Plan: | Van Pallandtweg 1, 9 en 10 |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1960.NEEvPallandtw1-ONT2 |
Het perceel Van Pallandtweg 1 ligt op ongeveer 300 meter vanaf de kern Neerrijnen. De eigenaar van dit perceel en tevens initiatiefnemer (Geldersch Landschap & Kasteelen) heeft de recreatiewoning op het perceel gesloopt en heeft het voornemen daar een werkschuur te bouwen. De bouw van deze werkschuur is niet toegestaan in het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied'. De werkschuur is bedoeld voor het beheer van de landgoederen Neerijnen en Waardenburg. Het omvangrijke gebied met het bijbehorende intensieve beheer vraagt om een werkschuur in of dichtbij dit landgoed.
Er was oorspronkelijk een werkschuur aanwezig op het perceel Van Pallandtweg 9. Deze is inmiddels gesloopt. Deze locatie is niet geschikt om een nieuwe, grotere werkschuur te bouwen. De toegang tot het erf is te smal en de grotere schuur is op die locatie niet goed in te passen. Bovendien ligt de locatie in het monumentale beschermde dorpsgezicht, waarin nieuwbouw ongewenst is. Ook andere locaties in of nabij het landgoed zijn niet geschikt of niet beschikbaar.
Daarom vindt als het ware een uitruil plaats met de situatie op Van Pallandtweg 1, waarbij tegelijkertijd enkele gebreken uit het bestemmingsplan 'Beschermd Dorpsgezicht Neerijnen' worden hersteld:
Voorliggend bestemmingsplan biedt het juridisch-planologisch kader om bovenstaande drie punten op de percelen Van Pallandtweg 1, 9 en 10 te regelen.
Voorliggend ontwerpbestemmingsplan is nieuw ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan Werkschuur van Pallandtweg 1 met identificatienummer NL.IMRO.1960.NEEvPallandtw1-ONT1, zoals met ingang van 5 maart 2020 voor een periode van zes weken voor een ieder ter inzage heeft gelegen. Ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan Van Pallandtweg 1 is de werkschuur een kwartslag gedraaid. Deze wijziging komt voort uit de samenhang met het project voor de realisatie van het nieuwe regelstation van Liander. Voorliggend bestemmingsplan wordt om die reden opnieuw in procedure gebracht.
Het perceel Van Pallandtweg 1 te Neerrijnen ligt op ongeveer 300 meter vanaf de kern Neerrijnen, en op ongeveer 1,5 kilometer vanaf de kern Waardenburg en de Rijksweg A2. Op een afstand van circa 200 meter ten oosten van de Van Pallandtweg 1 liggen de percelen Van Pallandtweg 9 en 10 te Neerijnen. Op onderstaande afbeeldingen zijn de ligging en de situering van de percelen weergegeven.
Ligging Van Pallandtweg 1, 9 en 10 (plangebied rood omlijnd)
Ligging compensatiegebied natuur (plangebied rood omlijnd)
Perceel Van Pallandtweg 1 (plangebied rood omlijnd)
Compensatiegebied natuur (plangebied rood omlijnd)
Voor het perceel aan Van Pallandtweg 1 gelden de bestemmingsplannen 'Buitengebied' (vastgesteld op 18 februari 2016) en 'Buitengebied Neerijnen, veegplan 2017' (vastgesteld op 6 juli 2017). Het bestemmingsplan Buitengebied Neerijnen, veegplan 2017 vormt een herziening op het moederplan 'Buitengebied'.
Voor het perceel geldt de bestemming 'Maatschappelijk'. Daarnaast gelden de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' en de gebiedsaanduiding 'overige zone - oeverwal-stroomrug'. Onderstaande afbeelding geeft door middel van rode lijnen het plangebied op een uitsnede van de verbeelding van het bestemmingsplan 'Buitengebied' weer.
Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Buitengebied' (18-02-2016). Plangebied rood omlijnd.
De locatie die is aangewezen voor natuurcompensatie ligt binnen de bestemmingsplannen 'Buitengebied' (vastgesteld op 28 november 2006), 'Buitengebied, eerste herziening' (vastgesteld op 27 januari 2009) en 'Bestemmingsplan Buitengebied, derde herziening' (vastgesteld op 15 februari 2011).
De gronden zijn bestemd als 'Landelijk gebied I'. Onderstaande afbeelding geeft door middel van rode lijnen het plangebied op een uitsnede van de verbeelding van het bestemmingsplan 'Buitengebied' weer.
Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Buitengebied (28-02-2006)'. Plangebied rood omlijnd.
Voor de percelen aan Van Pallandtweg 9 en 10 geldt het bestemmingsplan 'Beschermd Dorpsgezicht Neerijnen' (vastgesteld op 4 juni 2013). Voor de percelen geldt de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden'. De voormalige knechtenwoning heeft de aanduiding 'bedrijfswoning'. Daarnaast gelden de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 4' en 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht'.
Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Beschermd Dorpsgezicht Neerijnen (04-06-2013)'
De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd als volgt. In hoofdstuk 2 worden de voorgenomen ontwikkelingen nader beschreven. In hoofdstuk 3 wordt het plan getoetst aan de relevante beleidskaders. In hoofdstuk 4 worden de milieutechnische en andere randvoorwaarden beschreven. Hoofdstuk 5 voorziet in een toelichting op de planregels. Tot slot worden de financiële en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan beschreven in hoofdstuk 6.
Naast de bouwlocatie bevindt zich het Stroomhuis. Dit is een maatschappelijke en culturele voorziening voor de kern Neerrijnen. In het Stroomhuis is horeca gevestigd en de Stichting Stroomhuis, een culturele instelling voor de gemeente West Betuwe. Naast het Stroomhuis staat een klein schuurtje met beperkte opslag en gereedschappen voor het Stroomhuis. In het naastgelegen weiland stond een voormalig stalgebouw dat al sinds lange tijd is verbouwd en in gebruik was als recreatiewoning voor een particulier, maar inmiddels is gesloopt. Het geheel maakt onderdeel uit van het Natuurnetwerk Nederland en de Groene Ontwikkelingszone van de provincie Gelderland.
Op onderstaande afbeeldingen zijn enkele impressies van de huidige situatie weergegeven.
Het Stroomhuis
Foto perceel Van Pallandtweg 1 te Neerijnen
Op het perceel aan Van Pallandtweg 10 is een agrarisch bedrijf gevestigd. Op het perceel bevindt zich een grote boerderij en diverse bijgebouwen, schuren en stallen. De boerderij is in gebruik als agrarisch bedrijf en bedrijfswoning. Het voorste deel van het gebouw wordt gebruikt als bedrijfswoning.
Op het perceel aan van Pallandtweg 9 is een voormalige knechtenwoning aanwezig die in gebruik is als recreatiewoning. De voormalige knechtenwoning en naastgelegen schuur zijn voorheen in gebruik geweest door Geldersch Landschap & Kasteelen als werkschuur, opslagruimte en vergaderplek. De oude werkschuur is inmiddels geamoveerd en opnieuw ingericht als tuin voor bij de recreatiewoning. De recreatiewoning wordt door Geldersch Landschap & Kasteelen verhuurd.
Luchtfoto Van Pallandtweg 9 en 10 te Neerijnen
Recreatiewoning Van Pallandtweg 9 te Neerijnen
Van Pallandtweg 10 te Neerijnen
Geldersch Landschap & Kasteelen is eigenaar van landgoed Waardenburg en Neerijnen en draagt zorg voor het beheer en de instandhouding van de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en recreatieve waarden van het gebied. Het landgoed heeft een oppervlakte van bijna 300 hectare. Het omvangrijke gebied met het bijbehorende benodigde intensieve beheer vraagt om een nieuwe werkschuur op een daarvoor geschikte locatie in of dichtbij landgoed Waardenburg en Neerijnen.
