemmingsplan is geen sprake van een waterschapsbelang. Er vindt geen aanpassing van bebouwing of ruimte plaats. Waterschap Rivierenland heeft geen bezwaar tegen dit plan.

Conclusie
Het aspect water vormt geen belemmering voor het initiatief.

4.4 Geluid

Kader
In het kader van de Wet geluidhinder is bij de vaststelling of wijziging van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek vereist naar de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen vanwege industrielawaai, weg- en railverkeerslawaai. Dit geldt alleen voor (geplande) geluidsgevoelige bestemmingen die binnen de zone van een weg, spoorweg of industrieterrein liggen.

Situatie plangebied
Voor de recreatiewoning en bedrijfswoning aan Van Pallandtweg 9 en 10 is geen akoestisch onderzoek nodig. De bestaande situatie wordt vastgelegd in dit bestemmingsplan. Het plan biedt geen mogelijkheid voor de bouw van nieuwe geluidsgevoelige functies. Overigens is de verkeersintensiteit ter plaatse gering.

Conclusie
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor het intiatief.

4.5 Verkeer en parkeren

In deze paragraaf wordt er getoetst of het plan de verkeer- en parkeersituatie niet nadelig beïnvloed.

Situatie plangebied
De bestaande recreatiewoning en de bedrijfswoning op Van Pallandtweg 9 en 10 worden vastgelegd in dit bestemmingsplan. Het verkeer van en naar de bedrijfswoning wordt bepaald door de bedrijfsvoering op het erf, deze wijzigt niet. Gezien de omvang van de recreatiewoning en de beperkte slaapcapaciteit (4 personen) zal hier geen overlast of parkeerdruk ontstaan. Parkeren vindt plaats op eigen terrein.

Conclusie
Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor het initiatief.

4.6 Luchtkwaliteit

Kader
Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wm. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing).

Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wm in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. De ministerraad heeft op voorstel van de minister van VROM ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.

Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 g/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.

Situatie plangebied
Op grond van de nibm-tool is een initiatief vanaf 1.140 extra voertuigbewegingen (weekdaggemiddelde, met vijf procent aandeel vrachtverkeer, jaar van planrealisatie: 2021) niet meer 'niet in betekende mate', waarbij de grens van drie procent (een toename van 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) wordt overschreden. Gezien de omvang en aard van het initiatief, zal deze grens niet worden overschreden. De toename van het aantal gemotoriseerde verkeersbewegingen die door het initiatief worden gegenereerd, blijft hieronder. Het project kan derhalve worden beschouwd als een nibm-project. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit vanwege de toename van het verkeer is niet noodzakelijk.

Hoewel geconstateerd is dat het project een zogenaamd nibm-project betreft, dient ook te worden bezien of de luchtkwaliteit in het besluitgebied niet zodanig is dat de normen voor een goed woonklimaat worden overschreden. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de Grootschalige Concentratiekaarten Nederland 2011.

De meest relevante luchtkwaliteitseisen voor ruimtelijke plannen zijn stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). De grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) uit de wet zijn opgenomen in de navolgende tabel.

Grenswaarden luchtconcentraties   Norm  
NO2 jaargemiddelde concentratie   40 µg/m3  
PM10 jaargemiddelde concentratie   40 µg/m3  

Getoetst moet worden aan de norm voor NO2 per 1 januari 2015. Vanaf die datum moet blijvend aan de norm van NO2 worden voldaan. Per 21 juni 2011 moet aan de grenswaarden voor fijn stof worden voldaan. Uit de Grootschalige Concentratiekaarten blijkt dat in het gebied de achtergrondniveaus voor NO2 en PM10 ruimschoots onder de grenswaarden liggen.

Conclusie
Het project kan worden beschouwd als een nibm-project. Daarnaast is de luchtkwaliteit in en rond het besluitgebied zodanig dat de normen voor een goed leefklimaat worden gewaarborgd. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit kan derhalve achterwege blijven. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het initiatief.

4.7 Externe veiligheid

Kader
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor of water en door buisleidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Bedrijven
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is van toepassing op vergunningsplichtige risicovolle bedrijven en de nabijgelegen al dan niet geprojecteerde (beperkt) kwetsbare objecten. In artikel 2, lid 1 van het Bevi is opgesomd wat wordt verstaan onder risicovolle bedrijven. Voor de toepassing van het Bevi, wordt een nieuw ruimtelijk besluit gezien als een nieuwe situatie.

