Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Haarweg 2, Spijk en Waaldijk 151, Vuren
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.1960.BUIHaarweg2-ONT1

Toelichting

 
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Initiatiefnemer is voornemens om op het perceel aan de Haarweg 2 in Spijk vier burgerwoningen te realiseren en op het perceel aan de Waaldijk 151 in Vuren twee burgerwoningen te realiseren. Beide locaties zijn gelegen binnen de grens van de gemeente West Betuwe. De huidige agrarische bedrijfsvoering aan de Haarweg 2 wordt gestopt en de daarbij horende agrarische bebouwing wordt gesaneerd. Initiatiefnemer wenst conform de VAB-regeling (vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing) drie extra woningen te realiseren op het perceel aan de Haarweg 2. Tevens zal de bestaande bedrijfswoning worden omgezet naar een burgerwoning. Op het perceel aan de Waaldijk 151 is het voornemen om twee vrijstaande woningen te realiseren.
 
Beide planlocaties zijn gelegen binnen de grens van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied 2012'. Volgens het geldende bestemmingsplan mogen op de locatie aan de Waaldijk 151 in Vuren in totaal vijf burgerwoningen gerealiseerd worden. Doordat met het voorgenomen plan slechts twee burgerwoningen worden gerealiseerd, worden er op deze locatie drie woningen minder ontwikkeld. De beoogde ontwikkeling aan de Haarweg 2 in Spijk past niet binnen het geldende bestemmingsplan, conform de VAB-regeling is het mogelijk extra woningen te realiseren indien de agrarische bebouwing wordt gesaneerd. Omdat met het voorgenomen plan niet voldoende agrarische bebouwing wordt gesaneerd om middels de VAB-regeling drie extra burgerwoningen mogelijk te maken, is het voornemen de bouwrechten voor twee woningen van de locatie Waaldijk 151 in Vuren te verplaatsen naar de locatie aan de Haarweg 2 in Spijk. De bouwrechten voor de derde woning worden elders in de gemeente West-Betuwe gebruikt. In dat geval worden er in de toekomstige situatie aan de Haarweg 2 in Spijk in totaal vier burgerwoningen gerealiseerd, bestaande uit drie toe te voegen woningen en de bestaande bedrijfswoning die wordt omgezet naar een burgerwoning. Op de locatie aan de Waaldijk 151 in Vuren worden in totaal twee vrijstaande woningen gerealiseerd.
 
Het voorgenomen plan is afgestemd met de gemeente West Betuwe, de gemeente West Betuwe heeft aangegeven in principe in te stemmen met de voorgenomen ontwikkeling. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in het planologisch mogelijk maken van de beoogde ontwikkeling aan de Haarweg 2 te Spijk en Waaldijk 151 in Vuren.
 
1.2 Ligging van het plangebied
Het plangebied bestaat uit een tweetal locaties, De Haarweg 2 in Spijk en de Waaldijk 151 in Vuren, beide locaties maken onderdeel uit van de gemeente West Betuwe. 
 
De locatie aan de Haarweg 2 in Spijk is kadastraal bekend onder sectie O perceel 679, 680, 710, 711 en 712 (gedeeltelijk). Het totale perceel beslaat een oppervlakte van ca. 23.000 m². De locatie is gelegen ten oosten van Gorinchem en ten zuiden van de kern Spijk. Ten oosten van het plangebied bevindt zich het Lingebos en tegenover het plangebied is golfbaan 'the Dutch' gevestigd. Voor het gebied dat aan de zuidzijde van het plangebied grenst, is in het bestemmingsplan 'The Dutch Zuidbaan' een sportbestemming vastgesteld. Aan de zuidzijde van het plangebied was een uitbreiding van de golfbaan voorzien. Inmiddels is dat plan verlaten en is een aanvraag ingediend voor het realiseren van een zonnepark opdeze locatie. De aanvraag hiervoor is in behandeling. Met het landschappelijk inpassingsplan is rekening gehouden met de realisatie van de extra woningen aan de Haarweg. Op een afstand van circa 580 m ten zuiden van het plangebied ligt de A15. Op een afstand van ruim 1 km ten westen en ten noorden van het plangebied stroomt de rivier de Linge. 
 
De locatie aan de Waaldijk 151 in Vuren is kadastraal bekend onder sectie S perceel 1258. Het totale perceel beslaat een oppervlakte van 4.207 m². Het plangebied is gelegen ten oosten van de kern van Vuren, aan de zuidzijde is de Waal gelegen. Op een afstand van ca. 1 km is de A15 gelegen.
 
Navolgende afbeeldingen tonen de globale ligging en de globale begrenzing van de planlocaties.
 
Globale ligging en begrenzing van de planlocaties (locaties rood omkaderd, bron: ruimtelijkeplannen.nl)
 
1.3 Geldend bestemmingsplan
Voor de gronden van de twee planlocaties geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied 2012'. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 9 oktober 2012 door de gemeenteraad van de voormalige gemeente Lingewaal. Op 21 mei 2014 is het reparatieplan bestemmingsplan 'Buitengebied 2014' vastgesteld door de voormalige gemeenteraad van de gemeente Lingewaal.
  
Onderstaande afbeeldingen tonen uitsneden van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2012'.
 
Uitsnede 'Bestemmingsplan Buitengebied 2012', linker afbeelding toont de locatie aan de Haarweg 2 in Spijk, rechter afbeelding toont de locatie aan de Waaldijk 151 in Vuren (plangebied rood omkaderd, bron: ruimtelijkeplannen.nl)
 
Voor de locatie aan de Haarweg 2 in Spijk geldt de enkelbestemming 'Agrarisch'. De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering. Binnen de bestemming 'Agrarisch' is een deel van de locatie voorzien van een agrarisch bouwvlak. Daarnaast beschikt de locatie over de archeologische dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologische verwachting 1', 'Waarde - Archeologische verwachting 3' en 'Waarde - Archeologische verwachting 4'. Deze gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden. Binnen de enkelbestemming 'Agrarisch' is het omzetten van de agrarische bedrijfswoning naar een burgerwoning en de ontwikkeling van drie extra woningen niet mogelijk. 
 
Voor de locatie aan de Waaldijk 151 gelden de enkelbestemmingen 'Wonen-1', 'Wonen-2' en 'Agrarisch'. De westzijde van het perceel is bestemd met de enkelbestemming 'Wonen-2' waarbinnen een bouwvlak is opgenomen. Binnen het bouwvlak geldt een maximum aantal wooneenheden van 4 en een maximum bouw- en goothoogte van respectievelijk 8,5 m en 4,5 m. De oostzijde is bestemd met de enkelbestemming 'Wonen-1' waarbinnen een bouwvlak is opgenomen, hiervoor geldt een maximum bouw- en goothoogte van respectievelijk 10 m en 6 m. Binnen het bouwvlak is één woning toegestaan. Aan de noordzijde geldt de enkelbestemming 'Agrarisch'. De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering. Daarnaast beschikt de locatie over de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologische waardevolle gebieden 1', 'Waarde - Archeologische waardevolle gebieden 3, 'Waarde - Nieuwe Hollandse Waterlinie' en 'Waterstaat - Waterkering'. Verder geldt de gebiedsaanduiding 'openheid'. De voorgenomen realisatie van twee vrijstaande woningen aan de Waaldijk 151 is mogelijk binnen het geldende bestemmingsplan, er zijn in totaal vijf woningen toegestaan. Hierdoor worden met het voorgenomen plan drie woningen minder ontwikkeld.
  
Conform de VAB-regeling is het mogelijk extra woningen te realiseren indien de agrarische bebouwing wordt gesaneerd. Omdat met het voorgenomen plan niet voldoende agrarische bebouwing wordt gesaneerd, om middels de VAB-regeling drie extra burgerwoningen mogelijk te maken, is het voornemen de bouwrechten van de locatie Waaldijk 151 in Vuren te verplaatsen naar de locatie aan de Haarweg 2 in Spijk. Met het voorliggende bestemmingsplan wordt het initiatief om aan de Haarweg 2 te Spijk in totaal vier burgerwoningen te realiseren, bestaande uit drie toe te voegen woningen en de bestaande bedrijfswoning die wordt omgezet naar een burgerwoning, mogelijk gemaakt. Tevens wordt met dit bestemmingsplan op de locatie aan de Waaldijk 151 te Vuren de realisatie van in totaal twee vrijstaande woningen mogelijk gemaakt.
  
1.4 Leeswijzer
Elk bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De toelichting is opgebouwd uit zes hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 het initiatief beschreven. In hoofdstuk 3 wordt een overzicht gegeven van het ruimtelijke beleidskader van de verschillende overheden. Hoofdstuk 4 bevat de milieu- en omgevingsaspecten. Tot slot bevat de toelichting hoofdstukken over de opbouw, verantwoording en uitleg van de planregels (hoofdstuk 5) en de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan (hoofdstuk 6).
2 Planbeschrijving
 
2.1 Huidige situatie
Haarweg 2, Spijk
In de huidige situatie betreft het perceel aan de Haarweg 2 een agrarische bestemming. Deze agrarische bedrijfsvoering wordt echter gestopt. Op het perceel staat een bedrijfswoning. Verder zijn er verscheidene agrarische opstallen van verschillende afmetingen met een totaal oppervlakte van ca. 2.600 m² gesitueerd aan de Haarweg 2. In onderstaand tabel is een overzicht weergegeven van de aanwezige agrarische bebouwing en de daarbij horende oppervlaktes. 
 
Opstallen Oppervlakten m²
Stal1.233 m²
Veldschuur657 m²
Sleufsilo en mestkelders717 m²
Totaal2.607 m²
   
De bebouwing is geclusterd gesitueerd aan de kant van de Haarweg te midden van het perceel en is voorzien één oprit. Aan de oostzijde van de bebouwing en gedeeltelijk aan de noord- en westzijde van de bebouwing zijn bomen rijen gesitueerd. Aan de westzijde is het plangebied afgesloten van het naastgelegen perceel door een bomenhaag.
 
Onderstaande afbeelding toont een analyse van de huidige situatie van de locatie aan de Haarweg 2.
 
Analyse huidige situatie Haarweg 2 (bron: Buro SRO) 
 
Onderstaande afbeeldingen geven de huidige situatie van het plangebied weer.
 
 
Impressie huidige situatie Haarweg 2 (bron: Google Maps)
 
Waaldijk 151, Vuren
Het perceel aan de Waaldijk 151 te Vuren beschikt in de huidige situatie over een woonbestemming. Het is mogelijk om in totaal vijf woningen te ontwikkelen op het perceel. In de huidige situatie is er vervallen (agrarische) bebouwing aanwezig op het perceel. Het hoofdgebouw is gesitueerd aan de Waaldijk en op het noordelijke gedeelte van het perceel is een opstal gesitueerd. Verder is het grootste gedeelte van het perceel onverhard en bestaat voornamelijk uit erf.
 
Op navolgende afbeelding staat een impressie van de Waaldijk 151 te Vuren weergegeven.
 
Impressie huidige situatie Waaldijk 151 (bron: Google Maps)
 
2.2 Toekomstige situatie
Haarweg 2, Spijk
Met de beoogde plannen wordt de agrarische bedrijfsvoering gestopt en alle bedrijfsbebouwing, bouwwerken en erfverharding worden gesloopt. De initiatiefnemer is voornemens om de bestaande opstallen te slopen en de agrarische bedrijfsvoering te stoppen. Daarnaast is de initiatiefnemer voornemens om drie extra vrijstaande woningen, ten oosten van de bestaande bedrijfswoning, te realiseren. Tevens wordt de bestaande bedrijfswoning omgezet naar een burgerwoning. De drie extra woningen die gerealiseerd worden met de beoogde plannen zullen ontsloten worden met een oprit aan de Haarweg.
 