Nadat overige alternatieve locaties zijn afgewogen blijkt het terrein aan de Van Pallandtweg 1 in landgoed Neerijnen, het meest geschikt te zijn voor de bouw van een nieuwe werkschuur. Argumenten hiervoor zijn:
De nieuwe werkschuur biedt ruimte aan voorzieningen voor terreinbeheer. Het gaat hier om een werkplaats, een opslag van gereedschappen en machines en een beheerdersruimte. Daarnaast kunnen er ook andere activiteiten vanuit deze schuur georganiseerd worden, zoals bijvoorbeeld wandelen met de boswachter. Om het gebouw is verharding met een oppervlak van circa 500 m² voorzien.
Op onderstaande afbeeldingen is een impressie van de toekomstige situatie afgebeeld en zijn uitsnedes weergegeven van de toekomstige situatie in het plangebied en de aanzichten van de gevel.
Impressie foto werkschuur
Impressie foto werkschuur
Nieuwe situatie plangebied, met aan de noordzijde tevens het nieuwe regelstation van Liander, bron: Urban Synergy
Aanzichten gevel werkschuur
Aan de noordzijde van het plangebied wordt een nieuw regelstation van Liander gerealiseerd. Het nieuwe regelstation maakt geen onderdeel uit van dit bestemmingsplan. Om de nieuwe bebouwing voor het regelstation en de werkschuur goed in te passen in het landschap is een plan gemaakt voor de beplanting ('Landschappelijke inpassing Regelstation van Pallandtweg 1 Neerijnen, Urban Synergie). Dit rapport is opgenomen in bijlage 1 bij dit bestemmingsplan.
De samenhang tussen het regelstation en de werkschuur heeft ertoe geleid dat op basis van het rapport de werkschuur een kwartslag is gedraaid ten opzichte van de oorspronkelijke plannen.
In het rapport is aangegeven dat het landschap rondom Neerijnen wordt gekarakteriseerd door de combinatie van open en besloten landschap. Onregelmatige blokverkaveling, oude wegenpatronen, kastelen, boomgaarden, bos, hagen en laanbomen geven het gebied een kleinschalig besloten karakter dat een sterk contrast vormt met de grootschaligere open komgebieden. Het plangebied ligt in het open komgebied, tegen de meer besloten oeverwal.
Voor de realisatie van het nieuwe regelstation en de werkschuur zijn twee inpassingsvarianten opgesteld. De positie van het regelstation en de werkschuur is in beide varianten nagenoeg hetzelfde. De materiaalkeuze en keuze voor type beplanting rondom het regelstation verschillen per variant. Op basis van intensief vooroverleg met landschapsadviseurs, vertegenwoordiger van GLK, Liander, vertegenwoordiging van de dorpstafel Neerijnen en de commissie Ruimtelijke kwaliteit is door de gemeente gekozen om de landschappelijke inpassing vorm te geven volgens variant 1. Dit om een zo goed mogelijke inpassing in het landschap te bereiken, rekening houdend met het naastgelegen dorpsgezicht.
De werkschuur zal omringd zijn door beplanting zodat deze minder zichtbaar is vanuit de omgeving. De uitvoer zal gebeuren met grote bomen en struiken, zodat gezorgd wordt dat het zo snel mogelijk dicht groeit. De toegang van de werkschuur wordt gekoppeld aan de informele inrit van het huidige regelstation aan de Kaalakkerstraat. Rondom het gebouw wordt zoveel mogelijk gekozen voor groene bestrating (open betontegels met grasbegroeiing). Aan de oostzijde van het parkeerterrein wordt een strook gras aangelegd. Dit sluit ook aan bij het Stroomhuis, dit is ook omgeven door groen.
Op onderstaande afbeelding is de landschappelijke inpassing van variant 1 weergegeven. De landschappelijke inpassing van de werkschuur is tevens vastgelegd in de regels en op de verbeelding van het bestemmingsplan.
Variant 1:Landschappelijke inpassing plangebied, met aan de noordzijde tevens het nieuwe regelstation van Liander, bron: Urban Synergy
Ook wordt het bestaande gebruik van de voormalige knechtenwoning als zijnde recreatiewoning en de boerderij als zijnde bedrijfswoning aan van Pallandtweg 9 respectievelijk 10 te Neerijnen positief bestemd. Hiermee worden de geconstateerde fouten uit het geldende bestemmingsplan 'Beschermd Dorpsgezicht Neerijnen' hersteld.
In maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De structuurvisie vervangt de Nota ruimte, Nota mobiliteit (gedeeltelijk), de structuurvisie Randstad en nog een aantal kleine plannen. In de SVIR zijn, uitgaande van de verantwoordelijkheden van het Rijk, de ambities uitgewerkt in rijksdoelen tot 2028, waarbij is aangegeven welke nationale belangen aan de orde zijn. De 3 hoofddoelen van de structuurvisie zijn:
Deze hoofddoelen zijn uitgewerkt in 13 nationale belangen. De SVIR doet geen specifieke uitspraken die van belang zijn voor het voorliggende plan.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening, ook wel het Barro genoemd, is op 1 oktober 2012 volledig in werking getreden. Het Barro heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. Het Barro is het inhoudelijke beleidskader van de rijksoverheid waaraan bestemmingsplannen van gemeenten moeten voldoen. Dit betekent dat het Barro regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden en zich daarbij primair richt tot de gemeenten. Daarnaast kan het Barro aan de gemeenten opdragen om in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.
De volgende onderwerpen uit het Barro moeten worden vertaald in bestemmingsplannen: (1) Project Mainportontwikkeling Rotterdam, (2) Kustfundament, (3) Grote Rivieren, Waddenzee en Waddengebied, (4) Defensie, (5) Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, (6) Rijksvaarwegen, (7) Hoofdwegen en spoorwegen, (8) Elektriciteitsvoorzieningen, (9) EHS, (10) Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en de (11) uitbreidingsruimte van het IJsselmeer.
In het Barro zijn geen regels opgenomen die relevant zijn voor het voorliggende bestemmingsplan.
Op 19 december 2018 stelden Provinciale Staten van Gelderland de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland vast.
De omgevingsvisie is op 1 maart 2019 in werking getreden. De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland is een structuurvisie van de provincie Gelderland, met als doel een gaaf Gelderland te behouden en te ontwikkelen voor de toekomst. Daarbij staat een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland centraal.
In de omgevingsvisie is een zevental ambities opgenomen. Deze omvatten, in grote lijnen, de volgende onderwerpen:
De provincie Gelderland geeft invulling aan voorgenoemde ambities door de zogenoemde 'DOE-principes':
Het perceel Van Pallandtweg 1 ligt in een zone die door de provincie Gelderland is aangewezen als Gelders Natuurnetwerk (GNN). Daaromheen bevindt zich een gebied wat aangewezen is als Groene ontwikkelingszone (GO). Het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO) worden beschermd tegen aantasting van de kernkwaliteiten: dat zijn de natuurwaarden, de potentiële waarden en de omgevingscondities. In paragraaf 3.2.2 wordt getoetst aan de regels van de Omgevingsverordening Gelderland.
De omgevingsvisie doet geen concrete uitspraken over het plangebied. Ook conflicteren het plan en de uitgangspunten van de omgevingsvisie niet met elkaar. De omgevingsvisie vormt dan ook geen belemmering voor dit plan.
Conclusie
Het planvoornemen is niet in strijd met de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland.
De Omgevingsverordening Gelderland, vastgesteld 14 september 2014, richt zich op de fysieke leefomgeving in de provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en bodem. In het hoofdstuk Ruimte van deze verordening zijn regels opgenomen met betrekking tot onder andere wonen, bedrijvigheid, glastuinbouw, veehouderij, grond- en drinkwater, natuur en landschap en energie.