Vervoer van gevaarlijke stoffen
Voor ruimtelijke plannen zijn spoorwegen, vaarwegen en autowegen risicorelevant als er binnen een zone van 200 meter vanaf de transportas een ontwikkeling gepland wordt. Beoordeling van de risico's veroorzaakt door het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor, water en weg dient plaats te vinden aan de hand van het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en de Regeling Basisnet die beide op 1 april 2015 in werking is getreden.

Buisleidingen
Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Het Bevb regelt onder meer de externe veiligheidsaspecten van buisleidingen. Het externe veiligheidsbeleid voor buisleidingen is daarmee in lijn gebracht met het beleid voor inrichtingen en voor vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor. Verantwoording van het groepsrisico is noodzakelijk als een plangebied een (beperkt) kwetsbaar object toelaat binnen het invloedsgebied van een buisleiding.

Situatie plangebied
Risicovolle bedrijven
Uit de regionale signaleringskaart externe veiligheid blijkt dat het plangebied niet ligt binnen het invloedsgebied van een Bevi-inrichting of de veiligheidsafstanden van andere stationaire risicobronnen. Hierdoor is geen verantwoording van het groepsrisico nodig vanwege risicovolle inrichtingen.

Vervoer gevaarlijke stoffen
Uit de regionale signaleringskaart externe veiligheid blijkt dat het aspect externe veiligheid wel relevant is vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Betuweroute en het spoor Utrecht-Meteren. Het plangebied ligt namelijk binnen het invloedsgebied van deze transportroutes, waarbij personen kunnen overlijden als rechtstreeks gevolg van een zwaar ongeval met toxische stoffen. Het plangebied ligt echter buiten een veiligheidszone, een plasbrandaandachtsgebied en buiten de meest relevante zones voor het groepsrisico (de 200 meter zones).

Op grond van artikel 7 van het Bevt moet in dergelijke gevallen worden ingegaan op de mogelijkheden voor:

  • de bestrijdbaarheid van een zwaar ongeval op deze transportroutes;
  • de zelfredzaamheid met betrekking tot nog niet aanwezige (beperkt) kwetsbare objecten binnen het plangebied.

Volgens artikel 9 van het Bevt moet de veiligheidsregio in de gelegenheid worden gestel om hierover een advies uit te brengen. Veiligheidsregio Gelderland-Zuid heeft op 20 juni 2019 aangegeven dat in dit geval sprake is van een standaardsituatie, waarvoor onderstaande verantwoordingstekst kan worden gehanteerd. Relevant hierbij is ook dat het ruimtelijke besluit geen betrekking heeft op het mogelijk maken van een (nog niet aanwezig) "bijzonder kwetsbare object", bestemd voor verminderd zelfredzame personen.

Bestrijdbaarheid van de omgang van een ramp of zwaar ongeval
Bij een calamiteit, waarbij toxische stoffen (kunnen) vrijkomen, zal de brandweer inzetten op het beperken of voorkomen van effecten. Deze inzet zal voornamelijk plaatsvinden bij de bron. De brandweer richt zich dan niet direct op het bestrijden van effecten in of nabij het plangebied. De mogelijkheden voor bestrijdbaarheid worden daarom niet verder in beschouwing genomen.

Mogelijkheden tot zelfredzaamheid
Bij een calamiteit, waarbij toxische stoffen (kunnen) vrijkomen, is het belangrijk dat de aanwezigen in het plangebied worden geïnformeerd hoe te handelen bij dat incident. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde waarschuwings- en alarmeringspalen (WAS-palen) of NL-alert. Bij het genoemde incidentscenario is het advies om te schuilen in een gebouw en de ramen, deuren en ventilatieopeningen te sluiten. In het plangebied zijn voldoende mogeljikheden aanwezig om dit advies tijdig op te volgen.

Buisleidingen
Uit de regionale signaleringskaart externe veiligheid blijkt dat het plangebied niet is gelegen binnen het invloedsgebied van relevante buisleidingen voor aardgas en vloeibare branstoffen. Hierdoor is geen verantwoording van het groepsrisico nodig vanwege buisleidingen.

Conclusie
Het aspect externe veiligheid is alleen relevant vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Betuweroute en het spoort Utrecht-Meteren. Gelet op de hiervoor genoemde overwegingen zijn er in het plangebied voldoende mogelijkheden voor de zelfredzaamheid bij een zwaar ongeval op deze transportroutes. Dit betekent dat geen nadere eisen aan het plan gesteld hoeven te worden in het kader van het aspect externe veiligheid.

