Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22f, Woningbouw de Lengel - Hartjensstraat 2a/b, Lengel
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.1955.opsglglwonhartst2a-on01

Toelichting

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de noordelijke rand van de dorpskern Lengel, grenzend aan het buitengebied, bevond zich aan de Hartjensstraat 2a tot enkele jaren geleden restaurant De Lengel. Sinds 2020 zijn de horeca-activiteiten op deze locatie beëindigd en staat het pand leeg. Initiatiefnemer is nu voornemens om het voormalige restaurant te slopen en ter plaatse vijf vrijstaande woningen, twee hoekwoningen en vier studio's te realiseren.
 
Het voornemen om ter plaatse van het voormalig restaurant in totaal 11 woningen te realiseren is in strijd met het tijdelijk deel van het omgevingsplan van de gemeente Montferland (het voormalige 'Bestemmingsplan Buitengebied', zoals vastgesteld op 21 september 2011). Na vaststelling van het moederplan hebben er een vijftal herzieningen plaatsgevonden. De de consolidatie van deze herzieningen is op 16 april 2022 gepubliceerd en omvat (hoewel zelf geen besluit en dus niet rechtsgeldig) het meest actuele planologische kader.
 
Om de voorgenomen ontwikkeling mogelijk te maken dient het omgevingsplan van de gemeente Montferland ter plaatse van het plangebied te worden gewijzigd. Voorliggende toelichting bevat de motivering voor de benodigde wijziging van het omgevingsplan en vormt de onderbouwing voor het te nemen wijzigingsbesluit. In dit document wordt gemotiveerd dat met het plan tot een evenwichtige toedeling van functies aan locaties wordt gekomen.
  

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt aan de noordzijde van de kern Lengel, op de grens met het buitengebied. Aan de oostzijde grenst het plangebied aan agrarische gronden. Ten noorden van het plangebied bevindt zich de Hartjensstraat, ten westen de Antoniusstraat. Tot slot vormt het perceel van Antoniusstraat 1 de zuidelijke plangrens. Kadastraal is het plangebied bekend als gemeente Bergh, sectie B, nummers 482, 787 en 788 en heeft een oppervlakte van circa 4.280 m2. Onderstaande afbeeldingen geven het plangebied ten opzichte van de kern Lengel en 's-Heerenberg en de exacte plangrenzen weer.
 
Ligging plangebied ten opzichte van de kernen Lengel en 's-Heerenberg; locatie plangebied rood omkaderd (bron: PDOK)
 
Exacte begrenzing plangebied; rood omlijnd (bron: PDOK)

1.3 Omgevingsplan

Ter plaatse van het plangebied geldt het tijdelijk deel van het omgevingsplan van de gemeente Montferland. Voor het plangebied is het voormalig bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Buitengebied', zoals vastgesteld op 21 september 2011 door de gemeenteraad van Montferland, van toepassing. Na vaststelling van het moederplan hebben er een vijftal herzieningen plaatsgevonden. De consolidatie van deze herzieningen is op 16 april 2022 gepubliceerd en omvat (hoewel zelf geen besluit en dus niet rechtsgeldig) het meest actuele planologische kader.
 
Het plangebied kent in dit bestemmingsplan volledig de functie 'Horeca'. Op het westelijk deel van het plangebied en in de uiterste noordoosthoek is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 1' van toepassing, op de rest van het oostelijk deel geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 2'. Aan de westzijde van het plangebied is ook een rioolpersleiding gesitueerd, waar ter plekke van de belemmeringenstrook de dubbelbestemming 'Leiding - Rioolpersleiding' van kracht is. Tot slot is voor het gehele plangebied de gebiedsaanduiding 'overige zone - waardevol landschap' van toepassing. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de verbeelding van het tijdelijk deel omgevingsplan weer.
 
Uitsnede verbeelding tijdelijk deel omgevingsplan 'Bestemmingsplan Buitengebied' (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
 

1.4 Leeswijzer

Het tweede en derde hoofdstuk van deze toelichting geven een beschrijving van respectievelijk de bestaande- en toekomstige situatie. In het vierde en vijfde hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante ruimtelijke beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. In hoofdstuk zes wordt de voorgenomen ontwikkeling getoetst aan de kaders voor een milieueffectrapportage volgend uit de Omgevingswet. Hoofdstuk zeven bevat een toelichting op de regels. In hoofdstuk acht en negen komen achtereenvolgens de financiële en maatschappelijke uitvoerbaarheid aan de orde.

2 Gebieds- en planbeschrijving

2.1 Inleiding

Aan de hand van een beschrijving van het landschap en de stedenbouwkundige structuur wordt in dit hoofdstuk inzicht gegeven in bestaande situatie.

2.2 Bestaande situatie

2.2.1 Historische ontwikkeling
Het plangebied ligt aan de rand van de dorpskern Lengel. De naam Lengel is ontleend aan de grote bosrijkdom van de mark Lengel. Het dorp Lengel is gelegen aan de zoom van Het Montferland en behoorde vroeger tot de zogenaamde 'marken'. Dit betroffen gebieden met landerijen, woeste gronden en buurtschappen in eigendom van een leenheer. Deze 'leende' gronden aan de inwoners van buurtschappen ter bewerking voor agrarische doeleinden. Ten noorden van de kern Lengel is op deze manier een meer open essenlandschap ontstaan; uitgestrekte landerijen met verspreid liggende erven. Dit open essenlandschap is aangeduid als waardevol.
 
In de 20e eeuw is de kern Lengel, die op zichzelf nooit een eigen parochie en kerk heeft gekend, langzaam maar zeker vastgegroeid aan het ten zuidwesten gelegen 's-Heerenberg. Vandaag de dag wordt Lengel dan ook meer gezien als een buurtschap van de 's-Heerenberg. Onderstaande afbeeldingen geven de historische ontwikkeling van Lengel weer.
 
   
Historische ontwikkeling Lengel en 's-Heerenberg vanaf omstreeks 1850 (links), 1975 (midden) tot op heden (rechts) (bron: www.topotijdreis.nl)
 
Het pand van het voormalig restaurant binnen het plangebied is grotendeels in 1982 gebouwd, destijds als restaurant 't Wapen van Bergh'; een deel van de gebouwen is echter al ouder en komt sinds 1977 op topografische kaarten voor. Sinds 2008 is restaurant De Lengel op deze locatie gevestigd geweest. Dit restaurant sloot in 2020 haar deuren. Sindsdien heeft het pand geen horeca-functie meer gehad.
2.2.2 Stedenbouwkundige structuur
Het plangebied ligt op de grens van de kern Lengel ten opzichte van het buitengebied, bestaande uit het open essenlandschap ten noorden van het dorp. De structuur van de kern Lengel wordt in grote mate gekenmerkt door de driehoek die ontstaat tussen de Antoniusstraat, Chamavenstraat en Landweg. Lengel is hierdoor te karakteriseren als een typisch lintdorp; de bebouwing langs deze drie wegen bestaat hoofdzakelijk uit vrijstaande woningen. Tussen de woningen komen verspreid enkele onbebouwde percelen voor, waardoor het landelijke karakter benadrukt wordt.  
 
Lengel heeft weinig tot geen voorzieningen; zo heeft de kern nooit een eigen kerk gehad en is de basisschool al geruime tijd gesloten. Inwoners van Lengel zijn in grote mate toegewezen op het voorzieningenaanbod van het ten zuidwesten gelegen 's-Heerenberg. De Antoniusstraat (in noordelijke richting overgaand in de Zeddamseweg en in zuidelijke richting aantakkend op de N816) en de Hartjensstraat (welke in oostelijke richting aansluit op de N316) zijn de belangrijkste ontsluitingswegen van de kern.
2.2.3 Plangebied
Het plangebied bestaat uit het terrein van het voormalig restaurant De Lengel. Het aan de weg grenzende deel van het perceel is ingericht als parkeerterrein voor de horecafunctie. Aan de zuidzijde van het langgerekte perceel bevindt zich het hoofdgebouw met een oprit aan de westkant, aangesloten op de Antoniusstraat. Centraal op het perceel is het terras van het voormalig restaurant gelegen met verder ten oosten hiervan nog meer parkeerruimte. Tot slot bevindt zich op de zuidoosthoek van het perceel een klein grasveld zonder vaste functie.
 
Aan de oostzijde van het plangebied bevindt zich de voormalige bedrijfswoning bij de horecalocatie (Hartjensstraat 2b). Hoewel op deze locatie geen fysieke ingrepen plaatsvinden, wordt deze locatie meegenomen in de functiewijziging naar een reguliere woonlocatie om te voorkomen dat er een situatie ontstaat waarbij zich een bedrijfswoning zonder bedrijf bevindt op dit perceel of een nieuwe horecagelegenheid gestart kan worden aan de Hartjensstraat 2b. Onderstaande afbeeldingen geven de huidige situatie van het plangebied weer.
 
Voorzijde voormalige restaurant met op de voorgrond het parkeerterrein en links het terras
 
Oprit naar het voormalig restaurant, gezien vanaf de Antoniusstraat
 
Achterzijde voormalig restaurant met rechts het terras en op de voorgrond het parkeerterrein voor bezoekers
 
Oostgrens van het plangebied met op de achtergrond het perceel van Hartjensstraat 2b

2.3 Toekomstige situatie

2.3.1 Ontwikkelingen
Het planvoornemen betreft de transformatie van het huidige restaurant naar 11 woningen met de daarbij behorende parkeer- en groenvoorzieningen. In dit kader wordt de bestaande bebouwing op het terrein volledig gesloopt en wordt de bestaande verharding ten behoeve van parkeren en laden en lossen verwijderd. In de toekomstige situatie wordt de woonbebouwing langs de Hartjensstraat doorgetrokken vanaf het perceel Hartjensstraat 2b in westelijke richting. De woning aan de Hartjensstraat 2b wordt meegenomen in de wijziging naar de reguliere woonfunctie, maar er vinden geen fysieke ingrepen plaats op dit perceel. Onderstaande afbeelding geeft een overzicht van de toekomstige situatie op het adres Hartjensstraat 2a weer.
 
Beoogde situatie op perceel Hartjensstraat 2a (bron: PLAN Architecten)
2.3.2 Bouwplan
Het bouwplan bestaat uit in totaal 11 woningen, waarvan een rij woningen (bestaande uit 2 hoekwoningen met daartussen 4 gestapelde studio's) aan de westkant van het plangebied en aan de oostzijde 5 vrijstaande woningen (georiënteerd op de Hartjensstraat).
 
De vrijstaande woningen bestaan allemaal uit twee volledige bouwlagen met een mansardekap, evenals de hoekwoningen. De studio's zijn hetzelfde vormgegeven als de naastgelegen hoekwoningen echter betreffen dit gestapelde woningen (totaal twee bouwlagen met mansardekap). Het parkeren voor de vrijstaande woningen vindt op eigen terrein plaats; voor de hoekwoningen en studio's worden parkeervakken aan de voorzijde van de woningen (aan de westzijde van het plangebied) gerealiseerd; dit zullen private parkeerplekken worden die alleen door de bewoners van de woningen te gebruiken zijn. De parkeerplekken zijn bereikbaar via een toerit vanaf de Antoniusstraat. De toerit wordt gerealiseerd ter plaatse van de in het plangebied aanwezige rioolpersleiding; hiermee wordt verzekerd dat er geen bebouwing op de belemmeringenstrook van de rioolpersleiding zal worden gerealiseerd. Onderstaande afbeeldingen geven een impressie van het bouwplan ter plaatse van het plangebied.
 
Sfeerimpressie van de beoogde situatie, gezien vanuit noordelijke zijde, waarbij de woningen rechts op de afbeelding als vrijstaande woningen worden uitgevoerd (bron: PLAN Architecten)
 
Stedenbouwkundige inpassing
Het plangebied vormt de rand van de kern Lengel. Op dit moment staat er alleen een groot gebouw dat voorheen in gebruik is geweest als restaurant. De voorzijde van het perceel aan de Antoniusstraat en Hartjensstraat bestaat grotendeels uit verharding ten behoeve van parkeren, laden en lossen. In de huidige situatie kent de hoek van het perceel aan de Antoniusstraat en Hartjensstraat weinig ruimtelijke kwaliteit.
 
Aan de Hartjensstraat 2b is reeds een vrijstaande woning aanwezig, welke zonder fysieke ingrepen aanwezig blijft. Om die reden is aan deze zijde van het plangebied ervoor gekozen het bebouwingsbeeld door te trekken richting de kruising Antoniusstraat met vergelijkbare, vrijstaande woningen. Hiermee wordt het bebouwingslint langs de Hartjensstraat verder 'ingevuld'.
 
Op de kruising Antoniusstraat en Hartjensstraat bevindt zich momenteel een kleine groenvoorziening. In de toekomstige situatie blijft dit groen op de hoek van het perceel behouden. Achter deze groenvoorziening worden de hoekwoningen en studio's gerealiseerd; deze bebouwing komt daarmee in dezelfde lijn te liggen als de bestaande bebouwing aan de Antoniusstraat en vormt daarmee de verbinding tussen het bebouwingslint langs de Hartjensstraat en de woningen aan de Antoniusstraat. Er ontstaat hierdoor stedenbouwkundig een logische afronding van de noordzijde van de kern Lengel door het verbinden van de bebouwing aan de Antoniusstraat met de nog losstaande woning aan Hartjensstraat 2b.
 
Bovenstaande en onderstaande afbeeldingen geven daarnaast een impressie weer van de gewenste architectuur van de woningen. De gevels van de woningen bestaan uit verschillende kleuren metselwerk, afgewisseld met houten gevelbekleding. Hierdoor ontstaat onder meer bij de hoekwoningen en studio's een afwisselend straatbeeld en wordt voorkomen dat er een optisch te massieve en eentonige 'wand' aan de straatzijde ontstaat. Door te werken met een mansardekap die de eerste verdieping omvat, wordt het volume in de hoogte optisch beperkt en sluiten de woningen qua vormgeving en massa aan op de omliggende bebouwing.
 
Verder ten oosten van het plangebied wordt gewerkt aan de ontwikkeling van De Lakermaat; deze woningbouwontwikkeling behelst de realisatie van uiteindelijk circa 349 woningen. Hierbij wordt onder meer woonbebouwing langs de Hartjensstraat gerealiseerd. Deze woningen liggen ten oosten van de planlocatie Hartjensstraat 2a/b en worden op grotere afstand van de weg gebouwd. Hiermee wordt de overgang naar het buitengebied en de groene ruimte rond de Hartjensstraat aan de oostzijde van de kern sterker benadrukt. De woningen aan de Hartjensstraat 2a/b sluiten aan op de kern van Lengel en zijn om die reden dichter op de Hartjensstraat geprojecteerd. Het plan vormt op deze manier een logische doorzetting van de beoogde bebouwing van De Lakermaat langs de Hartjensstraat en kwalitatieve opwaardering van de dorpsentree.
 
Groen
Langs de Hartjensstraat zullen aan de voorzijde van de kavels van de vrijstaande woningen bomen worden geplant. De aanplant en instandhouding van deze bomen en welke boomsoorten toegepast dienen te worden zal in de koopovereenkomst van de woningen worden vastgelegd. Door de aanplant van bomen langs de Hartjensstraat wordt de laanstructuur, die verderop richting het buitengebied langs deze weg nog herkenbaar is, versterkt tot in de kern Lengel. Voor de keuze qua boomsoorten zal rekening gehouden worden met de biodiversiteit en worden soorten die veel allergieën kunnen veroorzaken vermeden. De bomentabel van www.bomentabel.nl vormt een leidraad bij de keuze voor de toe te passen boomsoorten.
 
Op dit moment bevindt zich aan de kruising Antoniusstraat-Hartjensstraat een groenvoorziening met een kleine rode beuk. Deze groenvoorziening zal worden heringericht en opgewaardeerd door het vervangen van de kleine rode beuk door een grotere, beeldbepalende boomsoort. Aansluitend op de groenvoorziening wordt een rustpunt in de vorm van een bankje aangebracht.
 
Impressie aanzicht hoekwoningen en studio's, gezien vanaf de Antoniusstraat
 
Impressie aanzicht vrijstaande woningen, gezien vanaf de Hartjensstraat (kijkend in zuidwestelijke richting)
2.3.3 Strijdigheid met het omgevingsplan
De ter plekke van het plangebied geldende functie 'Horeca' (uit het tijdelijk deel omgevingsplan, bestaande uit 'Bestemmingsplan Buitengebied') staat de bouw van 11 woningen met bijbehorende verkeers-, groen- en watervoorzieningen niet toe. Ter plekke van deze functie is een restaurant, bakkerij en café toegestaan. Ook voor de bestaande woning aan de Hartjensstraat 2b geldt dat er sprake is van een strijdige situatie; de horecafunctie op de locatie is al enige tijd beëindigd en reguliere bewoning van de woning is planologisch niet toegestaan. Om deze strijdige situatie te legaliseren en uit te sluiten dat ter plekke in de toekomst een horecagelegenheid gestart kan worden, zal de woning aan de Hartjensstraat 2b meegenomen worden in dit plan en planologisch omgezet worden naar een reguliere woning.
 
Om de voorgenomen ontwikkeling te kunnen realiseren is een wijziging van het omgevingsplan noodzakelijk.

3 Relevant ruimtelijk beleid

 

3.1 Inleiding

Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het relevante ruimtelijke beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid is in deze toelichting afgewogen en doorvertaald op de verbeelding en in de regels.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
In de Nationale Omgevingsvisie, de NOVI, geeft het Rijk een langetermijnvisie op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. Met de NOVI wordt beoogd een perspectief te bieden om grote opgaven, zoals klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw aan te pakken. Hierbij is omgevingskwaliteit, een combinatie van ruimtelijke kwaliteit en milieukwaliteit, het kernbegrip.
 
De NOVI stelt een nieuwe aanpak voor: integraal, samen met andere overheden en maatschappelijke organisaties, en met meer regie vanuit het Rijk. Centraal bij de afweging van diverse belangen staat een evenwichtig gebruik van de fysieke leefomgeving, zowel van de boven- als de ondergrond, zogenaamd ‘omgevingsinclusief’ beleid. De NOVI onderscheidt daarbij drie afwegingsprincipes:
  1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies;
  2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal;
  3. Afwentelen wordt voorkomen.
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Dit komt samen in vier prioriteiten, te weten:
  • Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  • Duurzaam economisch groeipotentieel;
  • Sterke en gezonde steden en regio’s;
  • Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
Op basis van de vier verschillende prioriteiten en de werkwijze zoals opgenomen in de drie afwegingsprincipes zijn 21 nationale belangen geformuleerd, waarmee het Rijk aangeeft waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. Relevante nationale belangen voor het voorliggende planvoornemen zijn:
  • Bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en van alle onderdelen van de fysieke leefomgeving;
  • Realiseren van een goede leefomgevingskwaliteit;
  • Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving;
  • Zorg dragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoeften.
Het Rijk zal bij de uitvoering van de NOVI zichtbaar maken hoe de omgevingsinclusieve benadering vorm krijgt en de afwegingsprincipes benut worden.
 
