direct naar inhoud van Ruimtelijke onderbouwing
Plan: Terstraten 1 Nuth
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.1954.Terstraten1-VA01

Ruimtelijke onderbouwing

Hoofdstuk 1 Inleiding

Ter plekke van de locatie Terstraten 1 te (6361 GJ) Nuth, kadastraal bekend als gemeente Nuth - sectie N - nummer 482, is een woonhuis met omliggende tuin aanwezig. Initiatiefnemer heeft aan de noordoostzijde van onderhavig perceel een ecologische natuurzwemvijver met paddenpoel en visvijver aangelegd. Daarmee wordt een ecologische verblijfplaats gecreëerd voor diverse dier- en plantensoorten.

Initiatiefnemer heeft vooraleerst een principeverzoek ingediend bij het college van burgemeester en wethouders. Naar aanleiding van het ingediende principeverzoek heeft het college in beginsel een negatief principestandpunt ingenomen met als kanttekening dat zij wel medewerking wil verlenen aan het realiseren van een natuurzwemvijver met een aangepast ontwerp. Betreffende brief is bijgevoegd als Bijlage 1. Naar aanleiding van het principestandpunt van de gemeente Beekdaelen heeft initiatiefnemer het schetsontwerp aangepast.

Vervolgens heeft initiatiefnemer op 29 december 2020 een aanvraag omgevingsvergunning ingediend bij de gemeente Beekdaelen. De gemeente heeft op 6 april 2021 een omgevingsvergunning verleend voor het aanleggen van een natuurvijver op de locatie Terstraten 1 te Nuth.

Naar aanleiding van de verleende omgevingsvergunning heeft de gemeente een aantal bezwaarschriften ontvangen. Beoordeling van de bezwaarschriften heeft ertoe geleid dat de bezwaarschriften ontvankelijk en gegrond werden verklaard. Bij vergunningverlening was namelijk de verkeerde afwijkingsbevoegdheid gebruikt en daarnaast waren een aantal aanlegvergunningplichten, welke voorvloeien uit de ter plaatse geldende dubbelbestemmingen, niet betrokken bij de belangenafweging. Dit heeft ertoe geleid dat het bestreden besluit d.d. 6 april 2021 werd herroepen en de verleende vergunning werd geweigerd. Om de beoogde natuurzwemvijver, in afwijking van het geldende bestemmingsplan, alsnog te kunnen faciliteren dient een projectafwijkingsprocedure te worden doorlopen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1954.Terstraten1-VA01_0001.png"

Uitsnede topografische kaart met aanduiding projectgebied

Afwijken van een bestemmingsplan is alleen toegestaan, indien deze afwijking in overeenstemming is met de goede ruimtelijke ordening. Dit dient te worden aangetoond door een ruimtelijke onderbouwing.

Voorliggend document betreft de ruimtelijke onderbouwing ten behoeve van de beoogde afwijking van het geldende bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Projectgebied en project

In dit hoofdstuk worden het projectgebied, de huidige situatie en het project beschreven. Tevens wordt in dit hoofdstuk ingegaan op de ruimtelijke effecten van het project.

2.1 Ligging projectgebied

Het projectgebied is gelegen aan de zuidzijde van het gehucht Terstraten. Terstraten kan worden gekenschetst als een landelijk gebied met mooie weidse uitzichten. Onderhavige locatie is gelegen aan de Terstraten 1 te Nuth en is kadastraal bekend als gemeente Nuth - sectie N - nummer 482.

afbeelding "i_NL.IMRO.1954.Terstraten1-VA01_0002.png"

Luchtfoto met aanduiding projectgebied

Kadastraal betreft het projectgebied het kadastrale perceel gemeente Nuth - sectie N - nummer 482.

afbeelding "i_NL.IMRO.1954.Terstraten1-VA01_0003.png"

Kadastrale kaart met aanduiding projectgebied

De bestaande situatie ter plekke van onderhavige projectgebied wordt weergegeven aan de hand van de volgende foto's.

afbeelding "i_NL.IMRO.1954.Terstraten1-VA01_0004.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1954.Terstraten1-VA01_0005.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1954.Terstraten1-VA01_0006.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1954.Terstraten1-VA01_0007.png"

Foto's bestaande situatie

Bovendien wordt in onderstaande figuren een beeld geschetst van de ecologische natuurzwemvijver ter plaatse.

