Plan: | Het Nieuwe Achterom 12 te Est |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1960.ESTNieuweAchter12-ONT1 |
Aan Het Nieuwe Achterom 12 en de Karnheuvelsestraat 1A te Est, is een glastuinbouwbedrijf gevestigd. Het bedrijf is voornemens om de bestaande logistieke bedrijfsgebouwen uit te breiden en in de toekomst te verduurzamen waarvoor er tevens extra bebouwingsoppervlak noodzakelijk is voor nieuwe energiegebouwen ten behoeve van verduurzaming / energietransitie. Voor het uitbreiden van de logistieke bedrijfsgebouwen is reeds een tijdelijke vergunning verleend. De tijdelijke vergunning is verleend onder voorwaarde dat op korte termijn een ontwerpbestemmingsplan ter inzage wordt gelegd, waarin de uitbreiding van de logistieke bedrijfsgebouwen en de noodzakelijke bebouwing voor verduurzaming binnen het bestemmingsplan passen. Onderhavige bestemmingsplan voorziet hierin.
Het plangebied betreft het bedrijfsperceel aan Het Nieuwe Achterom 12 en de Karnheuvelsestraat 1A in het dorp Est in de gemeente West Betuwe. De ligging van het plangebied is weergeven in figuur 1.1.
Figuur 1.1: Ligging plangebied, (bron: Rho Basisviewer)
Het plangebied is juridisch-planologisch geregeld in het bestemmingsplan "Buitengebied" van de gemeente Neerijnen, vastgesteld op 18 februari 2016, zoals aangepast in het bestemmingsplan “Buitengebied Neerijnen, veegplan 2017”, vastgesteld op 6 december 2018. Het bedrijfsperceel heeft hierin de bestemming 'Agrarisch'. Daarnaast heeft het plangebied de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 2, 3 en 4'.
Verder zijn in het plangebied nog een aantal functieaanduiding en gebiedsaanduidingen opgenomen:
Verder mogen er op grond van de maatvoeringsaanduiding 'maximum aantal wooneenheden' maximaal 2 bedrijfswoningen worden gerealiseerd.
Figuur 1.2: Uitsnede bestemmingsplan 'Buitengebied Neerijnen veegplan 2017
(bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Strijdigheid met het geldende bestemmingsplan
In artikel 3 lid 3.2.2 lid d van het geldende bestemmingsplan is bepaald dat de gronden ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' voor maximaal 10% van het bouwvlak mogen worden bebouwd met bedrijfsgebouwen tot een maximum van 1.500 m2.
Van voornoemde maximale maatvoering kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken tot maximaal 20% met een maximum van 3.000 m2 (artikel 3 lid 3.3 lid d). De omgevingsvergunning hiervoor wordt alleen verleend als de vergroting noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf.
De bedrijfsgebouwen, aan Het Nieuwe Achterom 12, hebben in de toekomstige situatie een oppervlakte van 2.992 m2. Daarmee blijft het plan onder de grens van 3.000 m².
Echter, het is de bedoeling om aan de Karnheuvelsestraat 1A ook nog eens 2.000 m2 aan gebouwen ten behoeve van energietransitie en/of klimaatadaptatie te realiseren.
Omdat beide locaties betrekking hebben op hetzelfde bedrijf en er sprake is van één bouwvlak waarop de betreffende regeling van toepassing is, volstaat de binnenplanse afwijkingsbevoegdheid niet om de 5.000 m² aan extra bebouwing te realiseren.
De ontwikkeling ligt wel in lijn met het gemeentelijk beleid vanwege de duurzaamheidsaspect dat hier een rol speelt en wat concreet leidt tot een overschrijding van de in het plan opgenomen maatvoering. Daarom is (als voorwaarde aan de verleende tijdelijke vergunning) voor de beoogde ontwikkeling advies ingewonnen bij Stichting Advisering Agrarische Bouwplannen (SAAB). Dit advies is opgenomen in bijlage 1 van de toelichting. SAAB adviseert dat de uitbreiding van de logistieke bedrijfsgebouwen noodzakelijk is voor een duurzame toekomstgerichte bedrijfsvoering. Daarnaast komt de investering in nieuwe (duurzame) warmte-installatie ten goede aan een duurzame bedrijfsvoering.