De NOVI gaat vergezeld van een Uitvoeringsagenda, waarin staat aangegeven hoe het Rijk invulling geeft aan de eigen rol bij de uitvoering van de NOVI. In de Uitvoeringsagenda is onder andere een overzicht van instrumenten en (gebiedsgerichte) programma’s op verschillende beleidsterreinen opgenomen. De Uitvoeringsagenda wordt, indien nodig, jaarlijks geactualiseerd.
3.2.2 Instructieregels Rijk
Hoofdstuk 5 van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) bevat instructieregels voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit. Deze komen voort uit de beleidsdoelen van de Omgevingswet. Met zo’n instructieregel geeft het Rijk aan welke onderwerpen bij een wijziging van het omgevingsplan of het verlenen van een buitenplanse omgevingsplanactiviteit in ieder geval aan bod moeten komen. Er zijn drie typen instructieregels:
  1. Regels die in acht moeten worden genomen;
  2. Regels waar rekening mee moet worden gehouden;
  3. Regels die moeten worden betrokken bij de wijziging.
Hoofdstuk 5 van het Bkl bevat onder meer regels ten aanzien van onderzoeksinspanningen die voor specifieke voorgenomen activiteiten verricht dienen te worden. De betreffende onderzoeken worden in hoofdstuk 5 van deze onderbouwing aangehaald.
3.2.3 Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling raakt geen nationale ruimtelijke belangen.

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Gelderland
Het provinciale beleid is vastgelegd in de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland. In de omgevingsvisie wordt beschreven wat de provincie wil en moet veranderen en ontwikkelen om het Gelderland van nu door te kunnen geven aan de volgende generaties. De provincie zet daarom een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland centraal.
 
Met ‘Gezond en veilig’ wordt een gezonde leefomgeving met schone en frisse lucht, een schoon milieu, voldoende schoon en veilig (drink)water en de bescherming van flora en fauna bedoeld. Daarnaast wordt ermee bedoeld dat de provincie is voorbereid op klimaatverandering, zoals hitte, droogte, bosbranden en overstromingen.
 
‘Schoon en welvarend’ betekend dat de provincie een dynamisch, duurzaam en aantrekkelijk woon-, werk- en ondernemersklimaat kent, dat goed bereikbaar is en een goed functionerende arbeidsmarkt heeft met daarbij behorende goede kennis- en onderwijsinstellingen. Het betekent ook het tegengaan van schadelijke uitstoot, afval en uitputting van grondstoffen en het investeren in nieuwe, alternatieve vormen van energie.
Aan deze ambitie worden met behulp van de volgende zeven onderwerpen nader richting gegeven:
  • Energietransitie: van fossiel naar duurzaam;
  • Klimaatadaptatie: omgaan met veranderend weer;
  • Circulaire economie; sluiten van kringlopen;
  • Biodiversiteit: werken met de natuur;
  • Bereikbaarheid: duurzaam verbonden;
  • Economisch vestigingsklimaat: een krachtige, duurzame topregio;
  • Woon- en leefomgeving: dynamisch, divers, duurzaam.
Toets voorgenomen ontwikkeling
Met de realisatie van onderhavig plan wordt het huidige, grotendeels verharde perceel aan de Hartjensstraat 2a voorzien van meer ruimte voor groen. Afname van oppervlakteverharding en toevoeging van groen heeft een dempende werking op het stedelijk hitte-eiland effect.
 
Daarnaast wordt met onderhavig planvoornemen een bestaand, gasgestookt en verouderd pand gesloopt, waarvoor in de plaats nieuwe, duurzame en gasloze woningen worden gerealiseerd. Hiermee wordt ook mede invulling gegeven aan de energietransitie. Tot slot wordt met dit plan bestaand bebouwd gebied getransformeerd van een functie waar geen behoefte aan is, naar een functie waar juist veel vraag naar is (wonen). Met de toevoeging van moderne, duurzame woningen wordt een toevoeging gedaan aan het woningaanbod in Lengel en bijgedragen aan een diverse en duurzame woon- en leefomgeving. 
3.3.2 Omgevingsverordening Gelderland
De Omgevingsverordening is een van de instrumenten om de ambities uit Omgevingsvisie te realiseren. Om samen een Gaaf Gelderland te bereiken, wordt de focus bij het uitvoeren van de taken op een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland gelegd. In de verordening zijn alleen regels opgenomen als dit nodig is om de provinciale ambities waar te maken of wettelijke plichten na te komen. Net als de Omgevingsvisie richt de Omgevingsverordening zich op de inrichting en kwaliteit van de Gelderse leefomgeving. Daarom zijn bijna alle regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, natuur, water, verkeer en bodem in deze verordening opgenomen.
 
Voor het plangebied zijn alleen regels opgenomen ten aanzien van het verbod op nieuwvestiging en uitbreiding van glastuinbouw buiten glastuinbouwontwikkelingsgebied.
 
Toets voorgenomen ontwikkeling
 
Landschap
Het plangebied ligt binnen de Gelderse streek 'Liemers'; hiertoe is artikel 5.40 uit de Omgevingsverordening Gelderland van toepassing:
 
"Voor zover een omgevingsplan van toepassing is op locaties binnen de Gelderse streek Liemers wordt bij een nieuwe activiteit of ontwikkeling rekening gehouden met de voor die streek vastgestelde kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen van het landschap als bedoeld in bijlage Kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen landschap Gelderse streek Liemers."
 
Vanuit de kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen voor de Liemers zijn voor de omgeving van het plangebied met name de punten 4 en 6 van toepassing:
  • Een samenhangende eenheid van hooggelegen beboste en besloten stuwwalkern (met dekzanden) van Montferland (met uitlopers naar Duitsland) met karakteristieke krans van kleine dorpen en open essen.
    De stuwwalkern blijvend behouden voor natuur en natuurontwikkeling en gepaste recreatieve toegankelijkheid. Openhouden van de oude bouwlanden. Aanleggen en versterken van de ecologische verbindingen van de stuwwal naar andere gebieden zoals de Achterhoek en de Veluwe.
  • Zichtlijnen op stuwwalcomplexen Veluwe, Montferland en Nijmegen. O.a. zicht op Elterberg (en Reichswald).
    Creëren van de belvedères vanaf Montferland over de omgeving.
Het planvoornemen voorziet in de herontwikkeling van een bestaand bebouwd perceel aan de rand van de kern Lengel. Dit is één van de dorpen die als krans rond de stuwwal is gelegen. Het planvoornemen heeft geen effect op de kernkwaliteiten van het landschap, aangezien het de herontwikkeling van een bestaand bebouwd perceel betreft.
 
Ook de zichtlijnen op het stuwwalcomplex worden niet aangetast; ten noorden van het plangebied is een open gebied (bouwland), dat in de toekomstige situatie open blijft. Het zicht op het stuwwalcomplex vanaf de Hartjensstraat in westelijke richting blijft hierdoor ongewijzigd.
 
Woonlocaties
Vanuit de provinciale omgevingsverordening worden ook regels gesteld aan de realisatie van nieuwe woonlocaties in omgevingsplannen (artikel 5.63 en 5.64). Gemeenten zijn regionaal verantwoordelijk voor het opstellen van een regionale woonagenda die doorwerkt in het omgevingsplan. Dit betekent dat elke nieuwe woningbouwontwikkeling passend moet zijn in de regionale woonagenda en daarin vastgelegde afspraken over programmering tussen gemeenten.
 
In paragraaf 4.5.1 van deze toelichting wordt onderbouwd dat het planvoornemen aan de Hartjensstraat 2a passend is in de regionale woonagenda van de Liemers. Derhalve wordt geconcludeerd dat het plan niet in strijd is met de artikelen 5.63 en 5.64 van de provinciale omgevingsverordening.
 
Glastuinbouw
De voorgenomen ontwikkelingen voorzien niet in de nieuwvestiging of uitbreiding van glastuinbouw. Derhalve is het plan niet in strijd  met artikel 5.78 van de provinciale Omgevingsverordening.
 
Klimaatadaptatie  
De provinciale omgevingsverordening stelt regels aan de toepassing van maatregelen ten behoeve van klimaatadaptatie (artikel 5.85) bij een nieuwe ontwikkeling in het omgevingsplan. In paragraaf 3.6 wordt onder meer getoetst aan het beleid van de gemeente op gebied van klimaatadaptatie en biodiversiteit en wordt verder ingegaan op  maatregelen die in het ontwerp genomen worden.
 
Voor het overige raakt het plan geen provinciale regelgeving uit de Omgevingsverordening. 
3.3.3 Conclusie provinciaal beleid
De voorgenomen ontwikkeling past in de uitgangspunten van de provinciale omgevingsvisie en omgevingsverordening.

3.4 Regionaal beleid

3.4.1 Liemerse Woonagenda: de koers voor 2020-2025
De meest recente versie van de regionale woonagenda voor de Liemers is in juli 2020 door Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland vastgesteld.
 
De regionale woningbouwafspraken die in deze agenda zijn vastgelegd zijn gebaseerd op het Woningmarktonderzoek uit 2019 voor de regio. In deze prognoses is er geen sprake meer van krimp in de Liemers; in ieder geval tot 2040 wordt er groei verwacht in aantal huishoudens in deze regio. De grootste groei is voorzien in de eerste vijf jaar, waarbij ongeveer 500 woningen per jaar nodig zijn. Vanaf 2025 ligt deze op ongeveer 300 per jaar en na 2030 is de groei slechts beperkt met nog 50 woningen per jaar.
 
Met de nieuwe regionale woonagenda wordt er sterker ingezet op bouwen naar behoefte en is er afgestapt van harde afspraken over aantallen te bouwen woningen; het accent ligt nu vooral op de oplopende woningtekorten en de betaalbaarheid van woningen voor midden inkomensgroepen. 
 
Toets voorgenomen ontwikkeling
Met onderhavig planvoornemen worden in totaal 11 woningen toegevoegd in de kern Lengel, waarvan 5 vrijstaand woning, 2 hoekwoningen en 4 studio's. Het huidige aanbod in de kern Lengel bestaat overwegend uit vrijstaande woningen. Met de toevoeging van onder meer studio's en hoekwoningen worden er nieuwe woningtypen toegevoegd aan het aanbod in de kern Lengel; gestapelde woningen komen in Lengel nog nauwelijks voor en zijn geschikt voor starters die graag in de kern willen blijven wonen. Daarnaast voorzien met name de studio's en hoekwoningen in de vraag naar betaalbare woningen, zoals expliciet benoemd in de regionale woonagenda. Omdat het plangebied aan de rand van de kern Lengel is gelegen en in principe het 'beeld' van de kern bepaald gezien vanuit het buitengebied, is aan de Hartjensstraat gekozen voor vrijstaande woningen; hiermee wordt aangesloten op het bestaande bebouwingsbeeld aan deze straat en wordt een groener en ruimer opgezet bebouwingsbeeld gerealiseerd.
 
Geconcludeerd wordt dat het plan in overeenstemming is met de Liemerse Woonagenda 2020-2025.
 
Woondeal 2.0 Groene Metropoolregio (GMR) Arnhem-Nijmegen
In 2020 zijn gemeente binnen de Groene Metropoolregio, provincie Gelderland en het Rijk een langjarig partnerschap aangegaan voor een beter werkende woningmarkt. Aanleiding was de constatering dat de regio in de top 3 van regio's met het hoogste woningtekort stond, de woonopgaven bovengemiddeld zijn en de uitvoering onder druk staat. Het partnerschap is vastgelegd in de woondeal uit 2020.
 
Op 8 maart 2023 is in Zutphen de Woondeal 2.0 vastgesteld; een geactualiseerde versie van de eerder gemaakte woningbouwafspraken. De woningbouwafspraken in de Woondeal 2.0 leiden voor de gemeente Montferland tot de volgende opgave:
  • Te realiseren woningen bruto (tot 2030): 1.490
    1. Sociale huur: 440
    2. Midden-huur: 30
    3. Betaalbare koop: 480
    4. Betaalbaarheid totaal: 950
Hiermee wordt in aantallen invulling gegeven aan de regel dat 2/3e van de te realiseren woningen in het betaalbare segment moeten vallen.
 
Voor het planvoornemen aan de Hartjensstraat 2a geldt dat de 4 studio's, 2 hoekwoningen en één van de 5 vrijstaande woningen onder de betaalbaare koop vallen (max. € 355.000 v.o.n.). Dit betreffen in totaal 7 van de in totaal 11 woningen (circa 63% van het plan). Hiermee wordt nagenoeg voldaan aan de 2/3e betaalbaar, echter wordt er afgeweken van het realiseren van sociale huurwoningen in het plan.
 
Voor kleine ontwikkelingen, waartoe het plan aan de Hartjensstraat 2a behoort, geldt dat maatwerk geleverd kan worden. In dit geval worden de studio's in het betaalbare koopsegment aangeboden, omdat vanuit woningcorporaties geen interesse is in kleine aantallen sociale huurwoningen (zoals in dit plan het geval is). Er is contact gelegd met een woningcorporatie om na te gaan of er behoefte is aan het afnemen van de studio's als sociale huurwoningen, echter is hieruit gebleken dat er geen behoefte bestaat aan deze kleine aantallen. 
 
Naast de betaalbaarheid speelt op de beoogde locatie ook de overgang naar het buitengebied en relatie met omliggende bebouwing een rol in de keuze voor het beoogde typen woningen. Door de openheid van het buitengebied vormt de Hartjensstraat 2a vanaf het buitengebied gezien de entree van de kern Lengel in noordelijke richting. Om een al te versteend beeld vanaf het buitengebied gezien te voorkomen, is langs de Hartjensstraat 2a gekozen voor grondgebonden, vrijstaande woningen die meer passen op deze locatie en beter aansluiten op de bestaande bebouwing langs de Hartjensstraat. Ook is de keuze voor deze woningtypen in overeenstemming met de wens van omwonenden; in eerdere plannen is op de locatie gekeken naar appartementen (nieuwbouw of in het bestaande voormalige restaurant), echter is hier vanuit de omgeving weinig tot geen draagvlak voor gebleken.
 
Op basis van voorgaande argumenten wordt geconcludeerd dat in grote mate voldaan wordt aan de Liemerse Woonagenda en de Achterhoekse Woondeal, waarbij er op het punt van sociale huurwoningen voor dit plan maatwerk geleverd moet worden vanwege de ligging, planomvang en bezwaren vanuit de omgeving.
3.4.2 Conclusie regionaal beleid
De voorgenomen ontwikkeling is niet in strijd met het relevante regionale beleid.

3.5 Waterschapsbeleid

3.5.1 Waterbeheerprogramma 2022-2027
In het Waterbeheerprogramma 2022-2027 zijn de doelen van waterschap Rijn en IJssel weergegeven in vier thema’s:
  • Klimaatrobuust gebied
    Het doel is het beheer, het onderhoud en de inrichting van het regionaal watersysteem zodanig in te vullen, dat jaarrond een optimale balans tussen te nat en te droog wordt bereikt en tegelijkertijd inwoners, bedrijven en medeoverheden voldoende weerbaar zijn tegen de onvermijdelijke gevolgen van extreem weer.
  • Veilig gebied
    Het waterschap zorgt voor veilige dijken, nu en in de toekomst. De ambitie van het waterschap is dat in 2050 de keringen voldoen aan de nieuwe normen voor waterveiligheid, en dat daarbij wendbaar op ontwikkelingen kan worden ingespeeld. Daarbij is er aandacht voor een duurzame wijze van beheer en behoud en verhoging van de biodiversiteit van de dijken.
  • Circulaire Economie en Energietransitie
    Het waterschap wil in het uitvoeren van haar primaire taak zoveel mogelijk bijdragen aan het beperken van klimaatverandering. Daarbij wil het waterschap in 2050 onderdeel zijn van een 100% circulaire economie waarin ze haar taken klimaatneutraal uitvoert.
  • Gezonde leefomgeving
    Het waterschap zorgt voor een schoon en gezond watersysteem voor de mensen en de natuur in het gebied. Er wordt naar gestreefd dat het water in onze leefomgeving geschikt is voor verschillende maatschappelijke functies en dat het geen risico’s oplevert voor de volksgezondheid. Het doel is een oppervlaktewatersysteem te bereiken dat optimaal is voor ecologisch functioneren en biodiversiteit en natuurwaarden daarbinnen en -buiten bevordert.
Toets voorgenomen ontwikkeling
Met het planvoornemen wordt een sterk versteend perceel getransformeerd naar woongebied. Er wordt meer groen teruggebracht in de omgeving dan in de bestaande situatie het geval is. Er komt daarmee meer ruimte beschikbaar voor waterberging en wateroverlast kan beter worden tegengegaan zonder afstroming naar omliggende percelen.
3.5.2 Weging van het waterbelang
De weging van het waterbelang is een instrument dat ruimtelijke plannen toetst aan de mate waarin zij rekening houden met het beleid om het water meer ruimte te geven. Het heeft als doel om in een vroegtijdig stadium alle relevante partijen te betrekken bij het opstellen van een wateradvies. De weging heeft betrekking op alle wateren en alle waterhuishoudkundige aspecten die van betekenis zijn voor het gebruik en de functie van het projectgebied en de directe omgeving van het gebied, bijvoorbeeld veiligheid (overstromingsgevaar), wateroverlast en waterkwaliteit.
 
Met behulp van de weging van het waterbelang kan eenvoudig worden bepaald welke wateraspecten van belang zijn. Naarmate er een groter waterbelang is, zal een uitgebreidere procedure van de weging van het waterbelang moeten worden doorlopen. We maken onderscheid in de volgende drie resultaten van de weging van het waterbelang:
  1. Plan raakt geen wateraspecten: geen wateradvies van het waterschap nodig.
  2. Korte procedure: het plan past binnen de uitgangspunten van het waterschap. De initiatiefnemer of gemeente ontvangt van het waterschap een standaardwaterparagraaf, en werkt de voor het plan relevante wateraspecten uit. De waterparagraaf wordt vervolgens door het waterschap van een wateradvies voorzien.
  3. Normale procedure: er zijn grote of meerdere wateraspecten van belang. De initiatiefnemer overlegt met het waterschap om tot maatwerk te komen. De initiatiefnemer brengt opties in beeld en onderbouwt keuzes m.b.t. de waterhuishouding.
Het doel van de watertoets is om in een vroeg stadium in overleg te treden met het waterschap over de voorgenomen ontwikkeling. De watertoets is op 3 augustus 2023 uitgevoerd op www.dewatertoets.nl. Op basis hiervan heeft het Waterschap Rijn en IJssel een wateradvies uitgebracht. Op basis van de ingevoerde gegevens concludeert het Waterschap dat er sprake is van een waterbelang bij de voorgenomen ontwikkeling. In paragraaf 4.10 wordt nader ingegaan op het wateraspect en hoe waterbelangen in het plan worden meegenomen.
 
Toets voorgenomen ontwikkeling
Naast een waterschapsverordening, waarin de concrete regels voor de belangen van het waterschap locatiespecifiek zijn vastgelegd, heeft het waterschap Rijn en IJssel voor de periode 2022-2027 haar beleidsdoelen ook vastgelegd in een Waterbeheerplan (Waterbeheerplan Waterschap Rijn en IJssel 2022-2027). Het WBP is onder meer uitgesplitst in gebiedsprogramma's, waaronder een gebiedsprogramma voor de 'Liemers Veluwe', waartoe de kern Lengel behoort.
 
Dit gebied kenmerkt zich door twee hoge stuwwallen (Montferland en de Veluwe) die functioneren als grote infiltratiegebieden, en een vlak rivierkleigebied, bestaande uit oude Rijntakken. Opvallend is dat dit stroomgebied geen duidelijke hoofdwatergang heeft zoals bijvoorbeeld de Oude IJssel of de Berkel. Het zijn eigenlijk vier aparte stroomgebieden met daarbinnen een paar hoofdwatergangen.
 