Situatie plangebied
Op het perceel aan Van Pallandtweg 1 wordt een nieuwe werkschuur gebouwd. Het perceel Van Pallandtweg 1 ligt het GNN. Daaromheen bevindt zich de GO. Met de provincie Gelderland is afgestemd en overeengekomen dat er ten behoeve van voorgenomen ontwikkeling een compensatielocatie voor natuur wordt aangewezen. Deze locatie moet aansluiten bij het huidige GNN zodat dit netwerk verder uitgebreid kan worden.
De aangewezen compensatielocatie is gelegen aan de Rijksstraatweg tussen Culemborg en Buurmalsen. De compensatielocatie ligt naast een aantal bospercelen met een oppervlakte van circa 2,5 hectare, die zijn aangewezen als GO.
Op onderstaande afbeelding is de locatie weergegeven die als boscompensatielocatie is aangewezen.
Compensatielocatie voor werkschuur Van Pallandtweg 1 (compensatielocatie rood omlijnd)
De compensatiegronden hebben een oppervlakte van circa 2 hectare en worden thans gebruikt als weiland en bos. De gronden zijn in eigendom van de initiatiefnemer. Initiatiefnemer is voornemens om het onbegroeide deel ook natuurwaarden te geven in de vorm van kruiden- en faunarijk grasland. Het volledige, rood omlijnde, perceel zal onderdeel uit gaan maken van het GNN.
Op de percelen aan Van Pallandtweg 9 en 10 worden gebreken uit het vigerende bestemmingsplan Beschermd Dorpsgezicht Neerijnen hersteld. In dit bestemmingsplan worden de bestaande recreatiewoning en bedrijfswoning vastgelegd. Deze correctie is niet in strijd met bepalingen uit de omgevingsverordening.
Conclusie
De omgevingsverordening leidt in de eerste instantie tot belemmeringen voor het initiatief. Na afstemming met de provincie wordt voorzien in een passende oplossing waardoor het initiatief mogelijk wordt gemaakt.
In het Bidbook West Betuwe is de agenda voor de toekomst van de gemeente West Betuwe vastgelegd. Het Bidbook West Betuwe beschrijft per kern de ambities, dromen en afspraken. De gemeenteraad van West Betuwe gebruikt dit bidbook als leidraad voor de toekomst van de nieuwe gemeente.
In het Bidbook zijn de volgende acties en aandachtspunten opgenomen voor Neerijnen:
Acties
Verbeteren:
Koesteren:
Aandachtspunten
Op het perceel aan Van Pallandtweg 1 wordt een nieuwe werkschuur gebouwd. De werkschuur biedt ruimte voor voorzieningen van Geldersch Landschap & Kasteelen ten behoeve van het beheer van Landgoed Waardenburg en Neerijnen. Het planvoornemen en de locatiekeuze zijn beschreven in paragraaf 2.2. De realisatie van de werkschuur leidt niet tot verkeershinder op de Van Pallandtweg, zie paragraaf 4.5. De ontwikkeling past binnen de acties en aandachtspunten die zijn opgesteld voor Neerijnen.
Kader
De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2021 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.
Situatie plangebied
Archeologie
In de vigerende bestemmingsplannen zijn ter plaatse van het plangebied archeologische dubbelbestemmingen aanwezig. In de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' mogen geen gebouwen gebouwd worden tenzij het nieuwe bebouwde oppervlak kleiner is dan 5000 m2, en de grond minder dan 50 cm diep verstoord wordt. De bouw van de werkschuur blijft binnen deze gestelde marges. Voor Van Pallandtweg 9 en 10 geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'. De gronden dienen alleen bij MER-plichtige projecten, projecten in het kader van de Tracé-wet en projecten met een bodemingreep/ verstrorende werkzaamheden met een oppervlakte van meer dan 10.000 m² te worden onderzocht op eventuele archeologisch waardevolle resten. Hiervan is geen sprake, er wordt niet gebouwd. Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor het initiatief.
Cultuurhistorie
De gesloopte houten recreatiewoning kende geen behoudenswaardige elementen. De omgeving van het te bebouwen terrein kent diverse cultuurhistorische waarden, zoals Het Stroomhuis naast het pand. Dit is een onderstation t.b.v. de electriciteitsvoorziening van deze streek, gebouwd in 1951-1952 in opdracht van de PGEM door ir. J. Pennings, het begin van de electrificatie van deze streek. Het is in 1987 buitengebruik gesteld en het vervult nu een horeca- en culturele bestemming. Tegenover het terrein waarop de werkschuur gebouwd zal worden ligt het park in Landschapsstijl tussen de kastelen Waardenburg en het Huis Neerijnen, zoals grotendeels ontworpen door L. Springer in 1922. Om bovenstaande redenen is het van groot belang, dat de omliggende beplanting op het voor de werkschuur betreffende terrein zoveel mogelijk gehandhaafd blijft. Het aspect cultuurhistorie vormt geen verdere belemmering voor het initiatief.
Op de percelen Van Pallandtweg 9 en 10 zijn geen rijksmonumenten of gemeentelijke monumenten aanwezig. De percelen liggen binnen het op 14 september 1993 aangewezen beschermd dorpsgezicht Neerijnen. In voorliggend bestemmingsplan worden de bestaande recreatiewoning en bedrijfswoning op de percelen Van Pallandtweg 9 en 10 te Neerijnen vastgelegd. Dit leidt niet tot aantasting van de aanwezige cultuurhistorisch waarden.
Conclusie
Het aspect archeologie en cultuurhistorie vormt geen belemmering voor het plan.
Kader
In het kader van de onderzoeksplicht dient onder andere de bodemgesteldheid in het plangebied in kaart te worden gebracht. Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan.
Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied is verontreinigd, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen niet meer dan 5 jaar oud zijn. Indien er sprake is van bouwactiviteiten is ook in het kader van de omgevingsvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig. In de praktijk worden deze onderzoeken vaak gecombineerd.
Onderzoek
Op 21 febuari 2019 is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd op de locatie Van Pallandtweg 1, zie Bijlage 2. Op basis van vooronderzoek is geconcludeerd dat de onderzoekslocatie onderzocht dient te worden volgens de strategie 'onverdacht'. Deze conclusie wordt, op basis van de aangetroffen lichte verontreinigingen, verworpen. Echter, gelet op de aard en de mate van verontreiniging, bestaat er geen reden voor een nader onderzoek en bestaan er met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem geen belemmeringen voor de nieuwbouw op de onderzoekslocatie.
Er zijn op basis van het vooronderzoek, tijdens de terreininspectie en bij de uitvoering van de veldwerkzaamheden aanwijzingen gevonden die aanleiding geven een asbestverontreiniging op de locatie te verwachten. Een verkennend onderzoek asbest in bodem wordt dan ook niet noodzakelijk geacht.
Voorliggend bestemmingsplan legt tevens de bestaande recreatiewoning en bedrijfswoning op de Van Pallandtweg 9 en 10 vast. Daar waar sprake is van consoliderend bestemmen van bestaande situaties kan een diepgaand inzicht in de bodemsituatie vooraf achterwege blijven, tenzij een redelijk vermoeden moet bestaan van een saneringssituatie. Voor de recreatiewoning en bedrijfswoning aan Van Pallandtweg 9 en 10 is het niet nodig bodemonderzoek uit te voeren.