4.8 Ecologie

Wet natuurbescherming
In de Wnb is de bescherming van specifieke natuurgebieden geregeld. Het betreft de Natura 2000-gebieden, die een internationale bescherming genieten. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningsplichtig. Relevant daarbij is dat de Wnb een externe werking kent. Van externe werking is sprake als activiteiten buiten een Natura 2000-gebied van invloed zijn op de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied.

Provinciaal ruimtelijk natuurbeleid
Gelders Natuurnetwerk (GNN)
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) (voormalig Ecologische Hoofdstructuur) is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing, ontwikkeling en bescherming van het NNN. In de provincie Gelderland wordt het NNN Gelders Natuurnetwerk (GNN) genoemd. De begrenzing en ruimtelijke bescherming van het GNN is voor provincie Gelderland uitgewerkt in de Omgevingsvisie Gelderland en de Omgevingsverordening Gelderland (provinciaal ruimtelijk natuurbeleid, geconsolideerd 19-12-2018).

Groene ontwikkelingszone (GO)
Vanuit de Omgevingsverordening Gelderland worden behalve de GNN-gebieden ook gebieden aangewezen als Groene Ontwikkelingszone (GO). In deze gebieden worden geen grootschalige ontwikkelingen mogelijk gemaakt, maar kleinschalige ontwikkelingen die niet leiden tot een significante aantasting van de kernkwaliteiten van het gebied zijn wel toegestaan.

Inventarisatie
Het plangebied ligt niet in een in het kader van de Wnb beschermd gebied. Het dichtstbijzijnde beschermde Natura 2000-gebied betreft het gebied Rijntakken, op ongeveer 0,4 km ten zuiden van het plangebied. Dit betreft buitendijks gebied, gescheiden van het plangebied door bos van het landgoed en de rivierdijk.

Het plangebied maakt teven geen deel uit van gebied dat in het kader van het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid is aangewezen als GNN.

Toetsing
Het initiatief heeft geen gevolgen voor soorten en gebieden, omdat het plan niet voorziet in het slopen van bestaande bebouwing of nieuwbouw. De flora en fauna hierdoor niet negatief beïnvloed worden.

Daarnaast ligt het projectgebied niet in een NNN-gebied of een Natura 2000-gebied. Gezien de afstand tot het Natura 2000-gebied, de inrichting van het tussenliggende gebied en de aard van het plan, kan een toename van verstoring door geluid, verlichting, optische verstoring of stikstofdepositie worden uitgesloten.

Conclusie
Een ecologisch onderzoek is niet noodzakelijk omdat er geen bebouwing wordt gesloopt. Het initiatief kan voor het milieuaspecten ecologie als uitvoerbaar worden geacht.

4.9 Bedrijven en milieuzonering

Kader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1 Wro) moet voorkomen worden dat milieubelastende activiteiten voorzienbare hinder opleveren aan milieugevoelige activiteiten. Bij het toetsen van afstanden tussen milieubelastende en milieugevoelige activiteiten wordt gebruik gemaakt van de VNG-uitgave ‘Bedrijven en Milieuzonering’ (2009).

Situatie plangebied
In de VNG-publicatie wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende omgevingstypen. De VNG-publicatie gebruikt het omgevingstype gemengd gebied om gebieden te typeren waar sprake is van meerdere functies die zorgen voor een bepaalde levendigheid, maar ook voor een bepaalde milieubelasting. In een dergelijk gemengd gebied wordt de vestiging van milieubelastende activiteiten op een kortere afstand dan in woongebieden, mogelijk geacht. Voor het plangebied en omgeving is sprake van het omgevingstype 'gemengd gebied'. Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente West Betuwe, aan de rand van de kern Neerijnen. In het plangebied is sprake van functiemenging. De omliggende gronden zijn in gebruik ten behoeve van agrarische activiteiten, groen, wonen, maatschappelijke functies en niet-agrarische bedrijfsactiviteiten.

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor het vastleggen van de bestaande bedrijfswoning aan Van Pallandtweg 10 in voorliggend bestemmingsplan. De bedrijfswoning is onderdeel van het agrarische bedrijf aan Van Pallandtweg 10 en kent vanuit het milieuspoor geen bescherming.