De opgaven die geformuleerd zijn voor deze regio zien niet toe op ontwikkelingen die rechtstreeks invloed hebben op het plan aan de Hartjensstraat 2a óf waar het plan zelf impact op heeft. Het plan is daarmee niet in strijd met het gebiedsprogramma voor Liemers Veluwe.
3.5.3 Conclusie waterschapsbeleid
Het planvoornemen is in beginsel niet in strijd met het waterbeheerplan van het waterschap. Een verdere toelichting op de waterschapsregelgeving wordt gegeven in paragraaf 4.10.

3.6 Gemeentelijk beleid

3.6.1 Structuurvisie Montferland
Op 23 april 2009 is door de gemeenteraad van Montferland de Structuurvisie Montferland vastgesteld. Het doel van deze structuurvisie is tweeledig:
  • Het samenbrengen en actualiseren van bestaande visies (met name structuurvisie Bergh en structuurvisie Didam) en andere beleidsdocumenten in een nieuwe visie. Het gaat dus niet om het formuleren van nieuw beleid, maar om het samenbrengen in één visie van reeds bestaand beleid.
  • Het bestendigen van het gevestigde voorkeursrecht voor enkele uitbreidingslocaties. In het Regionaal Plan van de Stadsregio Arnhem/Nijmegen zijn een aantal uitbreidingsrichtingen van woonkernen en het lokale bedrijventerrein 'Kollenburg' te Didam opgenomen. In de structuurvisie worden deze zoekrichtingen vertaald en begrensd in concrete locaties. Daarnaast is de voorgenomen uitbreiding van het Euregionale Bedrijventerrein te 's-Heerenberg in de structuurvisie opgenomen en begrensd. Ook voor dat gebied is een voorkeursrecht gevestigd. Via de structuurvisie kan het gevestigde voorkeursrecht voor deze uitbreidingslocaties worden bestendigd.
Toets voorgenomen ontwikkeling
In het kader van de structuurvisie is een ontwikkelingsbeeld van de gehele gemeente geschetst en vastgelegd in een kaartbeeld (zie onderstaande afbeelding). Het plangebied ligt in de zone 'hoofdfunctie landbouw', grenzend aan de 'contour bebouwd gebied'.
 
Kaartbeeld structuurvisie Montferland, locatie plangebied rood omkaderd
 
Het gemeentelijk beleid uit de structuurvisie beschrijft dat verwacht wordt dat het aantal agrarische bedrijven binnen de gemeente de komende jaren zal afnemen. Dit roept de vraag op naar de mogelijkheden voor hergebruik van vrijkomende gebouwen. De gemeente wil hiervoor ruimere mogelijkheden bieden in haar beleid, uit het oogpunt van het behoud van een sterke plattelandseconomie.
 
Het plangebied van onderhavig planvoornemen ligt weliswaar binnen het bestemmingsplan voor het buitengebied, maar grenst direct aan de kom van Lengel. In de huidige situatie is reeds een stedelijke functie (horeca) binnen het plangebied aanwezig. Hoewel er geen sprake is van functieverandering van een agrarisch bedrijf naar andere functies, betreft het wel de transformatie van een bestaand bebouwd perceel. Omdat het plangebied tevens aansluit op het bestaand stedelijk gebied van de kern Lengel, is er sprake van een duurzame stedelijke ontwikkeling, waarbij invulling gegeven wordt aan het behoud van een sterke plattelandseconomie door leegstaand vastgoed te transformeren tot nieuwe woningen. Het planvoornemen is niet in strijd met de gemeentelijke structuurvisie.
    
3.6.2 Woonvisie Montferland 2016-2020
In de Woonvisie Montferland 2016-2020 legt de gemeente haar ambities, doelstellingen en maatregelen vast over het wonen in de gemeente voor de komende jaren. De centrale visie in dit beleidsdocument luidt als volgt:
 
'De gemeente Montferland is een groene gemeente, die haar inwoners de kans geeft binnen deze gemeente de wooncarrière te doorlopen. Bijzondere aandacht krijgen de jonge, vaak startende huishoudens en de groeiende groep ouderen. Bestaande woongebieden, woningen en vastgoed worden optimaal benut en ontbrekende woningen en woonruimten voegen we toe. De gemeente Montferland wil haar bewoners een prettige woon- en leefsituatie op kernenniveau blijven bieden. De gemeente heeft vooral een regierol bij het realiseren van haar doelen.'
 
De centrale visie gaat vergezeld van een aantal ambities die verband houden met de in de visie benoemde punten:
  • Inwoners moeten binnen de gemeente een wooncarrière kunnen doorlopen. Dat houdt in dat de gemeente jonge en startende woningzoekenden de kans wil geven binnen de gemeente de gewenste woning te vinden, waar mogelijk op kernenniveau.
  • Huishoudensgroei neemt af en bevolking verandert van samenstelling, o.a. vergrijzing. De gemeente wil deze groeiende groep ouderen en mensen met een zorgvraag ondersteunen om zo lang mogelijk zelfstandig te kunnen blijven wonen.
  • De gemeente wil een huurwoningvoorraad die wat betreft omvang en betaalbaarheid past bij de woningvraag van de huidige en toekomstige inwoners. Daarnaast streeft de gemeente naar een meer duurzame en energiezuinige woningvoorraad.
  • Er zijn nog ruim 1.000 woningen nodig in de periode 2015-2025; met de provincie zijn afspraken gemaakt voor het realiseren van 419 woningen in de periode 2015-2019.
  • Huisvesten van vergunninghouders om bijdrage te leveren aan het actuele vraagstuk.
  • Leefbaarheid in de kernen en wijken bevorderen door woningbouw, door verbetering van bestaande woningen en de woonomgeving.
Toets voorgenomen ontwikkeling
Met onderhavig plan worden in totaal 11 woningen aan de kern Lengel toegevoegd bestaande uit diverse typen. De rijwoningen zijn onder meer geschikt voor starters, terwijl de tweekappers en vrijstaande woning voor doorstromers bedoeld zijn. Met deze toevoegingen, aanvullend op het bestaande aanbod in Lengel (voornamelijk vrijstaande woningen) wordt de variatie in woningtypen groter en neemt onder meer voor starters het aanbod in Lengel toe. Hiermee wordt invulling gegeven aan de ambitie om inwoners de kans te bieden hun wooncarrière in de eigen gemeente te starten.  
3.6.3 Notitie woningbouwbehoefte 2019-2030
De gemeente Montferland maakt onderdeel uit van de woningmarktregio Arnhem-Nijmegen en derhalve is de voor deze regio van toepassing zijnde huisvestingsverordening van kracht. Onderdeel van deze regels voor huisvesting is het opstellen van een regionale woonagenda, in dit geval voor de regio Liemers. De woningbouwprogrammering die in deze agenda voor Montferland is vastgesteld, wordt voor de periode 2019-2030 nader gespecificeerd in de notitie woningbouwbehoefte.
 
Bevolking en huishoudens
De verwachting is dat op de langere termijn het aantal inwoners in de gemeente Montferland zal dalen (vanaf 2030). Tot 2030 wordt echter nog een huishoudensgroei van 6,3% geprognosticeerd. Door een daling in de gemiddelde huishoudgrootte zal de vraag naar woningen alsnog langere tijd hoger blijven dan de groei van het aantal inwoners. Er is dan met name vraag naar kleinere woonruimtes voor één of twee persoonshuishoudens (eventueel geschikt voor senioren).
 
Woningvoorraad en woningbehoefte
Een groot deel van de huidige woningvoorraad in Montferland bestaat uit koopwoningen (circa 70%). De overige 30% bestaan voor het overgrote deel uit corporatiewoningen (25%) en een klein deel uit commerciële huurwoningen (5%). De huidige koopvoorraad bestaat met name uit eengezinswoningen en een klein deel appartementen. In de notitie wordt uitgegaan van een groei in de woningvoorraad die minimaal gelijk is aan de verwachte huishoudensgroei; de gemeente sluit daarbij aan op een groei in de woningvoorraad met 950 tot 1.350 woningen tot 2030.
 
Woonbehoefteonderzoek 2022 Groene Metropoolregio Arnhem-Nijmegen
In 2022 is, in opdracht van de Goene Metropoolregio Arnhem-Nijmegen, door Companen een woonbehoefteonderzoek uitgevoerd voor de gehele regio. De gemeente Montferland maakt eveneens onderdeel uit van deze regio en is derhalve meegenomen in dit onderzoek. Aangezien dit onderzoek actuele inzichten bevat over de woonbehoefte in gemeente Montferland en de bredere regio, is het meegenomen in de toetsing.
  
Toets voorgenomen ontwikkeling
Binnen deze benodigde groei is met name vraag naar woningen voor één- of tweepersoonshuishoudens als ook sociale huurwoningen. Ook blijft er behoefte aan eengezins- en levensloopbestendige woningen.
 
Het plan bestaat voor een deel uit woningen geschikt voor kleinere huishoudens (studio's), maar ook uit (betaalbare) eengezinswoningen. Hiermee sluit het plan aan op de gewenste woningtypen die toegevoegd moeten worden tot 2030 volgens de notitie woningbouwbehoefte.
 
Ook uit het woonbehoefteonderzoek van de Groen Metropoolregio Arnhem-Nijmegen volgt dat er tot 2030 vraag bestaat naar de beoogde woningtypen aan de Hartjensstraat 2a. Met uitzondering van grondgebonden vrije sectorhuur woningen, is voor alle woningtypen sprake van een zekere vraag. Voor grondgebonden koopwoningen tussen € 250.000 en € 355.000 is er vraag naar circa 160 woningen tot 2030. Voor grondgebonden koopwoningen boven de € 355.000 is de vraag tot 2030 nog groter, namelijk circa 260 woningen. Ook voor vrije sectorhuur- en koopappartementen geldt dat er vraag is tot 2030 van respectievelijk circa 140 en 75 nieuwe woningen.
 
Kwalitatieve woningbehoefte volgens Woonbehoefteonderzoek 2022 Groene Metropoolregio
  
3.6.4 Groenstructuurplan
Het Groenstructuurplan is op 27 januari 2011 door de gemeenteraad van Montferland vastgesteld. Het groen is kenmerkend voor de ruimtelijke kwaliteit en aantrekkelijkheid van het landschap, met name ook van de kernen. Velen hebben belang bij aantrekkelijke kernen die, naast mogelijkheden voor een vitale economie, rust en ruimte bieden. Naast het groenstructuurplan heeft de gemeente Montferland ook een groenbeleidsplan. In paragraaf 3.6.8 wordt hieraan getoetst.
 
Voor iedere kern is een werkboek opgesteld dat handreikingen biedt voor het ontwikkelen en begeleiden van projecten. Drie zaken staan centraal in het Groenstructuurplan:
  1. sluit aan bij het landschap;
  2. versterk de karakteristiek van de kern;
  3. draagvlak in projecten.
Lengel
Lengel ligt al eeuwen op de helling als een reeks erven met ieder hun eigen beplanting. Vanaf de wegen en paden langs een kavelgrens is steeds weer een ander uitzicht op het landschap mogelijk. De hagenstructuur is zeer waardevol, met name de variatie aan soorten is kenmerkend.
 
In vergelijking met de andere kleine kernen is Lengel bijzonder door het alom aanwezige landschap van de Montferlandse berg. In de kern vallen de vele omhaagde particuliere erven op. De groenstructuur dient te worden versterkt door op enkele speciale plekken grote solitaire bomen te planten en door met de hagenstructuur de droogdalen langs de randen van het dorp te versterken.
 
Het plangebied is in het groenstructuurplan specifiek aangehaald (de voormalige 'Bengel van Lengel'). Aangegeven wordt dat vanaf het huidige plein binnen het plangebied een indrukwekkend uitzicht is op het buitengebied en de achtergelegen Montferlandse berg. Aangemerkt wordt dat op deze plek een grote solitaire boom, gecombineerd met typisch Lengelse hagen het karakteristieke beeld van de kern zou versterken.
 
Toets voorgenomen ontwikkeling
De huidige situatie binnen het plangebied schetst een sterk versteend beeld met weinig tot geen substantieel groen. In de toekomstige situatie wordt de bestaande bebouwing en het verharde oppervlak verwijderd en wordt er veel groen toegevoegd; zo wordt de westkant van het plangebied, grenzend aan de Antoniusstraat, ingericht als groenvoorziening met een grote, beeldbepalende boom en worden de percelen van de woningen, conform het werkboek voor Lengel uit het groenstructuurplan, begrensd middels hagen. Het beeld van omhaagde erven dat typerend is voor de rest van de kern wordt zo doorgezet binnen het plangebied. Tot slot worden ook diverse solitaire bomen aangeplant of behouden op het terrein, waaronder aan de kruising met de Chamavenstraat en Antoniusstraat. De aan te planten boom aan de westzijde van het plangebied bij de kruising Chamavenstraat/Antoniusstraat staat op ruime afstand van de woningen. De bomen aan de Hartjensstraat, die op de uitgeefbare percelen worden aangeplant, bevinden zich aan de noordzijde van de woningen en zorgen derhalve niet voor schaduwwerking. Ook de populieren in de zuidoosthoek van het terrein worden in beginsel behouden. Indien de bomen onvoldoende levensvatbaar blijken of voor hinderlijke schaduwwerking blijken te zorgen, zal in de realisatiefase alsnog gekozen worden voor compensatie van deze bomen op een hiervoor geschikte locatie. Met het planvoornemen wordt derhalve invulling gegeven aan de doelen uit het groenstructuurplan voor de kern Lengel. 
3.6.5 Klimaatadaptatieplan Montferland 2021-2026
Omdat klimaatverandering ons allemaal raakt moet iedereen daarin zijn bijdrage leveren. Op Nationaal niveau is in de Deltabeslissing Ruimtelijke Adaptatie (2015) de ambitie vastgelegd om Nederland klimaatbestendig en waterrobuust in te richten. Daarmee is een transitie ingezet, die in 2050 voltooid moet zijn.
 
In het Klimaatadaptatieplan Montferland staat hoe de gemeente Montferland de kwetsbaarheden in beeld heeft gebracht, hoe de risicodialogen zijn gevoerd en wat de visie, ambities, aanpak en speerpunten voor de periode 2021-2026 zijn. Door de visie, ambities en speerpunten van dit plan vast te stellen en het benodigde budget beschikbaar te stellen kan de gemeente Montferland werk maken van klimaatadaptatie.
 
Het klimaatadaptatieplan gaat uit van drie centrale speerpunten:
  1. We maken klimaatadaptatie vanzelfsprekend in onze organisatie
  2. We benutten elke kans buiten
  3. We stimuleren klimaatbestendig gedrag bij inwoners, ondernemers en organisaties
Toets voorgenomen ontwikkeling 
In het plan is rekening gehouden met klimaatverandering en de effecten daarvan op de gebouwde omgeving. Zo neemt in de toekomstige situatie het verhard oppervlak binnen het plangebied af. Ook wordt er meer groen teruggebracht, waardoor een verkoelend effect op het stedelijk gebied optreedt. Het hemelwater dat binnen het plangebied valt wordt zoveel mogelijk op eigen terrein geïnfiltreerd. Het opvangen en infiltreren van hemelwater op eigen terrein helpt droogte tegen te gaan. Een en ander is ook verder beschreven in paragraaf 4.10.
3.6.6 Biodiversiteitsplan
Het biodiversiteitsplan 'Ruimte voor biodiversiteit' van de gemeente Montferland beschrijft met welke maatregelen de gemeente de biodiversiteit binnen het grondgebied wil helpen. Het biodiversiteitsplan gaat vergezeld van een uitvoeringsplan, waarin onder meer wordt ingegaan op maatregelen die bij ruimtelijke ontwikkelingen in de kernen getroffen kunnen worden.
 
In de toekomst wil de gemeente natuurinclusief ontwerpen als norm aanhouden; vooralsnog wordt bij nieuwe initiatieven zoals nieuwbouw een vrijwillige bijdrage gevraagd. Initiatiefnemers worden voorgelicht over de mogelijkheden van natuurinclusief ontwerpen. Bij gemeentelijke initiatieven wordt van opdrachtnemers een natuurinclusief ontwerp verplicht gesteld.
 
Het biodiversiteitsplan gaat ook vergezeld van een biomorfologische kaart met factsheets voor de verschillende deelgebieden.
  
Toets voorgenomen ontwikkeling
Het plangebied aan de Hartjensstraat 2a ligt op de grens van het buitengebied 'Braamtsche Veld' en de kern Lengel. Qua inrichting sluit het plangebied momenteel al meer aan op de kern Lengel en ook de toekomstige invulling vertoont hier meer raakvlakken mee. Derhalve wordt aangesloten op de factsheet voor de kern Lengel.
 
Vanuit de factsheet voor Lengel wordt aangegeven dat de ligging ten opzichte van het bos en het kleinschalig agrarisch gebied kansen biedt om soorten gebruik te laten maken van de bebouwde kom. Er is dan wel een doorlopende groenstructuur noodzakelijk. Het is zaak om groene stapstenen met elkaar te verbinden en bij inbreidingen geen structuren te onderbreken.
 
Op dit moment is binnen het plangebied geen of nauwelijks groen aanwezig (met uitzondering van de groenvoorziening aan de kruising met de Antoniusstraat en het grasveld met populieren in de zuidoosthoek). In de toekomstige situatie wordt nagenoeg het gehele plangebied als kavels bij de woningen uitgegeven. Om bij te dragen aan het creëren van verbindingen tussen groene stapstenen, zullen aan de voorzijde van de kavels op eigen terrein van toekomstige bewoners per kavel één boom worden geplant (welke in stand gehouden moet worden middels vastlegging in de koopovereenkomst). Hiermee wordt niet alleen een vanuit landschappelijk oogpunt wenselijke laanstructuur gerealiseerd, maar ook voorzien in een groene lijnstructuur langs de Hartjensstrraat.
 
Verder kunnen toekomstige bewoners van de woningen eveneens geïnformeerd worden over mogelijk bijdragen aan de biodiversiteit, door bijvoorbeeld voldoende groen in de tuinen te behouden (verharding waar mogelijk beperken). Op basis van voorgaande wordt beoogd een bijdrage te leveren aan de ambities uit het gemeentelijk biodiversiteitsplan.
3.6.7 Bomenbeleidsplan
Het bomenbeleidsplan 'De kracht van Bomen' is op 9 januari 2020 door de gemeenteraad van Montferland vastgesteld en is bedoeld als ondersteuning bij het nemen van besluiten rondom bomen die de gemeente Montferland boomrijk en leefbaar houden. In het bomenbeleidsplan is onder meer een hoofdstuk opgenomen dat ingaat op de omgang met bomen bij ruimtelijke plannen.
 
Het uitgangspunt bij ruimtelijke plannen en ingrepen is bescherming, behoud en inpassing van het bomenbestand tenzij. Het 'tenzij' betekent dan een zorgvuldig uitgewerkte motivatie en aanvullend onderzoek om de kap van bomen te onderbouwen.
 