afbeelding "i_NL.IMRO.1954.Terstraten1-VA01_0008.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1954.Terstraten1-VA01_0009.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1954.Terstraten1-VA01_0010.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1954.Terstraten1-VA01_0011.png"

Foto's bestaande situatie

2.2 Beoogde ontwikkeling

Initiatiefnemer heeft op de locatie Terstraten 1 te Nuth een natuurzwemvijver gerealiseerd met een totaal oppervlak van circa 125 m2. Deze natuurzwemvijver bestaat uit een aantal opeenvolgende en verspringende elementen, namelijk allereerst een kleine bron vervaardigd uit mergelsteen waar het water ontspringt uit een mergel rotsblok en vervolgens overloopt naar de visvijver waarin ook gezwommen kan worden. Tot slot is aan de zuidzijde van de visvijver een overloop aanwezig naar de paddenpoel. Doordat het hemelwater een aantal treden doorloopt, wordt het water op een natuurlijke manier gezuiverd. Aan weerzijden van de visvijver is een mergelstenen muur voorzien met wederzijds een beplantingszone. Door te werken met gebiedseigen materialen en de natuurvijver in te richten met nieuw groen, wordt een ecologische uitstraling gecreëerd. Op deze wijze beoogd initiatiefnemer een ecologische en natuurlijke biotoop te creëeren voor diverse, al dan niet beschermde, dier- en plantensoorten. Daarbij is hij ondersteund door stichting 'Limburg bloeit op'.

In onderstaande figuren wordt de uitstraling van de beoogde natuurzwemvijver nader gevisualiseerd evenals worden de diverse elementen waaruit de natuurzwemvijver bestaat, inzichtelijk gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1954.Terstraten1-VA01_0012.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1954.Terstraten1-VA01_0013.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1954.Terstraten1-VA01_0014.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1954.Terstraten1-VA01_0015.png"

Voorts is van belang dat de natuurzwemvijver verdiept, met respect voor de glooiing en het landschap ter plaatse, is ingebed. De bestaande steile helling van de heuvel is benut om de visvijer juist daar in te bedden zodat de graafwerkzaamheden beperkt konden worden.

2.3 Ruimtelijk-visuele effecten

Voorliggende ontwikkeling gaat gepaard met het optreden van ruimtelijk-visuele effecten. Onderhavige ontwikkeling ziet namelijk op het realiseren van een natuurzwemvijver ter plekke van een als grasland in gebruik zijnd perceel.

Vooropgesteld moet worden dat de beoogde natuurzwemvijver in het landschap en de bijbehorende groenstructuur is ingebed. De contouren van de diverse elementen van de natuurzwemvijver volgen namelijk de glooiing van het perceel. Daarmee wordt eventueel zicht vanuit de omgeving op de natuurzwemvijver beperkt.

Bovendien is een paddenpoel gerealiseerd waarmee een natuurlijk leefgebied wordt gecreëerd voor onder andere kikkers, padden en salamanders. Ook voor andere dieren zoals libellen is deze paddenpoel en directe omgeving een geschikte leefomgeving. Op deze wijze wordt een natuurlijke habitat gerealiseerd voor diverse plant- en diersoorten. Inmiddels zijn de ijsvogel en de gele kwikstaart voor het eerst gespot bij de visvijver en scheppen zwaluwen water uit de vijver. Een grote diversiteit aan insecten, waaronder libellen, kikkers, padden en het vliegend hert, verblijven in de paddenpoel.

Het feit dat ten behoeve van realisatie van de natuurzwemvijver gebruik is gemaakt van keerelementen, rubberfolie en de visvijver aan weerszijden wordt omgeven door een opgemetseld mergelstenen muurtje doet daar niet aan af omdat aan weerszijden van de vijver een beplantingszone wordt beoogd waar nieuw groen wordt aangeplant. Bovendien dient de paddenpoel als een natuurlijke infiltratievoorziening waarin het hemelwater rechtstreeks kan infiltreren in de bodem. Daarmee wordt eveneens aan het aspect waterhuishouding een positieve bijdrage geleverd.

Geconcludeerd moet worden dat onderhavig planvoornemen ook positieve ruimtelijk-visuele effecten tot gevolg heeft.