Onderstaande afbeelding geeft aan welke opstallen en erfverharding met de beoogde ontwikkeling worden verwijderd.
 
Erfverharding en opstallen die gesloopt dienen te worden (Bron: D. van Ballegooij B.V.)
 
Voor de beoogde ontwikkeling dienen verscheidene opstallen gesloopt te worden, alleen de woning dient behouden te blijven. Het totaal oppervlak dat aan opstallen verwijderd zal worden komt neer op 2607 m². Daarnaast zal er ook nog 2950 m² aan erfverharding verwijderd worden.
 
Het plan zoals voorzien is voorgelegd aan het Gelder genootschap voor een eerste stedenbouwkundige beoordeling. Het Gelders genootschap heeft aangegeven dat het toevoegen van woningen in dit landschap goed denkbaar is. Wel wordt geadviseerd om het bebouwingscluster landschappelijk in te passen door deze rondom te voorzien van een gemeenschappelijke groene haag van bomen en dit als voorwaarde op te
nemen in het bestemmingsplan.
 
Waaldijk 151, Vuren
Op de planlocatie aan de Waaldijk 151 wordt de mogelijkheid om op het perceel vier rijwoningen en één vrijstaande woning te bouwen verminderd naar in totaal twee bouwblokken voor twee vrijstaande woningen. Doordat er aan de Haarweg 2 niet voldoende agrarische bebouwing wordt gesaneerd om door middel van de VAB-regeling drie extra vrijstaande woningen te ontwikkelen, worden de bouwrechten (twee woningen) van de locatie aan de Waaldijk 151 verplaatst naar de Haarweg 2 te Spijk. De bouwrechten voor de derde woning worden elders in de gemeente West-Betuwe gebruikt. Voornemen is om twee woningen op locatie te realiseren. Het gebouw (Mariahoeve) aan de Waaldijk die gesloopt wordt heeft een bebouwingsoppervlakte van 382 m² en een inhoud van 2.381 m³. Het voornemen is om de nieuwe woning op het oostelijke deel van het plangebied uit te voeren met een groter volume dan de woning op het westelijke deel van het plangebied. Met dit grotere volume vindt een historische verwijzing plaats naar de bebouwing zoals deze op de locatie aanwezig was. Het bijgebouw achter op het perceel is reeds gerenoveerd en blijft behouden.
 
Op de navolgende afbeelding staat een plattegrond van de beoogde situatie aan de Waaldijk 151 weergegeven.
 
Beoogde situatie Waaldijk 151 te Vuren (bron: D. van Ballegooij B.V.)
Het bouwplan  is in zijn huidige vorm in 2018  al eens voorgelegd aan de Omgevingsdienst Rivierenland voor vooroverleg (24-02-2020 / 0214114041). De welstandscommissie heeft in dat kader aangegeven dat de beoogde positionering van de beoogde woningen akkoord is. Door de commissie zijn wel vragen gesteld over de beoogde kapvorm. Het Gelders genootschap heeft ook over de Waaldijk geadviseerd.
De situering van twee bouwvlakken evenwijdig aan de dijk wordt voorstelbaar gevonden. Vraagtekens worden echter geplaatst bij de goot- en nokhoogte van respectievelijk 6- en 10 meter. Geadviseerd wordt een doorsnede toe te voegen van het nieuwe dijkprofiel in combinatie met de nieuwe woningen. op deze wijze wordt inzichtelijk of de voorgestelde hoogtes inpasbaar zijn. Door tekenburo Ballegooij is deze doorsnede opgesteld. Deze doorsnede geeft een goed beeld van de bouwhoogten in relatie tot de bestaande bebouwing en het nieuwe dijkprofiel.
  
 
Relatie overige ontwikkelingen
Nabij de locatie aan de Haarweg is ook de aanleg van zonnevelden voorzien. Onderdeel van de aanleg van de veld is een adequate groene inpassing van het zonneveld. Bij deze groene inpassing is door het bevoegd gezag verzocht rekening te houden met de voorgenomen realisatie van de woningen. Door de initiatiefnemer is vervolgens aangegeven dat bij het inrichtingsplan de te realiseren woningen als uitgangspunt worden meegenomen. Een aangepaste inpassingstekening is door de initiatiefnemer van het zonneveld met de initiatiefnemer van de woningen aan de Haarweg gedeeld.
3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) in werking getreden. Deze visie bevat de hoofdzaken van het strategisch rijksbeleid voor de fysieke leefomgeving. Dit is een combinatie van beleid uit de bestaande beleidsdocumenten, met en zonder wettelijke grondslag, en nieuw strategisch beleid. De grote en complexe opgaven, zoals klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw zullen Nederland gaan veranderen. De NOVI bevat een toekomstperspectief met de ambities van het Rijk. In de NOVI zijn 21 nationale belangen met bijbehorende opgaven geformuleerd. Deze nationale belangen komen samen in vier prioriteiten:
  1. ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  2. duurzaam economisch groeipotentieel;
  3. sterke en gezonde steden en regio's;
  4. toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied. 
Voor de vier NOVI-prioriteiten geldt steeds dat zowel voor de lange als de korte termijn maatregelen nodig zijn. Deze maatregelen dienen in de praktijk voortdurend op elkaar in te spelen. Bij de afweging van de belangen staat een evenwichtig gebruik van de fysieke leefomgeving centraal voor zowel de boven- als de ondergrond.
 
Planspecifiek
De NOVI is niet specifiek van toepassing op het plangebied. De toelichting paragraaf 3.1.3 gaat nader in op de ladder voor duurzame verstedelijking.
 
3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
De wetgever heeft in de Wro, ter waarborging van de nationale of provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens provinciale verordening respectievelijk bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn 13 nationale belangen opgenomen die in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) zijn herbevestigd. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
 
Planspecifiek
De Waaldijk 151 is volgens kaart 7 'Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde' gelegen binnen de Nieuwe Hollandse Waterlinie. In de provinciale verordening zijn regels gesteld omtrent het belang van de instandhouding en versterking van de kernkwaliteiten. Gelet op de aard en omvang van de beoogde ontwikkelingen is het Barro verder niet specifiek van toepassing op het plangebied.
 
3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de verplichting opgenomen om in het geval van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Hierbij wordt uitgegaan van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'.
 
De 'stappen van de ladder' worden in artikel 3.1.6, leden 2 - 4 Bro als volgt omschreven:
  1. De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
  2. Indien in een bestemmingsplan als bedoeld in het tweede lid toepassing is gegeven aan artikel 3.6, eerste lid, onder a of b, van de wet kan bij dat bestemmingsplan worden bepaald dat de beschrijving van de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling en een motivering als bedoeld in het tweede lid eerst wordt opgenomen in de toelichting bij het wijzigings- of het uitwerkingsplan als bedoeld in dat artikel.
  3. Een onderzoek naar de behoefte als bedoeld in het tweede lid, heeft, in het geval dat een bestemmingsplan als bedoeld in het tweede lid, ziet op de vestiging van een dienst als bedoeld in artikel 1 van de Dienstenwet en dit onderzoek betrekking heeft op de economische behoefte, de marktvraag of de beoordeling van de mogelijke of actuele economische gevolgen van die vestiging, slechts tot doel na te gaan of de vestiging van een dienst in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.
Planspecifiek
Stedelijke ontwikkeling
Conform artikel 1.1.1, eerste lid onder i van het Bro wordt onder een stedelijke ontwikkeling verstaan: een 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.' Uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State blijkt dat de ondergrens van wat als nieuwe stedelijke ontwikkeling moet worden gezien, ligt tussen de 9 en 14 nieuwe woningen afhankelijk van de omgeving waarin de ontwikkeling plaatsvindt. Onderhavige ontwikkeling betreft de toevoeging van in totaal vijf woningen en het omzetten van een bedrijfswoning naar een burgerwoning op twee verschillende locaties en is daarmee niet aan te merken als stedelijke ontwikkeling. Toetsing aan de ladder is derhalve niet noodzakelijk.
 
Geconcludeerd wordt dat voorgenomen ontwikkeling past binnen de ladder voor duurzame verstedelijking.
3.2 Provinciaal beleid
 
3.2.1 Omgevingsvisie Gaaf Gelderland
De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland is vastgesteld op 19 december 2018. In de Omgevingsvisie staat een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland centraal. De provincie Gelderland legt bij de uitoefening van haar taken de focus op een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland. Met behulp van zeven ambities – op het terrein van energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, biodiversiteit, bereikbaarheid, economisch vestigingsklimaat en op het woon- en leefklimaat – wordt daaraan richting gegeven.
 
De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland bevat thematische visieschetsen. De schetsen zijn een grove schets van in het oog springende bestaande en nieuwe initiatieven, kansen, mogelijkheden en ontwikkelingen. De ambities die hieruit volgen zijn:  
  1. Energietransitie: van fossiel naar duurzaam.
  2. Klimaatadaptatie: omgaan met veranderend weer.
  3. Circulaire economie: sluiten van kringlopen.
  4. Biodiversiteit: werken met de natuur.
  5. Bereikbaarheid: duurzaam verbonden.
  6. Vestigingsklimaat: Een krachtige, duurzame topregio!
  7. Woon- en leefomgeving: dynamisch, divers, duurzaam.    
Planspecifiek
Voor de beoogde ontwikkeling is met name de ambitie voor de woon- en leefomgeving van toepassing. De provincie streeft naar een duurzaam en divers woon- en leefklimaat, dat steeds weet te anticiperen op ontwikkelingen. Daarbij zijn de volgende ambities opgesteld: 
  • Gelderland heeft een aanbod aan woningtypen en woonmilieus passend bij de diversiteit aan woningvraag; voor ieder een passende, duurzame woning. We benutten de bestaande bebouwde omgeving optimaal met voldoende ruimte voor klimaatadaptieve maatregelen.
  • Alle nieuwbouw wordt aardgasloos aangelegd en zoveel mogelijk circulair gebouwd. In 2035 zijn alle (bestaande) wijken van het aardgas.
  • Woningen in Gelderland zijn in 2050 klimaatneutraal.  
Met de ontwikkeling worden in totaal vijf nieuwe woningen gerealiseerd op twee locaties, waarbij twee van de bestaande bouwrechten van de Waaldijk 151 verplaatst worden naar de Haarweg 2. Het derde bouwrecht aan de Waaldijk 151 vervalt en kan door de gemeente elders gebruikt worden, waardoor aan de Waaldijk 151 twee bouwrechten over blijven. Tevens wordt de bestaande bedrijfswoning aan de Haarweg 2 omgezet naar een burgerwoning. De nieuwe woningen zullen duurzaam gebouwd, goed geïsoleerd en aardgasloos aangelegd worden. Door de bouwrechten voor een woning aan de Waaldijk te verplaatsen naar de Haarweg, blijft de ruimtelijke kwaliteit en openheid van de omgeving beter behouden. Daarmee kan gesteld worden dat de ontwikkeling passend is bij de ambities van de provincie en in lijn is met de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland.
 