Toets voorgenomen ontwikkeling
Binnen het plangebied bevinden zich een aantal bomen, te weten een rode beuk aan de westzijde van het plangebied aan de kruising met de Antoniusstraat en een tweetal populieren in de zuidoosthoek van het plangebied. De rode beuk zal in het plan worden gekapt en gecompenseerd door de toevoeging van een grotere, meer beeldbepalende boom op ongeveer dezelfde plek. Rond de boom wordt een groenvoorziening gerealiseerd, waardoor er voldoende groeiruimte is voor deze boom.
 
De populieren in de zuidoosthoek van het plangebied blijven in beginsel behouden; ze staan in de tuin van de meest oostelijk gelegen vrijstaande woning en staan op ruime afstand van deze geprojecteerde woning. Directe risico's voor de instandhouding van deze boom zijn er dan ook niet. In de uitwerkingsfase zal nader bekeken worden of de bomen nog van voldoende kwaliteit zijn en behouden blijven in het plan óf dat deze gecompenseerd zullen worden.
 
Verder bevinden zich binnen het plangebied geen behoudenswaardige bomen. Het planvoornemen is derhalve niet in strijd met het gemeentelijk bomenbeleidsplan.
3.6.8 Groenbeleidsplan
Het Groenbeleidsplan van de gemeente Montferland richt zich op het bestaande groen, maar ook op het groen dat nog ontwikkeld moet worden. Het plan biedt kaders in de vorm van ambities en wettelijke taken, geeft richting aan het groenbewust handelen bij ruimtelijke ontwikkelingen en vormt het uitgangspunt voor het beheer en onderhoud van het groen in de gemeente.
 
Toets voorgenomen ontwikkeling  
Het groenbeleidsplan biedt onder andere kaders en uitgangspunten voor de inrichting van openbaar groen. Het plan aan de Hartjensstraat 2a omvat uitsluitend een kleine groenvoorziening aan de westzijde van het plangebied. In beginsel blijft deze groenvoorziening in eigen beheer.
3.6.9 Tijdelijk deel omgevingsplan
Binnen het tijdelijk deel van het omgevingsplan van gemeente Montferland is het voormalige 'Bestemmingsplan Buitengebied' van kracht., waarvan de eerste versie is vastgesteld op 21 september 2011 door de gemeenteraad van Montferland. Na vaststelling van het moederplan hebben er een vijftal herzieningen plaatsgevonden. De de consolidatie van deze herzieningen is op 16 april 2022 gepubliceerd en omvat (hoewel zelf geen besluit en dus niet rechtsgeldig) het meest actuele planologische kader.
 
In dit bestemmingsplan zijn de mogelijkheden voor transformatie in het buitengebied vertaald vanuit de gemeentelijke structuurvisie; dit betekent dat er diverse wijzigingsbevoegdheden zijn opgenomen om bestaande functies die zijn beëindigd dan wel geen toekomst hebben te transformeren naar andere stedelijke functies (waaronder wonen). Het planvoornemen, bestaande uit de sloop van de bestaande bebouwing en nieuwbouw van 11 woningen, past echter niet binnen de in artikel 43 opgenomen wijzigingsbevoegdheden voor de nu geldende bestemming 'Horeca'. Derhalve kan het plan niet worden gerealiseerd op basis van de in het omgevingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheden (mede daar wijzigingsplannen onder de Omgevingswet zijn komen te vervallen), maar is een wijziging van het omgevingsplan ter plaatse van het plangebied noodzakelijk.
 
Verder omvat het omgevingsplan de gebiedsaanduiding 'overige zone - waardevol landschap'. Ter plaatse van deze aanduiding zijn de gronden mede bestemd voor behoud en versterking van de kernkwaliteiten van het waardevol landschap. Wat het waardevol landschap omvat is omschreven in een bijlage bij het bestemmingsplan omtrent de kernkwaliteiten van het landschap.
 
Het plangebied ligt ten oosten van de beboste stuwwal van Montferland. Het gebied waarin het plangebied is gelegen wordt juist gekenmerkt door een sterke mate van openheid; het zicht op de stuwwal en de vergezichten die dit oplevert zijn van landschappelijke waarde. Het plangebied grenst direct aan de bebouwde kom van Lengel en maakt er in principe onderdeel van uit. In de huidige situatie is het plangebied reeds bebouwd met een restaurant. Het planvoornemen heeft geen negatieve effecten op de openheid van het landschap.
3.6.10 Conclusie gemeentelijk beleid
De voorgenomen ontwikkeling is niet in strijd met het relevante gemeentelijk beleid.

4 Milieu- en omgevingsaspecten

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt beschreven op welke wijze bij de ontwikkeling rekening is gehouden met diverse aspecten van de fysieke leefomgeving en de evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Onderzocht is wat de gevolgen van de nieuwe ontwikkelingen zijn op het onderzochte omgevingsaspect.

4.2 M.e.r.-(beoordelings)plicht

4.2.1 Wettelijk kader
Onderdeel van de beoordeling of een aanvraag voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit volledig is, is een toets aan de regels over een milieueffectrapportage. Dit gebeurt overeenkomstig afdeling 16.4 van de Omgevingswet en hoofdstuk 11 en bijlage V van het Omgevingsbesluit.
 
De milieueffectrapportage (m.e.r.) is een hulpmiddel om bij diverse procedures het milieubelang een volwaardige plaats in de besluitvorming te geven. Een m.e.r. is verplicht bij de voorbereiding van plannen en besluiten van de overheid over initiatieven en activiteiten van publieke en private partijen die aanzienlijke milieueffecten kunnen hebben.
 
De wettelijke basis voor de m.e.r. ligt in Europa:
• De mer-richtlijn regelt de milieueffectrapportage voor projecten;
• De smb-richtlijn regelt de milieueffectrapportage voor plannen en programma’s.
 
Daarnaast geldt het verdrag van Espoo, inclusief het SEA-protocol, als er grensoverschrijdende milieueffecten kunnen zijn.
 
De eisen van de bovengenoemde richtlijnen en het verdrag zijn nationaal omgezet in afdeling 16.4 van de Omgevingswet en hoofdstuk 11 van het Omgevingsbesluit. De Commissie m.e.r. is geregeld in artikel 17.5 van de Omgevingswet en hoofdstuk 12 van het Omgevingsbesluit.
 
Of een besluit over een project ook project-mer-plichtig is, is af te leiden uit bijlage V bij het Omgevingsbesluit. Daar staat in de eerste kolom de omschrijving van projecten. In de vierde kolom staan, in samenhang met artikel 11.6, derde lid van het Omgevingsbesluit, de besluiten waarvoor de m.e.r.-verplichtingen gelden. Dit zijn besluiten zoals:
  • Een omgevingsvergunning;
  • Een projectbesluit;
  • Het omgevingsplan (soms).
4.2.2 Onderzoek
Uit toetsing aan artikel 16.36, lid 3 en 4 Omgevingswet volgt dat het besluit tot wijziging van het omgevingsplan voor onderhavig project valt onder mogelijkheid 2 zoals hierboven beschreven. Het besluit bevat namelijk wél een activiteit uit kolom 3 van bijlage 4 van het Omgevingsbesluit [J11] de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject, maar er wordt niet voldaan aan de drempelwaarden die zijn vastgelegd in kolom 2 (gevallen waarin de mer-plicht geldt). Er kan derhalve worden volstaan met een plan-mer-beoordeling indien voldaan wordt aan de onderdelen a en b van lid 2 zoals hierboven beschreven.
 
Het plan aan de Hartjensstraat 2a betreft een kleine wijziging van het omgevingsplan van de gemeente Montferland; ter plaatse is reeds bebouwing aanwezig, echter is de beoogde functie wonen nog niet toegestaan en ontbreken bouwvlakken op de gewenste locaties van de woningen. Ten opzichte van het gemeentelijk omgevingsplan als geheel betreft het plan een klein gebied op lokaal niveau waarvoor gemeente het bevoegd gezag is. Op basis van voorgaande kan worden geconcludeerd dat volstaan kan worden met een plan-mer-beoordeling.
 
In aanvulling op het voorgaande zijn in het kader van de voorgenomen ontwikkeling de belangrijkste milieuaspecten waaronder bodem, luchtkwaliteit, geluid, externe veiligheid en ecologie in beeld gebracht in hoofdstuk 4 van deze toelichting. Tezamen met de overige hoofdstukken vormen deze paragrafen de zogenaamde plan-mer-beoordeling in het kader van artikel 16.36 lid 3 en 4 van de Omgevingswet.
Geconcludeerd wordt dat er geen sprake is van een ontwikkeling die aanzienlijke milieueffecten kent. Belangrijke milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. De uitgevoerde onderzoeken geven voldoende inzicht in de milieugevolgen om een gewogen besluit omtrent dit wijzigingsbesluit te kunnen nemen. Het opstellen van een milieueffectrapportage zal geen verder inzicht verschaffen op de relevante milieuaspecten.
 
Het bevoegd gezag kan op basis van deze toelichting een besluit nemen over de uitkomst van de plan-m.e.r.-beoordeling, of er al dan niet een m.e.r. nodig is en publiceert dit in een m.e.r.- beoordelingsbesluit. Het besluit dat geen m.e.r. uitgevoerd hoeft te worden, hoeft niet gepubliceerd te worden in de Staatscourant. Er is geen sprake van een aparte bezwaar- en beroepsprocedure bij de beslissing over de m.e.r.-plicht. Bezwaar en beroep is alleen mogelijk tegelijkertijd met de procedure voor dit wijzigingsbesluit.
4.2.3 Conclusie
Uit bovenstaande is gebleken dat geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling waardoor er geen aanleiding is tot het opstellen van een m.e.r.-rapportage.

4.3 Bodem

4.3.1 Wettelijk kader
Bij iedere ontwikkeling met betrekking tot de fysieke leefomgeving is het van belang om te weten of de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie. Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen gezondheidsrisico oplevert voor de gebruikers van de bodem. In deze paragraaf komt aan de orde op welke wijze bij de activiteit rekening wordt gehouden met het aspect bodem.
 
Ter bescherming van de gezondheid en het milieu zijn voor het aspect bodem instructieregels in paragraaf 5.1.4.5 van het Besluit kwaliteit leefomgeving opgenomen. Deze instructieregels hebben betrekking op het bouwen van bodemgevoelige gebouwen op een bodemgevoelige locafie. Er worden drie basisvormen van bodemgebruik onderscheiden: landbouw/natuur, wonen en industrie. De algemene doelstelling van het bodembeleid is het waarborgen van de gebruikswaarde van de bodem en het faciliteren van het duurzaam gebruik van de functionele eigenschappen van de bodem, door in onderlinge samenhang;
  • Beschermen van de bodem tegen nieuwe verontreinigingen en aantastingen;
  • Evenwichtige toedeling van functies aan locaties, rekening houdend met de kwaliteiten van de bodem;
  • Duurzaam en doelmatig beheren van de resterende historische verontreinigingen en -aantastingen.
4.3.2 Onderzoek
Verkennend bodemonderzoek Hartjensstraat 2a
Om eventuele verontreiniging van de grond en het grondwater ter plaatse van het plangebied aan de Hartjensstraat te kunnen vaststellen is een verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740 uitgevoerd. Het rapport van het verkennend bodemonderzoek voor Hartjensstraat 2a is als bijlage 1 opgenomen in de bijlagen bij deze toelichting.
 
Uit het historisch onderzoek zijn geen bijzonderheden naar voren gekomen. In aansluiting op dit resultaat is gekozen voor de onderzoeksstrategie 'onverdacht' uit de NEN 5740. De bodemopbouw bestaat tot 5,5 m-mv uit matig fijn tot matig grof zand. In de bovengrond worden bijmengingen met sporen baksteen aangetroffen en in één boring sporen kolengruis.
 
Uit de analyseresultaten volgt dat in de onderzochte grondmengmonsters maximaal licht verhoogde gehalten aan minerale olie en PAK zijn aangetoond. Uit indicatieve toetsing van de resultaten aan het Besluit bodemkwaliteit volgt dat de bovengrond varieert van kwaliteitsklasse 'Altijd toepasbaar' tot 'Industrie'. De ondergrond valt in de klasse 'Altijd toepasbaar'. In het grondwater is uitsluitend een licht verhoogd gehalte aan naftaleen gemeten ten opzichte van de streefwaarde.
 
Naar aanleiding van de analyseresultaten is een nader onderzoek niet noodzakelijk. Het terrein van Hartjensstraat 2a is op basis van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem geschikt voor het voorgenomen gebruik.
 
Verkennend bodemonderzoek Hartjensstraat 2b
De bestaande, voormalige bedrijfswoning aan de Hartjensstraat 2b wordt in deze ontwikkeling eveneens omgezet van de huidige functie 'Horeca' naar een reguliere woonfunctie. In dit kader is ter plaatse van het woonperceel Hartjensstraat 2b eveneens een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Het rapport van het verkennend bodemonderzoek voor Hartjensstraat 2b is als bijlage 2 opgenomen in de bijlagen bij deze toelichting.
 
Uit de resultaten van het onderzoek voor deze locatie volgt eveneens dat een nader onderzoek niet noodzakelijk is. Het terrein van Hartjensstraat 2b is op basis van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem geschikt voor het gebruik ten behoeve van wonen.
4.3.3 Conclusie
Vanuit het aspect 'bodem' is sprake van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

4.4 Asbest

4.4.1 Beoordelingskader
Ten behoeve van de sloop van gebouwen ouder dan 1994 is een asbestinventarisatie noodzakelijk. Bij deze inventarisatie wordt vastgesteld of er asbesthoudende toepassingen in het te slopen gebouw aanwezig zijn en, indien aanwezig, hoe deze verwijderd dienen te worden.
4.4.2 Onderzoek
Ten behoeve van de sloop van het bestaande pand van het voormalig restaurant aan de Hartjensstraat 2a is een asbestinventarisatie uitgevoerd. De conclusies uit dit onderzoek zijn hieronder beschreven. De volledige rapportage is als bijlage 3 bij de toelichting opgenomen.
 
Tijdens het onderzoek zijn een aantal asbesthoudende bronnen aangetroffen; het betrof dakbeplating op het dak van het pand en een geiser in de keuken van het voormalig restaurant. Er is geen direct risico. De asbesthoudende bronnen kunnen voorafgaand aan de sloop van het gebouw worden verwijderd.
4.4.3 Conclusie
Met inachtneming van het voorgaande wordt geconcludeerd dat vanuit het aspect 'asbest' sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

4.5 Geluid

4.5.1 Geluid van activiteiten
4.5.1.1 Wettelijk kader
In paragraaf 5.1.4.2 van het Besluit kwaliteit leefomgeving staan instructieregels over het geluid van activiteiten op de gevels van geluidgevoelige gebouwen. Op grond van deze instructieregels moet er in het omgevingsplan worden zorggedragen voor een aanvaardbaar geluidsbelasting. Er is in ieder geval sprake van een aanvaardbare geluidsbelasting indien de standaard- en grenswaarden van artikel 5.65 van het Besluit kwaliteit leefomgeving worden opgenomen in het omgevingsplan. Tot het moment waarop de gemeente Montferland een permanent omgevingsplan heeft, gelden in de gemeente Montferland de regels van paragraaf 22.3.4 van het tijdelijk omgevingsplan gemeente Montferland.
4.5.1.2 Onderzoek
Ten behoeve van een goede ruimtelijke inpassing is een akoestisch onderzoek industrielawaai uitgevoerd naar het effect van geluid van activiteiten in de omgeving op de beoogde woningen binnen het plangebied. De resultaten van dit onderzoek zijn in deze paragraaf beschreven. De volledige rapportage is als bijlage 4 bij deze ruimtelijke motivering opgenomen.
 
Ten westen van het plangebied is aan de Antoniusstraat 2 een sportschool c.q. fitnesscentrum gevestigd, welke in de nieuwe systematiek worden aangemerkt als 'Geluidruimte zone 1 bedrijfsbestemming'. Dit betekent dat er op ten minste 30 meter van de begrenzing van het betreffende bestemmingsvlak sprake is van een maximaal optredende geluidbelasting van 45 dB. Uit de rekenresultaten volgt dat de optredende maximale geluidbelasting ter plekke van de dichtstbijzijnde woningen 49 dB bedraagt. Deze waarde ligt niet boven de ter plaatse van kracht zijnde grenswaarde van 50 dB.
 
In de Omgevingswet is bepaald dat geluid tot en met de grenswaarde op de gevel van een geluidgevoelig gebouw kan worden toegestaan als:
  1. Er geen geluidbeperkende maatregelen kunnen worden getroffen om aan de standaardwaarde te voldoen;
  2. De overschrijding van de standaardwaarde zoveel mogelijk wordt beperkt door het treffen van geluidbeperkende maatregelen;
  3. Er tegen het treffen geen overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of technische aard bestaan;
  4. Het gecumuleerd geluid is bepaald;
  5. Het gezamenlijke geluid is bepaald;
  6. Het belang van het beschermen van de gezondheid door een geluidluwe gevel bij het overwegen van geluidbeperkende maatregelen is betrokken.
Omdat aan bovenstaande criteria wordt voldaan, kan worden gesteld dat er sprake is van een voorgenomen ontwikkeling welke past binnen de flexibiliteitsregels van de van kracht zijnde regelgeving. Voorgesteld wordt daarom om de gemeente te verzoeken om medewerking te willen verlenen aan de realisatie van de voorgenomen ontwikkeling. Een nadere uitwerking van de flexibiliteitsbepaling is opgenomen in het als bijlage 3 bij deze toelichting opgenomen rapport.
 
Warmtepompen
Ten behoeve van de nieuwe woningen zullen warmtepompen worden geïnstalleerd. Vanuit akoestisch oogpunt zijn warmtepompen voor omliggende geluidgevoelige bestemmingen relevant. Derhalve is een toetsing naar de ruimtelijke inpasbaarheid van de warmtepompen uitgevoerd. De uitkomsten van deze toetsing zijn hieronder beschreven. De volledige rapportage is als bijlage 5 bij de toelichting opgenomen.
 
Bij het beoordelen van de geluiduitstraling van de buitenunits naar de omgeving is uitgegaan van een worst-case scenario waarin het maximaal toegestane geluidvermogen van een warmtepomp tot 6 kW 65 dB(A) bedraagt. Uit de toetsing blijkt dat kan worden voldaan (deels door middel van toepassing van geluid reducerende omkastingen voor een tweetal units) aan het gestelde in het Bouwbesluit. In geval van toepassing van buitenunits met een lager geluidvermogen, zullen de eventueel benodigde toe te passen maatregelen ook minder reductie hoeven op te leveren. Hiermee mag tevens worden geconcludeerd dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de beoogde woningen en omliggende woonbestemmingen.
4.5.2 Geluid van wegen
4.5.2.1 Wettelijk kader
In paragraaf 5.1.4.2a van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) staan instructieregels over het geluid van wegen, spoorwegen en industrieterreinen op geluidgevoelige gebouwen.
 
In paragraaf 5.1.4.2a.4 Bkl staan instructieregels voor het toestaan van geluidgevoelige gebouwen in geluidaandachtsgebieden. Op grond van artikel 5.78s Bkl moet de geluidsbelasting van een weg op een geluidgevoelig gebouw in een geluidsaandachtgebied aanvaardbaar zijn. De geluidsbelasting is aanvaardbaar als voldaan wordt aan de standaardwaarden zoals deze zijn opgenomen in artikel 5.78t Bkl.
4.5.2.2 Onderzoek
Het plangebied ligt binnen het aandachtsgebied van meerdere gemeentelijke wegen. Derhalve is een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn in deze paragraaf beschreven. De volledige rapportage is als bijlage 6 bij deze toelichting opgenomen.
 