Hoofdstuk 3 Planologisch-juridische situatie

3.1 Bestemmingsplan 'Kleine Kernen'

Ter plekke van onderhavig projectgebied vigeert het onherroepelijke bestemmingsplan 'Kleine Kernen', zoals vastgesteld op 5 december 2009 door de gemeenteraad van de voormalige gemeente Nuth. Ter plekke van het woonhuis met omliggende gronden is de bestemming 'Wonen' van kracht met bijbehorend bouwvlak. Op de gronden waar de natuurzwemvijver is gerealiseerd, is de bestemming 'Agrarisch met waarden' van toepassing.

Bovendien zijn op onderhavige gronden een aantal dubbelbestemmingen van kracht, namelijk 'Waarde - Beekdal', 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht', 'Waarde - Cultuurhistorie', 'Waarde - Ecologie', 'Waterstaat - Erosie'. Bovendien gelden ter plekke de gebiedsaanduidingen 'veiligheidszone - leiding 2' en 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen 2'.

Het realiseren van de ecologische natuurzwemvijver op de locatie Terstraten 1 te Nuth is op grond van het aldaar vigerende bestemmingsplan 'Kleine Kernen' niet toegestaan. Allereerst is van belang dat op de gronden waar de ecologische natuurzwemvijver is gerealiseerd, de bestemming 'Agrarisch met waarden' van toepassing is. Aangezien de beoogde vijver geen agrarische functie bekleedt, is deze niet in overeenstemming met de bestemming 'Agrarisch met waarden'. Verder is voor de realisatie van de natuurzwemvijver gebruik gemaakt van keerelementen en rubberfolie en is aan weerszijden van de visvijer een omlijsting van mergelsteen, zijnde Kunradersteen, voorzien. Deze bouwactiviteit is niet in overeenstemming met het geldend planologisch-juridisch kader. Tot slot zijn ten behoeve van de natuurzwemvijver gronden afgegraven, opgehoogd en geëgaliseerd. Voor deze aanlegactiviteiten is eveneens een vergunning benodigd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1954.Terstraten1-VA01_0016.png"

Uitsnede vigerend bestemmingsplan met aanduiding projectgebied

De ontwikkeling ziet op een aantal aspecten, namelijk 'handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening', 'bouwen' en het uitvoeren van 'werken of werkzaamheden'. Onderstaand wordt per aspect een nadere uiteenzetting gegeven omtrent de vraag hoe onderhavig initiatief zich daartoe verhoudt.

Activiteit 'Handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening'

Ter plekke van de beoogde natuurzwemvijver is de bestemming 'Agrarisch met waarden' van toepassing. Als uitgangspunt heeft te gelden dat gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden' in beginsel bestemd zijn voor duurzaam agrarisch bedrijfsmatig gebruik en behoud en ontwikkeling van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden. Onderhavig voornemen is gericht op de aanleg van een natuurzwemvijver, hetgeen geen agrarisch bedrijfsmatige functie betreft.

Activiteit 'Bouwen'

In artikel 6.2.2 van de planregels is bepaald dat op de voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd, met uitzondering van omheiningen en/of erfafscheidingen. Onderhavig voornemen gaat gepaard met het oprichten van een bouwwerk, geen gebouw zijnde omdat de opgemetselde stenen muur met keerelementen en rubberfolie een constructie betreft die direct met de grond is verbonden. Daarmee is het voornemen eveneens niet in overeenstemming met artikel 6.2 van de bouwregels.

Activiteit 'Werken of werkzaamheden uitvoeren'

Tot slot zijn ten behoeve van de natuurzwemvijver gronden afgegraven, opgehoogd en geëgaliseerd. Deze activiteiten zijn eveneens niet in overeenstemming met het geldend planologisch-juridisch kader omdat in artikel 6.6.1 van de planregels een limitiatieve opsomming is opgenomen waarin is bepaald dat bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden vergunningplichtig zijn. Onder andere het aanleggen van oppervlakteverhardingen en het afgraven, ophogen en egaliseren van de bodem is vergunningplichtig.

Bovendien is de natuurzwemvijver gerealiseerd op gronden waar diverse dubbelbestemmingen van toepassing zijn, namelijk 'Waarde - Beekdal', 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht', 'Waarde - Ecologie' en 'Waterstaat - Erosie'.