Na dit hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 een beknopte beschrijving van het plan gegeven. Daarbij wordt ingegaan op de bestaande situatie, de gewenste ontwikkeling en op de hiervoor opgestelde randvoorwaarden. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het relevante beleidskader, waarna in hoofdstuk 4 een toetsing aan de omgevingsaspecten volgt. Hoofdstuk 5 gaat in op de juridische aspecten van het plan. Ten slotte volgt in hoofdstuk 6 de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.
Het plangebied ligt aan Het Nieuwe Achterom 12 en Karnheuvelsestraat 1A te Est in de gemeente West Betuwe. Op deze locatie is een glastuinbouwbedrijf Van der Burg Paprika's gevestigd. Het bedrijf bestaat uit drie bedrijfslocaties, te weten:
Locatienummer | 1 | 2 | 3 |
Perceeloppervlakte (m2) | 28.719 | 63.354 | 81.721 |
Kasoppervlakte (m2) | 22.800 | 46.050 | 47.250 |
Oppervlakte bedrijfsruimte (m2 | 530 | 600 | 2.145 |
Dit bestemmingsplan heeft betrekking op locatie 2 en 3. In de luchtfoto van figuur 2.1 zijn de drie locaties weergeven.
Aan Het Nieuwe Achterom 12 en Karnheuvelsestraat 1A staan de meeste bedrijfsgebouwen van het bedrijf. De bebouwing bestaat uit 4 kassen met een gezamenlijk oppervlak van 93.300 m. Beide percelen hebben aan de voorzijde, aangebouwd aan de kassen, bedrijfsgebouwen van 600 m² en 2.145 m². Daarnaast staan op beide percelen een vrijstaande bedrijfswoning. Het Nieuwe Achterom is het 'hoofdadres' van het bedrijf, daarom staan hier de meeste bedrijfsgebouwen (2.145 m²) met vooral een logistieke functie.
Figuur 2.1: Bedrijfslocaties Van Der Burg
Vanwege de groei van het bedrijf heeft de initiatiefnemer in 2020 een vergunning aangevraagd om de bedrijfsgebouwen op het perceel Het Nieuwe Achterom 12 te vergroten van 2.145 m2 naar 3.000 m2. Deze extra ruimte is noodzakelijk om te blijven voorzien in een kleine CO2 foodprint en de wens van de consument. Tevens moeten producten steeds vaker voorgekoeld worden verpakt, wat weer noodzaakt tot meer koelruimte. Voor deze uitbreiding is, een omgevingsvergunning verleend.
In verband met de verdere verduurzaming van het bedrijf zal er op korte termijn ook een nieuwe energieruimte (warmte-installatie) moeten worden geplaatst. Ook hiervoor is extra bebouwingsoppervlakte noodzakelijk.
Om voornoemde ontwikkelingen mogelijk te maken is een vergroting van het toegestaan oppervlak aan bedrijfsgebouwen nodig.
In figuur 2.2 is de locatie weergeven waar de bedrijfsuitbreiding plaatsvindt. In figuur 2.3 is de locatie voor de warmtetechniek ten behoeve van duurzame energie weergeven. De precieze bebouwing is nog niet bekend. Zoals beschreven is de tijdelijke omgevingsvergunning onder voorwaarden verleend. Één van de voorwaarden was dat er een positief advies moest worden afgegeven door SAAB en de omgevingsdienst Rivierland. Het advies van SAAB is op 1 december 2020 afgegeven, zie bijlage 1. Op 17 december 2020 heeft de omgevingsdienst Rivierland haar advies gegeven, zie bijlage 2. Beide partijen staan positief tegenover de ontwikkeling en hebben geen extra voorwaarden geformuleerd.
Figuur 2.2: Locatie uitbreiding bedrijfsbebouwing (bron: Adviesbureau STEUR)
Figuur 2.3:Locatie duurzame enerigie ontwikkeling
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken; te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.
Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren.
Opgaven
Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in 4 opgaven:
Realiseren opgaven
In de NOVI is een tweetal instrumenten opgenomen om de opgaven te realiseren:
Voor de verschillenden deelgebieden wordt in 2021 een omgevingsagenda's opgesteld. In de Omgevingsagenda agenderen het Rijk en regio de gezamenlijke vraagstukken en de gewenste aanpak daarvan. De Omgevingsagenda biedt een basis voor uitvoeringsafspraken en inzet van programma's en projectbesluiten van Rijk en regio.