Geluidbelasting gemeentelijke wegen
De van de gezamenlijke gemeentelijke wegen afkomstige geluidsbelasting bedraagt maximaal 52 Lden. Hiermee wordt de toelaatbare grenswaarde van 53 dB op de gevels van de beoogde woningen niet overschreden en zal er in de woningen worden voldaan aan een goed woon- en leefklimaat.
4.5.3 Conclusie
Vanuit het aspect 'geluid' is sprake van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

4.6 Luchtkwaliteit

4.6.1 Wettelijk kader
In paragraaf 5.1.4.1 van het Besluit kwaliteit leefomgeving zijn instructieregels over de kwaliteit van de buitenlucht opgenomen. Deze instructieregels verwijzen naar omgevingswaarden die het Rijk heeft opgenomen in paragraaf 2.2.1 Bkl. De instructieregels zijn echter alleen van toepassing in zogenaamde aandachtsgebieden. De gemeente Montferland is niet aangewezen als of gelegen in een aandachtsgebied. De gemeente Montferland is echter wel gelegen in de nabijheid van het aandachtsgebied gemeente Arnhem. Ontwikkelingen binnen de gemeente Montferland die ten gevolge van een toename van de verkeersintensiteit leiden tot een verhoging van de concentratie stikstofdioxide en fijnstof binnen het aandachtsgebied gemeente Arnhem, moeten voldoen aan de hiervoor bedoelde omgevingswaarden.
4.6.2 Onderzoek
De voorgenomen ontwikkeling bestaat uit de sloop van het voormalig restaurant en de bouw van 11 nieuwe woningen. Deze ontwikkeling valt onder de categorieën NIBM. Een nader onderzoek naar het effect van het plan op de luchtkwaliteit is derhalve niet noodzakelijk.
 
Omgekeerd dient bepaald te worden of er voor wat betreft de luchtkwaliteit sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plekke van de woningen. Hiertoe is de NSL-monitoringstool geraadpleegd. Daaruit blijkt dat ten aanzien van NO2, PM10, PM2.5 en EC geen grenswaarden worden overschreden in de omgeving van het plangebied. Derhalve kan gesteld worden dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plekke van het plangebied voor wat betreft luchtkwaliteit.
4.6.3 Conclusie
Vanuit het aspect 'luchtkwaliteit' is sprake van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

4.7 Omgevingsveiligheid

 
4.7.1 Wettelijk kader
In deze paragraaf komt aan de orde op welke wijze bij de activiteit de omgevingsveiligheid gewaarborgd wordt. Omgevingsveiligheid beschrijft de risico’s die ontstaan als gevolg van opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen en windturbines. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Ook wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico en het groepsrisico (de aandachtsgebieden).
 
De hoofdlijnen van het (Wettelijk) kader voor de omgevingsveiligheid zijn opgenomen in instructieregels in afdeling 5.1.2 Bkl. In bijlage VII van het Bkl zijn activiteiten aangewezen als risicobronnen. Deze risicobronnen zijn van belang voor de regels over het plaatsgebonden risico en het groepsrisico (de aandachtsgebieden). Het betreft de volgende activiteiten:
  • Activiteiten met gevaarlijke stoffen bij bedrijven. Dit zijn verschillende milieubelastende activiteiten uit het Besluit activiteiten leefomgeving;
  • Het basisnet vervoer gevaarlijke stoffen (weg, water en spoor);
  • Buisleidingen met gevaarlijke stoffen die zijn aangewezen als milieubelastende activiteit in het Besluit activiteiten leefomgeving;
  • Windturbines die zijn aangewezen als milieubelastende activiteit in het Besluit activiteit leefomgeving.
Het werken met aandachtsgebieden voor omgevingsveiligheidsrisico’s is een nieuwe manier van omgaan met het groepsrisico (arfikel 5.12 t/m 5.15 Bkl). Een aandachtsgebied geldt van rechtswege. Deze worden vastgelegd in het Register Externe Veiligheid en zijn digitaal raadpleegbaar (Kaarten | Atlas Leefomgeving). In het plan moet binnen deze aandachtsgebieden rekening worden gehouden met het groepsrisico. Hier wordt in ieder geval aan voldaan door in het aandachtsgebied geen beperkt kwetsbare, kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen toe te laten en ook geen beperkt kwetsbare en kwetsbare locafies. Deze gebouwen en locaties zijn wel toelaatbaar als er daarvoor een aanvullende onderbouwing en eventueel extra maatregelen worden genomen. Dat dient te geschieden met voorschriftengebieden. In een plan dient in principe een aandachtsgebied als voorschriftengebied te worden aangewezen als er met het plan kwetsbare gebouwen zijn toegestaan. In een voorschriftengebieden gelden de extra bouweisen van paragraaf 4.2.14 Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl).
 
Daarnaast staan in het Bkl ook instructieregels voor de volgende risicobronnen die zijn aangewezen als milieubelastende activiteit in het Besluit activiteiten leefomgeving:
  • Opslaan, bewerken en herverpakken van vuurwerk (afdeling 5.1.2.4 Bkl);
  • Opslaan en bewerken van ontplofbare stoffen voor civiel gebruik (afdeling 5.1.2.5 Bkl);
  • Exploiteren van een IPPC-installatie voor het maken van explosieven (afdeling 5.1.2.5 Bkl);
  • Opslaan en bewerken van ontplofbare stoffen voor militair gebruik (afdeling 5.1.2.5 Bkl).
4.7.2 Onderzoek
Op onderstaande afbeelding zijn de risicovolle objecten in de omgeving van het plangebied aangegeven.
 
Uitsnede risicokaart van plangebied (indicatief rood omkaderd) en omgeving (bron: Atlas voor de Leefomgeving)
 
Activiteiten met gevaarlijke stoffen bij bedrijven
In de omgeving van het plangebied bevinden zich een aantal bedrijven waar activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden:
  1. Brandstofverkooppunt met LPG, Drieheuvelenweg 1 's-Heerenberg
  2. Gasdrukregel- en meetstation Gasunie, Lengelseweg 76 's-Heerenberg
  3. Brandstofverkooppunt zonder LPG, Distributiestraat 4 's-Heerenberg
  4. Opslag gevaarlijke stoffen (Mainfreight), Transportweg 5 12 's-Heerenberg 
Het brandstofverkooppunt ligt op circa 1,25 kilometer afstand ten westen van het plangebied. Het plangebied valt buiten de aandachtsgebieden en veiligheidsafstanden van het tankstation en is niet gelegen binnen het explosie- en (fakkel)brandaandachtsgebied.   
Het gasdrukregel- en meetstation van de Gasunie is op circa 1,15 kilometer ten zuiden van het plangebied gesitueerd. Hiervoor geldt eveneens dat het plangebied niet is gelegen binnen de risicocontouren of veiligheidsafstanden van deze bron.
 
Aan de Distributiestraat 4 bevindt zich een brandstofverkooppunt (Kuster Olie), waar momenteel nog geen doorzet van LPG plaatsvindt en waar in de huidige situatie dus geen aandachtsgebied voor geldt. Ook wanneer in de toekomst de vergunning zou worden uitgebreid en ter plaatse wél doorzet van LPG zal plaatsvinden, zal het plangebied ruimschoots buiten de aandachtsgebieden van deze risicobron blijven liggen.
 
Tot slot zijn de opslagplekken voor gevaarlijke stoffen bij Mainfreight en JCL Logistics op circa 2 kilometer afstand van het plangebied gelegen. Voor deze risicobron is een gifwolkaandachtsgebied vastgelegd. Dit aandachtsgebied reikt tot 1,5 kilometer afstand van de locatie aan de Transportweg 5.  Het aandachtsgebied, zoals ook aangegeven op de risicokaart, ligt niet over het plangebied. Een nadere beschouwing in het kader van omgevingsveiligheid is voor deze bron niet noodzakelijk. Niettemin kunnen gifwolken verder reiken dan 1,5 kilometer conform het aandachtsgebied. Vanuit dat oogpunt kan afschakelbare mechanische ventilatie in de nieuw te bouwen woningen bijdragen aan de veiligheid bij een calamiteit bij deze risicobron.
 
Transportroutes gevaarlijke stoffen
In de omgeving van het plangebied komen geen transportroutes voor gevaarlijke stoffen voor.
 
Buisleidingen
Ten zuidoosten van het plangebied is een aardgastransportleiding gesitueerd. Het betreft een gasleiding van Gasunie met een werkdruk van 40 bar en een uitwendige diameter van 6,61 inch. Het invloedsgebied op het groepsrisico bedraagt voor deze gasleiding 79 meter. De afstand tot het plangebied bedraagt circa 460 meter. Derhalve vormt ook deze buisleiding geen risico voor de beoogde woningen binnen het plangebied.
 
Advies Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland
De Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland (VNOG) heeft op december 2024 advies uitgebracht op het ontwerp van dit plan voor wat betreft het aspect omgevingsveiligheid.
 
Geadviseerd wordt, omwille van het vaker voorkomen van extreem weer en wateroverlast in de toekomst, om een overstortmogelijkheid mee te nemen in de verdere planuitwerking. Binnen het plangebied is ruimte om te voorzien in een overstortmogelijkheid. Bij de nadere uitwerking van het bouwplan zal worden bepaald of en waar een overstort kan worden gerealiseerd.
 
De VNOG adviseert tevens om, vanwege het ontbreken van bluswatervoorzieningen ter hoogte van het plangebied, één of meer geboorde putten aan te leggen, welke kunnen dienen als bluswatervoorziening. Ook over de toepassing en locatie hiervan zullen in de uitwerkingsfase van het bouwplan nadere afspraken worden gemaakt.
4.7.3 Conclusie
Vanuit het aspect 'omgevingsveiligheid' is er sprake van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

4.8 Geur

4.8.1 Wettelijk kader
De kwaliteit van de fysieke leefomgeving kan worden beïnvloed door de geuruitstoot die samenhangt met activiteiten die in of om het plangebied zijn toegestaan. In het omgevingsplan moet daarom rekening worden gehouden met de geurbelasting die door activiteiten, ter hoogte van geurgevoelige gebouwen optreedt.
 
In hoofdstuk 5 van het Besluit kwaliteit leefomgeving, is een instructieregel opgenomen, op grond waarvan in het omgevingsplan regels moeten worden opgenomen die nodig zijn om ervoor te zorgen dat het geurhinderniveau binnen het plangebied aanvaardbaar is. In deze instructieregel zijn voor dat doel aanwijzingen opgenomen waaraan de regels voor waterzuiveringsinstallaties en het houden van landbouwhuisdieren moeten voldoen. Voor het overige is het aan de gemeente gelaten of en welke aanvullende regels nodig zijn om de geurbelasting door overige activiteiten in het plangebied aanvaardbaar te laten zijn.
 
Tot het moment waarop deze regels zijn opgenomen in het permanente omgevingsplan van de gemeente Montferland, gelden de regels zoals opgenomen in paragraaf 22.3.6 van het tijdelijke omgevingsplan gemeente Montferland.
4.8.2 Onderzoek
In de omgeving van het plangebied komen enkele agrarische bouwvlakken voor; verder ten oosten aan de Hartjensstraat en in noordelijke richting aan de Korenhorsterweg.
 
Aan de Hartjensstraat 1 is voorheen een akker- en/of tuinbouwbedrijf in combinatie met het fokken en houden van dieren actief geweest. Dit bedrijf is inmiddels echter niet meer actief en de woning wordt als reguliere burgerwoning bewoond. 
 
Aan de Hartjensstraat 2 is een bedrijf gevestigd in de teelt van granen, peulvruchten en oliehoudende zaden. De richtafstand voor geur van dergelijk bedrijvigheid bedraagt 10 meter en reikt daarmee niet tot het plangebied (gelegen op circa 200 meter ten westen van het agrarisch bouwvlak). Tevens worden deze bedrijven reeds beperkt in hun uitbreidingsmogelijkheden door de bestaande woningen aan Hartjensstraat 1a en 2b. Daardoor vormt de beoogde ontwikkeling aan Hartjensstraat 2a geen belemmering voor de bedrijfsvoering van deze agrarische bedrijven.
 
Tot slot zijn de voornoemde bedrijven aan de Hartjensstraat 1 (reeds beëindigd) en 2 niet aangemerkt als intensieve bedrijven. Om die reden zullen de genoemde richtafstanden tot gevoelige functies in ieder geval volstaan en kan worden geconcludeerd dat er voor de nieuwe woningen aan de Hartjensstraat 2a in geen geval sprake zal zijn van geurhinder noch belemmering van de bedrijfsvoering van nabijgelegen agrarische bedrijven.
 
De GGD adviseert aanvullend om ten minste 250 meter afstand aan te houden tot intensieve veehouderijen. Binnen 250 meter afstand van het plangebied zijn geen intensieve veehouderijen gesitueerd.
4.8.3 Conclusie
Vanuit het aspect 'geur' is er sprake van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

4.9 Trillingen

4.9.1 Wettelijk kader
Trillingen kunnen hinder geven aan personen, gebouwen en activiteiten door golfbewegingen via de bodem. Deze trillingen worden vooral veroorzaakt door weg- en railverkeer en industriële machines. De trillingen die voelbaar zijn, bestaan uit mechanische golvende bewegingen van materialen. Anders dan bij geluid vindt de overdracht niet plaats via de lucht (gasvormig medium), maar via vaste materie (bodem, vloeren, wanden en dergelijke). Trillingen nemen af naarmate de afstand tot de bron groter is.
4.9.2 Onderzoek
Spoorwegen
In de omgeving van het plangebied zijn geen spoorwegen gesitueerd. De dichtstbijzijnde spoorlijn bevindt zich op circa 7,75 kilometer ten noordoosten van het plangebied in de kern Terborg.
 
Milieubelastende activiteiten, anders dan wonen, bouw- en sloopwerkzaamheden, mba's in de openbare ruimte, doorgaande verkeer op wegen en vaarwegen, evenementen en mobiele installaties
In de bruidsschat – die onderdeel is van het tijdelijke omgevingsplan - zijn regels opgenomen voor milieubelastende activiteiten met een trillingsemissie. De regels bieden trillinggevoelige gebouwen bescherming tegen trillingen in een frequentie van 29 1 tot 80 Hz veroorzaakt door een activiteit op een locatie. Er gelden maximale waarden voor continue trillingen en voor herhaald voorkomende trillingen (artikel 22.88 van de Bruidsschat en 5.87a van het Besluit kwaliteit leefomgeving).
 
In de omgeving zijn tevens geen functies gesitueerd die door uitvoering van milieubelastende activiteiten voor trillinghinder zullen zorgen bij de geprojecteerde woningen aan de Hartjensstraat 2a.
4.9.3 Conclusie
Vanuit het aspect 'trillingen' is er sprake van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

4.10 Water

4.10.1 Wettelijk kader
Beleid
Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. Het plangebied ligt in het beheersgebied van het Waterschap Rijn en IJssel.
 
Waterbeheerprogramma 2022-2027 Waterschap Rijn en IJssel
In het Waterbeheerprogramma 2022-2027 van Waterschap Rijn en IJssel staat beschreven wat de doelen zijn voor de komende zes jaar in de Achterhoek en Liemers en hoe het waterschap deze wil halen. Naast het uitvoeren van kerntaken zijn het aanpassen van de leefomgeving aan de gevolgen van klimaatverandering en waterveiligheid de grootste prioriteiten. Ook een schone leefomgeving en de circulaire economie en energietransitie staan hoog op de agenda. Voor het waterbeheerprogramma zijn de werkzaamheden opgedeeld in vier thema's.
  • Klimaatrobuust gebied
    De ambitie is om richting 2050 wendbaar invulling te geven aan het beheer, het onderhoud en de inrichting van het regionaal watersysteem. Dit wordt gedaan in combinatie met aanpassingen in gebruik en inrichting van de omgeving, zodat jaarrond een optimale balans tussen te nat en te droog wordt bereikt en tegelijkertijd inwoners, bedrijven en medeoverheden voldoende weerbaar zijn tegen de onvermijdelijke gevolgen van extreem weer.
  • Veilig gebied
    De bescherming tegen hoog water is een randvoorwaarde om veilig te kunnen wonen en werken in het beheersgebied. Het waterschap zorgt voor veilige dijken, nu en in de toekomst. Dat wordt gedaan door dagelijks beheer van de keringen en door continu inzicht in de keringen. Het beheer wordt op een duurzame wijze uitgevoerd en er wordt gewerkt aan behoud en verhoging van de biodiversiteit van de dijken. De ambitie is dat de keringen van het waterschap in 2050 voldoen aan de nieuwe normen voor waterveiligheid, en dat daarbij wendbaar ingespeeld wordt op ontwikkelingen.
  • Circulaire economie en energietransitie
    Het waterschap wil bij het uitvoeren van haar primaire taak zoveel mogelijk bijdragen aan het beperken van klimaatverandering. Daarbij wil zij in 2050 onderdeel zijn van een 100% circulaire economie waarin de taken klimaatneutraal worden uitgevoerd.
  • Gezonde leefomgeving
    Het waterschap zorgt voor een schoon en gezond watersysteem voor de mensen en de natuur in het gebied. Het waterschap streeft ernaar dat het water in de leefomgeving geschikt is voor verschillende maatschappelijke functies en dat het geen risico's oplevert voor de volksgezondheid. Het doel is een oppervlaktewatersysteem te bereiken dat optimaal is voor ecologisch functioneren en biodiversiteit en natuurwaarden daarbinnen en -buiten bevordert.
Het Waterschap Rijn en IJssel stelt als eis dat nieuwe ontwikkelingen waterneutraal worden gerealiseerd met de voorkeur op een klimaatrobuuste inrichting. Dit wordt vertaald naar een concrete bergingsopgave volgens de T = 100 + 10% bui voor een stedelijk gebied, waarbij de benodigde berging uitkomt op 80 mm per m2 toe te voegen verharding.
 
Gemeentelijk Water & Rioleringsplan Montferland 2022-2026
In het Gemeentelijk Water & Rioleringsplan (GWRP) voor de periode 2022-2026 is vastgelegd hoe de gemeente wil omgaan met de inzameling van afvalwater, het voorkomen van wateroverlast en vervuiling van oppervlaktewateren, het bewuster omgaan met hemelwater en rekening houden met verwachte klimaatverandering.
 
Waterberging
Nieuw stedelijk gebied moet volgens het GWRP waterneutraal worden ontworpen. Dat betekent dat er niet meer water wordt afgevoerd dan in de natuurlijke situatie (voor de ontwikkeling). De richtlijn voor de maximum afvoer is 0,8 liter/seconde per hectare. Hemelwater dat niet op eigen percelen wordt geïnfiltreerd, moet worden opgevangen in voorzieningen met voldoende bergings- en/of infiltratiecapaciteit.
 