Waarde - Beekdal

Op basis van artikel 22.3.1 van de planregels geldt een vergunningsplicht voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden. Onder andere het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en het afgraven, ophogen en egaliseren van de bodem zijn vergunningplichtig.

Waarde - Beschermd Dorpsgezicht

In artikel 23.3.1 van de planregels is bepaald dat het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden evenals het bodemverlagen of afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist dan wel het aanbrengen van oppervlakteverhardingen vergunningplichtig zijn.

Waarde - Ecologie

Op basis van artikel 25.2.1 van de planregels geldt als uitgangspunt dat het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en het afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem, vergunningplichtige activiteiten betreffen.

Waterstaat - Erosie

Met inachtneming van artikel 26.4.1 van de planregels geldt als uitgangspunt dat het ophogen of egaliseren van de in het landschap aanwezige laagten, het afgraven van grond indien door de afgraving de kans op bodemerosie en/of wateroverlast toeneemt en het aanbrengen van verhardingen, vergunningsplichtige werkzaamheden betreffen.

Gelet op het feit dat onderhavige ontwikkelingen niet rechtstreeks zijn toegestaan op basis van het bestemmingsplan 'Kleine Kernen', dient te worden afgeweken van dit plan. Daartoe wordt een aanvraag omgevingsvergunning ingediend voor de activiteiten 'handelen in strijd met de regels ruimtelijke ordening', 'bouwen' en 'werken of werkzaamheden uitvoeren' ex artikel 2.1, eerste lid, onder a, b en c van de Wabo.

Hoofdstuk 4 Beleid

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het Rijks-, provinciale en gemeentelijke beleid. Het Rijksbeleid wordt besproken aan de hand van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Voor de beschrijving van het provinciale beleid is gebruik gemaakt van het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014 (POL2014), de Omgevingsverordening Limburg 2014 (OvL2014), en het Limburgs Kwaliteitsmenu (LKM). Het gemeentelijke beleid is ontleend aan het stuk 'Ons Beekdaelen maken we samen, Opbrengst van de gesprekken tussen de drie gemeenteraden en de samenleving'.

4.1 Rijksbeleid

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 vastgesteld, waarin de toekomstvisie wordt gegeven van het kabinet met betrekking tot onder andere de ruimtelijke ordening. Deze structuurvisie vervangt (onder andere) de Nota Ruimte. Hiernavolgend wordt ingegaan op deze structuurvisie.

De structuurvisie beschrijft de principes voor de ruimtelijke inrichting in Nederland. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de beoogde ambities tot en met 2040. In de structuurvisie worden de hoofdlijnen van het beleid aangegeven, waarbij de nationale ruimtelijke hoofdstructuur van Nederland een grote rol speelt.

In deze structuurvisie wordt benadrukt dat het van het grootste belang is dat de concurrentiepositie van Nederland verbetert. Hiertoe is het van belang dat ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk zijn. Het Rijk heeft drie hoofddoelen geformuleerd, te weten:

  • 1. het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland;
  • 2. het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid;
  • 3. het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Om de regeldruk te verlagen heeft het kabinet besloten dat de ruimtelijke afwegingen zo dicht mogelijk bij de burger plaats moet vinden. Daarom zal er op basis van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte naar gestreefd worden om zoveel mogelijk verantwoordelijkheden bij de gemeenten en provincies onder te brengen. Het Rijk zal zeer terughoudend, en met name achteraf, bij het toezicht betrokken zijn.

Er zijn echter wel enkele ontwikkelingen waarbij het Rijk bij voorbaat al aangeeft dat er een rijksverantwoordelijkheid aan de orde kan zijn. Een rijksverantwoordelijkheid kan aan de orde zijn indien een onderwerp nationale baten/lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt. Voorbeelden hiervan zijn ruimte voor militaire activiteiten en opgaven in de stedelijke regio's rondom de mainports, brainport en greenports. Maar ook onderwerpen waarover internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan. Bijvoorbeeld voor biodiversiteit, duurzame energie of werelderfgoed. Daarnaast kunnen ook onderwerpen die provincie- of landgrensoverschrijdend of een hoog afwentelingsrisico kennen een rijksverantwoordelijkheid zijn.