3.2.2 Omgevingsverordening Gelderland
Met een omgevingsverordening stelt de provincie regels aan bestemmingsplannen van gemeenten. De provincie Gelderland heeft op 24 september 2014 de omgevingsverordening vastgesteld, die vervolgens op 18 oktober 2014 in werking is getreden. Deze omgevingsverordening is vervolgens meerdere keren partieel gewijzigd. Voor de beoordeling van het onderhavige wijzigingsplan is getoetst aan de geconsolideerde Omgevingsverordening Gelderland van december 2018. De provincie beschikt over een palet van instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. De omgevingsverordening is er een van. De verordening voorziet ten opzichte van de omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De omgevingsverordening richt zich net zo breed als de omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en bodem. De verwachting is dat de omgevingsverordening op termijn alle regels zal gaan bevatten die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving.
 
Planspecifiek
Aan de hand van de bij de Omgevingsverordening behorende kaart zijn de voor de planontwikkeling relevante bepalingen geïdentificeerd. Voor het voorgenomen initiatief zijn de regels omtrent glastuinbouw, het Plussenbeleid en windturbines niet relevant. Wel zijn de volgende artikelen relevant:
  • artikel 2.57 (beschrijving van de kernkwaliteiten van de Nieuwe Hollandse Waterlinie)
  • artikel 2.58 (instructieregel bestemminsplan bescherming Nieuwe Hollandse waterlinie)
In artikel 2.57 worden de kernkwaliteiten van de Nieuwe Hollandse Waterlinie benoemd. Artikel 2.58 stelt dat een bestemmingsplan voor gronden die onderdeel uitmaken van de Nieuwe Hollandse Waterlinie geen activiteiten mogelijk maakt die de kernkwaliteiten aantasten. Voor zowel de planlocatie aan de Haarweg 2 en Waaldijk 151 geldt dat er geen kernkwaliteiten van de Nieuwe Hollandse Waterlinie aanwezig zijn. Op beide locaties is vervallen bebouwing aanwezig die gesloopt wordt en vervangen door nieuwe bebouwing. De openheid van het gebied wordt hierdoor nauwelijks aangetast. Tevens blijft het groene karakter behouden.
 
Daarnaast zijn in de verordening regels opgenomen over het planologisch toevoegen van nieuwe woningen (afdeling 2.1). In dit thema wordt bepaald dat nieuwe woningen alleen mogelijk wordt gemaakt als die ontwikkeling past binnen een door de Gedeputeerde Staten vastgestelde regionale woonagenda. Een doel uit de Regionale Woonagenda Rivierenland is het bevorderen van de doorstroming op de woningmarkt. Een ander doel is het verduurzamen van de woningmarkt. Met de ontwikkeling worden nieuwe duurzame woningen ontwikkeld. Hiermee kan gesteld worden dat er aangesloten wordt op de ambities van de regio.
 
Vanuit de Omgevingsverordening komen verder geen voor het plangebied relevante thema's naar voren. Geconcludeerd kan worden dat de verordening geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van onderhavig plan.
 
3.2.3 Woonvisie Gelderland
Om ontwikkelingen op de regionale woningmarkt inzichtelijk te maken, heeft de provincie de ‘Woonvisie Gelderland’ opgesteld. Deze woonvisie bestaat uit drie delen. Het eerste deel (deel a: Woonbeleid met kwaliteit) omvat algemene beleidsvoornemens om te komen tot een woonbeleid met kwaliteit. Het tweede deel, deel b getiteld ‘Anders wonen in de regio’, is een toespitsing van het algemene deel van de woonvisie op regionaal niveau. Deel c is een regionaal afsprakenpakket over de ambities en opgave op het gebied van wonen en is vastgelegd in het Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019 (KWP3). Met name de regionale uitwerking van de woonagenda is echter van belang. Deze wordt regelmatig geactualiseerd en is meer specifiek. In de regio Rivierenland is op 20 juni 2017 een actuele woonagenda vastgesteld.
 
Deel a: Woonbeleid met kwaliteit
De provincie Gelderland hanteert het uitgangspunt ‘de juiste woning op de juiste plaats en op de juiste tijd’. Het betekent dat niet alleen het aantal woningen dat in een gemeente wordt gebouwd van belang is. Belangrijker is het in welke kern er wanneer welk soort woning gebouwd wordt. Dit moet aansluiten op de behoefte van vooral de eigen inwoners van de gemeente. Veel inwoners willen in hun eigen kern blijven wonen. Niet alleen wordt aandacht geschonken aan nieuwbouw maar ook aan doorstroming, aanpassing en renovatie van woningen. De leefbaarheid in de kernen vormt een belangrijk aandachtspunt.
 
Deel b: Anders wonen in de regio
Naast het algemene woonbeleid, zoals hierboven verwoord, wordt in de Woonvisie Gelderland ook gekeken naar het regionale woonbeleid. De provincie Gelderland is hierbij verdeeld in zes regio’s. Het plangebied valt onder de regio Rivierenland. Op 20 juni 2017 is de actualisatie van deze regionale woonagenda vastgesteld. Op gemeentelijk niveau wordt gestuurd op het realiseren van voldoende woningen in het gewenste programma. Trends en ontwikkelingen worden gevolgd en indien nodig wordt hier met planning en programmering op ingespeeld. De kwantitatieve opgave tot 2025, specifiek voor de voormalige gemeente Lingewaal, betreft 343 woningen.
 
Deel c: Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019
Voor het kwalitatief woonprogramma (KWP) is uitgangspunt dat in de periode 2010 tot 2020 in totaal circa 69.000 woningen netto aan de voorraad in Gelderland worden toegevoegd. Voor de regio Rivierenland is dit nader uitgewerkt in een referentiekader. De provincie heeft afgesproken dat 9.800 woningen van de totale behoefte in de regio Rivierenland wordt gerealiseerd.
 
Planspecifiek
Voorliggend plan maakt de realisatie van in totaal vijf nieuwe woningen mogelijk, waarbij twee van de bestaande bouwrechten aan van de Waaldijk 151 verplaatst worden naar de Haarweg 2. Het derde bouwrecht aan de Waaldijk 151 vervalt en kan door de gemeente elders gebruikt worden, waardoor aan de Waaldijk 151 twee bouwrechten over blijven. Tevens wordt de bestaande bedrijfswoning aan de Haarweg 2 omgezet naar een burgerwoning. In kwantitatieve zin draagt dit initiatief bij aan de regionale behoefte. De woningen worden op duurzame wijze uitgevoerd en versterken de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving, mede doordat de bestaande vervallen bebouwing gesloopt wordt. In toelichting paragraaf 3.3.2 wordt nader ingegaan op de lokale kwantitatieve behoefte binnen de gemeente.
  
3.3 Gemeentelijk beleid
Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is uitgegaan van het beleid van de voormalige gemeente Lingewaal, naar alle waarschijnlijkheid zal dit beleid op termijn vertaald worden in een visie voor de gemeente West Betuwe. Op het moment van schrijven is er nog geen beleid voor deze gemeente vastgesteld.
3.3.1 Structuurvisie Plus 2030 - Het manifest van Lingewaal
Op 28 januari 2010 is de Structuurvisie Plus 2030 - 'Het manifest van Lingewaal' vastgesteld door de raad van de gemeente Lingewaal. Doel van de visie is het maken van keuzen op weg naar het Lingewaal van 2030. De visie vormt daarmee het afwegingskader voor het toekomstige beleid ten aanzien van kernen en buitengebied. De belangrijkste lijnen voor de periode tot 2030 zijn:
  1. Lingewaal blijft een groene en vitale gemeente met een balans tussen ecologie, economie en samenleving.
  2. Elke kern heeft zijn eigen karakteristiek en identiteit. De kernen vormen samen met het Rivierenland en de open komgebieden een oase van rust en ruimte. Lingewaal kiest ervoor om niet tot de Randstad te behoren, maar tot het Rivierenland.
  3. Het gemeentebestuur zorgt voor een balans tussen de belangen van de gemeente als geheel en de vijf kernen afzonderlijk. Waar nodig gaat zij samenwerkingsverbanden aan met steden en dorpen in de regio.
  4. De gemeente stimuleert en faciliteert het zelforganiserend vermogen van haar inwoners. Beleidskeuzes worden grotendeels door en/of met de bewoners, ondernemers en organisaties in de kernen gemaakt.
  5. De landbouw is in Lingewaal beeldbepalend en een belangrijke economische factor.
  6. Lingewaal biedt een gastvrij onthaal aan mensen die willen genieten van haar natuur, haar cultuurhistorische waardevolle kernen en landschap, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de rust en stilte.
  7. De gemeente zorgt voor basisvoorzieningen. Dat zijn: (1) voorzieningen voor de jeugd tot 12 jaar, waar mogelijk in een brede school, (2) een zorgvoorziening passend bij de schaal van de kern en (3) een ontmoetingsruimte. Willen inwoners meer, dan moeten zij zich daar ook zelf voor inzetten. De gemeente zet zich in voor gezamenlijke accommodaties en multifunctionele gebouwen.
  8. De gemeente biedt ruimte aan goed, inventief en maatschappelijk ondernemerschap want dat vormt de basis voor een gezonde economische ontwikkeling.
De visie heeft een ruimtelijke weerslag die verbeeld wordt op de Structuurvisiekaart. Deze kaart vormt de leidraad voor toekomstige ruimtelijke, economische en sociale ontwikkelingen op gemeenteniveau.
 
Planspecifiek
Haarweg 2
De volgende afbeelding toont een fragment van de structuurvisiekaart met het plangebied aan de Haarweg 2 wit omcirkeld.
 
Fragment structuurvisiekaart (plangebied Haarweg 2 wit omcirkeld)
 
Het plangebied aan de Haarweg 2 valt binnen de zone die is aangeduid als 'Spijkse Poort'. In dit gebied is er sprake van een gevarieerd landschap waarin natuur, water en recreatie mogelijk zijn naast landbouw. Dit is een gebied waarin vorm wordt gegeven aan de overgang tussen de Randstad en het Rivierengebied. Deze overgang wordt met name vormgegeven door zogenaamde 'groene functies', zoals sport, recreatie, bos, natuur, water en landbouw. De kleinschalige ontwikkeling van drie nieuwe woningen en het omzetten van de bestaande bedrijfswoning naar een burgerwoning aan de Haarweg 2 zorgt niet voor beperkingen van groene functies. Daarbij wordt de ontwikkeling voorzien van een goede landschappelijke inpassing, waarmee de waarde van de gronden wordt verhoogd. Met een minimale perceelomvang van 3000 m² per woning wordt er aangesloten bij het ruime en open landschap.
 
Waaldijk 151
De volgende afbeelding toont een fragment van de structuurvisiekaart met het plangebied aan de Waaldijk 151 wit omcirkeld.
 
Fragment structuurvisiekaart (plangebied Waaldijk 151 wit omcirkeld)
 
Het plangebied aan de Waaldijk 151 is gelegen in het gebied 'Oeverwallen multifunctioneel Waalgebied' en bevindt zich aan een 'Waterkering/dijk'. De oeverwallen kennen een kleinschalig (half-)besloten landschap met nederzettingen, buitens, boomgaarden met een grote cultuurhistorische waarde. Er is sprake van een grote menging aan functies. De kommen zijn vooral grootschalig, leeg, open en monofunctioneel van karakter. Met het verminderen van het maximaal aantal woningen op deze locatie wordt de dijk minder dicht bebouwd. Hiermee blijft het open karakter vanaf de dijk beter behouden.
 