De benodigde omvang van de berging wordt bepaald door de grootte van het verharde oppervlak (daken en verhardingen) die naar de voorzieningen afvoeren. Uitgangspunten voor het ontwerp van infiltratie- en waterbergingsvoorzieningen zijn:
 
SituatieUitgangspunt
afkoppelen
  • voorkeur: 40 mm in bovengrondse infiltratievoorziening (wadi);
  • minimaal: 10 mm berging in ondergrondse infiltratievoorziening met afvoermogelijkheid naar oppervlaktewater.
inbreidingen en vervangende nieuwbouw
  • voorkeur 1: niet inzamelen en regenwater verwerken op eigen terrein;
  • voorkeur 2: 40 mm in bovengrondse infiltratievoorziening (wadi);
  • minimaal: 20 mm berging in ondergrondse infiltratievoorziening met afvoermogelijkheid naar oppervlaktewater.
uitbreidingen
  • voorkeur 1: niet inzamelen en regenwater verwerken op eigen terrein;
  • minimaal: 40 mm in bovengrondse infiltratievoorziening (wadi).
 
Wateroverlast
Nieuw stedelijk gebied moet klimaatbestendig zijn en dus bestand tegen hevige neerslag. Bij extreme regenbuien zal veel hemelwater over het maaiveld afstromen. Het water stroomt naar lagere delen en mag daar geen schade aanrichten. Er dient minimaal getoetst te worden op de volgende situaties:
  • hevige bui: composietbui T = 2 voor 2085 (H)
    voor deze bui mag geen water op straat berekend worden.
  • extreme bui: T = 100, 70 mm in een uur
    bij deze bui mag de berekende waterdiepte voor winkelgebieden maximaal 15 cm zijn.
    Na een uur mogen er nog kleine plassen zijn. Voor overige gebieden is dit maximaal 30 cm en 1,5 uur.
Bouwpeilen
De aanleghoogte van de bebouwing en het hoogteverloop van het maaiveld zijn sleutelfactoren om wateroverlast te voorkomen. De bovengrond moet zo worden ingericht dat eventueel water op straat geborgen kan worden of naar een veilige plek wordt geleid. Voor gevoelige gebieden worden de volgende vloerpeilen geadviseerd:
  • voor nieuwe woningen: vloerpeil ten minste 20 cm boven het (nieuwe) straatpeil;
4.10.2 Watertoets
Het doel van de watertoets is om in een vroeg stadium in overleg te treden met het waterschap over de voorgenomen ontwikkeling. De watertoets is op 3 augustus 2023 uitgevoerd op www.dewatertoets.nl. Op basis hiervan heeft het Waterschap Rijn en IJssel een wateradvies uitgebracht. Op basis van de ingevoerde gegevens concludeert het Waterschap dat er sprake is van een waterbelang bij de voorgenomen ontwikkeling; hiertoe dient de normale procedure doorlopen te worden. De samenvatting van de watertoets is als bijlage opgenomen bij de watermemo, welke als bijlage 7 bij de toelichting is opgenomen.
     
4.10.3 Watermemo
Ten behoeve van de toetsing van het ontwerp aan de eisen van Waterschap en gemeente, is een watermemo opgesteld. De belangrijkste uitkomsten hieruit zijn in deze paragraaf beschreven. De volledige memo is als bijlage 6 bij de toelichting opgenomen.
 
Huidige situatie bodem en grondwater
Het plangebied, gelegen aan de noordrand van Lengel, kent een variërende maaiveldhoogte van circa +16,20 m NAP tot +16,50 m NAP. Uit de boringen ten behoeve van het bodemonderzoek, opgenomen als bijlage 1 bij de toelichting, blijkt dat de bodem tot 5,5 m-mv voornamelijk uit zand bestaat. Het grondwater is hierbij aangetroffen op 3,5 m-mv.
 
Via het Dinoloket zijn binnen een straal van 1,4 km rond het plangebied twee monitoringspeilbuizen aangegeven waarin de grondwaterstanden telemetrisch zijn gemeten. Uit de meetreeksgegevens van deze peilbuizen kan (met enige mate van onzekerheid) een gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) van +14,00 m NAP worden afgeleid, waarbij een onzekerheidsmarge van +/- 0,50 m in acht moet worden genomen.
 
Overstromingsrisico
Uit het oogpunt van klimaatadaptatie dient ook bekeken te worden of er risico bestaat op overstroming in geval van een hevige bui (70 mm in 2 uur of 140 mm in 2 uur). Hiervoor zijn zowel de Klimaateffectatlas als de stresstest van het waterschap Rijn en IJssel geraadpleegd. Uit beide kaartbeelden blijkt dat zowel bij een bui van 70 mm in 2 uur als bij een bui van 140 mm in 2 uur geen sprake is van wateroverlast binnen het plangebied (zie hiervoor paragraaf 2.6 van de als bijlage 6 bij de toelichting opgenomen watermemo). Ook is er geen sprake van water op straat in geval van deze hevige buien.
 
In de huidige situatie is het plangebied volledig verhard. Met de afname aan verharding zal ook het overstromingsrisico kleiner worden en ook het risico op water op straat bij piekbuien. Tot slot zal aan de noordzijde van het plangebied, aan de voorzijde van de percelen aan de Hartjensstraat, een bergingsvoorziening gerealiseerd worden. Geconcludeerd wordt dat daarmee in de toekomstige situatie geen sprake zal zijn van wateroverlast bij hevige buien als gevolg van klimaatverandering. De te realiseren bergingsvoorziening (wadi) aan de noordzijde van het plangebied zorgt er tevens voor dat het afstromen van hemelwater naar lagergelegen gebieden wordt voorkomen en water op eigen terrein wordt opgevangen.
 
Ontwateringsdieptes
De gemeente Montferland stelt eisen aan de minimale ontwateringsdiepte voor bebouwing, wegen en openbaar groen/tuinen. Deze ontwateringsdieptes worden gehanteerd om te voorkomen dat in de toekomst nadelige gevolgen gaan optreden als gevolg van (te) hoge grondwaterstanden.
 
Voor bebouwing met kruipruimte gaat de gemeente uit van een ontwateringsdiepte van 0,7 m boven GHG, voor bebouwing zonder kruipruimte geldt dat 0,5 m boven GHG volstaat. Ook voor tuinen en openbare groenvoorzieningen wordt 0,5 m boven GHG aangehouden. Hierbij dient aangehouden te worden dat het vloerpeil van de beoogde woningen 0,20 m boven de as van de weg aangelegd dient te worden.
 
Uitgaande van de eerder genoemde GHG van +14,00 m NAP voldoet het huidige maaiveld (circa + 16,20 m NAP tot +16,50 m NAP) aan de minimale ontwateringsdieptes. Het advies is verder om de vloerpeilen tenminste 20 cm boven de Hartjensstraat aan te leggen. Volgens het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) ligt de rijbaan op circa +16,20 m NAP. Het advies is derhalve om het vloerpeil op +16,40 m NAP aan te leggen. Bij de technische uitwerking van het plan zullen de ontwerphoogtes verder uitgewerkt worden.
 
Hemelwaterafvoer
In de watermemo is aangegeven dat in de toekomstige situatie sprake is van 757 m2 terreinverharding binnen het plangebied en 542 m2 dakoppervlak. In totaal levert dit een verhard oppervlak van 1.299 m2 op. Zoals beschreven in paragraaf 5.10.1 zijn er vanuit gemeente en waterschap verschillende eisen ten aanzien van waterberging. De eisen en benodigde uitwerking zijn hieronder nogmaals kort beschreven:
  • 40 mm berging in een voorziening;
  • 70 mm/uur berging;
    • waaronder berging in voorziening;
    • waaronder berging op straat (tussen de banden van de rijbaan of in hol aangelegd groen);
    • waaronder infiltratiecapaciteit van de infiltratievoorziening in 1 uur;
  • 80 mm berging binnen het plangebied.
In onderstaande tabel is het aantal m3 berging per eis weergegeven.
 
OnderdeelVerhard oppervlak (m2)Berging ten behoeve van 40 mm (in m3)Berging ten behoeve van 70 mm/uurBerging ten behoeve van 80 mm
Openbaar terrein300122124
Uitgeefbaar terrein999407080
Totaal1.2995291104
 
In de watermemo is een aantal oplossingsrichtingen geboden voor het voorzien in de benodigde waterberging. Aan de hand van de voorstellen kan circa 44 mm berging in infiltratievoorzieningen worden gerealiseerd en circa 39 mm berging bovengronds worden geborgen. Hiermee wordt voldaan aan de eisen van gemeente en waterschap en is het mogelijk om het plan klimaatadaptief in te richten. Naast de in de watermemo genoemde voorstellen zijn er andere voorzieningen mogelijk, zolang wordt voldaan aan de benodigde bergingsopgave. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan de realisatie van een greppel aan de voorzijde van de grondgebonden woningen in combinatie met grindkoffers. Aan de hand van de keuze voor definitieve infiltratievoorzieningen en verdere uitwerking van het ontwerp dient gekeken te worden wat de ledigingstijd is van de voorzieningen.
   
Vuilwaterafvoer
De beoogde woningen binnen het plangebied zullen worden aangesloten op het bestaande riool onder de Hartjensstraat dat, van noord naar zuid, aan de westzijde het plangebied doorkruist. De maximaal af te voeren hoeveelheid vuilwater bedraagt 33 inwoners (uitgaande van 3 bewoners per woning) x 12 liter/uur = 396 liter per uur ofwel 0,11 liter/seconde.
 
Aan de westzijde van het plangebied ligt een bestaand riool, grenzend aan de voortuinen van de rij- en gestapelde woningen. Dit riool is circa 60 jaar oud en gelegen op ongeveer 4 meter diepte. Vanwege de ligging van het riool dichtbij de woningen en de ouderdom ervan, zal in de uitwerkingsfase van het plan vastgesteld moeten worden welke aanpassingen aan het bestaande riool nodig zijn (of dat vervanging noodzakelijk blijkt) om de woningen aan te kunnen sluiten. Tussen gemeente en initiatiefnemer zullen er nadere afspraken worden gemaakt over de uit te voeren werkzaamheden en kosten hiervan.
4.10.4 Conclusie
Het aspect 'water' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.11 Cultureel erfgoed

4.11.1 Wettelijk kader
De instructieregels van het Rijk ten aanzien van cultureel erfgoed en werelderfgoed staan in artikel 5.130 van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). In artikel 5.130 wordt bepaald dat in een omgevingsplan rekening moet worden gehouden met het belang van het behoud van cultureel erfgoed, met inbegrip van bekende of aantoonbaar te verwachten archeologische monumenten. Met het oog hierop worden er in ieder geval regels gesteld ter bescherming van daarvoor in aanmerking komend cultureel erfgoed.
4.11.2 Archeologie
Archeologische bescherming zorgt ervoor dat archeologische waarden van gronden worden behouden en beschermd. In de regels horende bij dit omgevingsplan wordt de bescherming en het gebruik verder geregeld.
 
In het tijdelijk deel van het omgevingsplan '('Bestemmingsplan Buitengebied') kent het plangebied de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologische Verwachting 1' en 'Waarde - Archeologische Verwachting 2'. Voor deze zones geldt een onderzoeksplicht bij bodemverstoringen groter dan respectievelijk  250 m2 en 1.000 m2 (en een verstoringsdiepte dieper dan 30 cm). Het plan om 11 woningen binnen het plangebied te realiseren leidt ertoe dat deze drempelwaarden worden overschreden.
4.11.2.1 Onderzoek
Om de eventuele aanwezigheid van archeologische waarden in het plangebied inzichtelijk te maken is een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek zijn in deze paragraaf beschreven. Het archeologisch onderzoek is als bijlage 8 bij deze ruimtelijke motivering opgenomen.
 
De resultaten van het bureauonderzoek en verkennende booronderzoek leiden tot het advies om binnen een deel van het plangebied een archeologisch vervolgonderzoek uit te voeren indien deze gronden worden verstoord bij de toekomstige bodemingrepen. De waardevolle bodemlagen bevinden zich op een diepte van 60 tot 120 cm-mv op de locatie zoals aangegeven op onderstaande afbeelding.
 
Locatie geadviseerd archeologisch vervolgonderzoek (bruin gekleurd), archeologisch vrijgegeven (groen gekleurd) en locatie waarvoor bij sloop van de bestaande bebouwing vastgesteld dient te worden of nader onderzoek noodzakelijk is (bruin gearceerd)
 
Een groot deel van de beoogde woningen valt binnen de zone waarvoor vervolgonderzoek is geadviseerd. Ter plekke zal naar verwachting dieper dan 60-120 cm-mv worden gegraven. Geadviseerd wordt dit vervolgonderzoek uit te voeren voorafgaande aan de sloop en verwijdering van het gebouw om de resultaten te kunnen verbinden aan de aannames, aanpak en besluit aangaande de sloop en verwijdering van de bestaande bouwwerken. Indien bij de sloop van het oostelijk deel van het bestaande pand blijkt dat onder het gebouw kruipruimtes op deze locatie aanwezig zijn, is nader onderzoek voor dit deelgebied niet benodigd. Indien ter plaatse funderingssleuven worden aangetroffen is wel nog nader onderzoek nodig op deze locatie. Deze werkwijze zal worden beschreven in het vóór aanvang van het proefsleuvenonderzoek nog op te stellen en goed te keuren Programma van Eisen (PvE).
4.11.3 Monumenten
De gemeente Montferland heeft een rijke geschiedenis. Ter bescherming van de cultuurhistorische waarden binnen het gemeentelijk grondgebied is in december 2012 het Cultuurhistorisch beleid voor de gemeente vastgesteld. Ook heeft de gemeente een Cultuurhistorische kenmerkenkaart opgesteld, waarop de (gemeentelijke monumenten) en andere cultuurhistorische waarden zijn toegekend.    
Het plangebied maakt, conform de gemeentelijke cultuurhistorische kenmerkenkaart, onderdeel uit van de historische kern van Lengel. In de omgeving zijn enkele historische boerderijen/woonhuizen en een schuur en/of schaapskooi gesitueerd langs de Antoniusstraat en Chamavenstraat (zie onderstaande kaartuitsnede). De kern Lengel is gelegen in de droge kampontginningen.
 
Uitsnede gemeentelijke cultuurhistorische kenmerkenkaart (plangebied geel omlijnd)
 
Droge kampontginningen
Rondom de stuwwal van het Montferland kennen de droge kampontginningen veel cultuurhistorische kwaliteiten. Geadviseerd wordt dan ook vanuit het beleid om de blokverkaveling te koesteren, alsmede de landschappelijke openheid. Eventueel zou, in lijn met de historische ontwikkeling, gedacht kunnen worden aan het toevoegen van enige beplantingselementen aan de jonge ontginningen om zodoende het verschil met de vanouds opener droge kampontginningen te benadrukken. Nieuwe bebouwing dient vermeden te worden in dit landschapstype. Er kan bovendien gedacht worden aan herstel van de oude zandpadenstructuur, voor zover het huidige landschapsgebruik dit toelaat.
 
Het planvoornemen ziet toe op de sloop van het voormalig restaurant aan de Hartjensstraat 2a en de vervangende nieuwbouw van 11 grondgebonden woningen. De bestaande bebouwing vertegenwoordigd geen cultuurhistorische waarde en het huidige, sterk versteende beeld binnen het plangebied draagt niet bij aan het karakteristieke beeld van de kern Lengel (voornamelijk bestaande uit vrijstaande woningen, afgewisseld met groene percelen). Met de realisatie van 11 woningen wordt het lint langs de Antoniusstraat voortgezet en ook voor een afronding van de kern langs de Hartjensstraat (tussen de kruising met Antoniusstraat en Hartjensstraat 2b) gezorgd. Op basis van voorgaande wordt geconcludeerd dat het planvoornemen geen afbreuk doet aan het karakteristieke beeld van de historische dorpskern en in zekere mate bijdraagt aan de ruimtelijke kwaliteit ter plekke.
4.11.4 Conclusie
Vanuit het aspect 'cultureel erfgoed' is er sprake van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

4.12 Natuur

4.12.1 Wettelijk kader
Op grond van de Omgevingswet moeten bestuursorganen bij het uitoefenen van hun taken zorgdragen voor de bescherming van natuurwaarden. Als uitwerking van Europese richtlijnen richt deze waarborg voor de kwaliteit en integriteit van natuurwaarden zich op de bescherming van (kwetsbare) soorten en gebieden; onder andere door het beperken van de uitstoot en neerslag van stikstof in de natuur.
 
De soortenbescherming richt zich in het nationale beleid op aangewezen beschermde soorten in de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn en de Nationaal beschermde soorten. De gebiedsbescherming richt zich op de Natura 2000-gebieden, de gebieden aangewezen als Natuur Netwerk Nederland en houtopstanden. Tot slot richt de natuurbescherming in het kader van de Omgevingswet zich op het thema faunabeheer.
 
De opdracht om bij het uitvoeren van taken en bevoegdheden op grond van de Omgevingswet zorg te dragen voor de natuur, is in hoofdstuk 11 van het Besluit activiteiten leefomgeving opgenomen. In hoofdstuk 11 van het Bal zijn hiervoor regels opgenomen over activiteiten met mogelijke gevolgen voor Natura 2000-gebieden, activiteiten met betrekking tot dieren of planten in het wild en activiteiten die houtopstanden, hout en houtproducten betreffen. Het Bal biedt ruimte om in afwijking van deze regels maatwerkregels op te nemen in het omgevingsplan.
4.12.2 Onderzoek
Om de eventuele aanwezigheid van wettelijk beschermde plant- en diersoorten in en direct rondom het plangebied en de gevolgen van de voorgenomen ontwikkelingen ten aanzien van beschermde natuurgebieden inzichtelijk te maken is een verkennend ecologisch onderzoek uitgevoerd. Op basis van deze soorten- en gebiedsinformatie worden uitspraken gedaan over eventuele noodzakelijke vervolgonderzoeken. Het verkennend ecologisch onderzoek is als bijlage 9 opgenomen bij deze toelichting.
 
Beschermde gebieden
Natura 2000
De voorgenomen herontwikkeling van het plangebied heeft - afgezien van stikstofdepositie - geen negatieve effecten op omliggende Natura 2000-gebieden. Voor zowel de aanlegfase (sloop huidige bebouwing en ontwikkelen woningen) als de gebruiksfase geldt dat sprake kan zijn van een toename aan stikstofemissie. Hoewel het plangebied op relatief grote afstand van Natura 2000 is gesitueerd (Rijntakken, circa 8 kilometer ten westen van het plangebied), kan een toename aan stikstofdepositie op daarvoor gevoelige habitats in het Natura 2000-gebied Rijntakken of andere Natura 2000-gebieden niet op voorhand worden uitgesloten.
 
AERIUS-berekening
Om de stikstofdepositie op nabijgelegen Natura 2000-gebieden te kunnen bepalen is voor de aanlegfase en de gebruiksfase een AERIUS-berekening uitgevoerd. De rapportage van de AERIUS-berekening is als bijlage 10 bij deze toelichting opgenomen.
 
De realisatie- en gebruiksfase resulteren in een maximale toename van 0,00 mol N/ha/jr op nabijgelegen Natura 2000-gebieden. Hiermee is een significant negatief effect op Natura 2000-gebieden uitgesloten. Voor de voorgenomen ontwikkeling is er daarom met betrekking tot stikstofdepositie geen vergunning Wet natuurbescherming onderdeel Gebiedsbescherming benodigd.
 
Natuurnetwerk Nederland
Het plangebied ligt niet binnen de begrenzing van het Gelders Natuurnetwerk (GNN). Het dichtstbijzijnde gebied behorend tot het Natuurnetwerk Nederland is onderdeel van het Gelder Natuurnetwerk en is gelegen op circa 400 meter afstand van het plangebied. Dit gebied valt niet onder Natura 2000. Het plangebied wordt hiervan gescheiden door bebouwing en agrarische velden. Gezien de afstand tot het plangebied, valt het NNN-gebied buiten de invloedssfeer van het plangebied. Verstoring van NNN-gebieden en negatieve effecten op de wezenlijke kenmerken en kwaliteiten van dit gebied kunnen op voorhand worden uitgesloten.
 