Een NOVI-gebied is een instrument waarbij Rijk en regio meerdere jaren verbonden zijn aan de gezamenlijke uitwerking van de verschillende opgaven in het ruimtelijke domein. Vaak wordt voortgebouwd op bestaande samenwerkingstrajecten. Denk aan een Regio Deal en een verstedelijkingsstrategie.
Conclusie
Gelet op de te realiseren opgaven uit de NOVI kan de conclusie worden getrokken dat de voorgenomen ontwikkeling in overeenstemming is met de NOVI.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Dit plan raakt geen rijksbelangen zoals deze genoemd zijn in het Barro.
Op 19 december 2018 hebben Provinciale Staten de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland vastgesteld. Sinds 1 maart 2019 is deze Omgevingsvisie van kracht. De provincie heeft in de Omgevingsvisie een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland centraal gesteld. De provincie Gelderland zet een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland centraal. Eén van de ambities is: Energietransitie: van fossiel naar duurzaam.
In de visie heeft de provincie regio’s opgenomen waarvoor een verdiepingsslag is weergegeven. Est is gelegen in het Rivierengebied. In de Omgevingsvisie staat beschreven dat het Rivierenland wordt gekenmerkt door groen open gebied, omzoomd door rivieren. Binnen het Rivierenland is er ruimte voor dynamiek en ontwikkeling. Van belang is daarbij de balans tussen het koesteren, vernieuwen en benutten van de ruimte. Behouden wat de moeite waard is en tegelijkertijd actief en creatief werken aan het verder ontwikkelen van het gebied, met als pijlers:
De pijlers Logistiek en Agrobusiness zijn relevant voor voorliggende ontwikkeling.
Logistiek
De provincie wilt graag de centrale ligging van de regio benutten. Hierbij zet zij in op het ontwikkelen van een hoogwaardig logistiek voorzieningenniveau en bereikbaarheid. Ook de versterking van de logistieke sector is een speerpunt. Het behouden en faciliteren van een transportbedrijf is in lijn met de provinciale visie.
Agrobusiness
De regio Rivierenland staat traditioneel bekend als de fruitregio van Nederland. Het economisch beleid van de regio is erop gericht fruit en andere teelten zoals paddenstoelen- en laanboomteelt te versterken. De ambitie van de regio Rivierenland is om tot de top-5 van Europese tuinbouwregio´s voor fruit te behoren, door voortdurende innovaties, productontwikkeling en het vergroten van concurrentiekracht door kwaliteit en efficiëntie in de hele keten van het cluster.
Met de beoogde ontwikkeling wordt aangesloten op de ambities van de provincie. Van der Burg Paprika's is bezig met verduurzaming van het bedrijf. Om de CO2 foodprint niet te vergroten is er extra bedrijfsruimte gebouwd. Daarnaast wordt er een gebouw ten behoeve van duurzame energie gebouwd.
Door de uitbreiding van de logistieke gebouwen kan het bedrijf efficiënter te werk gaan.
De voorgenomen ontwikkeling past binnen de ambities van de omgevingsvisie.
De Omgevingsverordening is één van de instrumenten om de ambities uit Omgevingsvisie te realiseren. Om samen een Gaaf Gelderland te bereiken, wordt de focus bij het uitvoeren van de taken op een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland gelegd. In de verordening zijn alleen regels opgenomen als dit nodig is om de provinciale ambities waar te maken of wettelijke plichten na te komen. Net als de Omgevingsvisie richt de Omgevingsverordening zich op de inrichting en kwaliteit van de Gelderse leefomgeving. Daarom zijn bijna alle regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, natuur, water, verkeer en bodem in deze verordening opgenomen.
In de Omgevingsverordening is het plangebied aangewezen als Regionaal cluster glastuinbouw, 'Tijdelijk verbodsgebied nieuwevestiging glastuinbouw'. In dit gebied geldt een verbod voor nieuwe glastuinbouwbedrijven. Onderhavige locatie betreft een bestaand glastuinbouwbedrijf, dit verbod is dus niet van toepassing.
De voorgenomen ontwikkeling past binnen de regels over glastuinbouw van de provincie.
Per 1 januari 2019 is door een fusie van de gemeenten Geldermalsen, Neerijnen en Lingewaal de nieuwe gemeente West-Betuwe ontstaan. Zolang er nog geen nieuw beleid is opgesteld door de gemeente West-Betuwe, vormt het beleid van de voormalige gemeente Neerijnen het toetsingskader.