Gesteld wordt dat de beoogde ontwikkeling past binnen de Structuurvisie Plus 2030.
  
3.3.2 Woningbouwprogramma gemeente Lingewaal
De Woonvisie van de gemeente Lingewaal is vastgesteld in februari 2016 en is opgesteld voor een periode van 10 jaar, te weten van 2015 tot 2025. Deze periode is aangehouden omdat er recentelijk een regionaal woningmarktonderzoek is uitgevoerd, dat ook uitgaat van deze periode. Verder is het zo dat de overkoepelende gemeentelijke structuurvisie “Het manifest van Lingewaal” een periode beslaat tot 2030. De gemeente acht het verstandig om met de visie op wonen binnen deze termijn te blijven.
 
In de visie wordt de richting verwoord die de gemeente de komende jaren op wil met betrekking tot allerlei onderwerpen op het gebied van wonen. Hierbij wordt uitgegaan van de huidige wet- en regelgeving en een enigszins aantrekkende economie. De wereld waarin we leven verandert echter snel. Bij een veranderende economische situatie en wet- en regelgeving kan de visie er heel anders uit komen te zien.
 
Woningbouwprogramma Spijk
Naar aanleiding van de vaststelling van de woonvisie, het traject van woningprogrammering in de regio en de uitvoeringsagenda van het manifest was meer inzicht en prioritering van de woningbouwprojecten in Lingewaal gewenst. Het woningbehoeftenonderzoek en de regionaal gemaakte afspraken zijn gezamenlijk verwerkt in een woningbouwprogramma. Uit het woningbouwprogramma gemeente Lingewaal blijkt dat er voor de jaren 2021-2025 in Spijk nog ruimte is voor eventuele aanvulling van (koop)woningen. Het past in de behoefte om in Spijk de komende jaren extra woningen te realiseren.
 
Planspecifiek
Voorliggend initiatief maakt de ontwikkeling van in totaal vijf nieuwe woningen mogelijk, waarbij twee van de bestaande bouwrechten van de Waaldijk 151 verplaatst worden naar de Haarweg 2. Het derde bouwrecht aan de Waaldijk 151 vervalt en kan door de gemeente elders gebruikt worden, waardoor aan de Waaldijk 151 twee bouwrechten over blijven. Tevens wordt de bestaande bedrijfswoning aan de Haarweg 2 omgezet naar een burgerwoning.
 
Er bestaat in Spijk en Vuren ruimte voor aanvulling van (koop)woningen. Gesteld wordt dat de beoogde ontwikkeling bijdraagt aan de lokale behoefte. Tevens bevatten de planlocaties voldoende ruimte om ruime percelen aan te leggen voor de beoogde woningen waardoor er gezorgd kan worden voor een goede en passende landschappelijke inpassing aansluitend bij de omgeving. Geconcludeerd wordt dat de beoogde ontwikkeling in kwalitatieve, kwantitatieve en ruimtelijke zin passend is op de locaties aan de Haarweg 2 en Waaldijk 151.
 
4 Uitvoerbaarheid
De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet ingevolge de Wet ruimtelijke ordening (Wro) aangetoond worden (artikel 3.1 lid 3 van de Wro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, ect.) als ook de economische uitvoerbaarheid van het plan.
4.1 Milieueffectrapportage
De milieueffectrapportage (m.e.r.) is een hulpmiddel om bij diverse procedures het milieubelang een volwaardige plaats in de besluitvorming te geven. Een m.e.r. is verplicht bij de voorbereiding van plannen en besluiten van de overheid over initiatieven en activiteiten van publieke en private partijen die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben. De m.e.r. is wettelijk verankerd in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer. Naast de Wet milieubeheer is het Besluit m.e.r. belangrijk om te kunnen bepalen of bij de voorbereiding van een plan of een besluit de m.e.r.-procedure moet worden doorlopen. Bij toetsing aan het Besluit m.e.r. zijn er vier mogelijkheden:
  1. het plan of besluit is direct m.e.r.- plichtig;
  2. het plan of besluit bevat activiteiten uit kolom 1 van onderdeel D, en ligt boven de (indicatieve) drempelwaarden, zoals beschreven in kolom 2 ‘gevallen’, van onderdeel D. Het besluit moet eerst worden beoordeeld om na te gaan of er sprake is van m.e.r.-plicht: het besluit is dan m.e.r.- beoordelingsplichtig. Voor een plan in kolom 3 ‘plannen’ geldt geen m.e.r-beoordelingsplicht, maar direct een (plan-)m.e.r.-plicht;
  3. het plan of besluit bevat wel de activiteiten uit kolom 1, maar ligt beneden de drempelwaarden, zoals beschreven in kolom 2 ‘gevallen’, van onderdeel D: er dient in overleg met de aanvrager van het bijbehorende plan of besluit beoordeeld te worden of er aanleiding is voor het uitvoeren van een m.e.r.-beoordeling (als sprake is van een besluit) of het direct uitvoeren van een m.e.r. (als sprake is van een plan). Deze keuze wordt uiteindelijk in het bijbehorende plan of besluit gemotiveerd;
  4. de activiteit(en) of het betreffende plan en/of besluit worden niet genoemd in het Besluit m.e.r.: er geldt geen m.e.r.- (beoordelings)plicht.
Sinds 16 mei 2017 geldt er een directe werking van het Europees recht. Daarom is per 7 juli 2017 het gewijzigde Besluit m.e.r. in werking getreden. In de gewijzigde Besluit m.e.r. staat de nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Voor elke aanvraag, waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde is, moet:
  • Door de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie worden opgesteld;
  • Het bevoegd gezag binnen 6 weken een m.e.r.-beoordelingsbesluit nemen. Dit besluit hoeft niet in de Staatscourant gepubliceerd te worden;
  • De initiatiefnemer het (vormvrije) m.e.r.-beoordelingsbesluit bij de vergunningaanvraag voegen (Artikel 7.28 Wet milieubeheer).
De artikelen 7.16 tot en met 7.20a Wm zijn in de nieuwe wetgeving voor alle in het Besluit m.e.r. genoemde activiteiten van de D-lijst van toepassing.
 
Planspecifiek
Uit toetsing aan het Besluit m.e.r. volgt dat het besluit tot vaststelling van voorliggend bestemmingsplan valt onder mogelijkheid c. Het besluit bevat namelijk wel een activiteit uit kolom 1 (de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen), maar er wordt niet voldaan aan de gegeven drempelwaarde van 2000 of meer woningen. Onderhavig plan maakt slechts vijf nieuwe woningen en het omzetten van de bestaande bedrijfswoning naar een burgerwoning op twee verschillende locaties mogelijk. Er kan daarmee worden afgezien van een m.e.r.-beoordeling en volstaan kan worden met een vormvrije m.e.r.-beoordeling. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:
  1. belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r.(-beoordeling) noodzakelijk;
  2. belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet toch een m.e.r.-beoordeling plaatsvinden of er kan direct worden gekozen voor een m.e.r.
In het kader van de voorgenomen ontwikkeling zijn de belangrijkste milieuaspecten waaronder bodem, luchtkwaliteit, geluid, externe veiligheid en ecologie in beeld gebracht in hoofdstuk 4. Tezamen met de overige hoofdstukken vormen deze paragrafen de zogenaamde aanmeldingsnotitie in het kader van het Besluit m.e.r. Geconcludeerd wordt dat er geen sprake is van een ontwikkeling die een forse invloed heeft op het milieu. Belangrijke milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. De huidige onderzoeken geven voldoende inzicht in de milieugevolgen om een gewogen besluit omtrent voorliggend bestemmingsplan en een eventueel op te stellen m.e.r. te nemen. Het opstellen van een milieueffectrapportage zal geen verder inzicht verschaffen op de relevante milieuaspecten.
 
Op basis van deze plantoelichting, welke gezien kan worden als aanmeldingsnotitie, kan geconcludeerd worden dat een m.e.r.-beoordeling niet vereist is. Volstaan wordt met een vormvrije m.e.r.-beoordeling.
 
4.2 Milieu
4.2.1 Bodem
In het kader van een ruimtelijk plan dient aangetoond te worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied. Indien sprake is van een functiewijziging zal er soms een bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd in het plangebied. Ontwikkelingen kunnen pas plaatsvinden als de bodem waarop deze ontwikkelingen plaatsvinden geschikt is of geschikt is gemaakt voor het beoogde doel.
 
Bij een bestemmingswijziging is een bodemonderzoek slechts noodzakelijk, indien de bestemmingswijziging tevens een wijziging naar een strenger bodemgebruik inhoudt. Bij een bestemmingswijziging die een gelijkblijvend of minder streng bodemgebruik oplevert, is de bodemkwaliteit in het kader van de bestemmingswijziging niet relevant en is bodemonderzoek niet noodzakelijk.
 
Planspecifiek
Haarweg 2
Aangezien er met de beoogde ontwikkeling van drie nieuwe woningen en het omzetten van de bestaande bedrijfswoning naar een burgerwoning sprake is van een bestemmingswijziging naar een strenger bodemgebruik is een bodemonderzoek noodzakelijk. Momenteel is op het perceel nog bedrijfsbebouwing aanwezig. Na sloop van deze agrarische bebouwing zal nader onderzoek plaatsvinden.
 
Waaldijk 151
In de huidige situatie beschikken de gronden aan de Waaldijk 151 al over een woonbestemming. Met onderhavig plan wordt enkel het maximaal aantal woningen verminderd van vijf naar twee woningen. Er is dus geen sprake van een bestemmingswijziging naar een strenger bodemgebruik. Een bodemonderzoek is hier dan ook niet noodzakelijk.
 
4.2.2 Geluid
De mate waarin het geluid, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd (artikel 1 Wgh):
  • woningen;
  • geluidsgevoelige terreinen (bij algemene maatregel van bestuur als zodanig aangewezen terrein dat vanwege de bestemming of het gebruik daarvan bijzondere bescherming tegen geluid behoeft);
  • andere geluidsgevoelige gebouwen (bij algemene maatregel van bestuur als zodanig aangewezen gebouw dat vanwege de bestemming of het gebruik daarvan bijzondere bescherming tegen geluid behoeft, niet zijnde een woning).
Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. De belangrijkste geluidsbronnen die in de Wet geluidhinder worden geregeld zijn: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. Verder gaat deze wet onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen en geluidbelastingkaarten en actieplannen.
  
Planspecifiek
De beoogde ontwikkeling maakt de bouw van drie nieuwe woningen en het omzetten van de bestaande bedrijfswoning naar een burgerwoning aan de Haarweg 2 mogelijk. Wonen betreft in het kader van de Wgh een geluidgevoelig object. Het plangebied ligt direct aan de Haarweg. Ter plaatse geldt een snelheidsregime van 60 km/u. Het plangebied valt binnen de onderzoekszone van de Haarweg. Tevens is het plangebied nabij de A15 gelegen op een afstand van circa 575 m, daarmee valt het net buiten de onderzoekszone. de geluidseffecten van de A15 zijn wel beschouwd. Ook ligt het plangebied binnen de invloedssfeer van de spoorlijn. In het kader van verkeerslawaai is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Uit het akoestisch onderzoek, uitgevoerd door ingenieursbureau Ulehake (7 februari 2019, zie bijlagen bij toelichting bijlage 1), blijkt dat voor zowel de weg als het spoor voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarden.
 