Houtopstanden
Binnen het plangebied bevinden zich geen houtopstanden. Er geldt geen ontheffingsplicht, herplantplicht of plicht tot kapmelding bij de provincie.
 
Beschermde soorten
Uit het verkennend ecologisch onderzoek blijkt dat in het plangebied verschillende beschermde soorten aanwezig kunnen zijn. Voor enkele soorten geldt dat ze zijn vrijgesteld op grond van de Wet natuurbescherming en voor de meeste vogelsoorten geldt dat hun nest niet jaarrond is beschermd. Nader onderzoek of het aanvragen van een ontheffing op grond van de Wet natuurbescherming is voor deze soorten niet noodzakelijk. Ten aanzien van de broedvogels geldt dat verstoring of aantasting van in gebruik zijnde nesten tijdens het broedseizoen (globaal half maart tot begin augustus) wel voorkomen moet worden.
 
Mogelijk in het plangebied voorkomende soorten die niet zijn vrijgesteld of vogels waarvan het nest jaarrond beschermd is zijn:
  • Vleermuizen (gewone & ruige dwergvleermuis en laatvlieger); 
  • Gierzwaluw.
Naar deze soorten is aanvullend onderzoek uitgevoerd.
 
Nadere soortenonderzoeken vleermuis en gierzwaluw
Op basis van de uitkomsten van de quickscan zijn nadere soortenonderzoeken uitgevoerd naar het voorkomen van voornoemde vleermuissoorten en gierzwaluw binnen het plangebied. Op basis van de uitgevoerde soortenonderzoeken is de aanwezigheid van essentiële habitatfuncties van vleermuizen en gierzwaluw niet vastgesteld binnen het plangebied. Een vergunningplicht voor een flora & fauna activiteit is derhalve niet noodzakelijk.
 
Het plangebied maakt mogelijk deel uit van het leefgebied voor diverse (broed)vogels. Nesten van broedvogels mogen niet worden verstoord. Verstoring wordt voorkomen door verstorende werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren, maatregelen te nemen zodat nesten geen hinder ondervinden, of een broedvogelinspectie en vrijgave te laten plaatsvinden vóór aanvang van desbetreffende werkzaamheden.
 
De rapportage van de nadere soortenonderzoeken is als bijlage 11 bij deze toelichting opgenomen.
 
Zorgplicht
De aannemer behoudt te allen tijde zijn of haar zorgplicht: 'De zorgplicht houdt in dat een ieder voldoende zorg in acht moet nemen voor de in het wild levende planten en dieren, alsmede voor hun directe leefomgeving. In praktijk betekent dit het a) voorkomen, b) beperken en c) ongedaan maken van schadelijke handelingen voor de natuur.'
4.12.3 Conclusie
Ten aanzien van soortenbescherming zijn naar de in voorgaande paragraaf genoemde soorten vervolgonderzoek uitgevoerd. Hieruit blijkt dat de genoemde soorten niet voorkomen binnen het plangebied.
 
Geconcludeerd wordt dat er vanuit het aspect 'natuur' sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

4.13 Verkeer en parkeren

In het kader van ruimtelijke plannen dient te worden aangetoond dat het plan niet leidt tot ongewenste situatie ten aanzien van parkeren of te grote verkeersintensiteiten tot gevolg heeft. Om de parkeerbehoefte en verkeersgeneratie te bepalen, wordt doorgaans de CROW-publicatie 'Toekomstbestendig parkeren - Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' gehanteerd. Voor deze locatie wordt de typering 'rest bebouwde kom' en 'weinig stedelijk' aangehouden voor het bepalen van de parkeernormen en verkeersgeneratie.
4.13.1 Wettelijk kader
In de Omgevingswet is geen regelgeving opgenomen met betrekking tot verkeer en parkeren. De verkeersveiligheid is primair geborgd in de weg- en verkeerswetgeving, waaronder de Wegenverkeerswet. Daarnaast zijn richtlijnen opgenomen in het ASVV (Aanbevelingen voor Verkeersvoorzieningen Binnen de Bebouwde Kom).
 
Wel kan een verandering van functies zorgen voor een verkeersaantrekkende werking. Bij het toelaten van een nieuwe functie moet daarom worden aangetoond wat het effect is op de bereikbaarheid en verkeersafwikkeling. Daarbij dient in beeld te worden gebracht of er sprake is van een (extra) parkeerbehoefte voor auto’s, fietsen en/of scooters. Er mag geen onaanvaardbaar effect zijn. De gemeente Montferland heeft parkeerbeleid opgesteld met daarin parkeernormen waaraan nieuwe ontwikkelingen moeten voldoen.
 
In het kader van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties moeten deze aspecten onderbouwd en indien noodzakelijk onderzocht worden.
4.13.2 Verkeer
Als gevolg van de beoogde woningbouw binnen het plangebied zal er sprake zijn van een verandering van het aantal verkeersbewegingen ten opzichte van de huidige situatie (horeca-functie). Om tot een goede inschatting van de verandering in verkeersgeneratie te komen dient de toekomstige situatie te worden afgezet tegen de verkeersgeneratie in de bestaande situatie. Deze berekening is gemaakt op basis van de CROW-publicatie 'Toekomstbestendig parkeren - Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie'.
 
Voor de huidige functie (restaurant) biedt de CROW-publicatie geen kencijfers voor verkeersgeneratie. Hiertoe is een aanname gedaan op basis van de parkeernormen voor restaurants. Conform CROW dient per 100 m2 bvo gemiddeld voorzien te worden in 15 parkeerplekken. Gezien de ligging van het restaurant aan de rand van de kern Lengel en het feit dat mogelijkheden voor bereik per openbaar vervoer beperkt zijn, wordt aangenomen dat de parkeerplekken op etmaal basis 1 keer bezet worden. Dit maal 2 bewegingen levert een cijfer op van 30 verkeersbewegingen per 100 m2 bvo. Het pand heeft een bruto vloeroppervlak van 971 m2. Hiervan is slechts een deel in gebruik ten behoeve van het ontvangen van gasten (eetzaal). Hiervoor is een ruimte van 300 m2 gerekend.
 
Voor het bepalen van de verkeersgeneratie van de woningen is uitgegaan van koopwoningen om zo een worst-case scenario te schetsen.
 
Verkeersgeneratie bestaande situatie (uitgaande van maximale invulling)
FunctieVerkeersaantrekkende werking (aantal verkeersbewegingen/dag)Aantal m2Totaal verkeersaantrekkende werking
Restaurant30 (per 100 m2 bvo)300111,3
TOTAAL  111,3
 
Verkeersgeneratie toekomstige situatie
WoningtypeVerkeersaantrekkende werking (per woning, per dag)AantalTotaal verkeersaantrekkende werking
Koop, huis, vrijstaand8,2541
Studio's (koop, appartement, goedkoop)5,6422,4
Koop, huis, tussen/hoek7,4214,8
TOTAAL 1178,2
 
Afgezet tegen de huidige planologische functie neemt het aantal verkeersbewegingen in de toekomstige situatie af met circa 33,1 verkeersbewegingen.
 
Ontsluiting
Het plangebied is ontsloten via de Antoniusstraat (voor de rijwoningen) en de Hartjensstraat (voor de tweekappers en vrijstaande woningen). Via de Antoniusstraat zijn in zuidelijke richting de N816 en Lengelseweg te bereiken; via deze routes zijn de kern van 's-Heerenberg (in westelijke richting) en de N316 (oostelijke richting) bereikbaar. Via de Hartjensstraat is het plangebied in oostelijke richting eveneens aangesloten op de N316.
4.13.2.1 Conclusie verkeer
Vanuit het aspect 'verkeer' is er sprake van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.
4.13.3 Parkeren
Voor het berekenen van de parkeerbehoefte is gebruik gemaakt van de eerder genoemde CROW-publicatie nr. 318, welke vanuit het Facetplan parkeren van de gemeente Montferland als leidend wordt beschouwd. Onderhavig plan maakt de realisatie van 11 woningen mogelijk. In onderstaande tabel is weergegeven welke parkeernormen van toepassing zijn voor de verschillende woningtypen binnen het plangebied en hoeveel parkeerplekken in totaal gerealiseerd dienen te worden binnen het plangebied. De stedelijkheidsgraad van de omgeving kan, gezien de adressendichtheid, worden gekarakteriseerd als 'weinig stedelijk'. Het plangebied is gelegen aan de rand van de bebouwde kom; derhalve is ligging in 'rest bebouwde kom' aangehouden.
 
WoningtypeParkeernorm (per woning)AantalTotaal parkeerbehoefte
Koop, huis, vrijstaand1,959,5
Koop, appartement, goedkoop1,244,8
Koop, huis, tussen/hoek1,623,2
TOTAAL 1117,5
 
In totaal zijn er 18 parkeerplekken benodigd. Deze dienen in beginsel op eigen terrein (dus binnen het plangebied) gerealiseerd te worden.
 
Voor de vrijstaande woningen kan, gezien de breedte van de kavels, voorzien worden in twee parkeerplekken per woning op eigen terrein. Hier worden twee parkeerplekken naast elkaar gerealiseerd (minimale breedte oprit van 4,5 meter), welke conform het Facetplan Parkeren meetellen als 1,7 parkeerplekken. In totaal wordt daarmee voorzien in 8,5 parkeerplekken. De noordelijke hoekwoning heeft één parkeerplek op eigen terrein en de zuidelijke hoekwoning twee parkeerplekken op eigen terrein. Deze plekken tellen respectievelijk  mee voor 0,8 en 1,7 parkeerplekken. Het totaal aan parkeerplekken op uitgeefbare kavels komt daarmee neer op 11 parkeerplekken.
 
Voor de rijwoningen is aan de westzijde van het plangebied in totaal voorzien in 7 haaksparkeervakken die uitsluitend bestemd zijn voor de bewoners van de hoekwoningen en studio's (geen openbare parkeerplekken). In totaal worden daarmee 18 parkeerplekken binnen het plangebied gerealiseerd en wordt er voldaan aan de parkeernormen uit het Facetplan Parkeren. Onderstaande afbeelding geeft het openbaar parkeren en parkeren op eigen terrein binnen het plangebied weer. 
 
Beoogde parkeervoorzieningen blauw omkaderd (bron: PLAN Architecten)
4.13.3.1 Conclusie parkeren
Vanuit het aspect 'parkeren' is er sprake van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

4.14 Klimaatadaptatie

4.14.1 Wettelijk kader
Zowel in de Nationale klimaatadaptatiestrategie als in het Deltaprogramma zijn afspraken gemaakt over de doelen van klimaatadaptatie. Klimaatadaptatie is slechts voor een deel wettelijk vastgelegd. Dat deel betreft het Deltaprogramma, dat in de Deltawet is verankerd. Veel aanpassing aan klimaatverandering vindt daarom plaats via beleidsprogramma's en instrumenten.
 
Zowel in de Nationale klimaatadaptatiestrategie als in het Deltaprogramma is als 'overall' doel geformuleerd dat Nederland in 2050 klimaatbestendig en waterrobuust (veilig voor overstromingen) moet zijn. Ook provinciaal werkt het klimaatbeleid door; in de provinciale omgevingsverordening van Gelderland is in artikel 5.85 vastgelegd dat een omgevingsplan dat een nieuwe ontwikkeling toelaat, een beschrijving dient te bevatten van de maatregelen of voorzieningen die getroffen worden om de risico's van klimaatverandering te voorkomen of te beperken en de afweging die daarbij is gemaakt. Hierbij worden in ieder geval de thema's waterveiligheid, wateroverlast, droogte en hitte aangehaald.
4.14.2 Onderzoek
In onderstaande paragraaf worden de klimaatrisico's binnen het plangebied middels informatie uit de klimaateffectatlas in beeld gebracht en wordt aangegeven hoe in het plan met deze risico's wordt omgegaan. De thema's waterveiligheid en wateroverlast zijn in paragraaf 4.10 van deze toelichting en bijlage 6 bij deze toelichting reeds behandeld.
 
Droogte
Uit raadpleging van de klimaateffectatlas blijkt dat het plangebied en de omgeving in grote mate te maken hebben met effecten van droogte. Zo ligt de gemiddeld laagste grondwaterstand op meer dan 2 meter beneden maaiveld (zie onderstaande afbeelding). Dit deel van Nederland (Hoog Nederland) heeft vaker te maken met tekorten aan water, ingegeven door de bodemopbouw (zandgronden) en het kleiner aantal rivieren en beken dat zorgt voor aanvoer van water. '
 
Uitsnede kaartbeeld 'Gemiddelde Laagste Grondwaterstand' (plangebied rood omlijnd) (bron: Klimaateffectatlas)
 
Droogte kan leiden tot bodemdaling. Minder water in de bodem zorgt ervoor dat de bodem samendrukt. Dit proces heet 'krimp'. Uit raadpleging van de klimaateffectatlas blijkt dat in de omgeving van het plangebied geen sprake is van bodemdaling; dit is ook ingegeven door de bodemopbouw. Daling van de bodem treedt met name op in klei- en veengebieden.
 
Droogte kan met name voor landbouw en natuur verstrekkende gevolgen hebben; de bodem raakt minder verzadigd en droogt uit, waardoor gewassen minder goed groeien. Daarnaast leidt langdurige droogte tot grotere risico's op natuurbranden.
 
Voor de voorgenomen functie binnen het plangebied (wonen) heeft droogte in deze regio minder effect. In de nadere uitwerking kan in de keuze van beplanting in de openbare ruimte rekening gehouden worden door soorten te gebruiken die bestand zijn tegen droogte.
 
Hitte
Door de toename van het aantal (extreem) warme dagen per jaar, zal met name in bebouwd gebied het aspect 'hitte' een grotere rol gaan spelen. Daar waar er veel verharding is en relatief weinig groen, is de opwarming bij extreem hete dagen het grootst. Extreme hitte brengt risico's voor de volksgezondheid (met name voor kwetsbare groepen als ouderen) met zich mee. De mate waarin hitte een rol speelt binnen het plangebied is in de huidige situatie slechts beperkt; de opwarming van het plangebied en de omgeving blijft in de huidige situatie beperkt tot 0,2-0,4 graden Celsius. In de huidige situatie is het plangebied reeds nagenoeg volledig verhard (2.550 m2 verharding); de verharding in de toekomstige situatie zal afnemen ten opzichte van het bestaande verhard oppervlak. Zoals vastgesteld in de als bijlage 6 opgenomen watermemo zal het verhard oppervlak in de toekomstige situatie circa 1.299 m2 bedragen (verdeeld over dakoppervlak en terreinverharding). Hiermee is sprake van een afname aan verhard oppervlak, met positief effect op hittestress tot gevolg. Daarnaast zullen aan de voorzijde van de vrijstaande woningen op de kavels bomen worden aangeplant, welke in stand gehouden dienen te worden door de toekomstige bewoners (vastgelegd in koopovereenkomsten). Ook wordt een grotere boom aangeplant aan de westzijde van het terrein ter vervanging van de kleine rode beuk op deze locatie. De aanplant van bomen heeft eveneens een dempend effect op hitte.
 
Uitsnede kaartbeeld 'Stedelijk hitte eiland effect' (plangebied rood omlijnd) (bron: Klimaateffectatlas)
 
De mate waarin klimaatverandering een effect heeft op de toekomstige functie van het plangebied is op basis van voorgaande informatie en de informatie uit de als bijlage 6 opgenomen watermemo relatief beperkt. Waar mogelijk kan op punten ten aanzien van wateroverlast en droogte/hitte in het uiteindelijke ontwerp in de realisatiefase extra aandacht worden gegeven.
4.14.3 Conclusie
Vanuit het aspect 'klimaatadaptatie' is er sprake van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

4.15 Biodiversiteit

4.15.1 Wettelijk kader
Er is geen specifiek wettelijk kader voor biodiversiteit. Het belang van biodiversiteit komt als oogmerk terug bij de verschillende regels, met name op het gebied van natuur en landschap. In deze paragraaf wordt ingegaan op de gevolgen die dit initiatief heeft voor de biodiversiteit.
4.15.2 Onderzoek
In de huidige situatie is het plangebied voor een aanzienlijk deel verhard ten behoeve van parkeren en laden/lossen van de voormalige horecafunctie. Er bevindt zich slechts in beperkte mate groen op het perceel.
 
In de toekomstige situatie is er ruimte op zowel de uitgeefbare percelen als voor een deel in de openbare ruimte om te voorzien in een diversiteit aan groen, waarbij de biodiversiteit baat heeft.
 
Er is onderzoek gedaan naar het voorkomen van beschermde dier- en plantensoorten op het terrein. Hieruit is gebleken dat er mogelijk beschermde soorten voorkomen binnen het plangebied. In dat kader zijn er aanvullende soortenonderzoeken uitgevoerd naar deze soorten. Uit de aanvullende soortenonderzoeken is gebleken dat er geen beschermde diersoorten voorkomen in het plangebied en het terrein geen geschikt leefgebied vormt. Niettemin kan, zoals gemeentelijk beleid ook voorschrijft (biodiversiteitsplan) een bijdrage geleverd worden om de bebouwde kom geschikter te maken voor beschermde diersoorten.
 
Vanuit de factsheet voor de kern Lengel uit het gemeentelijk biodiversiteitsplan wordt aangegeven dat de ligging van het dorp ten opzichte van het bos en het kleinschalig agrarisch gebied kansen biedt om soorten gebruik te laten maken van de bebouwde kom. Er is dan wel een doorlopende groenstructuur noodzakelijk. Het is zaak om groene stapstenen met elkaar te verbinden en bij inbreidingen geen structuren te onderbreken.
 
Op dit moment is binnen het plangebied geen of nauwelijks groen aanwezig (met uitzondering van de groenvoorziening aan de kruising met de Antoniusstraat en het grasveld met populieren in de zuidoosthoek). In de toekomstige situatie wordt nagenoeg het gehele plangebied als kavels bij de woningen uitgegeven. Om bij te dragen aan het creëren van verbindingen tussen groene stapstenen, zullen aan de voorzijde van de kavels op eigen terrein van toekomstige bewoners per kavel één boom worden geplant (welke in stand gehouden moet worden middels vastlegging in de koopovereenkomst). Hiermee wordt niet alleen een vanuit landschappelijk oogpunt wenselijke laanstructuur gerealiseerd, maar ook voorzien in een groene lijnstructuur langs de Hartjensstrraat.
 
Verder kunnen toekomstige bewoners van de woningen eveneens geïnformeerd worden over mogelijk bijdragen aan de biodiversiteit, door bijvoorbeeld voldoende groen in de tuinen te behouden (verharding waar mogelijk beperken). Op basis van voorgaande wordt beoogd een bijdrage te leveren aan de ambities uit het gemeentelijk biodiversiteitsplan.
4.15.3 Conclusie
Op basis van de uitgevoerde aanvullende soortenonderzoeken kan worden vastgesteld dat er geen sprake is van een negatief effect op beschermde diersoorten.
 