Door het bestemmen van de bestaande recreatiewoning veranderen de ontwikkelingsmogelijkheden van het agarische bedrijf niet. De recreatiewoning vormt geen geurgevoelig object. Er is geen sprake van permanent gebruik of daarmee vergelijkbaar gebruik.

Er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in de recreatiewoning. Op het agrarisch erf worden alleen jongvee gehouden. Hiervan wordt geen hinder ondervonden in de recreatiewoning.

Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor het initiatief.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Algemeen

Voor het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP 2012).

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan dit plan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing.

5.2 Verbeelding

Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven en aanduidingen. Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart).

5.3 Planregels

De planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels voor het hele plangebied. Hoofdstuk 2 geeft de bestemmingsregels. Hoofdstuk 3 geeft vervolgens de algemene regels waaronder (mogelijke) flexibiliteitsbepalingen in de vorm van wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden. In dit derde hoofdstuk kunnen belangrijke algemene bepalingen zijn opgenomen die van invloed zijn op het bepaalde in hoofdstuk 2. Ten slotte regelt hoofdstuk 4 de overgangs- en slotbepalingen. In de volgende paragraaf worden de afzonderlijke bestemmingen behandeld.

Voor de planregels is de gestandaardiseerde opbouw uit de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 gebruikt.

5.4 Wijze van bestemmen

Voorliggend bestemmingsplan bevat de volgende bestemmingen:

  • Agrarisch met waarden - Natuur en landschapswaarden, voor de gronden van het bestaande agrarische bedrijf aan de Van Pallandtweg 10. De gronden zijn onder andere bestemd voor de aanleg en instandhouding van landschappelijke waarden en natuurwaarden, de uitoefening van agrarische bedrijfsactiviteiten, niet zijnde intensieve veehouderijen en boomgaarden. De bedrijfswoning is aangeduid als 'bedrijfswoning'.
  • Recreatie - Recreatiewoning, voor de recreatiewoning en omliggende gronden aan de Van Pallandtweg 9. Op het perceel is één recreatiewoning toegestaan met een maximale goot- en bouwhoogte van 5 respectievelijk 9 meter. De recreatiewoning mag niet permanent worden bewoond. Per recreatiewoning mag één vrijstaand bijgebouw worden gebouwd.
  • Water, op de percelen aan Van Pallandtweg 9 en 10. De gronden zijn bestemd voor waterstaatkundige doeleinden ten behoeve van waterbeheersing en waterberging, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en verhardingen voor in- en uitritten. Gebouwen zijn niet toegestaan.
  • Waarde - Archeologie 3, ter bescherming van de potentieel aanwezige archeologische waarden binnen het plangebied is een dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 3’ opgenomen. Hiermee worden bij toekomstige ontwikkelingen de potentieel aanwezige archeologische en cultuurhistorische waarden binnen het plangebied beschermd. Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' zonder, of in afwijking van een omgevingsvergunning enige bodemroerende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, over een (totale) oppervlakte gelijk aan of groter dan 5.000 m2 en dieper dan 50 cm..

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Financiële uitvoerbaarheid

Gelet op het bepaalde in artikel 3.1 Wro moet in het kader van een bestemmingsplan onder andere inzicht worden verschaft in de economische uitvoerbaarheid van het plan. In verband daarmee is eerst onderzocht of voor het onderhavige plan op grond van artikel 6.12, eerste lid Wro de verplichting bestaat om één of meer exploitatieplannen vast te stellen.

De initiatiefnemer en de gemeente West-Betuwe gaan een anterieure overeenkomst aan waarin het verplichte kostenverhaal wordt geregeld. Degene die meent schade te lijden door het vaststellen van het bestemmingsplan, kan een verzoek indienen om een tegemoetkoming van de schade (Artikel 6.1 Wro). Eventuele kosten voortkomend uit de planschade zijn in eerdergenoemde overeenkomst meegenomen.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.2.1 Vooroverleg

Het bestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg voorgelegd aan Waterschap Rivierenland en aan de provincie Gelderland. Zij hebben laten weten dat zij akkoord zijn met het plan.

6.2.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft voor een periode van 6 weken voor een ieder ter inzage liggen. Binnen deze termijn heeft een ieder een zienswijze op het plan indienen.Het ontwerpbestemmingsplan heeft zes weken ter inzage gelegen van 20 mei 2021 tot en met 30 juni 2021. Tijdens deze periode zijn er geen zienswijzen ontvangen.