Plan: | Deilsedijk 64 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1960.DEILsedijk64Deil-VSG1 |
ONDERDEEL A TOEPASSINGSVERKLARING
Op het plan zijn van toepassing de regels en verbeelding welke deel uitmaken van het bestemmingsplan "Bestemmingsplan Deil 2018" en te raadplegen via de volgende link:
http://www.ruimtelijkeplannen.nl/web-roo/roo/bestemmingsplannen_p?planidn=NL.IMRO.0236.DEIkernDeil2018-VSG1
met dien verstande dat die regels en verbeelding op onderstaande onderdelen worden aangepast:
ONDERDEEL B WIJZIGINGSPLAN
het wijzigingsplan 'Deilsedijk 64' met identificatienummer NL.IMRO.1960.DEILsedijk64Deil-VSG1 van de gemeente West Betuwe;
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
het bestemmingsplan "Deil 2018", zoals vastgesteld op 24 april 2018 door de gemeenteraad van West Betuwe.
De regels van artikel 2 'Wijze van meten' van het bestemmingsplan "Deil 2018" zijn van overeenkomstige toepassing op dit wijzigingsplan.
De voor 'Wonen - Beeldbepalend' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
één en ander met bijbehorende voorzieningen.
De uitoefening van een aan huis gebonden beroep is toegestaan, mits:
De uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf is niet toegestaan.
Woningen zijn uitsluitend toegestaan binnen de aanduiding 'specfieke bouwaanduiding - hoofdgebouw', waarbij voor het aantal toegestane woningen de volgende regels gelden:
De woningen zijn uitsluitend toegestaan in bouwwijze 'vrijstaand'.
Onder overige aanwezige cultuurhistorische waarden als bedoeld in 3.1.1. onder d. wordt in ieder geval verstaan het behoud, beheer en herstel van het bestaande bebouwingsbeeld. Aan de dijk dienen hoofdgebouwen in verband met het dijkgebonden karakter binnen het bouwvlak te worden gesitueerd, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw". Op de overige gronden dient het open karakter van de omgeving, met vrijstaande woningen op grote kavels, gewaarborgd te blijven.
Het bestaande bebouwingsbeeld is de basis voor ontwikkelingsmogelijkheden die sterk gericht zijn op behoud van het kleinschalige karakter en op de inrichting van de onbebouwde ruimten die past in de dorpse sfeer.
Belangrijk zijn het behoud van de nog aanwezige open ruimten tussen de bebouwde gedeelten, in het bijzonder de karakteristieke doorzichten vanaf de dijk en op het agrarisch dorpsgebied en op monumentale panden. Ook van belang is de ligging van de bebouwing ten opzichte van de straat.
Uitsluitend mogen bouwwerken worden opgericht ten dienste van de bestemming.
Voor de situering van gebouwen gelden de volgende regels:
Voor hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
Voor bijgebouwen gelden de volgende regels:
Bouwwijze | Bebouwingspercentage |
Vrijstaand | 30% |
Twee-onder-één-kap | 40% |
Aaneengebouwd | 50% |
In afwijking van het bepaalde in 3.2.2 zijn buiten het bouwvlak voor de voorgevel van een hoofdgebouw aanbouwen zoals erkers en entrees toegelaten tot maximaal 1,25 m uit de gevel van het hoofdgebouw, met dien verstande dat de bouwhoogte van de aanbouw niet meer mag bedragen dan 0,3 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw.
Voor openbare nutsgebouwen geldt dat uitsluitend zijn toegestaan bestaande openbare nutsgebouwen. Hierop is het bepaalde in 3.2.2 niet van toepassing. Het vernieuwen, veranderen en herbouwen van een bestaand openbaar nutsgebouw is toegestaan, mits de bestaande situering niet wordt gewijzigd en de goot- en bouwhoogte en oppervlakte niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte en oppervlakte.
Andere bouwwerken mogen ten dienste van deze bestemming aanwezig zijn tot een bouwhoogte van 2 m, met dien verstande dat:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.2 teneinde uitbreiding van het hoofdgebouw toe te staan, waarbij de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw" mag worden overschreden, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
Bouwwijze | Bebouwingspercentage |
Vrijstaand | 30% |
Twee-aaneen | 40% |
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.2, teneinde herbouw van het hoofdgebouw gedeeltelijk buiten de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw" toe te staan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.7, ten aanzien van de gestelde maximale bouwhoogte en maximale oppervlakte voor andere bouwwerken, mits:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.4 sub f, teneinde vervangende nieuwbouw op een andere locatie toe te staan, mits:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 onder b, teneinde de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf toe te staan, mits:
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden.
Uitsluitend mogen bouwwerken worden opgericht ten dienste van deze bestemming. Tevens mogen bouwwerken ten dienste van de andere voorkomende bestemming(en) worden opgericht, in overeenstemming met die bestemming(en), indien:
Bij het beoordelen van een omgevingsvergunning op grond van artikel 4.2.1 onder c. wint het bevoegd gezag voorafgaande aan het verlenen van de omgevingsvergunning schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn.
De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in 4.1 bedoelde gronden de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren:
Het onder 4.4.1 vervatte verbod geldt niet:
Een omgevingsvergunning als bedoeld in 4.4.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken of werkzaamheden de aanwezige archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast.
De omgevingsvergunning als bedoeld in 4.4.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bestuursorgaan dat bevoegd is die vergunning te verlenen in voldoende mate is vastgesteld.
Bij het beoordelen van een omgevingsvergunning op grond van artikel 4.4.1 wint het bevoegd gezag voorafgaande aan het verlenen van de omgevingsvergunning schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige.
Burgemeester en wethouders kunnen met toepassing van artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening dit bestemmingsplan wijzigen teneinde de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
Burgemeester en wethouders kunnen met toepassing van artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening dit bestemmingsplan wijzigen teneinde de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' uit te breiden indien op basis van actuele kennis met betrekking tot te beschermen archeologisch waarden, de noodzaak bestaat de in het plan gelegen gronden te herwaarderen op hun archeologische status.
De voor 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor:
één en ander met bijbehorende voorzieningen.
Op de gronden als bedoeld in 5.1 mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2 onder c met inachtneming van de volgende regels:
Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
Het onder 5.4.1 vervatte verbod geldt niet indien het werken en/of werkzaamheden betreft, die:
De werken en werkzaamheden, als bedoeld in 5.4.1, zijn slechts toelaatbaar, indien de waterbergingscapaciteit gelijk blijft en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder, in geval werkzaamheden worden uitgevoerd onder +3 m NAP.
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor:
Op de gronden als bedoeld in 6.1 mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Het bevoegd gezag kan in afwijking van artikel 6.2 onder c beslissen - middels een omgevingsvergunning - met inachtneming van het volgende:
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 9.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 9.1.1 met maximaal 10%.
Het bepaalde in 9.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 9.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in 9.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Het bepaalde in 9.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het wijzigingsplan Deilsedijk 64.