Zowel vanwege de wettelijke verplichting om over een structuurvisie te beschikken, als vanwege beleidsinhoudelijke motieven, is de ‘Structuurvisie Neerijnen 2020’ opgesteld. Omdat de nieuwe gemeente West Betuwe nog geen structuurvisie heeft opgesteld wordt onderhavig plan getoetst aan de structuurvisie van de voormalige gemeente Neerijnen.
Een belangrijke opgave voor de structuurvisie is om een goede afstemming te verkrijgen tussen de documenten over verschillende beleidsvelden en ruimtelijke vraagstukken en vervolgens een doorvertaling te maken naar het gemeentelijke schaalniveau. Een tweede opgave is het nader concretiseren van de zoekzones voor landschapsversterking uit het Streekplan Gelderland 2005.
Het gebied ten noorden en westen van Est is door de regio vastgesteld als zoekzone voor een regionaal glastuinbouwcluster. Het plangebied valt onder deze zoekzone. Binnen de regio Rivierenland wordt er naar gestreefd deze groei zoveel mogelijk te concentreren in een beperkt aantal gebieden. In de zoekzone zijn al veel glastuinbouwbedrijven gevestigd.
De gemeenteraad heeft op 5 april 2018 de Duurzaamheidsvisie Neerijnen energieneutraal 2030 vastgesteld. In deze visie staan vijf thema’s centraal die de basis vormen voor het gemeentelijk beleid:
Voor de ontwikkeling is met name het thema Werken en bedrijven van belang: het verduurzamen van de bedrijfsvoering. De extra ruimte die dit bestemmingsplan biedt is ten behoeve een nieuwe energieruimte (warmte-installatie) voor het bedrijf. De uitbreiding van de logistieke ruimte ligt ook in lijn met dit thema. Met de uitbreiding van deze bedrijfsruimte kan het bedrijf weer voldoen aan de eisen die worden gesteld. Deze loods/ het bedrijf is IFS gecertificeerd (International Food Standerd) dat houdt in dat de verpakkingslijnen zodanig zijn ingericht dat volgens de strengste hygiëne protocollen kunnen verpakken en verzend klaarmaken. Ook de wens van de consument naar meer klein verpakking (meer voedselveilig) zorgt voor de vraag naar extra ruimte. Tevens moeten producten steeds vaker voor gekoeld worden verpakt, vandaar de essentie van meer koelruimte. De ontwikkeling is niet in strijd met de duurzaamheidsvisie.
Toetsingskader
Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving. In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.
Daarnaast is in elke provinciale verordening een uitwerking van de Wnb opgenomen. In de provincie Flevoland wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het op of in de bodem brengen van meststoffen. In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage 3 bij deze verordening.
Gebiedsbescherming
Met betrekking tot gebiedsbescherming is de ligging van de aangewezen Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen Ecologische Hoofdstructuur) van belang. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ligt op circa 2,4 kilometer. De ontwikkeling heeft, mede gelet op de aard en kleine omvang van de ontwikkeling, geen negatieve effecten op natuurwaarden die op grotere afstand liggen
Natura 2000-gebieden: impact stikstofdepositie
Het plangebied ligt buiten beschermde Natura 2000-gebieden Het dichtstbijzijnde stikstofgevoelige Natura 2000-gebied, Rijntakken, ligt op circa 2.400 meter. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het Natuurnetwerk Nederland.
Ten behoeve van de aanlegfase van de bedrijfsruimte is een berekening met AERIUS Calculator uitgevoerd (bijlage 3). Ondanks dat er geen extra verkeersbewegingen worden verwacht door de beoogde uitbreiding, is in deze zelfde berekening, voor de gebruiksfase rekening gehouden met 10 extra vrachtwagens per etmaal. Uit de stikstofberekening blijkt dat er geen sprake is van stikstofdepositie hoger dan van 0,00 mol N/ha/jr op Natura 2000-gebied.
Een significant negatief effect is daarom uitgesloten en in het kader van de Wet natuurbescherming is sprake is van een uitvoerbaar initiatief.
Het is nog niet bekend hoe groot de duurzame energievoorziening wordt. Om deze reden kan er nog een stikstofberekening voor de aanlegfase en/of gebruiksfase worden uitgevoerd. Het systeem dat wordt toegepast voor de verduurzaming is eveneens nog niet bekend. Na verwachting zal het gaan om een warmte terugwininstallatie en/of zonnepanelen of andere duurzame opwekking van energie.