Kader
In het kader van het verkrijgen van een duurzaam watersysteem hebben Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen in 2001 de Startovereenkomst Waterbeleid 21e eeuw (WB'21) ondertekend. Onderdeel van het nieuwe waterbeleid is de “watertoets”: de check van ruimtelijke plannen aan de gevolgen voor het watersysteem. Ruimtelijke plannen dienen een waterparagraaf te bevatten. Initiatiefnemers van ruimtelijke plannen moeten in een vroegtijdig stadium van het planvormingsproces de waterbeheerder(s) betrekken. De initiatiefnemer vraagt de waterbeheerder(s) om een wateradvies in de vorm van een watertoets. In de waterparagraaf worden de watertoets en de uitkomsten van het overleg opgenomen. Op basis van de watertoets zal de waterbeheerder Keurontheffing en, indien nodig, een Wvo-vergunning (Wet verontreiniging oppervlaktewater) verlenen.
Beleid
De Europese Kaderrichtlijn Water (2003)
De Europese Kaderrichtlijn Water gaat er vanuit dat water geen gewone handelswaar is, maar een erfgoed dat moet worden beschermd en verdedigd. Het hoofddoel van de richtlijn is daarop gebaseerd. De Kaderrichtlijn Water geeft het kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater. Dat moet ertoe leiden dat: aquatische ecosystemen en gebieden die rechtstreeks afhankelijk zijn van deze ecosystemen, voor verdere achteruitgang worden behoed; emissies worden verbeterd; duurzaam gebruik van water wordt bevorderd op basis van bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn; er wordt gezorgd voor een aanzienlijke vermindering van de verontreiniging van grondwater.
Waterplan provincie Gelderland
Het Provinciaal Waterplan 2010-2015 is mede kader voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in het plangebied. Het waterplan is beschreven aan de hand van een aantal thema's zoals landbouw, wateroverlast, watertekort, natte natuur, grondwaterbescherming en hoogwaterbescherming. Voor deze thema's is beschreven welke doelstellingen voor 2007 en 2015 er liggen. Hierbij is rekening gehouden met de Europese kaderrichtlijn water en het beleid.
Waterbeheersprogramma Waterschap Vallei en Eem/Veluwe
In het Waterbeheersprogramma 2016 - 2021 hebben beide Waterschappen hun ambities en uitvoeringsprogramma's vastgelegd voor de periode 2016 tot en met 2021. De plannen bepalen in grote lijnen de agenda's voor de komende zes jaar. De plannen zijn mede kaderstellend voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in de plangebieden.
Watertoets
Op 10 april 2019 is het initiatief voor de bouw van een werkschuur aan Van Pallandtweg 1 voorgelegd aan Waterschap Rivierenland door middel van de digitale watertoets. Het Waterschap heeft een positief advies op het plan afgegeven. Het toetsresultaat van de watertoets is te vinden in Bijlage 3. Voor het vastleggen van de bestaande recreatiewoning en bedrijfswoning op de Van Pallandtweg 9 en 10 in voorliggend bestemmingsplan is geen sprake van een waterschapsbelang. Er vindt geen aanpassing van bebouwing of ruimte plaats. Waterschap Rivierenland heeft geen bezwaar tegen dit plan.
Conclusie
Het aspect water vormt geen belemmering voor het initiatief.
Kader
In het kader van de Wet geluidhinder is bij de vaststelling of wijziging van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek vereist naar de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen vanwege industrielawaai, weg- en railverkeerslawaai. Dit geldt alleen voor (geplande) geluidsgevoelige bestemmingen die binnen de zone van een weg, spoorweg of industrieterrein liggen.
Situatie plangebied
De nieuw te bouwen werkschuur is geen gevoelig object in het kader van de Wet geluidhinder. Een akoestisch onderzoek is om deze reden dan ook niet nodig. Ook voor de recreatiewoning en bedrijfswoning aan Van Pallandtweg 9 en 10 is geen akoestisch onderzoek nodig. De bestaande situatie wordt vastgelegd in dit bestemmingsplan. Het plan biedt geen mogelijkheid voor de bouw van nieuwe geluidsgevoelige functies. Overigens is de verkeersintensiteit ter plaatse gering.
Conclusie
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor het intiatief.
In deze paragraaf wordt er getoetst of het plan de verkeer- en parkeersituatie niet nadelig beïnvloed.
Situatie plangebied
In het plangebied wordt een werkschuur gerealiseerd. Deze werkschuur zorgt voor ongeveer 14 extra verkeersbewegingen per etmaal. Ontsluiting van de werkschuur vindt plaats via de weg aan de achterzijde van het terrein. De omliggende wegen kunnen deze verkeersbewegingen goed opvangen en verwerken. Parkeren wordt op eigen terrein opgelost.
Daarnaast worden de bestaande recreatiewoning en bedrijfswoning op Van Pallandtweg 9 en 10 vastgelegd in dit bestemmingsplan. Het verkeer van en naar de bedrijfswoning wordt bepaald door de bedrijfsvoering op het erf, deze wijzigt niet. Gezien de omvang van de recreatiewoning en de beperkte slaapcapaciteit (4 personen) zal hier geen overlast of parkeerdruk ontstaan. Parkeren vindt plaats op eigen terrein.
Conclusie
Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor het initiatief.
Kader
Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wm. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing).
Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wm in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. De ministerraad heeft op voorstel van de minister van VROM ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.
Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 g/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.
Situatie plangebied
In het plangebied wordt een werkschuur gerealiseerd. Deze werkschuur zal, op basis van de kencijfers van het CROW, ongeveer 14 verkeersbewegingen per etmaal realiseren. Het vastleggen van de bestaande bedrijfswoning en recreatiewoningen in dit bestemmingsplan leidt tot geen-beperkte toename van het aantal verkeersbewegingen. Met behulp van de nibm-tool is berekend of er een significante verslechtering in de luchtkwaliteit plaatsvindt.
Berekening Nibm-tool voor de toekomstige situatie in het plangebied.
Uit de berekening blijkt dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Nader onderzoek is dan ook niet nodig.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het initiatief.
Kader
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Bedrijven
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is van toepassing op vergunningsplichtige risicovolle bedrijven en de nabijgelegen al dan niet geprojecteerde (beperkt) kwetsbare objecten. In artikel 2, lid 1 van het Bevi is opgesomd wat wordt verstaan onder risicovolle bedrijven. Voor de toepassing van het Bevi, wordt een nieuw ruimtelijk besluit gezien als een nieuwe situatie.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Voor ruimtelijke plannen zijn spoorwegen, vaarwegen en autowegen risicorelevant als er binnen een zone van 200 meter vanaf de transportas een ontwikkeling gepland wordt. Beoordeling van de risico's veroorzaakt door het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor, water en weg dient plaats te vinden aan de hand van het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en de Regeling Basisnet die beide op 1 april 2015 in werking is getreden.
Buisleidingen
Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Het Bevb regelt onder meer de externe veiligheidsaspecten van buisleidingen. Het externe veiligheidsbeleid voor buisleidingen is daarmee in lijn gebracht met het beleid voor inrichtingen en voor vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor. Verantwoording van het groepsrisico is noodzakelijk als een plangebied een (beperkt) kwetsbaar object toelaat binnen het invloedsgebied van een buisleiding.
Situatie plangebied
Risicovolle bedrijven
Binnen de beoogde bestemming 'Natuur' passen geen risicovolle activiteiten, zoals Bevi-activiteiten. De vestiging van een Bevi-inrichting binnen het plangebied is daarmee uitgesloten. Uit de regionale signaleringskaart externe veiligheid blijkt dat het plangebied niet ligt binnen het invloedsgebied van een Bevi-inrichting of de veiligheidsafstanden van andere stationaire risicobronnen. Hierdoor is geen verantwoording van het groepsrisico nodig vanwege risicovolle inrichtingen.