De gronden van de Waaldijk 151 zijn in de huidige situatie al voorzien van een woonbestemming en er mogen in totaal vijf woningen ontwikkeld worden. Met de beoogde situatie wordt enkel het aantal woningen verminderd naar twee woningen. Akoestisch onderzoek is voor deze locatie dan ook niet noodzakelijk.
 
Het bestemmingsplan is voor wat betreft akoestiek uitvoerbaar en voldoet aan een goede ruimtelijke ordening.
 
4.2.3 Luchtkwaliteit
In de Wet milieubeheer gaat paragraaf 5.2 over luchtkwaliteit en staat ook wel bekend als de ‘Wet luchtkwaliteit’. Deze wet maakt onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).
 
Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in een de algemene maatregel van bestuur ‘Niet in betekenende mate bijdragen’ (Besluit NIBM). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3 % bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) (1,2 μg/m³) een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 % bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een woonwijk van minder dan 1.500 woningen niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit. Deze kwantitatieve vertaling naar verschillende functies is neergelegd in de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen'.
 
Een belangrijk onderdeel voor de verbetering van de luchtkwaliteit is het Nationale Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Binnen dit NSL, dat sinds 1 augustus 2009 in werking is, werken het Rijk, de provincies en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren.
 
Vanaf 1 januari 2015 geldt er ook een grenswaarde voor een kleinere fractie van fijn stof namelijk PM2,5. De grenswaarde voor PM2,5 bedraagt 25 μg/m³. Gezien het grote verschil tussen de grenswaarde en de achtergrondconcentratie zullen overschrijdingen van deze grenswaarde niet vaak voorkomen. Het blijkt dat als de grenswaarde voor PM10 niet wordt overschreden, er geen overschrijding van de grenswaarde voor PM2,5 zal zijn. Het is de verwachting dat door het schoner worden van de autotechniek de concentratie van met name stikstofdioxide in de toekomst nog verder afneemt.
 
In het kader van het opstellen van een bestemmingsplan moeten er twee aspecten in beeld gebracht worden. Ten eerste of de luchtkwaliteit de nieuwe functie toelaat. Ten tweede moet bekeken worden of het plan de luchtkwaliteit ‘niet in betekenende mate’ verslechtert. Indien het plan wel ‘in betekenende mate’ bijdraagt aan verslechtering van de luchtkwaliteit, is het van belang om te toetsen of de grenswaarden niet overschreden worden. Indien geen overschrijding van de grenswaarden plaatsvindt, kan het plan alsnog gerealiseerd worden.
 
Planspecifiek
De voorgenomen ontwikkeling zal een beperkt effect hebben op de luchtkwaliteit ter plaatse. In de regeling NIBM is een aantal activiteiten, zoals projecten tot 1.500 woningen met één ontsluitingsweg (3.000 met twee ontsluitingswegen) bij voorbaat aangemerkt als 'niet in betekende mate'. In onderhavig geval betreft het in totaal slechts vijf nieuwe woningen en het omzetten van een bestaande bedrijfswoning naar een burgerwoning. De verkeersgeneratie als gevolg van deze gelegenheid ligt aanzienlijk lager dan bij 1.500 woningen. Het project is daarmee aan te merken als NIBM.
 
Voorts is in het kader van een goede ruimtelijke ordening met behulp van de Atlas Leefomgeving (o.a. ministerie I&M en RIVM) gekeken naar de luchtkwaliteit in en rondom het plangebied.
 
De achtergrondconcentraties voor de Haarweg 2 over 2017 van fijnstof (PM10 en PM2,5) en stikstofdioxide (NO2) nabij het plangebied bedragen respectievelijk maximaal 18,3 μg/m³, 11,2 μg/m³ en 20,9 μg/m³.
 
De achtergrondconcentraties voor de Waaldijk 151 over 2017 van fijnstof (PM10 en PM2,5) en stikstofdioxide (NO2) nabij het plangebied bedragen respectievelijk maximaal 18,9 μg/m³, 11,6 μg/m³ en 19,9 μg/m³.
 
Daarmee wordt ruimschoots voldaan aan de wettelijke grenswaarden van 40 μg/m³ voor fijnstof PM10 en stikstofdioxide en 25 μg/m³ voor fijnstof PM2,5. Geconcludeerd wordt dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering is voor de uitvoering van dit plan. Het plan draagt niet in betekenende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit en de luchtkwaliteit ter plaatse is ruim voldoende.
 
4.2.4 Bedrijven en milieuzonering
Het aspect bedrijven en milieuzonering gaat in op de invloed die bedrijven kunnen hebben op hun omgeving. Deze invloed is afhankelijk van de afstand tussen een gevoelige bestemming en de bedrijvigheid. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven.
 
Bij een ruimtelijke ontwikkeling kan sprake zijn van reeds aanwezige bedrijvigheid en van nieuwe bedrijvigheid. Milieuzonering zorgt er voor dat nieuwe bedrijven een juiste plek in de nabijheid van de gevoelige functie krijgen en dat de (nieuwe) gevoelige functie op een verantwoorde afstand van bedrijven komen te staan. Doel hiervan is het waarborgen van de veiligheid en het garanderen van de continuïteit van de bedrijven als ook een goed klimaat voor de gevoelige functie.
 
Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie zoals: geluid, geur, gevaar en stof. De mate waarin de milieuaspecten gelden en waaraan de milieucontour wordt vastgesteld, is voor elk type bedrijvigheid verschillend. De 'Vereniging van Nederlandse Gemeenten' (VNG) geeft sinds 1986 de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' uit. In deze publicatie is een lijst opgenomen, met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Indien van deze richtafstanden afgeweken wordt dient een nadere motivatie gegeven te worden waarom dat wordt gedaan.
 
Het belang van milieuzonering wordt steeds groter aangezien functiemenging steeds vaker voorkomt. Hierbij is het motto: 'scheiden waar het moet, mengen waar het kan'. Het scheiden van milieubelastende en milieugevoelige bestemmingen dient twee doelen:
  • het reeds in het ruimtelijk spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij gevoelige bestemmingen;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan de milieubelastende activiteiten (bijvoorbeeld bedrijven) zodat zij de activiteiten duurzaam, en binnen aanvaardbare voorwaarden, kunnen uitoefenen.
Planspecifiek
Het plangebied aan de Haarweg 2 is gelegen nabij de kern Spijk. Door de ligging van het plangebied in de omgeving van bedrijven, woningen, sportvelden en agrarische gronden, kan het plangebied beschouwd worden als een gemengd gebied. Dit betekent dat de richtafstanden met één afstandsstap kunnen worden verlaagd. De navolgende tabel toont een overzicht van de bedrijvigheid in de omgeving van het plangebied.
 
Adres, bedrijfSBI-codeMilieucategorieRichtafstand gemengd gebiedAfstand tot grens plangebied
Haarweg 3, golfbaan9311050
Haarweg 2c, dierenarts/
tuincentrum/
vuurwerkverkoop
8621, 854, 855
4752
46499
1
2
3.1
0
10
30
200
 
Haarweg 4, groothandel melkkoeltanks/ melkmachines4663.130250
 
Zoals zichtbaar in de tabel worden er geen richtafstanden overschreden.
 
Geconcludeerd wordt dat de beoogde ontwikkeling voldoet aan de richtafstanden. Door het toestaan van de woningen worden de mogelijkheden van naburige bedrijvigheid niet beperkt. De verwachting is dat er binnen het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
 
Voor de locatie aan de Waaldijk 151 geldt al een woonbestemming en is het in de huidige situatie mogelijk om in totaal vijf woningen te ontwikkelen. Er kan dan ook gesteld worden dat de omliggende bedrijven niet belemmerd worden in de bedrijfsvoering en dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
 
4.2.5 Externe veiligheid
Sommige activiteiten brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van deze risico's. Het gaat daarbij om onder meer de productie, opslag, transport en het gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten kunnen een beperking opleggen aan de omgeving. Door voldoende afstand tot de risicovolle activiteiten aan te houden kan voldaan worden aan de normen. Aan de andere kant is de ruimte schaars en het rijksbeleid erop gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten. Het ruimtelijk beleid en het externe veiligheidsbeleid moeten dus goed worden afgestemd. De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op de volgende risico’s:
  • risicovolle (Bevi-)inrichtingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.
Daarnaast wordt er in de wetgeving onderscheid gemaakt tussen de begrippen kwetsbaar en beperkt kwetsbaar en plaatsgebonden risico en groepsrisico.
 
Plaatsgebonden risico en groepsrisico
Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in een contour van 10-6 als grenswaarde. Het realiseren van kwetsbare objecten binnen deze contour is niet toegestaan. Het realiseren van beperkt kwetsbare objecten binnen deze contour is in principe ook niet toegestaan. Echter, voor beperkte kwetsbare objecten is deze 10-6 contour een richtwaarde. Mits goed gemotiveerd kan worden afgeweken van deze waarde tot de 10-5 contour.
 
Het groepsrisico is gedefinieerd als de cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Het groepsrisico wordt niet in contouren vertaald, maar wordt weergegeven in een grafiek. In de grafiek wordt de groepsgrootte van aantallen slachtoffers (x-as) uitgezet tegen de cumulatieve kans dat een dergelijke groep slachtoffer wordt van een ongeval (y-as). Voor het groepsrisico geldt geen grenswaarde, maar een zogenaamde oriëntatiewaarde. Daarnaast geldt voor het groepsrisico een verantwoordingsplicht. Het bevoegd gezag moet aangeven welke mogelijkheden er zijn om het groepsrisico in de nabije toekomst te beperken, het moet aangeven op welke manier hulpverlening, zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid zijn ingevuld. Het bevoegd gezag moet tevens aangeven waarom de risico's verantwoord zijn, en de veiligheidsregio moet in de gelegenheid zijn gesteld een brandweeradvies te geven. Hierbij geldt hoe hoger het groepsrisico, hoe groter het belang van een goede groepsrisicoverantwoording.
 
Risicovolle (Bevi-)inrichtingen
Voor (de omgeving van) de meest risicovolle bedrijven is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van belang. Het Bevi legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor mensen buiten de inrichting. Het Bevi is opgesteld om de risico's, waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle bedrijven, te beperken. Het besluit heeft tot doel zowel individuele als groepen burgers een minimaal (aanvaard) beschermingsniveau te bieden. Via een bijhorende ministeriële regeling (Revi) worden diverse veiligheidsafstanden tot kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten gegeven. Aanvullend op het Bevi zijn in het Vuurwerkbesluit en het Activiteitenbesluit (Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer) veiligheidsafstanden genoemd die rond minder risicovolle inrichtingen moeten worden aangehouden.
 
Planspecifiek
De beoogde ontwikkeling aan de Haarweg 2 voorziet in het realiseren van in totaal vier nieuwe woningen, waarvan de bestaande bedrijfswoning omgezet wordt naar een burgerwoning. Het betreft daarmee een toevoeging van kwetsbare objecten. Op de risicokaart kan er worden vastgesteld of er in de directe omgeving inrichtingen, transportroutes en/of belangrijke buisleidingen aanwezig zijn die in het kader van de externe veiligheid van belang zijn. De navolgende afbeelding toont een fragment van de risicokaart met het plangebied aan de Haarweg 2 zwart omcirkeld:
 
Uitsnede risicokaart (plangebied Haarweg 2 zwart omcirkeld)
 
Zoals zichtbaar op voorgaande afbeelding is in de nabijheid van het plangebied een Bevi-inrichting gelegen. Het betreft een opslagplaats voor vuurwerk met een maximale toegestane hoeveelheid vuurwerk van 10.000 kg. Tevens bevinden er zich twee bufferbewaarplaatsen voor vuurwerk met een maximale toegestane hoeveelheid van 3500 - 5000 kg per bufferbewaarplaats. Hiervoor geldt een veiligheidsafstand voorwaarts, zijwaarts en achterwaarts van respectievelijk 48 m, 36 m en 9 m gemeten vanaf de deuropening van het betreffende gebouw.  In onderhavig geval is de afstand van de inrichting tot de bestemming wonen circa 200 m. Hiermee wordt er ruimschoots voldaan aan de risicoafstand.
 