De beoogde gebouwen ten behoeve van een de duurzame energievoorziening zullen na verwachting geen stikstofdepositie veroorzaakt, sterker nog door deze duurzame energievoorziening zal gehele bedrijf minder stikstofdepositie veroorzaken.
Soortenbescherming
Ten aanzien van de soortenbescherming gelden onder andere algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rustplaatsen of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten of het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort.
De extra bedrijfsruimte is al vergund en gerealiseerd. Een onderzoek ten behoeve van de soortenbescherming is voor dit deel niet meer noodzakelijk.
Voor de energievoorziening geldt dat de precieze uitwerking nog onbekend is. Daarnaast is het 'zoekgebied' een goed onderhouden grasveld waardoor de kans op beschermde soorten gering is. Een onderzoek ten behoeve van de soortenbescherming is voor dit deel niet noodzakelijk.
Toetsingskader
In de Erfgoedwet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.
Archeologie
Het plangebied heeft in het geldende bestemmingsplan de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 2', 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waarde - Archeologie 4'.
Voor 'Waarde - Archeologie 2' geldt dat er gebouwd mag worden wanneer de totale bodemingreep kleiner is dan 250 m² en de verstoring minder diep dan 50 cm is. Binnen deze dubbelbestemming wordt een gebouw ten behoeve van duurzame energie gebouwd. Gezien nog niet bekend is hoe groot en hoe diep er wordt gegraven, is er nog geen onderzoek uitgevoerd. Bij de verdere uitwerking van dit deel moet rekening worden gehouden met de archeologische waarde. Om dit te borgen wordt de dubbelbestemming overgenomen met dit bestemmingsplan.
Voor 'Waarde - Archeologie 3' geldt dat er gebouwd mag worden wanneer de totale bodemingreep kleiner is dan 5.000 m² en de verstoring minder diep dan 50 cm is. Binnen deze bestemming is een bedrijfsgebouw kleiner dan 5.000 m2 (851 m2) gerealiseerd. Voor 'Waarde - Archeologie 4' geldt dat bij bodemingrepen groter dan 10.000 m2 onderzoek noodzakelijk is. In dit gebied vinden geen bodemingrepen van deze omvang meer plaats.
Cultuurhistorie
Binnen het plangebied bevinden zich geen gemeentelijke, provinciale of rijksmonumenten. Ook op de gronden, die direct aan het plangebied grenzen of anderszins in de directe nabijheid van het plangebied zijn gelegen, zijn geen monumenten aanwezig. Voorst ligt het plangebied niet binnen een beschermd stads- en dorpsgezicht. Het plangebied is wel voorzien van de gebiedsaanduiding 'overige zone - oeverwal - stroomrug'. Deze aanduiding is opgenomen voor het behoud, herstel en ontwikkeling van de (aanwezige) landschappelijke elementen van de rivieroeverwallen en stroomruggen.
In de huidige situatie is het gehele plangebied bebouw. Eventuele landschappelijke elementen zijn in het plangebied niet meer aanwezig.
Geconcludeerd kan worden dat er voor het perceel aan Het Nieuwe Achterom 12 te Est geen sprake is van cultuurhistorische waarden.
Toetsingskader
Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die ''in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken'', een geluidzone. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones of bij bepaalde veranderingen aan de weg zelf (zoals het verhogen van de maximumsnelheid of het uitbreiden van het aantal rijstroken) moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.
Conclusie
Het plangebied ligt aan Het Nieuwe Achterom, dit is een 60 km/uur weg. Binnen het plangebied worden geen nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt. Er ontstaan dan ook geen strijdigheden met de Wgh. Wat betreft geluid zijn dan ook er geen belemmeringen voor dit project.
Toetsingskader
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging moet verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd.
Conclusie
Binnen de reeds voltooide uitbreiding en het gebied ten behoeve van de duurzame energie-voorziening worden geen gevoelige functie zoals een kantoor of kantine gerealiseerd. Het uitvoeren van een bodemonderzoek is daarom niet noodzakelijk. Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk onderbouwing uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in onderstaande tabel weergegeven.