Vervoer gevaarlijke stoffen
Uit de regionale signaleringskaart externe veiligheid blijkt dat het aspect externe veiligheid wel relevant is vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Betuweroute en het spoor Utrecht-Meteren. Het plangebied ligt namelijk binnen het invloedsgebied van deze transportroutes, waarbij personen kunnen overlijden als rechtstreeks gevolg van een zwaar ongeval met toxische stoffen. Het plangebied ligt echter buiten een veiligheidszone, een plasbrandaandachtsgebied en buiten de meest relevante zones voor het groepsrisico (de 200 meter zones).
Op grond van artikel 7 van het Bevt moet in dergelijke gevallen worden ingegaan op de mogelijkheden voor:
Volgens artikel 9 van het Bevt moet de veiligheidsregio in de gelegenheid worden gestel om hierover een advies uit te brengen. Veiligheidsregio Gelderland-Zuid heeft op 20 juni 2019 aangegeven dat in dit geval sprake is van een standaardsituatie, waarvoor onderstaande verantwoordingstekst kan worden gehanteerd. Relevant hierbij is ook dat het ruimtelijke besluit geen betrekking heeft op het mogelijk maken van een (nog niet aanwezig) "bijzonder kwetsbare object", bestemd voor verminderd zelfredzame personen.
Bestrijdbaarheid van de omgang van een ramp of zwaar ongeval
Bij een calamiteit, waarbij toxische stoffen (kunnen) vrijkomen, zal de brandweer inzetten op het beperken of voorkomen van effecten. Deze inzet zal voornamelijk plaatsvinden bij de bron. De brandweer richt zich dan niet direct op het bestrijden van effecten in of nabij het plangebied. De mogelijkheden voor bestrijdbaarheid worden daarom niet verder in beschouwing genomen.
Mogelijkheden tot zelfredzaamheid
Bij een calamiteit, waarbij toxische stoffen (kunnen) vrijkomen, is het belangrijk dat de aanwezigen in het plangebied worden geïnformeerd hoe te handelen bij dat incident. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde waarschuwings- en alarmeringspalen (WAS-palen) of NL-alert. Bij het genoemde incidentscenario is het advies om te schuilen in een gebouw en de ramen, deuren en ventilatieopeningen te sluiten. In het plangebied zijn voldoende mogeljikheden aanwezig om dit advies tijdig op te volgen.
Buisleidingen
Uit de regionale signaleringskaart externe veiligheid blijkt dat het plangebied niet is gelegen binnen het invloedsgebied van relevante buisleidingen voor aardgas en vloeibare branstoffen. Hierdoor is geen verantwoording van het groepsrisico nodig vanwege buisleidingen.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid is alleen relevant vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Betuweroute en het spoort Utrecht-Meteren. Gelet op de hiervoor genoemde overwegingen zijn er in het plangebied voldoende mogelijkheden voor de zelfredzaamheid bij een zwaar ongeval op deze transportroutes. Dit betekent dat geen nadere eisen aan het plan gesteld hoeven te worden in het kader van het aspect externe veiligheid.
Kader
Voor de locatie Van Pallandtweg 1 te Neerijnen heeft Stichting Geldersch Landschap en Kasteelen (GLK) het voornemen een werkschuur te bouwen.
Om de uitvoerbaarheid van de herinrichting van het plangebied te toetsen, is een inventarisatie van natuurwaarden uitgevoerd. Het doel van deze inventarisatie is om na te gaan of aanvullend onderzoek ten aanzien van beschermde soorten in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) of het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid noodzakelijk is. Hiertoe is een veldbezoek uitgevoerd door een ecoloog van BügelHajema Adviseurs en is de Nationale Database Flora en Fauna geraadpleegd. Het bezoek heeft plaats gevonden op 7 februari 2019. De weersomstandigheden tijdens het veldbezoek waren half bewolkt, droog, vrij krachtige wind en 10o Celsius. Dit rapport geeft de bevindingen en conclusies weer.
Plangebied
Het plangebied betreft een perceel op de hoek van de Van Pallandtweg met de Kaalakkerstraat, ten noorden van de bebouwde kom van Neerijnen. Het plangebied maakt deel uit van het landgoed Waardenburg-Neerijnen van GLK. Dit is een landgoed van 296 ha met gronden zowel buitendijks en binnendijks. Het plangebied ligt binnendijks aan de noordrand van het landgoed en is omringd door bos, oude bomenlanen en graslandpercelen.
Het plangebied betreft een klein perceel met voornamelijk grasland, omzoomd door brede rand van houtige beplanting. In het grasland zelf staan drie knotwilgen met hoog opgaande takken, tot circa 12 meter hoog. De grondsoort is klei, maar plaatselijk zijn stenen aanwezig als restant van een vroeger aanwezige recreatiewoning. Er is geen bebouwing meer aanwezig.
Aan de west- en zuidrand bevindt zich een waterhoudende sloot als afscheiding van de weg, met water op circa 2,5 meter onder het maaiveld,. In de noordwesthoek bevindt zich een dam met een oprit die met klinkers is verhard. Ten oosten van het plangebied bevindt zich bebouwing en parkeerplaats van het Stroomhuis, een cultureel centrum voor het dorp Neerijnen. Ten noorden bevindt zich een terrein met een klein elektriciteitsgebouw en houtige beplanting.
De voorgenomen ontwikkeling betreft de bouw van een werkschuur voor het Gelders landschap van 31,5 bij 7,5 meter (circa 236 m2). Om het gebouw is verharding met een oppervlak van circa 500 m2 voorzien. De schuur is voorzien op de plek waar tot 2017 een recreatiewoning aanwezig was. De bebouwing en verharding wordt gerealiseerd in het noordelijk deel van het grasland. Verlichting wordt beperkt tot functionele verlichting direct bij de schuur, en tot de werktijden aldaar, deze zal vrijwel alleen in de schemering tijdens het winterhalfjaar in werking zijn. De nieuwe werkschuur kan vanwege de open delen tal van nieuwe broedmogelijkheden voor vogels en verblijfplaatsen voor gebouwbewonende vleermuizen bieden.
Voor de ontwikkeling wordt een deel van de groene beplanting verwijderd en grond vergraven. Ten behoeve van het bouwen zal ook worden geheid.
De drie knotwilgen in het graslandje en een smalle strook van houtige beplanting aan de noordrand worden verwijderd, de overige opgaande beplanting aan west-, zuid- en oostzijde blijft volledig behouden.
Impressie van het plangebied (foto's 7 februari 2019)
Soortenbescherming
Onderdeel van de Wnb is soortenbescherming van planten en dieren. Dit betreft:
Van deze laatst genoemde groep beschermde soorten mogen provincies een zogenaamde 'lijst met vrijstellingen' opstellen (Wnb art. 3.11). Voor de soorten op deze lijst geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling van de verboden genoemd in art. 3.10 eerste lid van de Wnb.
Inventarisatie algemeen
Uit het raadplegen van de Nationale Database Flora en Fauna (NDFF) via Quickscanhulp.nl (© NDFF - quickscanhulp.nl 06-02-2019 16:55:13) blijkt dat binnen een straal van een kilometer rond het plangebied verschillende beschermde planten- en diersoorten bekend zijn. Het betreft vaatplanten, vogels met jaarrond beschermde nesten, amfibieën, zoogdieren en vissen. Indien van toepassing worden relevante soorten in de onderstaande tekst besproken.
Tijdens het veldbezoek is vastgesteld dat het grasperceel in het plangebied een zeer beperkte natuurwaarde heeft. De houtige beplanting heeft een hogere natuurwaarde en bestaat uit verschillende soorten bomen tot 20 meter hoog (vooral es, esdoorn en schietwilg), en plaatselijk wat struiken als ondergroei. In de sloot langs de rand is ondiep water aanwezig en vrijwel geen begroeiing.