Voor het overige wordt geconcludeerd dat vanuit het aspect 'biodiversiteit' sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

4.16 Ladder voor duurzame verstedelijking

4.16.1 Wettelijk kader
De Ladder voor duurzame verstedelijking (art. 5.129g Bkl) is van toepassing bij een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Beoordeeld moet dan worden of sprake is van een nieuw beslag op de ruimte. Daarvan is in het beginsel sprake als het nieuwe ruimtelijke besluit meer bebouwing mogelijk maakt dan er op grond van het voorheen geldende planologische regime aanwezig was, of kon worden gerealiseerd. Daarnaast volgt uit jurisprudentie dat bij functiewijzigingen moet worden beoordeeld of er sprake is van een naar aard en omvang zodanige functiewijzing, dat toch gesproken kan worden van een nieuw stedelijke ontwikkeling. Daarbij moet ook het ruimtebeslag betrokken worden.
4.16.2 Onderzoek
Alvorens de twee treden van de Ladder voor duurzame verstedelijking uit te werken, dient allereerst de vraagt beantwoord te worden of het project te beschouwen is als een ‘nieuwe stedelijke ontwikkeling’. Dit hangt af van de omvang en de gebruiksmogelijkheden.
 
Het begrip 'stedelijke ontwikkeling' is uiteengezet in de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State op 23 april 2014 (ECLI:RVS:2014:1442 Wierden). De Afdeling noemt in de uitspraak de uitgangspunten, die zij hanteert voor de beoordeling of een voorziene ontwikkeling voldoende substantieel is om als stedelijke ontwikkeling te kunnen gelden. Op 28 juni 2017 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een overzichtsuitspraak gedaan over de Ladder voor duurzame verstedelijking (ECLI:NL:RVS:2017:1724). Ook hier is het begrip 'stedelijke ontwikkeling' nader gespecificeerd. Wanneer het om een woningbouwlocatie gaat, zoals in voorliggend geval, geldt het volgende uitgangspunt:
 
"Wanneer een ruimtelijke ontwikkeling voorziet in niet meer dan 11 woningen die gelet op hun onderlinge afstand als één woningbouwlocatie als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, Bro, kunnen worden aangemerkt, kan deze ontwikkeling in beginsel niet als een stedelijke ontwikkeling worden aangemerkt."
 
Doordat de Ladder voor duurzame verstedelijking beleidsneutraal is overgezet naar het Besluit kwaliteit leefomgeving is de jurisprudentie die gevormd is onder de werking van het Besluit ruimtelijke ordening ook van belang voor de toepassing van de Ladder onder de Omgevingswet.
 
De voorliggende ontwikkeling voorziet in de realisatie van maximaal 11 woningen. Er is dan ook geen sprake van een stedelijke ontwikkeling. Een toets aan de Ladder conform artikel 5.129g van het Bkl is niet nodig.
4.16.3 Conclusie
Geconcludeerd wordt dat de voorgenomen ontwikkeling niet in strijd is met de Ladder voor duurzame verstedelijking en dat vanuit dit aspect sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

4.17 Dienstenrichtlijn

4.17.1 Wettelijk kader
Met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties dient het omgevingsplan te voldoen aan artikel 14, aanhef en onder 5 van Richtlijn nr. 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 12 december 2006 betreffende de diensten op de interne markt (PbEU 2006, L 376). Dit is vastgelegd in artikel 5.1a van het Besluit kwaliteit leefomgeving.
 
De Dienstenrichtlijn heeft betrekking op dienstverleners, wat verwijst naar natuurlijke personen of rechtspersonen die diensten aanbieden in de uitoefening van een economische activiteit. Het kan gaan om diverse soorten diensten, zoals zakelijke dienstverlening, toerisme, bouw, detailhandel, enzovoort.
 
Artikel 14 van de Dienstenrichtlijn bevat specifieke bepalingen met betrekking tot regels in omgevingsplannen.
4.17.2 Onderzoek
Met het planvoornemen aan de Hartjensstraat 2a worden woningen gerealiseerd. Derhalve is de dienstenrichtlijn op deze ontwikkeling niet van toepassing.
4.17.3 Conclusie
Vanuit het aspect 'dienstenrichtlijn' is er sprake van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

4.18 Volksgezondheid

De Omgevingswet bevordert integrale besluitvorming en samenhang door alle relevante aspecten - waaronder gezondheid - in een zo vroeg mogelijk stadium te betrekken. In deze paragraaf komt aan de orde op welke wijze bij de activiteit rekening wordt gehouden met het aspect gezondheid.
 
Het gaat om:
  • Het beschermen van gezondheid (is er sprake van bijzondere omstandigheden waardoor het verlenen van de vergunning leidt tot ernstige nadelige of mogelijk ernstige nadelige gevolgen voor de gezondheid?);
  • Het bevorderen van de gezondheid, zoals bevorderen sport en ontspanning (positieve gezondheid).
4.18.1 (Wettelijk) kader
Volgens artikel 1.3 sub a Omgevingswet is het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit een belangrijk maatschappelijk doel van de Omgevingswet. De aspecten veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit hangen nauw met elkaar samen.
4.18.2 Onderzoek
4.18.2.1 Veehouderijen
Bij het beoordelen van de effecten van veehouderijen op de volksgezondheid wordt onderscheid gemaakt in endotoxinen en geitenhouderijen. De Handreiking veehouderij en volksgezondheid 2.0 - die bedoeld is bij de nieuwvestiging of verandering van veehouderijen - biedt een stappenplan dat ook deels geschikt is voor de beoordeling van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van veehouderijen.
 
Endotoxinen
Endotoxinen zijn bouwstenen van bepaalde bacteriën die een giftig effect op de mens kunnen hebben en tot gezondheidsklachten kunnen leiden. Endotoxinen komen vaak voor in fijnstof van intensieve veehouderijen. Conform stap 5 van het stappenplan moet de ligging van het initiatief ten opzichte van veehouderijen worden beoordeeld. Bij een afstand van meer dan 1 kilometer tot pluimveehouderijen en van meer dan 250 meter tot overige veehouderijen (behoudens geitenhouderijen) is er geen gevaar voor de volksgezondheid als gevolg van endotoxinen. Het Bestand Veehouderijbedrijven biedt de benodigde gegevens van de veehouderijen.
 
Geitenhouderijen
Uit onderzoek is gebleken dat omwonenden in een straal van 2 km rondom geitenhouderijen een verhoogde kans hebben op longontsteking. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van geitenhouderijen moet beoordeeld worden of er een effect is op de volksgezondheid.
4.18.2.2 Boom- en fruitteelt
Bij boom- en fruitteelt worden vaak gewasbeschermingsmiddelen gebruikt. Deze middelen kunnen een gevaar opleveren voor de volksgezondheid. Als gevolg van de wind kunnen gewasbeschermingsmiddelen verwaaien. Dit wordt drift genoemd. Om te voorkomen dat derden als gevolg van drift in aanraking komen met gewasbeschermingsmiddelen wordt een spuitzone van 50 meter gehanteerd.
4.18.2.3 Hoogspanningsverbindingen
De magnetische velden in de buurt van hoogspanningsverbindingen kunnen invloed hebben op de gezondheid. Het beleid van de Rijksoverheid is erop gericht om zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rondom bovengrondse hoogspanningsverbindingen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla.
4.18.2.4 Gezonde Leefomgeving
In een woonomgeving spelen veel verschillende aspecten een rol om te komen tot een gezonde leefomgeving , onder andere:
  • geluid op de gevels van woningen,
  • waterkwaliteit van wadi's,
  • toestaan van houtstook,
  • vormgeving weg mbt geluid, luchtkwaliteit en snelheid verkeer,
  • spuitzones ten opzichte van agrarische percelen.
4.18.2.5 Toetsing
Veehouderijen
 
Endotoxinen
Het plan omvat nieuwe woningen, zijnde milieugevoelige objecten. In een straal van 1000 meter rondom het plangebied zijn geen pluimveeveehouderijen actief. Bovendien liggen er geen overige intensieve veehouderijen binnen 250 meter van het plangebied. Er hoeft geen nadere beoordeling van het aspect endotoxinen plaats te vinden. Er is sprake van een gezonde leefomgeving ten aanzien van endotoxinen.
 
Geitenhouderijen
Het plan omvat nieuwe, milieugevoelige objecten. In een straal van 2 km rondom het plangebied zijn echter geen geitenhouderijen met meer dan 100 geiten actief. Er hoeft geen nadere beoordeling van het aspect geitenhouderijen plaats te vinden. Er is sprake van een gezonde leefomgeving ten aanzien van geitenhouderijen.
  
Boom- en fruitteelt
Het plan leidt tot het toevoegen van woningen waar personen gedurende langere tijd verblijven. Desalniettemin wordt opgemerkt dat de gronden ten noorden van het plangebied in de huidige en nieuwe situatie niet in gebruik zijn voor boom- en fruitteelt en bovendien ook niet zijn aangewezen als boomteeltontwikkelingsgebied; nieuwe kwekerijen zijn immers alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kwekerij'. Wel wordt op het ten noorden gelegen perceel maïs verbouwd. Geadviseerd wordt om goede afspraken te maken tussen de ondernemer en toekomstige bewoners, zodat bewoners bijvoorbeeld op de hoogte gesteld worden wanneer gespoten wordt (zodat zij tijdelijk ramen kunnen sluiten).
 
Hoogspanningsverbindingen
Het plan omvat de toevoeging van woningen. Desalniettemin wordt opgemerkt dat er sprake is van een zeer grote afstand tot bovengrondse hoogspanningsverbindingen, namelijk ca 4.700 meter, en dat het schadelijke magneetveld zich tot maximaal enkele honderden meters van de hoogspanningsverbinding uitstrekt. Er is geen nader onderzoek nodig.
4.18.3 Conclusie
Vanuit het aspect 'volksgezondheid' is er sprake van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

4.19 Kostenverhaal

Het verhaal van de gemaakte kosten is wettelijk verplicht indien de wijziging van het omgevingsplan een nieuwe (gebieds)ontwikkeling mogelijk maakt met daarin kostenverhaalplichtige activiteiten. De volgende activiteiten zijn kostenverhaalplichtig:
  1. de bouw van een of meer gebouwen met een woonfunctie;
  2. de bouw van een of meer hoofdgebouwen anders dan gebouwen met een woonfunctie;
  3. de uitbreiding van een gebouw met ten minste 1.000 m2 bruto-vloeroppervlakte of met een of meer gebouwen met een woonfunctie;
  4. de bouw van een gebouw dat geen hoofdgebouw als bedoeld onder b is, met ten minste 1.000 m2 bruto-vloeroppervlakte;
  5. de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen met andere gebruiksfuncties dan een woonfunctie tot gebouwen met een woonfunctie, mits het ten minste tien woonfuncties betreft; of
  6. de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen met andere gebruiksfuncties dan een kantoorfunctie, een winkelfunctie of een bijeenkomstfunctie voor het verstrekken van consumpties voor het gebruik ter plaatse tot gebouwen met een of meer van deze gebruiksfuncties, mits de cumulatieve bruto-vloeroppervlakte van de nieuwe gebruiksfuncties ten minste 1.500 m2 bedraagt.
Indien de wijziging van het omgevingsplan nieuwe kostenverhaalplichtige activiteiten mogelijk maakt, dient het kostenverhaal via een van onderstaande opties te worden verzekerd:
  • anderszins, via een overeenkomst, bijvoorbeeld:
    • een anterieure overeenkomst met de initiatiefnemer van de kostenverhaalplichtige activiteit; of
    • via de gronduitgifte-overeenkomst tussen gemeente en een toekomstige eigenaar, indien de gemeente het volledige kostenverhaalsgebied in eigendom heeft;
  • via regels kostenverhaal in het omgevingsplan, waarbij gekozen wordt tussen:
    • een systeem met tijdvak: vergelijkbaar met het systeem uit de Wro, waarbij plannen een duidelijk eindbeeld, een fasering en een einddatum hebben, zodat kosten en opbrengsten op voorhand goed te berekenen zijn;
    • of zonder tijdvak: een nieuw systeem voor gebiedsontwikkelingen zonder een duidelijk eindbeeld, zonder fasering en zonder einddatum, waardoor kosten en opbrengsten op voorhand moeilijker te berekenen zijn en er gewerkt wordt met scenario's.
Ongeacht de systeemkeuze hebben de regels kostenverhaal in ieder geval betrekking op het verhalen van kosten (gekoppeld aan een kostenverhaalsgebied). Net als in een exploitatieplan (onder de Wro) kunnen in dit verband ook regels in het omgevingsplan worden opgenomen over:
  • fasering van en koppelingen tussen werkzaamheden en/of activiteiten;
  • locatie-eisen;
  • woningbouwcategorieën (artikel 5.161c Bkl).
In het wijzigingsbesluit van het omgevingsplan moet de keuze voor een van de opties voor het kostenverhaal gemotiveerd worden.
 
Het planvoornemen maakt kostenverhaalsplichtige activiteiten mogelijk; er worden op basis van dit wijzigingsbesluit immers maximaal 11 woningen gerealiseerd binnen het plangebied. Tussen gemeente en initiatiefnemer wordt een anterieure overeenkomst opgesteld, waarmee het kostenverhaal voor deze ontwikkeling anderszins is verzekerd. Het opnemen van regels voor het kostenverhaal in het omgevingsplan is derhalve niet benodigd.

4.20 Conclusie milieu- en omgevingsaspecten

Geconcludeerd wordt dat er vanuit de behandelde milieu- en omgevingsaspecten sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

5 Juridische planbeschrijving

5.1 Algemeen

Op 1 januari 2024 is het omgevingsplan van rechtswege ontstaan. Dit omgevingsplan bestaat uit alle ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen en wijzigingsplannen, en uit de Bruidsschat die de gemeente van het Rijk heeft ontvangen. In deze Bruidsschat zitten onder meer regels voor milieubelastende activiteiten en bouwactiviteiten. Gemeenten krijgen tot 1 januari 2032 de tijd om het omgevingsplan van rechtswege en andere regels over de fysieke leefomgeving om te zetten naar een nieuw omgevingsplan. Op grond van artikel 2.4 en 22.6 van de Omgevingswet kan de gemeenteraad het omgevingsplan van rechtswege (laten) wijzigen.
 
Toepassing TAM-IMRO
De Omgevingswet integreert wetgeving en regels voor ruimte, wonen, infrastructuur, milieu, natuur en water. Het DSO ondersteunt bij de uitvoering van de wet bestaat uit lokale systemen van overheden en de landelijke voorziening (DSO-LV), zoals Regels op de kaart en het Omgevingsloket. Er zijn tijdelijke alternatieve maatregelen (TAMs) ontwikkeld voor organisaties die nog geen gebruik kunnen maken van lokale of landelijke onderdelen van het DSO. Een van deze TAMs is TAM-IMRO. Bij TAM-IMRO wordt het omgevingsplan gewijzigd via de – onder de Wet ruimtelijke ordening gebruikte – IMRO-standaard en de voorziening ruimtelijkeplannen.nl.
 
Het gebruik van TAM-IMRO is toegestaan tot en met 31 december 2024. Als het ontwerp van een TAM-IMRO omgevingsplan uiterlijk 31 december 2024 ter inzage is gelegd, mag het ook na 1 januari 2025 worden afgemaakt met TAM-IMRO.
 
Werkingsgebied
De regels in dit TAM-IMRO omgevingsplan zijn van toepassing op de locatie Hartjensstraat 2a, waarvan de geometrisch bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1955.oplglglfwohartst2a-co01, zoals vastgelegd op https://www.ruimtelijkeplannen.nl. In hoofdstuk 1 van deze toelichting is een overzichtskaart van het werkingsgebied c.q. plangebied opgenomen.

5.2 Dit wijzigingsbesluit

Voorliggende toelichting ten behoeve van het wijzigingsbesluit voor locatie 'Hartjensstraat 2a te Lengel' maakt de bouw van 11 woningen mogelijk op de plek van het voormalige restaurant 'De Lengel'. De bestaande bebouwing wordt in dit kader gesloopt.
 
Binnen het tijdelijk deel van het omgevingsplan kent het plangebied de functie 'Horeca', waarbinnen de bouw van en het gebruik van gebouwen als woningen niet is toegestaan. Teneinde een kloppend juridisch-planologisch kader voor de voorgenomen ontwikkeling te hebben, dient voor het plangebied een besluit tot wijziging van het tijdelijk deel van het omgevingsplan te worden genomen. Zoals in voorgaande hoofdstukken is vastgesteld is het planvoornemen niet in strijd met het relevante ruimtelijk beleid van Rijk, provincie en gemeente én is er sprake van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties zoals onderzocht en gemotiveerd vanuit de in hoofdstuk 4 behandelde milieu- en omgevingsaspecten. Het wijzigingsbesluit ten behoeve van de bouw van 11 woningen verhoudt zich derhalve goed tot de geldende planologische kaders in de omgeving van het plangebied.
 
De gemeente Montferland heeft op het moment van dit besluit nog geen permanent omgevingsplan. Omwille van het nog ontbreken van de aansluiting op het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO), zal dit wijzigingsbesluit volgens de TAM-IMRO systematiek worden gepubliceerd. De regels en werkingsgebieden toegekend in dit wijzigingsbesluit zullen bij het vaststellen van een permanent omgevingsplan hierin worden opgenomen.

6 Procedure

6.1 Participatie

Gedurende het planvormingsproces is meermaals overleg gevoerd met omwonenden over de bouwplannen aan de Hartjensstraat 2a. De bewonersbijeenkomsten die tussen zomer 2021 en zomer 2023 hebben plaatsgevonden hebben geleid tot een aanpassing en optimalisatie van het bouwplan, om zo tegemoet te komen aan de opmerkingen en belangen van omwonenden. Van het doorlopen participatietraject is een verslag gemaakt, welke als bijlage 12 bij de toelichting is opgenomen.
 
Geconcludeerd wordt dat op basis van de bevindingen in het verslag sprake is van een zorgvuldig doorlopen participatietraject met omwonenden. In het plan is, waar mogelijk, rekening gehouden met de belangen van omwonenden en wordt zo gekomen tot een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. 

6.2 Overleg

In het kader van vooroverleg dient met ketenpartners vooroverleg te worden gevoerd. Het waterschap is middels het doorlopen van de digitale watertoets en indienen van het plan betrokken in het kader van vooroverleg. Het advies vanuit het waterschap is na ontvangst verwerkt in het plan.
 
Ook zijn provincie Gelderland, GGD en VNOG in het kader van vooroverleg betrokken bij het plan. Vanuit provincie Gelderland zijn geen opmerkingen op het conceptplan naar voren gekomen, de provinciale belangen zijn afdoende meegewogen. De adviezen vanuit GGD en VNOG hebben geleid tot tekstuele aanpassingen in de paragrafen 4.7 (Omgevingsveiligheid) en 4.18 (Volksgezondheid).

6.3 Zienswijzen

Het ontwerp van dit wijzigingsbesluit wordt op grond van artikel 3:11 van Algemene wet bestuursrecht gedurende zes weken voor iedereen ter inzage gelegd en het wordt tegelijkertijd elektronisch beschikbaar gesteld via de landelijke website (LVBB). Voorafgaand wordt hiervan mededeling gedaan in het Gemeenteblad. Gedurende deze periode kan eenieder een zienswijze over het ontwerpbesluit bij de gemeenteraad naar voren brengen. Het eindverslag van deze zienswijzenprocedure maakt onderdeel uit van het besluit tot vaststelling van dit wijzigingsbesluit.