Ontwikkelingen die niet onder het bovenstaande vallen zullen in principe alleen achteraf gecontroleerd worden door het Rijk. Rijkswaterstaat en de ministeries van Defensie en EL&I zullen als direct belanghebbenden wel de plannen vooraf blijven beoordelen.

De structuurvisie streeft een zorgvuldige en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen na. Hiertoe is in de structuurvisie een ladder voor duurzame verstedelijking ontwikkeld. De invulling van deze ladder wordt overgelaten aan de gemeenten en provincies. Zolang de ontwikkeling de rijksbeleidsdoeleinden niet frustreert, is er een grote mate van vrijheid voor de decentrale overheden. In paragraaf 4.2.3 wordt nader ingegaan op deze ladder voor duurzame verstedelijking.

Het Rijk streeft met het opstellen van de structuurvisie een goed werkende woningmarkt in Nederland na. Dit wil zeggen dat er qua omvang, kwaliteit en differentiatie een goede balans dient te zijn. Bovendien dient er ruimte te zijn voor het in stand houden van de bereikbaarheid van Nederland en dient er rekening gehouden te worden met het behoud van de natuur.

Meer specifiek heeft het Rijk in de provincie Limburg enkele belangrijke gebieden aangewezen. Het Rijk kent de Greenport Venlo en Brainport Zuidoost Nederland een belangrijke waarde toe voor de concurrentiepositie van Nederland. Het verstedelijkte gebied rondom Sittard-Geleen en Maastricht is zodoende dan ook aangewezen als een voor de concurrentiepositie essentieel gebied. Met name de bereikbaarheid van deze gebieden verdient derhalve extra aandacht.

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Barro voorziet in de juridische borging van het nationale ruimtelijke beleid. Het bevat regels die de beleidsruimte van andere overheden ten aanzien van de inhoud van ruimtelijke plannen inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken. Navolgende onderwerpen met nationaal belang zijn opgenomen in het Barro en de eerste aanvulling (Stb. 2012, nr. 388):

  • project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • kustfundament en de daarbuiten gelegen primaire waterkeringen;
  • grote rivieren en rijksvaarwegen en de veiligheid daarom heen;
  • toekomstige rivierverruiming van de Maastakken;
  • Waddenzee en Waddengebied, en IJsselmeergebied;
  • verstedelijking in het IJsselmeer;
  • defensie;
  • erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde;
  • hoofdwegen en landelijke spoorwegen;
  • elektriciteitsvoorziening;
  • ecologische hoofdstructuur.
4.1.3 Regeling algemene regels ruimteljike ordening (Rarro)

Naast het Barro is ook de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) in werking getreden. In het Barro is bepaald dat bij ministeriële regeling verschillende militaire terreinen, gebieden, objecten en zones worden aangewezen, waar gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening mee moeten houden. In de Rarro wordt daar uitvoering aan gegeven.

4.1.4 Conclusie Rijksbeleid

De voorliggende ontwikkeling levert geen strijd op met de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, het Barro en de Rarro. Het Rijksbeleid is niet aan de orde, omdat sprake is van een kleinschalige ontwikkeling en er geen onderwerpen vanuit de SVIR en Barro op het projectgebied van toepassing zijn. Ook gelden er vanuit de Rarro geen beperkingen ten aanzien van het project.

4.2 Provinciaal beleid

4.2.1 Omgevingsvisie Limburg (POVI)

Op 1 oktober 2021 hebben Provinciale Staten van Limburg de Omgevingsvisie Limburg (hierna ook: POVI) vastgesteld, met inachtneming van de aanvaarde amendementen. Deze vervangt het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL) 2014. De Omgevingsvisie is een strategische en lange termijn (2030-2050) visie op de fysieke leefomgeving en beschrijft onderwerpen zoals wonen, infrastructuur, milieu, water, natuur, landschap, bodem, ruimtelijke economie, luchtkwaliteit en cultureel erfgoed. Daarnaast worden ook de aspecten gezondheid, veiligheid en een gezonde leefomgeving meegenomen.

In het POVI is onderhavig projectgebied gelegen in de zone 'Groenblauwe mantel'. Vanuit beleidsmatig oogpunt in relatie tot voorliggende ontwikkeling is ten opzichte van het POL 2014 geen sprake van relevante wijzigingen. Over de 'Groenblauwe mantel' is in het POVI het volgende opgenomen.