Planten
Inventarisatie
In het grasland dat tot voor kort in gebruik was voor beweiding met schapen groeien voornamelijk grassen zoals Engels raaigras, ruw beemdgras en kropaar, met verspreid kruiden van ruderale standplaatsen zoals speerdistel, grote brandnetel, akkerkool en kleefkruid. Deze soorten duiden op zeer voedselrijke omstandigheden.
In de houtige beplanting is de ondergroei vrij schaars, maar wel met typische bossoorten van rijke grond zoals look-zonder-look, geel nagelkruid, robertskruid en grote brandnetel. In de houtsingel langs de noordrand groeit ook Italiaanse aronskelk. In en langs de sloot is weinig begroeiing aanwezig, lokaal is kroos in de sloot aanwezig en net boven de waterlijn groeit plaatselijk ijle zegge. Er zijn geen beschermde plantensoorten bekend uit de naaste omgeving (Quickscanhulp.nl). Deze zijn ook niet te verwachten gezien de inrichting en de zeer voedselrijke omstandigheden in het plangebied.
Toetsing
In het plangebied zijn geen beschermde plantensoorten aangetroffen en ook niet te verwachten. Als gevolg van de ontwikkelingen zijn negatieve effecten op deze soortengroep uitgesloten.
Vogels
Inventarisatie
In het plangebied ontbreekt bebouwing waarin zich verblijfplaatsen van broedvogels met jaarrond beschermde nest- en verblijfplaatsen kunnen bevinden. In de bomen in en direct rond het plangebied zijn geen nesten aangetroffen die geschikt zijn als nestplaats van broedvogels met jaarrond beschermde nesten. Wel zijn soorten als kerkuil, ransuil en sperwer foeragerend te verwachten. Voor de genoemde soorten roofvogels en uilen vormt het plangebied goede kwaliteit foerageergebied, zij het van geringe omvang. Het plangebied kan hooguit een klein onderdeel zijn van het foerageergebied van deze soorten.
Van de overige vogelsoorten zijn tijdens het veldbezoek enkele vogelsoorten aangetroffen die in bomen in of rond het plangebied kunnen broeden, zoals vink, groenling, winterkoning en pimpelmees. Deze en andere vogels van bossen en parken, waarvan de nesten niet jaarrond beschermd zijn, komen mogelijk tot broeden in het plangebied.
Voor grondbroeders zoals akker- of weidevogels is het grasland ongeschikt als broedbiotoop vanwege het geringe oppervlak en de besloten en geïsoleerde ligging ten opzichte van andere akkers en graslanden.
Toetsing
Als gevolg van de ontwikkeling gaan geen nestplaatsen van soort met jaarrond beschermde nestplaats verloren, en worden deze ook niet verstoord.
De vervanging van een deel van het gras en een klein stukje houtige beplanting door bebouwing en verharding leidt tot enige vermindering van kwaliteit als foerageergebied voor soorten zoals buizerd of ransuil. Het betreft een geringe oppervlakte die slechts een zeer klein deel van het foerageergebied kan uitmaken. Daarbij is in de omgeving in ruime mate alternatief en hoogwaardig foerageergebied aanwezig. Er gaat geen essentieel foerageergebied verloren.
De conclusie is dat geen negatief effect op vogelsoorten met jaarrond beschermde nestplaatsen optreedt.
Voor de overige vogelsoorten geldt dat, indien werkzaamheden tijdens het broedseizoen worden uitgevoerd, in gebruik zijnde nesten van vogels in het plangebied en de directe omgeving kunnen worden vernietigd of verstoord. Dit is bij wet verboden. Vernietiging en verstoring van in gebruik zijnde nestplaatsen kan voorkomen worden door bij de planning en uitvoering van de werkzaamheden rekening te houden met het broedseizoen. Een standaardperiode voor het broedseizoen is er niet; van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Voor de meeste vogels geldt dat het broedseizoen ongeveer van 15 maart tot 15 juli duurt.
Vleermuizen
Inventarisatie
Uit de omgeving van het plangebied is het voorkomen van enkele soorten vleermuizen bekend, zoals gewone dwergvleermuis en laatvlieger (Quickscanhulp.nl). Uit een onderzoek in 2016 blijkt dat het hele landgoed (binnendijks) een rijke populatie vleermuizen herbergt. De Gewone dwergvleermuizen hebben hun kolonies vooral in de aanwezige gebouwen. De boombewonende vleermuizen, zoals de Rosse vleermuis hebben een kolonie in het noordoostelijk deel van het landgoed die niet exact gelokaliseerd is.
Op verschillende plaatsen op het landgoed, waaronder het bos ten zuiden van het plangebied zijn aanwijzingen dat zich hier baltsplaatsen of paarverblijven van gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, laatvlieger en rosse vleermuis bevinden. Tijdens het veldbezoek zijn de bomen binnen het plangebied geïnspecteerd, en daarbij zijn geen holten of spleten aangetroffen die toegang bieden tot mogelijke verblijfplaatsen van vleermuizen.
Het plangebied, zowel de bosranden als het kleine graslandje, kan wel hoogwaardig foerageergebied bieden voor vleermuizen. Mogelijk wordt het plangebied ook gebruikt vliegroute voor vleermuizen, hoewel de doorlopende bomenlanen langs de wegen en doorgaande houtsingels langs grotere percelen grasland hiervoor nog beter geschikt zijn.
Toetsing
Verblijfplaatsen van vleermuizen zijn niet aanwezig in het plangebied, en in het plangebied is geen essentiële vliegroute te verwachten.
De vervanging van een deel van het gras en een klein stukje houtige beplanting door bebouwing en verharding leidt tot enige vermindering van kwaliteit als foerageergebied. Daar de verlichting wordt beperkt tot direct bij de schuur en vrijwel alleen in de schemering tijdens het winterhalfjaar in werking zal zijn, is deze vrijwel niet verstorend voor vleermuizen. Andere verstorende bronnen zijn niet aanwezig. Het plangebied betreft een geringe oppervlakte die niet geheel verloren als foerageergebied. Daarbij is in de omgeving in ruime mate alternatief en hoogwaardig foerageergebied aanwezig.
Doordat vrijwel alle houtige beplanting aanwezig blijft en de verlichting vrijwel niet verstorend is, blijft het plangebied geschikt als vliegroute. Daarnaast zijn er direct rond het plangebied meer geschikte groenstructuren voor vliegroutes. Er treedt geen negatief effect op een essentiële vliegroute op.
De conclusie is dat geen negatieve effecten voor vleermuizen optreden.
Grondgebonden zoogdieren
Inventarisatie
Er zijn twaalf soorten beschermde grondgebonden zoogdieren bekend in de omgeving (Quickscanhulp.nl). Negen daarvan zijn bij ruimtelijke ontwikkelingen vrijgesteld van de verbodsartikelen van de Wnb in de provincie Gelderland. In het plangebied zijn lage aantallen van enkele algemene, vrijgestelde zoogdiersoorten zoals bosmuis, en egel en konijn te verwachten.
De niet-vrijgestelde soorten betreffen bever en (waarschijnlijk met ingang van medio 2019 door wijziging van de provinciale verordening) ook wezel en bunzing. Tijdens het veldbezoek zijn geen sporen zoals uitwerpselen, voedselresten of prooiresten aangetroffen die duiden op de aanwezigheid van deze soorten. Er zijn ook geen holen of takkenhopen aanwezig die geschikt zijn als verblijfplaats voor bunzing. Ook zijn geen geschikte verblijfplaatsen voor bunzing aangetroffen. De houtige beplanting in het plangebied is wel geschikt voor verblijfplaatsen van wezel, vooral de bredere randen en de slootkanten. Voor bever is het plangebied niet geschikt als leefgebied door het ontbreken van doorgaande wateren met houtige begroeiing op de oevers.