Op een afstand van circa 550 m ter hoogte van de A15 is een aardgasleiding gelegen. Door de geruime afstand vormt deze buisleiding geen problemen voor de beoogde ontwikkeling van de woningen. Voor de A15 die tevens op een afstand van circa 550 m is gelegen van de planlocatie geldt een invloedsgebied van 200 m, volgens Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. De A15 vormt derhalve ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
 
Tot slot bevindt er zich in de nabije omgeving van de planlocatie een propaantank met een risicoafstand van 10 m. Deze vormt ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling gezien deze zich op een geruime afstand van 750 m bevindt.
 
Voor het plangebied aan de Waaldijk 151 geldt dat er in de huidige situatie al woningen zijn toegestaan. Met onderhavig plan wordt enkel het maximaal aantal woningen op deze locatie verminderd. Daarbij komt dat het plangebied zich niet bevindt binnen de risicocontouren van risicovolle inrichtingen, transportroutes van gevaarlijke stoffen en/of buisleidingen. De navolgende afbeelding toont een fragment van de risicokaart met het plangebied aan de Waaldijk 151 zwart omcirkeld.
 
Uitsnede risicokaart (plangebied Waaldijk 151 zwart omcirkeld)
 
Geconcludeerd wordt dat er geen belemmeringen zijn ten aanzien van de externe veiligheid en het plan in dit kader uitvoerbaar is.
 
4.3 Water
Het aspect water is van groot belang binnen de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast (waaronder ook risico van overstromingen e.d.) voorkomen worden en de kwaliteit van het water hooggehouden worden.
Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan.
 
Waterbeleid voor de 21e eeuw
De Commissie Waterbeheer 21ste eeuw heeft in augustus 2000 advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport ‘Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw’ (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:
  • vasthouden, bergen en afvoeren: dit houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren wordt het water afgevoerd.
  • schoonhouden, scheiden en zuiveren: hier gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod.
Waterwet
Centraal in de Waterwet staat een integraal waterbeheer op basis van de ‘watersysteembenadering’. Deze benadering gaat uit van het geheel van relaties binnen watersystemen. Denk hierbij aan de relaties tussen waterkwaliteit, -kwantiteit, oppervlakte- en grondwater, maar ook aan de samenhang tussen water, grondgebruik en watergebruikers. Het doel van de Waterwet is het integreren van acht bestaande wetten voor waterbeheer. Door middel van één watervergunning regelt de wet het beheer van oppervlaktewater en grondwater en de juridische implementatie van Europese richtlijnen, waaronder de Kaderrichtlijn Water. Via de Waterwet gelden verschillende algemene regels. Niet alles is onder algemene regels te vangen en daarom is er de integrale watervergunning. In deze integrale watervergunning zijn zes vergunningen uit eerdere wetten (inclusief keurvergunning) opgegaan in één aparte watervergunning.
 
Nationaal Waterplan
Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan vastgesteld door het kabinet. Het Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2016 - 2021 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2016 – 2021 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.
 
Beleid Waterschap Rivierenland
Het speerpunt van het beleid van het Waterschap Rivierenland is 'duurzaam en klimaatbewust'. Om een duurzaam en klimaatbewust waterbeheer te kunnen realiseren, beschikt het waterschap over een klimaatneutraal kantoor, koopt men duurzaam materiaal in, levert het duurzaam terreinbeheer en duurzame energiemaatregelen. Het Waterschap Rivierenland is het eerste waterschap in Nederland dat is toe getreden tot het klimaatverbond. Dit instituut verenigt Nederlandse overheidsorganisaties die daadkrachtig werken aan het verankeren van een beter klimaatbeleid en de uitvoering ervan op lokaal niveau. Het lidmaatschap moet zorgen voor nieuwe inspiratie voor de ingeslagen weg van duurzaamheid.
 
In het kader van de speerpunten van het beleid is het waterschap verantwoordelijk voor, en werkt het voortvarend aan, een duurzaam waterbeheer voor een veilig en leefbaar Rivierenland. Hierbij heeft het een visie die bestaat uit een missie, een aantal kernwaarden en een toekomstbeeld. De kerntaak is het waterbeheer in Rivierenland. Wederom is het aspect veiligheid een belangrijk onderdeel. Het uitvoeren van de taken doet het waterschap door middel van het inzetten van technische middelen en bijzondere capaciteiten, te weten: dijkbeheer, muskusrattenbestrijding, beheer van watersystemen, waterzuivering, vaarwegenbeheer en grondwaterbeheer. Het waterschap draagt de verantwoordelijkheid bij het inzetten van de middelen en beschikt over de noodzakelijke kennis om tot een juiste inzet te komen.
 
Waterbeheerplan 2016-2021
Vanaf 22 december 2015 is het Waterbeheerplan 2016-2021 van kracht. Het beheerplan gaat in op het waterbeheer in het hele plangebied en omvat alle watertaken van het waterschap: waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkering en waterketen. Het nieuwe plan bouwt voort op het bestaande beleid uit de voorgaande waterbeheerplannen. In het plan staan drie doelen centraal, te weten:
  • waterveiligheid
  • watersysteem
  • waterketen
De nieuwe doelstellingen sluiten aan bij de opgave waar het waterschap de komende planperiode voor staat. Wat betreft waterveiligheid heeft bescherming tegen hoogwater de hoogste prioriteit. Middels maatregelen op het gebied van primaire keringen, regionale keringen en het beperken van de gevolgen van overstromingen wil het waterschap zorgen dat men veilig kan wonen en werken in het rivierengebied. Wat betreft het watersysteem is het waterschap verantwoordelijk voor schoon en voldoende water. Door aan- en afvoer van water zorgt het waterschap voor een goed waterpeil en goede grondwatercondities. Bij de waterketen staat afvalwater centraal. Middels duurzaam en doelmatig zuiveren en door samen te werken in de waterketen, draagt het waterschap bij aan de kwaliteit van het (oppervlakte)water. 
Het waterschap streeft naar oplossingen die meerdere doelen dienen. Om de doelen te dienen richt het waterschap zich op beheer en onderhoud, innovatie en duurzaamheid, werken aan waterbewustzijn en sturing op effecten en uitvoering.
 
Waterplan Lingewaal 2009 - 2015
Door de gemeente Lingewaal is, in samenwerking met het Waterschap Rivierenland, het waterplan Lingewaal opgesteld en vastgesteld (2009). De visie uit het waterplan is gericht op het oplossen van knelpunten en het verzilveren van kansen die zich voordoen ten aanzien van het waterbeheer. In het waterplan wordt beschreven hoe binnen de gemeentegrenzen moet worden omgegaan met water en wat belanghebbenden mogen verwachten. In het waterplan is aangegeven wat er nodig is om het watersysteem op orde te brengen, denk daarbij aan verbetering van de water aan- en afvoer, maar ook aan het realiseren van voldoende waterberging.
 
Waterplan Lingewaal bestaat uit 2 delen. Deel 1 bevat de visie en oplossingsrichtingen. Het gemeentelijk beleid stimuleert initiatiefnemers en belanghebbenden passende maatregelen te treffen om wateroverlast te voorkomen en klimaatneutraal te ontwikkelen. Bij nieuwe ontwikkelingen wordt water als ordenend principe gehanteerd. Deel 2 maatregelenplan omschrijft de activiteiten van de gemeente op watergebied. Hierbij worden maatregelen getroffen om de waterkwaliteit te verbeteren, het watersysteem te optimaliseren, waterbergingslocaties aangelegd om water met langdurige en extreme buien tijdelijk te bergen en de aanpak van wateroverlastlocaties.
 
4.3.1 Watertoets
In Nederland heeft water een eigen plaats gekregen in de ruimtelijke besluitvorming via de watertoets. De watertoets houdt in dat bij het maken van ruimtelijke plannen al in een vroeg stadium bekeken moet worden wat de gevolgen zijn voor water en de ruimtelijke ordening. De watertoets is een proces waarbij overleg wordt gevoerd met de waterbeheerder. De waterbeheerder stelt in dit proces de kaders vast en geeft een wateradvies voor verschillende waterhuishoudkundige aspecten. De watertoets resulteert uiteindelijk in een waterparagraaf, die in de toelichting van het ruimtelijke plan wordt opgenomen.
 
Planspecifiek   
Watercompensatie
In de huidige situatie is er op het perceel aan de Haarweg 2 2.950 m² aan erfverharding aanwezig. Daarnaast is er 2.607 m² aan bebouwing aanwezig. Het Waterschap Rivierenland geeft aan dat een toename van meer dan 1.500 m² dient te worden gecompenseerd in landelijk gebied in de vorm van open water binnen het peilgebied waarin de toename van verharding plaatsvindt. Voorliggend bestemmingplan maakt de bouw van drie extra vrijstaande woningen en het omzetten van de bestaande bedrijfswoning naar een burgerwoning planologisch mogelijk. In totaal zullen in de eindsituatie vier woningen (incl. de bestaande bedrijfswoning) aanwezig zijn. Uitgaande van een reguliere woning omvang (circa 200 m²), de vergunningsvrije bebouwingsmogelijkheden (150 m²) en enige verharding in de tuin behorende bij de woning is er sprake van een afname aan verharding.
 
Aan de noordzijde van het plangebied, parallel aan de Haarweg is een watergang gelegen. En zijn reeds twee duikers aanwezig waardoor het plangebied op twee plaatsen voorzien is van een oprit/ verbinding met de Haarweg. Voor een van de nieuwe woningen dient een extra oprit aangelegd te worden waarbij een nieuwe duiker geplaatst dient te worden. Voor werkzaamheden aan of nabij deze watergang dient er overleg plaats te vinden met het Waterschap Rivierenland.
 
In de huidige situatie aan de Waaldijk 151 is ca. 670 m² aan bebouwing aanwezig. Met het slopen van deze bebouwing en de ontwikkeling van twee nieuwe woningen zal de toename van het verhard oppervlak niet meer dan 1.500 m² bedragen. Daarnaast is het in de huidige situatie toegestaan om in totaal vijf woningen te realiseren. Ten opzichte van het geldende bestemmingsplan zal de mogelijkheid om verhard oppervlak toe te voegen dan ook afnemen.
 
Verordening afvoer hemel- en grondwater
Met de vaststelling van deze verordening op 29 april 2021 door de raad van de gemeente Westbetuwe is geborgd dat voor nieuwbouwlocaties in een waterbergingseis geldt op eigen terrein. Het regenwater bergen is in de meeste gevallen haalbaar en kan veelal in de bouw worden meegenomen. Berging van hemelwater kan bijvoorbeeld in een krattensysteem, zandpakket, regenwaterschutting, regenwaterkelder (voor hergebruik), groen dak, et cetera. Bij de realisatie van de nieuwbouw zal rekening gehouden worden
 
Geconcludeerd wordt dat de bestemmingswijziging in het kader van het aspect water uitvoerbaar is. Bij meer concrete bouwplannen dient rekening te worden gehouden met aanwezige watergangen, de waterafvoer en eventuele watercompensatie.
   