Groenblauwe mantel

In de zone 'Groenblauwe mantel' worden goede combinatiemogelijkheden gezien van duurzame vormen van land- en tuinbouw en meer ruimte voor de beken en de Maas, de biodiversiteit en de kernkwaliteiten van het landschap. Deze kernkwaliteiten betreffen het groene karakter, het visueel-ruimtelijk karakter, het cultuurhistorisch erfgoed, het reliëf en ruimte voor water en waterberging in laagten en beekdaelen.

Voorliggende ontwikkeling wordt niet belemmerd door de beleidsuitgangspunten van de provincie Limburg.

afbeelding "i_NL.IMRO.1954.Terstraten1-VA01_0017.png"

Uitsnede kaart 'Limburgse principes' POVI met ligging projectgebied

4.2.2 Omgevingsverordening Limburg 2014 (OvL2014)

Naast de indeling in zoneringen is tevens sprake van diverse provinciale beschermingsgebieden, waartoe op grond van de Omgevingsverordening Limburg 2014 specifieke regelgeving geldt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1954.Terstraten1-VA01_0018.png"

Uitsnede kaart 'milieubeschermingsgebieden' Omgevingsverordening Limburg 2014 met ligging projectgebied

Beschermingsgebied Nationaal Landschap Zuid-Limburg

Onderhavig projectgebied is blijkens de kaart 'Milieubeschermingsgebieden' gelegen in het beschermingsgebied Nationaal Landschap Zuid-Limburg.

In Nederland zijn in totaal 20 zogenaamde nationale landschappen aangewezen. Dit zijn landschappen met elk een unieke combinatie van cultuurhistorische en natuurlijke elementen. De Nationale Landschappen kenmerken zich door de specifieke samenhang tussen de verschillende onderdelen van het landschap, zoals natuur, reliëf, grondgebruik en bebouwing.

De kernkwaliteiten zijn voor het Nationaal Landschap Zuid-Limburg betreffen: 'schaalcontrast van zeer open naar besloten', 'het groene karakter', 'reliëf en ondergrond' en 'rijk en gevarieerd cultuurhistorisch erfgoed'. Bij (ruimtelijke) ontwikkelingen binnen een nationaal landschap dienen de geformuleerde kernkwaliteiten in acht te worden genomen. Dienaangaande het volgende.

Schaalcontrast van zeer open naar besloten

Onderhavig projectgebied is gelegen aan de zuidzijde van het gehucht Terstraten. Aan de noord- en oostzijde van de locatie is open agrarisch gebied aanwezig. Onderhavige ontwikkeling heeft geen invloed op dit open agrarisch gebied. Dit omdat de natuurzwemvijver nabij de woning is gerealiseerd zodat een clustering ontstaat. Daarnaast heeft de aanleg van de natuurzwemvijver niet tot gevolg dat bestaande beplanting wordt aangetast. De ontwikkeling is juist gericht op het creëren van een natuurlijke verblijfplaats voor diverse diersoorten. Dit komt mede tot uitdrukking in de te creëren paddenpoel.

Het groene karakter

Voorliggend project voorziet in het realiseren van een natuurzwemvijver bij de woning Terstraten 1 te Nuth. Het groene karakter van onderhavige gronden zal met onderhavige ontwikkeling niet in negatieve zin wijzigen omdat de natuurzwemvijver juist zorgt voor een versterking van de ecologische waarde ter plaatse. De biodiversiteit wordt positief beïnvloed en diverse dier- en plantensoorten kunnen zich ter plekke vestigen. Dit blijkt onder meer uit de migratie van amfibieën en insecten vanuit de oude, meer zuidelijk gelegen paddenpoel naar de nieuw gerealiseerde paddenpoel. Dit mede doordat de oude poel verdroogt door de steeds warmere zomers van de afgelopen jaren.

Reliëf en ondergrond

Gelet op het feit dat de natuurzwemvijver is ingebed in het perceel en de glooiing van het landschap wordt gerespecteerd, wordt deze in het bestaande reliëf ingepast. Daarmee wordt het bestaande reliëf zo min mogelijk aangeroerd waardoor de invloed op het landschap beperkt blijft. Derhalve wordt geconcludeerd dat onderhavig voornemen de kernkwaliteit 'reliëf en ondergrond' respecteert.