Daarnaast is het plangebied voor kleine marterachtigen zoals wezel en bunzing geschikt als foerageergebied.
Toetsing
Er zijn geen negatieve effecten op verblijfplaatsen van bunzing. De vervanging van een deel van het gras en een klein stukje houtige beplanting door bebouwing en verharding leidt tot enige vermindering van kwaliteit als foerageergebied voor kleine marterachtigen zoals wezel en bunzing. Er komt zeer beperkte verlichting en geen een andere verstorende bron voor deze dieren. Het betreft dus een geringe oppervlakte dat slechts een zeer klein deel van het foerageergebied kan uitmaken. Daarbij is in de omgeving in ruime mate alternatief en hoogwaardig foerageergebied aanwezig.
Aanwezigheid van een verblijfplaats van wezel in het plangebied kan niet worden uitgesloten. Gedurende het jaar maakt wezel gebruik van meerdere verblijfplaatsen. De te verwijderen beplanting aan de noordrand van het plangebied is minder geschikt dan de brede houtige beplantingen die behouden blijven. Door te werken buiten de kwetsbare periode van 15 maart tot 1 september is negatief effect verwaarloosbaar klein.
Andere niet-vrijgestelde grondgebonden zoogdieren zijn niet te verwachten.
Er treden derhalve geen negatieve effecten op voor niet-vrijgestelde grondgebonden zoogdieren.
Als gevolg van de werkzaamheden kunnen verblijfplaatsen van enkele algemene zoogdiersoorten worden vernietigd en verstoord. Ook kunnen hierbij enkele exemplaren worden gedood. De te verwachten beschermde soorten worden niet in hun voortbestaan bedreigd en vallen in de vrijstellingsregeling bij ruimtelijke ontwikkelingen van de provincie Gelderland. Voor deze soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. Wel geldt voor deze soorten de zorgplicht van de Wnb.
Overige beschermde diersoorten
Inventarisatie
Uit de omgeving van het plangebied is het voorkomen bekend van vijf soorten amfibieën (Quickscanhulp.nl). Vier daarvan betreft algemene soorten zoals bruine kikker en gewone pad, waarvoor vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkelingen geldt. Deze soorten kunnen zich voortplanten in de watergangen langs de rand van het plangebied, dat verder ook geschikt als landbiotoop. De enige niet-vrijgestelde soort betreft de kamsalamander. Dit is een soort van kleinschalig landschap met houtelementen en met geïsoleerde wateren met een goed ontwikkelde water- en oevervegetatie. De sloot langs de rand van het plangebied is met duikers verbonden met het lokale afwateringssysteem en niet geschikt voor deze soort. Geschikt voorplantingswater bevindt op minstens 300 meter afstand (de gracht rond kasteel Neerijnen).
De enige beschermde diersoort uit andere diergroepen die bekend is uit de omgeving betreft de libel rivierrombout. Dit is een soort die voorplant in rivieren en ook als volwassen dier in de omgeving van de rivier leeft, en derhalve niet is te verwachten in het plangebied. Andere beschermde soorten zijn niet aangetroffen, en ook niet te verwachten vanwege het ontbreken van waarnemingen uit de omgeving en/of het ontbreken van geschikt biotoop.
Toetsing
Ook ten aanzien van beschermde soorten uit de overige soortengroepen treden geen negatieve effecten op.
Als gevolg van de werkzaamheden kunnen verblijfplaatsen van enkele algemene amfibieënsoorten worden vernietigd en verstoord. Ook kunnen hierbij enkele exemplaren worden gedood. De te verwachten beschermde soorten worden niet in hun voortbestaan bedreigd en vallen in de vrijstellingsregeling bij ruimtelijke ontwikkelingen van de provincie Gelderland. Voor deze soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. Wel geldt voor deze soorten de zorgplicht van de Wnb.
Gebiedsbescherming
Voor het onderhavige plangebied is de volgende wet- en regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming relevant: de Wnb en de provinciale structuurvisie en verordening.
Wet natuurbescherming
In de Wnb is de bescherming van specifieke natuurgebieden geregeld. Het betreft de Natura 2000-gebieden, die een internationale bescherming genieten. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningsplichtig. Relevant daarbij is dat de Wnb een externe werking kent. Van externe werking is sprake als activiteiten buiten een Natura 2000-gebied van invloed zijn op de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied.
Provinciaal ruimtelijk natuurbeleid
Gelders Natuurnetwerk (GNN)
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) (voormalig Ecologische Hoofdstructuur) is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing, ontwikkeling en bescherming van het NNN. In de provincie Gelderland wordt het NNN Gelders Natuurnetwerk (GNN) genoemd. De begrenzing en ruimtelijke bescherming van het GNN is voor provincie Gelderland uitgewerkt in de Omgevingsvisie Gelderland en de Omgevingsverordening Gelderland (provinciaal ruimtelijk natuurbeleid, geconsolideerd 19-12-2018).
Groene ontwikkelingszone (GO)
Vanuit de Omgevingsverordening Gelderland worden behalve de GNN-gebieden ook gebieden aangewezen als Groene Ontwikkelingszone (GO). In deze gebieden worden geen grootschalige ontwikkelingen mogelijk gemaakt, maar kleinschalige ontwikkelingen die niet leiden tot een significante aantasting van de kernkwaliteiten van het gebied zijn wel toegestaan.
Inventarisatie
Het plangebied ligt niet in een in het kader van de Wnb beschermd gebied. Het dichtstbijzijnde beschermde Natura 2000-gebied betreft het gebied Rijntakken, op ongeveer 0,4 km ten zuiden van het plangebied. Dit betreft buitendijks gebied, gescheiden van het plangebied door bos van het landgoed en de rivierdijk.
Het plangebied maakt deel uit van gebied dat in het kader van het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid is aangewezen als GNN. Het grenst tevens aan gronden die zijn aangewezen als Groene ontwikkelingszone.
Het staat in het Natuurbeheerplan van de provincie aangemerkt als doeltype Kruiden- en faunarijk grasland (N12.02). GLK heeft het perceel tot op heden niet als zodanig beheerd (het was een schapenweide, zie foto's) en hier ook geen SNL-beheersubsidie voor aangevraagd/ontvangen. Voor de opgaande beplanting langs de randen is wel subsidie aangevraagd (N15.02).
In 2016 is door ecologisch adviesbureau Ecologica een SNL- monitoring uitgevoerd, waarin vooral de bijzondere natuurwaarden buitendijks bevestigd worden. In het plangebied voor de werkschuur zijn geen SNL-soorten waargenomen.
Het landgoed binnendijks is erg rijk aan paddenstoelen. Deze zijn vooral gebonden aan lanen en komen vooral direct aan de binnenzijde van de dijk voor. Aangezien de beoogde locatie voor de werkschuur aan de andere zijde van het landgoed gelegen is, is geen negatief effect op paddenstoelen te verwachten.
Toetsing
Wnb beschermd gebied
Gezien de aard van de ontwikkeling en de ligging buiten het Natura 2000-gebied zijn negatieve effecten ten aanzien de meeste storingsfactoren op voorhand uit te sluiten, alleen voor een mogelijk effect van verzuring of vermesting door stikstofdepositie volgt een nadere toelichting.
Mogelijke effecten door stikstofdepositie in het Natura 2000-gebied kunnen optreden in de aanlegfase of in de gebruiksfase. Hierbij kan verkeer, gebruik van machines en verwarming een rol spelen.
Door middel van een AERIUS-berekening is onderzocht of de realisatie en het gebruik van de nieuwe werkschuur zal leiden tot meer stikstofdepositie in stikstofgevoelige Natura-2000 gebieden. De volledige AERIUS-berekening is te vinden in Bijlage 4.