Stof | Toetsing van | Grenswaarde |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³ | |
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg /m³ |
Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wet milieubeheer
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Toetsing
De beoogde ontwikkeling betreft de uitbreiding van een bestaand logistieke bedrijfsgebouwen bij een bestaand bedrijf. Na verwachting nemen de verkeersbewegingen van en naar het plangebied niet toe. De kassen (productieruimte) blijven namelijk gelijk. Zekerheidshalve wordt er vanuit gegaan dat er per dag 10 mvt/ etmaal door vrachtwagens ontstaan. Middels de NIBM-tool is berekend of de toename niet in betekenende mate is.
Tabel 4.1 NIBM-tool
Uit de NIBM-tool blijkt dat deze verkeerstoename zorgt voor een toename van het gehalte stikstof in de lucht van 0.07 µg/m³ en van fijn stof van 0,01 µg/m³ (zie tabel 4.1. De fijn stof toename blijft onder de 1,2 µg/m³, de grens van 1,2 voor N02 wordt ook niet overschreden.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Om een belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt gebruik gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.
Onderzoek
Binnen het plangebied worden geen nieuwe gevoelige functies opgericht. Omliggende bedrijven vormen geen belemmering.
In de beoogde situatie wordt een uitbreiding van de bedrijfsgebouwen binnen het bestaande bedrijfsperceegerealiseerd. Hierdoor is sprake van een nieuwe milieuhinderlijke functie opgericht en moet worden getoetst aan de richtafstanden zoals vermeld in de VNG-brochure. Een bedrijfsgebouw van een paprikakwekerij valt onder VNG-categorie 2 (Akkerbouw en fruitteelt (bedrijfsgebouwen)). Dit betekent dat een richtafstand van 30 meter tot woningen moet worden aangehouden. De dichtstbijzijnde woning ligt op circa 100 meter, daarmee wordt ruim voldaan aan de gestelde richtafstand.
Op basis van de VNG-Brochure bedrijven en milieuzonering en de daarin opgenomen richtafstanden kan worden geconcludeerd dat er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is.
Vanwege het grotere belang van het water in de ruimtelijke ordening, wordt van waterschappen een vroege en intensieve betrokkenheid bij het opstellen van ruimtelijke plannen verwacht. Bovendien is de watertoets een verplicht onderdeel in de ruimtelijke ordening geworden.
Watertoets
De ‘watertoets’ is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is geen technische toets maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek brengt in een zo vroeg mogelijk stadium. In de waterparagraaf worden de watertoets, zie bijlage 4 en de uitkomsten van een eventueel overleg opgenomen.
Watercompensatie Waterschap
Een toename aan verharding dient volgens de regels van het Waterschap Rivierenland in de vorm van nieuw open water te worden gecompenseerd. Een toename aan verharding zorgt er namelijk voor dat het regenwater sneller op het oppervlaktewater zal afstromen. Het uitgangspunt bij ruimtelijke ontwikkelingen is dat er geen verslechtering van de huidige situatie mag optreden.
Naast de watercompensatie eis van het waterschap, heeft de gemeente West Betuwe op 19 mei 2021 de Verordening afvoer hemel- en grondwater West Betuwe vastgesteld. In deze verordening zijn regels opgenomen voor het bergen van hemelwater op eigen terrein. De gemeente stelt in haar verordening dat ook bij ontwikkelingen onder de 500m² waterberging/ compensatie noodzakelijk is. Op het terrein moet de waterberging minimaal 20 liter per m² verhard oppervlak zijn.
De voorgenomen ontwikkeling is onderdeel van een glastuinbedrijf. Voor glastuinbouw geldt een hogere norm voor compensatie. Als maatgevende bui wordt T = 50 gehanteerd waarbij de te hanteren vuistregel 580 m3/ha geldt.
Waterafvoer
Voor afvalwater kan worden aangesloten op de bestaande riolering. Het afvalwatersysteem wordt zodanig vormgegeven dat het regenwater kan worden afgekoppeld richting het oppervlaktewater.
Toetsing
Op het terrein zijn in de huidige situatie meerdere voorzieningen getroffen om hemelwater afkomstig van het terrein tijdelijk te bergen voordat het wordt geloosd op het oppervlakte water. Deze waterreservoirs worden ook gebruikt om de kassen met daarin de gewassen te voorzien van water. Hierdoor wordt duurzaam omgegaan met het watergebruik en de sloten minimaal belast.
Dit bestemmingsplan, neemt de reeds vergunde uitbreiding van de logistieke gebouwen (851 m²) één op één over. Voor de vergundelogistieke gebouwen is nog geen watervergunning als gevolg van de toename in verhardding aangevraagd. Daarnaast wordt er ruimte geboden om in de nabij toekomst een gebouw en/ of installatie te realiseren ten behoeve van energie opwekking tot maximaal 2.000 m².