4.4 Ecologie
Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Ter bescherming van de natuurwaarden is per 1 januari 2017 de Wet natuurbescherming (Wnb) van toepassing. Deze wet vervangt de Natuurbeschermingsweg 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. Doel van de Wet natuurbescherming is drieledig:
  • bescherming van de biodiversiteit in Nederland;
  • decentralisatie van verantwoordelijkheden;
  • vereenvoudiging van regels.
Gebiedsbescherming
Wat betreft de gebiedsbescherming richt de Wet natuurbescherming zich op de bescherming van Natura 2000-gebieden. Per Natura 2000-gebied zijn (instandhoudings)doelen (voor soorten en vegetatietypen) opgesteld. Iedereen die vermoedt of kan weten dat zijn handelen of nalaten, gelet op de instandhoudingdoelen, nadelige gevolgen voor een Natura 2000-gebied kan hebben, is verplicht deze handelingen achterwege te laten of te beperken. 
 
Naast de bescherming vanuit de Wet natuurbescherming is in hat kader van de gebiedsbescherming het Natuurnetwerk Nederland (NNN) en het Gelders Natuurnetwerk (GN) van belang. Het NNN en GN vormen een samenhangend netwerk van belangrijke natuurgebieden in Nederland en omvatten bestaande natuurgebieden, nieuwe natuurgebieden en ecologische verbindingszones. Het NNN en GN dragen bij aan het bereiken van de hoofddoelstelling van het Nederlandse natuurbeleid, namelijk: 'Natuur en landschap behouden, versterken en ontwikkelen, als bijdrage aan een leefbaar Nederland en een duurzame samenleving'. Hiertoe zijn de volgende uitgangspunten van belang: 
  • vergroten: het areaal natuur uitbreiden en zorgen voor grotere aaneengesloten gebieden;
  • verbinden: natuurgebieden zoveel mogelijk met elkaar verbinden;
  • verbeteren: de omgeving zo beïnvloeden dat in natuurgebieden een zo hoog mogelijke natuurkwaliteit haalbaar is.
Soortenbescherming
De Wet natuurbescherming is gericht op het bereiken of herstellen van een gunstige staat van instandhouding van beschermde soorten. Op basis van de wet zijn activiteiten die schadelijk zijn voor beschermde dier- en plantsoorten verboden. Waar de voormalige Flora- en faunawet echter uitging van drie beschermingsniveaus, verdeelt de Wet natuurbescherming beschermde soorten in twee groepen:
  • strikt beschermde soorten waaronder soorten uit de Vogel- en Habitatrichtlijn;
  • andere soorten, bijvoorbeeld uit de Rode Lijst.          
Ten opzichte van de oude Flora- en faunawet zijn circa 200 soorten (vooral vaatplanten en vissen) niet langer beschermd en zijn enkele bedreigde soorten (met name bepaalde vlinders en vaatplannen) toegevoegd. 
 
Planspecifiek
Voorliggend bestemmingsplan maakt de bouw van drie vrijstaande woningen, het omzetten van de bestaande bedrijfswoning naar een burgerwoning en het stoppen van de agrarische bedrijfsvoering planologisch aan de Haarweg 2 mogelijk. Om de uitvoerbaarheid van het plan aan de Haarweg 2 te toetsen is op 12 april 2016 een inventarisatie van natuurwaarden uitgevoerd door BügelHajema Adviseurs bv (bijlagen bij toelichting bijlage 2). Hieronder wordt ingegaan op eventuele aantasting van beschermde soorten en natuurgebieden. 
 
Soortenbescherming
Als gevolg van de ruimtelijke ontwikkelingen kunnen verblijfplaatsen van enkele licht beschermde soorten amfibieën en/of zoogdieren en standplaatsen van enkele licht beschermde plantensoorten worden verstoord of vernietigd. Ook is het mogelijk dat enkele exemplaren hierbij gedood worden. De aanwezige licht beschermde soorten worden niet in hun voortbestaan bedreigd en vallen onder de vrijstellingsregeling bij ruimtelijke ontwikkelingen. Er hoeft voor deze soorten geen ontheffing te worden aangevraagd. Voor deze soorten geldt wel de zorgplicht van de Flora- en faunawet. Als gevolg van de ontwikkelingen verandert het plangebied niet van waarde als foerageergebied voor vleermuizen. 
 
Gebiedsbescherming
Langs de oevers van de rivier de Linge, ligt het als Natura 2000 gebied aangewezen 'Lingegebied en Diefdijk'. De beschermde status van deze oevers is tevens vastgelegd op provinciaal niveau als GN-gebied 'Rivierenland'. Het plangebied zelf ligt ruim 800 meter vanaf het dichtstbijzijnde natuurgebied met een beschermde status. Gezien deze afstand en de beperkte omvang van de ontwikkeling wordt het betreffende Natura 2000 gebied niet negatief beïnvloed.
 
Het plangebied heeft daarnaast geen belangrijke ecologische relaties met beschermde gebieden. Gezien de ligging van het plangebied ten opzichte van beschermde gebieden en de aard van het plan, worden negatieve effecten van het plan op Natura 2000-gebieden op voorhand niet verwacht. In het kader van de Nbw 1998 heeft het plan geen negatieve gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van natuurlijke habitats en soorten. Daarnaast is de beoogde ontwikkeling niet in strijd met het provinciaal ruimtelijke natuurbeleid.
 
Voor het plangebied aan de Waaldijk 151 geldt dat er in de huidige situatie al woningen zijn toegestaan. Een ecologisch onderzoek is voor deze locatie dan ook niet noodzakelijk. Bij de sloop van de bestaande bebouwing moet echter wel rekening gehouden worden met de algemene zorgplicht. 
 
Conclusie
Op basis van de uitgevoerde ecologische inventarisatie is gezien de aangetroffen terreinomstandigheden en de aard van het plan een voldoende beeld van de natuurwaarde ontstaan. Uit de ecologische inventarisatie kan geconcludeerd worden dat een vooronderzoek in het kader van de Ffw, een Voortoets in het kader van de Nbw 1998 of een analyse in het kader van het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid niet noodzakelijk. Met inachtneming van het broedseizoen van vogels is een ontheffing van de Ffw of een vergunning op grond van de Nbw 1998 voor de beoogde activiteiten op voorhand niet nodig. Het plan is daarnaast op het punt van provinciaal natuurbeleid niet in strijd met de Provinciale Omgevingsverordening. Redelijkerwijs kan er worden gesteld dat natuurwet en -regelgeving de uitvoerbaarheid van het ruimtelijke plan niet in de weg staat.
 
4.5 Archeologie
9In 1992 is in Valletta (Malta) het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta) ondertekend. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Per 1 juli 2016 is de Erfgoedwet ingegaan totdat de Omgevingswet in werking treedt. De Erfgoedwet bundelt bestaande wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. Onder andere de Monumentenwet is hierin opgegaan. Op basis van de Erfgoedwet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Artikel 5.10 lid 1 van de Erfgoedwet stelt namelijk: 'Degene die anders dan bij het verrichten van opgravingen een vondst doet waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een archeologische vondst betreft, meldt dit zo spoedig mogelijk bij Onze Minister'.
 
Planspecifiek
Voor de gronden van het plangebied aan de Haarweg 2 geldt een dubbelbestemming archeologie, variërend tussen 'Waarde - Archeologische verwachting 3' en 'Waarde - Archeologische verwachting 4'. Voor het gebied waar gebouwd gaat worden bevatten de gronden 'Waarde - Archeologische verwachting 4'. Voor deze gronden dient archeologisch onderzoek plaats te vinden wanneer werkzaamheden dieper dan 100 cm onder het bestaande maaiveld worden verricht of wanneer het een oppervlakte beslaat groter dan 5.000 m². Met de beoogde ontwikkeling worden deze grenzen niet overschreden, derhalve is een archeologisch onderzoek niet noodzakelijk.
 
Het plangebied aan de Waaldijk 151 beschikt over de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologische waardevolle gebieden 1' en 'Waarde - Archeologische verwachting 3'. Voor deze gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische waardevolle gebieden 1' geldt dat bouwwerkzaamheden enkel binnen 2,5 m van de bestaande fundering mogen plaatsvinden. Voor de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 3' geldt dat bij grondwerkzaamheden met een oppervlakte groter dan 500 m² en een diepte van 30 cm het uitvoeren van een archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Echter is het in de huidige situatie al toegestaan om woningen te ontwikkelen binnen het plangebied. De ontwikkeling van de twee nieuwe woningen zal plaatsvinden binnen de in het geldende bestemmingsplan al aanwezige bouwvlakken. Hiermee kan gesteld worden dat het uitvoeren van een archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is.
 
Geconcludeerd kan worden dat het aspect archeologie geen belemmeringen veroorzaakt voor de beoogde ontwikkeling.
 
4.6 Cultuurhistorie
Goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging plaatsvindt van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Een van die belangen is de cultuurhistorie. Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument om cultuurhistorische waarden in een gebied te beschermen.
 
Per 1 januari 2012 is in het kader van de modernisering van de monumentenzorg (MOMO) in het Besluit ruimtelijke ordening van het rijk opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.
 
Planspecifiek
De plangebieden zijn gelegen in het landschap de Nieuwe Hollandse Waterlinie (NHW). De NHW is een historische verdedigingslinie die heden ten dage weer beleefbaar wordt gemaakt in het landschap. Langs de gehele NHW (ruwweg van het IJsselmeer tot aan de Biesbosch) wordt ingezet op recreatieve benutting van het historische landschap dat bij deze verdedigingslinie behoort. De provincie en haar partners streven er samen naar om de NHW als erfgoed te behouden en ontwikkelen. Ontwikkeling is gericht op passende nieuwe functies, het vergroten van het economisch potentieel en de verankering in de maatschappij. Het beschermen gebeurt met ruimtelijke regelgeving waarmee ontwikkelingen zorgvuldig worden afgewogen tegen de kernkwaliteiten.
 
De volgende kernkwaliteiten behoren tot het deelgebied Tielerwaard waar het plangebied onderdeel van uit maakt:
  • gebied van grootschalige kommen met forse stroomrug langs de Waal en kleinschalige stroomrug langs de Linge
  • deels onderdeel van Nationaal Landschap Nieuwe Hollandse Waterlinie
  • ecologische verbinding Linge
  • Parel Komgrondenreservaat Deil: bloemrijke, schrale hooilanden; in de sloten planten die op kwel wijzen: holpijp, waterviolier; ganzen als wintergasten; ook eendenkooien, kooibossen en grienden
  • weidevogelgebied Leuvense Veld
  • leefgebied steenuil
  • leefgebied kamsalamander
  • Hollandse Waterlinie: cultuurhistorisch landschap, afleesbaar door forten en inundatievelden
  • oude polderstructuur met zijtwendes, achterkades en boezems nog op veel plaatsen herkenbaar; eendenkooien en andere bosjes (o.a. uit de ruilverkaveling)
  • rust, ruimte en donkerte (op afstand van A15 en Betuwelijn)
  • abiotiek: aardkundige waarden, kwel, bodem, waterreservoir
  • ecosysteemdiensten: recreatie, waterwinning, waterberging
  • alle door de Flora- en faunawet of Natuurbeschermingswet beschermde soorten en hun leefgebieden in dit deelgebied 
Deze kernkwaliteiten mogen bij ontwikkelingen niet aangetast worden. Met de ontwikkeling wordt rekening gehouden met bovenstaande kernkwaliteiten die van toepassing zijn op de ontwikkeling. Doordat het een kleinschalige ontwikkeling betreft van in totaal vijf extra woningen en het omzetten van de bestaande bedrijfswoning naar een burgerwoning op twee verschillende locaties, zal er weinig impact zijn op de omgeving. Bovendien verdwijnt de agrarische bebouwing aan de Haarweg en vervalt de mogelijkheid om vier woningen te bouwen aan de Waaldijk 151. Met het voorliggende plan wordt er gezorgd voor een goede landschappelijke inpassing van de betreffende gronden, waarbij ruimte en openheid zoveel mogelijk bewaard blijft. In de toelichting paragraaf 4.4, is nader in gegaan op het aspect ecologie.
 