De berekening met AERIUS genereert een rekenresultaat en een pdf bestand waarin wordt geconstateerd dat er geen natuurgebieden zijn met een overschrijding van een projectbijdrage van meer dan 0,00 mol N/ha/jaar. Er vindt dus geen extra stikstofdepositie plaats in stikstofgevoelige Natura-2000 gebieden. Een vergunning Wnb is in het kader van stikstofdepositie niet nodig.
Provinciaal ruimtelijk beschermd gebied
Door bouw van een werkschuur met verharding gaat een kleine oppervlakte GNN verloren. Hoewel dit gebied op dit moment een beperkte natuurkwaliteit heeft, is sprake van een significant negatief effect op dit in het kader van het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid beschermde gebied. Het plan is hiermee in strijd met het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid (Omgevingsverordening Gelderland, geconsolideerd 19-12-2018).
Initiatiefnemer heeft gezocht naar gronden die kunnen worden ingezet voor compensatie van het verlies van GNN. De gronden zoals rood weergegeven en gelegen ter plaatse van nummer 1 op onderstaande afbeelding, worden ingezet voor natuurcompensatie. De provincie heeft aangegeven deze compensatie afdoende te vinden.
Locatie compensatiepercelen Regulieren
Conclusie
Uit de ecologische inventarisatie is naar voren gekomen dat een voldoende beeld is ontstaan van de aanwezige natuurwaarden.
Het plan is in strijd met het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid. In overleg met de provincie worden gronden ingezet voor natuurcompensatie. Met de provincie vindt nog nader overleg plaats om het plangebied uit GNN-begrenzing te halen.
Een aanvullend onderzoek in het kader van de Wet natuurbescherming (Natura 2000 en soortenbescherming) is niet noodzakelijk. Het plan is niet in strijd met de Wnb. Met inachtneming van het broedseizoen van vogels en de kwetsbare periode van wezel is een ontheffing van de Wnb voor soorten of een vergunning op grond van de Wnb voor gebieden op voorhand niet nodig voor de beoogde activiteiten.
Kader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1 Wro) moet voorkomen worden dat milieubelastende activiteiten voorzienbare hinder opleveren aan milieugevoelige activiteiten. Bij het toetsen van afstanden tussen milieubelastende en milieugevoelige activiteiten wordt gebruik gemaakt van de VNG-uitgave ‘Bedrijven en Milieuzonering’ (2009).
Situatie plangebied
In de VNG-publicatie wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende omgevingstypen. De VNG-publicatie gebruikt het omgevingstype gemengd gebied om gebieden te typeren waar sprake is van meerdere functies die zorgen voor een bepaalde levendigheid, maar ook voor een bepaalde milieubelasting. In een dergelijk gemengd gebied wordt de vestiging van milieubelastende activiteiten op een kortere afstand dan in woongebieden, mogelijk geacht. Voor het plangebied en omgeving is sprake van het omgevingstype 'gemengd gebied'. Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente West Betuwe, aan de rand van de kern Neerijnen. In het plangebied is sprake van functiemenging. De omliggende gronden zijn in gebruik ten behoeve van agrarische activiteiten, groen, wonen, maatschappelijke functies en niet-agrarische bedrijfsactiviteiten.
In het plangebied wordt een werkschuur gerealiseerd. Een werkschuur is geen milieugevoelig object. De werkschuur wordt als onder andere als werkplaats gebruikt en als opslagplaats voor het stallen van machines voor terreinbeheer. De werkschuur valt daarmee onder het type inrichting 'aannemersbedrijf met werkplaats: b.o. < 1.000 m2'. Die heeft milieucategorie 2 met minimale richtafstand van 30 meter in een rustige woonwijk en 10 meter in gemengd gebied. Wanneer in een gemengd gebied minimaal 10 m wordt aangehouden tussen woningen en bedrijfsgebouwen, kan worden geconcludeerd dat ter plaatse van de woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. De dichtstbijzijnde woningen liggen op een afstand van circa 60 meter tot het plangebied.
In de nabijheid van het plangebied zijn geen bedrijven of inrichtingen aanwezig welke voorzien zijn van een milieucontour. Aan de noordzijde van het plangebied is een bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aanwezig. Een nutsvoorziening heeft een milieucontour van 30 meter. Omdat er geen sprake is van het realiseren van een milieugevoelige bestemming leidt dit niet tot een belemmering.
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor het vastleggen van de bestaande bedrijfswoning aan Van Pallandtweg 10 in voorliggend bestemmingsplan. De bedrijfswoning is onderdeel van het agrarische bedrijf aan Van Pallandtweg 10 en kent vanuit het milieuspoor geen bescherming.
Door het bestemmen van de bestaande recreatiewoning veranderen de ontwikkelingsmogelijkheden van het agarische bedrijf niet. De recreatiewoning vormt geen geurgevoelig object. Er is geen sprake van permanent gebruik of daarmee vergelijkbaar gebruik.
Er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in de recreatiewoning. Op het agrarisch erf worden alleen jongvee gehouden. Hiervan wordt geen hinder ondervonden in de recreatiewoning.
Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor het initiatief.
Voor het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP 2012).
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan dit plan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing.
Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven en aanduidingen. Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart).
De planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels voor het hele plangebied. Hoofdstuk 2 geeft de bestemmingsregels. Hoofdstuk 3 geeft vervolgens de algemene regels waaronder (mogelijke) flexibiliteitsbepalingen in de vorm van wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden. In dit derde hoofdstuk kunnen belangrijke algemene bepalingen zijn opgenomen die van invloed zijn op het bepaalde in hoofdstuk 2. Ten slotte regelt hoofdstuk 4 de overgangs- en slotbepalingen. In de volgende paragraaf worden de afzonderlijke bestemmingen behandeld.
Voor de planregels is de gestandaardiseerde opbouw uit de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 gebruikt.
Voorliggend bestemmingsplan bevat de volgende bestemmingen:
Gelet op het bepaalde in artikel 3.1 Wro moet in het kader van een bestemmingsplan onder andere inzicht worden verschaft in de economische uitvoerbaarheid van het plan. In verband daarmee is eerst onderzocht of voor het onderhavige plan op grond van artikel 6.12, eerste lid Wro de verplichting bestaat om één of meer exploitatieplannen vast te stellen.
De initiatiefnemer en de gemeente West-Betuwe gaan een anterieure overeenkomst aan waarin het verplichte kostenverhaal wordt geregeld. Degene die meent schade te lijden door het vaststellen van het bestemmingsplan, kan een verzoek indienen om een tegemoetkoming van de schade (Artikel 6.1 Wro). Eventuele kosten voortkomend uit de planschade zijn in eerdergenoemde overeenkomst meegenomen.
Geldersch Landschap & Kasteelen is eind 2019 de bewoners aan Van Pallandtweg huis-aan-huis langs gegaan om te informeren over het voornemen een nieuwe werkschuur te bouwen aan van Pallandtweg 1 te Neerijnen. Hieruit zijn geen vragen en/of opmerkingen voort gekomen. Ook is gesproken met de gebruikers van het Stroomhuis (zowel de horeca als het cultureel centrum). Vanuit het Stroomhuis zijn positieve reacties ontvangen. Voorts is het planvoornemen met de vrijwilligers op Landgoed Waardenburg en Neerijnen (veelal inwoners van Neerijnen) gedeeld. Tot slot heeft Geldersch Landschap & Kasteelen op 9 april 2020 overleg gevoerd met enkele betrokkenen.
Het bestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg voorgelegd aan Waterschap Rivierenland en aan de provincie Gelderland.
Het ontwerpbestemmingsplan zal voor een periode van 6 weken voor een ieder ter inzage liggen. Binnen deze termijn kan een ieder een zienswijze op het plan indienen.