De uitwerking van deze energie opwekking is nog niet bekend, gedacht wordt aan een warmtepomp en/of zonnepanelen of een andere manier van duurzame opwekking van energie. Omdat er nog geen definitief bouwplan voorhanden is en een inrichtingsplan dient de daadwerkelijke compensatie opgave nog nauwkeurig afgestemd te worden op de toename in verharding die gerealiseerd wordt. Er vanuit gaande van een maximaal oppervlak van 2.000m². Komt dit op basis van de vuistregel 580 m3/ha uit op een maximale compenstatie van 116m3 (0.285ha X 580m3 = 165,3 m3). Binnen het plangebied is ruimte om te voorzien in deze compenstatie.
Compensatie zal worden gezocht in de verbreding van de aanwezige waterlopen op en rond het bedrijfsperceel of in het verruimen van de wateropvang in de (bestaande) waterreservoirs. Om dit te borgen is in artikel 8 een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Het waterschap heeft aangeven dat rondom het perceel A-watergangen liggen. Alle A-watergangen hebben een beschermingszone, van 5 meter, aan weerzijde van de watergangen. In deze zone mogen geen gebouwen worden gerealiseerd. Om dit te borgen is in de planregels opgenomen dat de afstand tot de perceelgrens voor gebouw minimaal 5 meter bedraagt. Indien de compensatie gezocht wordt in de verbreding van de watergangen, zal deze compensatie een B-status krijgen. Alle B-wateren kennen een schouw- en onderhoudsplicht. Dit houdt in dat jaarlijks voor 1 november de betreffende watergang moet worden opgeschoond. Dat geldt voor alle aanliggende eigenaren.
Toetsingskader
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:
Conclusie
In en rondom het plangebied liggen geen planologisch relevante leidingen. Dit aspect vormt geen belemmering voor het plan.
Toetsingskader
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Toetsing
In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart geraadpleegd. Hieruit blijkt dat ten zuiden van het plangebied een aardgasleiding (A555) is gelegen. Deze aardgasleiding heeft een invloedsgebied voor verantwoording het groepsrisico van 490 meter. De beoogde uitbreiding van de logistieke bedrijfsgebouwen ligt op circa 270 meter. Op 1000 meter, in noordelijke richting, loopt de Betuweroute en de A15. Over deze treinverbinding en snelweg vindt transport gevaarlijke stoffen plaats. Hiervoor geldende de volgende richtafstanden:
Het plangebied is gelegen binnen het invloesgebied van de aardgasleiding en binnen een toxische effecten zone van 4 km van wegen de Betuweroute. Hierdoor is een verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk. Met dit bestemmingsplan wordt een reeds vergunde uitbreiding van een bestaand bedrijf mogelijk gemaakt. Daarnaast wordt er ruimte geboden om in de toekomst een energiegebouwen ten behoeve van verduurzaming / energietransitie te realiseren.
De logistieke gebouwen worden gebruikt om aankomende vrachtwagens te laden en lossen. Het energiegebouw is ten behoeve van verduurzaming. In geen van de gebouwen worden kantoren en/ of een kantine gerealiseerd. Door de beoogde uitbreiding zal het aantal personen in het gebied niet toenemen. Daarnaast zijn de nieuwe gebouwen geen (beperkt) kwetsbare objecten. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Figuur 4.1 Uitsnede risicokaart (bron: risicokaart.nl)
Toetsingskader
De centrale doelstelling van het instrument milieueffectrapportage is het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming over activiteiten met mogelijk belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. De basis van de milieueffectrapportage wordt gevormd door de EU Richtlijn m.e.r. De richtlijn is van toepassing op de milieueffectbeoordeling van openbare en particuliere projecten die aanzienlijke gevolgen voor het milieu kunnen hebben.
De Europese regelgeving is in de Nederlandse wetgeving onder andere geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (verder Wm) en in het Besluit milieueffectrapportage 1994. In de bijlagen behorende bij het Besluit m.e.r. zijn de m.e.r.-plichtige activiteiten (de C-lijst) en de m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten (de D-lijst) beschreven. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Voor de betreffende activiteiten die niet aan de drempelwaarden voldoen, dient het bevoegd gezag na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
Onderzoek en conclusie
Het project valt niet binnen één van de activiteiten zoals opgenomen in onderdeel C of D van het besluit m.e.r. Er is geen sprake van een stedelijk ontwikkelingsproject, daarom is er geen sprake van een m.e.r. (beoordelings-)plicht. Overigens blijkt uit de beoordeling in de voorgaande paragrafen dat er geen belangrijke negatieve milieugevolgen zullen optreden.
Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het voldoet aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012.
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
Agrarisch
De bestemming 'Agrarisch' en bijbehorende (functie)aanduidingen uit het geldende plan, alsmede de omvang van het bouwvlak zijn integraal overgenomen, met dien verstande dat de regels met de betrekking tot de oppervlakte van bedrijfsgebouwen is aangepast aan de beoogde (en voor een deel reeds vergunde) bouwplannen.
Concreet betekent dit dat de oppervlakte aan 'gewone' bedrijfsgebouwen is vergroot van 1.500 m² naar 4.000 m2 en daarbovenop 2.000 m2 aan bedrijfsgebouwen ten behoeve van energietransitie/ opwekking of klimaatadaptatie mag worden gebouwd.
Waarde – Archeologie 2, 3 en 4 (verwachtingswaarden)
De voor Waarde – Archeologie 2, 3 en 4 aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van verwachte hoge (2), middelhoge/gematigde (3) en lage (4) archeologische waarden ofwel hoge (2), middelhoge (3) en lage (4) archeologische verwachtingswaarden. De archeologische verwachtingswaarden zijn beschermd door middel van een omgevingsvergunningenstelsel. Hierin zijn regels opgenomen voor wat betreft het uitbreiden van bebouwingsmogelijkheden en ingrepen in de bodem qua diepte.
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.
De economische uitvoerbaarheid van een plan wordt in eerste instantie bepaald door de financiële haalbaarheid ervan. Daarnaast is de grondexploitatieregeling uit de Wro van belang voor de economische uitvoerbaarheid. Deze regeling bepaalt dat de gemeente de door haar gemaakte kosten kan verhalen. Het kostenverhaal heeft dus ook invloed op de haalbaarheid van het plan.
Financiële haalbaarheid
De ontwikkeling betreft een particulier initiatief, waarmee de gemeente geen directe financiële bemoeienis heeft. Aangenomen wordt dat deze over de financiële middelen beschikt om het plan uit te kunnen voeren en alle kosten voor de uitvoering voor rekening neemt.
Grondexploitatie
Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, woningbouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.
De gemeente moet, volgens de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), de gemaakte gemeentelijke kosten verhalen op de initiatiefnemers van de ontwikkeling. Dit geldt overigens alleen wanneer sprake is van bouwplannen, zoals opgenomen in het Bro.
Conform artikel 3.1.6 van het Bro dient bij het opstellen van een bestemmingsplan onderzoek te worden ingesteld naar de uitvoerbaarheid van het plan. De gronden waarop de ontwikkelingen plaatsvinden, zijn eigendom van de initiatiefnemers. De realisatie heeft plaatsgevonden voor rekening en risico van initiatiefnemers en kende derhalve geen financiële risico's voor de gemeente. De kosten die verbonden zijn aan het doorlopen van de procedure worden verhaald op de initiatiefnemer op basis van de legesverordening. Mogelijke planschadekosten zijn eveneens voor rekening van de initiatiefnemer. Op basis van bovenstaande kan geconcludeerd worden dat het plan economisch uitvoerbaar.
Inspraak en overleg
Omdat de gemeente de belanghebbenden wil betrekken bij de planvorming, wordt op basis van de Inspraakverordening van de gemeente het plan in deze periode aangeboden aan overlegpartners.
Provincie Gelderland
De provincie heeft op 8 juli laten weten geen opmerkingen te hebben op het concept bestemmingsplan.
Waterschap Rivierenland
Het waterschap heeft in haar reactie laten weten dat het aspect water voldoende was onderbouwd en dat het aspect water nader aangevuld moet worden. Op basis van deze overleg reactie is de paragraaf 4.7 aangepast en is een voorwaardelijke verplichting ten behoeve van waterberging, in artikel 8.3 opgenomen.
Zienswijzen
Vervolgens wordt het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode wordt een ieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijzen in te dienden.
Vaststelling
Het bestemmingsplan wordt vervolgens vastgesteld. Uiteindelijk is tegen het vaststellingsbesluit beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.