Er bevinden zich verder geen cultuurhistorische monumenten in of om het plangebied.
 
Geconcludeerd wordt dat de beoogde inrichting van het terrein niet leidt tot een aantasting van cultuurhistorische waarden in en rondom het plangebied.
 
4.7 Verkeer en parkeren
Onderdeel van een goede ruimtelijke ordening is het effect van een beoogd nieuw project op de verkeersstructuur en het parkeren in en rondom het plangebied.
 
4.7.1 Verkeer
Voor het maken van een inschatting van de hoeveelheid autoverkeer dat wordt gegenereerd bij ruimtelijke ontwikkelingen, zijn kencijfers verkeersgeneratie ontwikkeld. Onder verkeersgeneratie wordt hierbij verstaan de totale hoeveelheid gemotoriseerd verkeer (exclusief openbaar vervoer) die gedurende een gekozen tijdsperiode naar de beoogde ontwikkeling toe rijdt en hiervan wegrijdt.
 
Het nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte (CROW) geeft in publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren' deze kencijfers voor verkeersgeneratie. In de richtlijnen wordt onderscheid gemaakt op basis van de functie van de ontwikkeling (wonen, bedrijf, etc.) en op basis van de locatiekenmerken. Zodoende kan bij ruimtelijke ontwikkelingen voor vrijwel elke locatie een goed beeld worden verkregen wat de totale verkeersaantrekkende werking bedraagt.
 
Planspecifiek
Haarweg 2
De ontsluiting van het plangebied aan de Haarweg 2 zal worden uitgebreid met opritten aan de Haarweg voor de beoogde woningen. Conform de CROW-publicatie 381 zullen de drie extra woningen en de om te zetten bedrijfswoning in totaal ca. 32,8 voertuigbewegingen per etmaal genereren. Dit is een beperkte toename van het aantal voertuigbewegingen. De verwachting is dat deze verkeersgeneratie voldoende kan worden opgevangen binnen het bestaande verkeersnetwerk.
 
Waaldijk 151
Op de planlocatie aan de Waaldijk 151 worden twee vrijstaande woningen ontwikkeld. Conform de CROW-publicatie 381 worden er 16,4 voertuigbewegingen per etmaal gegenereerd. In de huidige situatie zijn vier rijwoningen en één vrijstaande woning toegestaan, wat een verkeersgeneratie van 37,8 voertuigbewegingen per etmaal met zich meebrengt. Voor de Waaldijk 151 geldt dat er een afname van het aantal voertuigbewegingen is.
 
Gesteld wordt dat het aspect verkeer geen belemmeringen veroorzaakt voor de beoogde ontwikkeling.
 
4.7.2 Parkeren
Het benodigde of gewenste aantal parkeerplaatsen bij ruimtelijke ontwikkelingen kan worden bepaald op basis van parkeerkencijfers of op basis van parkeernormen. Parkeerkencijfers zijn op de praktijk gebaseerde cijfers van de verwachte parkeerbehoefte. Parkeernormen staan voor het aantal vereiste parkeerplaatsen per type bestemming. Op basis van deze parkeernormen wordt parkeerbeleid veelal vormgegeven.
  
Op 30 juni 2020 heeft de gemeente West Betuwe het parapluplan parkeren vastgesteld. Met dit bestemmingsplan worden de normen, die gehanteerd worden binnen de gemeente, juridisch verankerd. Voor de te hanteren parkeernormen is door de gemeente  aangesloten bij de meest recente parkeerkencijfers van het CROW, publicatie 381, Toekomstbestendig parkeren (december 2018). Voor het parkeren van vrachtauto’s wordt aangesloten op de CROW publicatie 327 ‘Handreiking vrachtautoparkeren’. De normen zijn op een dynamische wijze vastgelegd. Dat wil zeggen dat indien er een nieuwe uitgave komt van het CROW deze ook direct van toepassing is voor het grondgebied van de gemeente West Betuwe.
 
Planspecifiek
Haarweg 2
Het voorliggende bestemmingsplan maakt aan de Haarweg 2 drie nieuwe vrijstaande woningen en het omzetten van de bestaande bedrijfswoning naar een burgerwoning mogelijk. Uit de CROW-publicatie blijkt dat voor een vrijstaande koopwoning in het buitengebied 2,4 parkeerplaatsen nodig zijn. Op de locatie aan de Haarweg 2 worden met de ontwikkeling en het omzetten van de bedrijfswoning naar een burgerwoning in totaal vier vrijstaande woningen mogelijk gemaakt. In totaal dienen er binnen het plangebied aan de Haarweg 2 afgerond tien parkeerplaatsen gerealiseerd te worden. Op eigen terrein is voldoende ruimte om te voorzien in het benodigde aantal parkeerplaatsen.
 
Waaldijk 151
Aan de Waaldijk 151 worden twee vrijstaande woningen mogelijk gemaakt. Ook hier geldt een parkeernorm van 2,4 parkeerplaatsen per vrijstaande woning. Op het perceel van de Waaldijk 151 is voldoende ruimte voor het realiseren van vijf parkeerplaatsen.
 
Geconcludeerd kan worden dat het aspect parkeren geen belemmeringen vormt voor de beoogde ontwikkeling.
5 Juridische planbeschrijving
5.1 Algemeen
Voor het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP 2012).     
 
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.
 
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten weer die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. Tot slot maakt een eventuele bijlage onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.
 
5.2 Verbeelding
Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven, met daarbij andere bepalingen als gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken etc. Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart).
 
5.3 Planregels
De planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk I bevat de inleidende regels voor het hele plangebied. Hoofdstuk II geeft de bestemmingsregels. Hoofdstuk III geeft vervolgens de algemene regels waaronder (mogelijke) flexibiliteitsbepalingen in de vorm van wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden. In dit derde hoofdstuk kunnen belangrijke algemene bepalingen zijn opgenomen die van invloed zijn op het bepaalde in hoofdstuk II. Ten slotte regelt hoofdstuk IV de overgangs- en slotbepalingen.
 
Voor de planregels is de gestandaardiseerde opbouw uit de SVBP 2012 gebruikt. In de planregels is een standaard hoofdstukindeling aangehouden die begint met 'Inleidende regels' (begrippen en wijze van meten), vervolgens met de 'Bestemmingsregels', de 'Algemene regels' (de regels die voor alle bestemmingen gelden) en de 'Overgangs- en slotregels'. In het tweede hoofdstuk, de Bestemmingsregels, staan de verschillende bestemming op alfabetische volgorde. Ook dit hoofdstuk kent een standaardopbouw:
  • Bestemmingsomschrijving (in elk bestemmingsplan);
  • Bouwregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Nadere eisen (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Afwijken van de bouwregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Specifieke gebruiksregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Afwijken van de gebruiksregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (bestemmingsplanafhankelijk).
5.4 Wijze van bestemmen
Bij het opstellen van de regels is aangesloten op de methodiek van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2012'. Dit bestemmingsplan is vastgesteld in 2012. Voorliggend bestemmingsplan bevat de volgende bestemmingen:
 
Agrarisch
De bestemming 'Agrarisch' is opgenomen voor de gronden waar de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering. Binnen deze bestemming zijn geen bouwvlakken aanwezig, waardoor gebouwen niet zijn toegestaan. Bestaande bebouwing is wel toegestaan, mits deze op een legale wijze tot stand is gekomen.
  
Wonen - 1
De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn opgenomen voor de beoogde vrijstaande woningen. Woningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden. Per bouwvlak is één woning toegestaan. Binnen deze woonbestemming zijn tevens tuinen, erven, water en parkeervoorzieningen toegestaan.
  
Waarde - Archeologische verwachting 1
Het meest zuidwestelijke gedeelte van het plangebied aan de Haarweg heeft de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. Deze gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming van (te verwachten) archeologische waarden. Bij grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm en met een oppervlakte groter dan 100 m² is het uitvoeren van een archeologisch onderzoek noodzakelijk.
 
Waarde - Archeologische verwachting 3
Een deel van het plangebied heeft de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 3'. Deze gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming van (te verwachten) archeologische waarden. Bij grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm en met een oppervlakte groter dan 500 m² is het uitvoeren van een archeologisch onderzoek noodzakelijk.
 
Waarde - Archeologische verwachting 4
Een groot gedeelte van het plangebied heeft de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 4'. Deze gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming van (te verwachten) archeologische waarden. Bij grondwerkzaamheden dieper dan 100 cm en met een oppervlakte groter dan 5000 m² is het uitvoeren van een archeologisch onderzoek noodzakelijk.
 
Waarde - Archeologische waardevolle gebieden 1
De voor 'Waarde - Archeologische waardevolle gebieden 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden.
 
Waarde - Nieuwe Hollandse Waterlinie
De voor 'Waarde - Nieuwe Hollandse Waterlinie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en herstel van de ter plaatse voorkomende cultuurhistorische waarden.
 
Waterstaat - Waterkering
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het onderhoud en instandhouding van dijken, kaden, dijksloten en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering.
6 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
6.1 Economische uitvoerbaarheid
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan, een wijzigingsplan als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid Wro of naar aanleiding van een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, 3°van de Wabo wordt afgeweken van het bestemmingsplan of de beheersverordening, dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan.
 
In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:
  • het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is;
  • het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is;
  • het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.
Planspecifiek
Het uitvoeren van het project heeft geen financiële gevolgen voor de gemeente. De financiële verantwoordelijkheid voor het project en het daarbij horende risico wordt volledig gedragen door de initiatiefnemer. De gemeente heeft ten behoeve van het project met de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst met planschade-overeenkomst gesloten, als bedoeld in artikel 6.4a Wet ruimtelijke ordening.
 
6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
6.2.1 Algemeen
Bij de voorbereiding van een (voor)ontwerp bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 lid 1 Wro sub c overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Op basis van het eerste lid van dit artikel wordt overleg gevoerd met waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg.
 
Een ontwerpbestemmingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor eenieder om zienswijzen in te dienen op het plan. Na vaststelling door de Raad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens de dag na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. 
 
6.2.2 Verslag vooroverleg
De resultaten van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro worden in de voorliggende paragraaf of in een separate bijlage samengevat en van een gemeentelijke reactie voorzien.
 
6.2.3 Verslag zienswijzen
Eventuele zienswijzen worden in de voorliggende paragraaf of in een separate bijlage samengevat en van een gemeentelijke reactie voorzien.