Rijk en gevarieerd cultuurhistorisch erfgoed

De locatie Terstraten 1 te Nuth is aangeduid als cultuurhistorisch waardevolle bebouwing. Van deze kernkwaliteit is ter plaatse van onderhavige locatie dan ook sprake. In dat verband heeft iniatiefnemer het planvoornemen aan meerdere partijen voorgelegd, waaronder de Monumentencommissie. De Monumentencommissie heeft vervolgens geadviseerd om een aantal wijzigingen in het ontwerp door te voeren. Het advies van Monumentencommissie is bijgevoegd als Bijlage 2. Initiatiefnemer heeft de voorgestelde aanpassingen door de Monumentencommissie doorgevoerd in het ontwerp en daarmee rekening gehouden bij de realisatie.

Gelet op het natuurlijke karakter en het beperkt oppervlak aan verharding, wordt de ecologische waarde van onderhavige locatie juist versterkt. De natuurlijke uitstraling van de natuurzwemvijver brengt dan ook met zich dat de cultuurhistorische waarde van de bestaande bebouwing niet wordt aangetast.

De kernkwaliteiten worden vanwege voorliggend project niet onevenredig aangetast. Voorts geldt op grond van de Omgevingsverordening primair een verbod op het verrichten van handelen in beekdalen, bronnen of bronzones, graften en holle wegen. Daarvan is ter plekke van onderhavig projectgebied geen sprake.

4.2.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

De zogenaamde ‘ladder voor duurzame verstedelijking’ is opgenomen in artikel 3.1.6, tweede lid, Besluit ruimtelijke ordening en luidt als volgt:

'De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.'

De ladder voor duurzame verstedelijking is door de provincie verankerd in de Omgevingsverordening Limburg 2014 (OvL2014) in artikel 2.2.2, lid 1. Aanvullend op deze ladder heeft de provincie daarin bepaald dat tevens de mogelijkheden van herbenutting van leegstaande monumentale en beeldbepalende gebouwen moet worden onderzocht.

Uitgangspunt voor toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking is dat sprake dient te zijn van een stedelijke ontwikkeling. Conform artikel 2.2.1 van de OvL2014 is de definitie van een stedelijke ontwikkeling een ‘ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen’.

Het begrip 'stedelijke ontwikkeling' is in uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State nader verduidelijkt. Van een stedelijke ontwikkeling is bij voorliggende ontwikkeling geen sprake. Het voornemen is enkel gericht op het realiseren van een natuurzwemvijver.

4.2.4 Limburgs Kwaliteitsmenu

Voor (ruimtelijke) ontwikkelingen buiten de zogenaamde 'rode contouren' is het Limburgs Kwaliteitsmenu (LKM) van kracht. In dit Kwaliteitsmenu geeft de provincie de Limburgse gemeenten een handreiking op welke wijze deze om moeten gaan met ontwikkelingen in het buitengebied. Gemeenten dienen in een structuurvisie dit provinciale beleidskader te verwerken en aan te geven op welke wijze zij toepassing geven aan het Limburgs Kwaliteitsmenu.

In z'n algemeenheid betreft het Limburgs Kwaliteitsmenu een beleidsregel die onder voorwaarden ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied van Limburg toestaat. Daarbij dient sprake te zijn van 'kwaliteitswinst'. Deze kwaliteitswinst kan op diverse wijze tot stand komen, zoals bijvoorbeeld het realiseren van een landschappelijke inpassing, het slopen van bedrijfsbebouwing of glasopstanden, het realiseren van natuur of het leveren van een financiële bijdrage in een (gemeentelijk) 'groenfonds'. De provincie geeft in het Limburgs Kwaliteitsmenu richtlijnen en drempelwaarden voor het bepalen van de hoogte van de tegenprestatie bij verschillende soorten ruimtelijke ontwikkelingen.

Onderhavige ontwikkeling voorziet in het realiseren van een ecologische natuurzwemvijver waarbij de nadruk ligt op het creëren van een natuurlijk habitat en ecologische zone voor diverse dier- en plantensoorten. De verharding die met onderhavig initiatief gepaard gaat, is zeer beperkt van aard omdat enkel wordt voorzien in kernelementen en een mergelstenen muurtje aan weerszijden van de visvijver. Het ecologisch belang dat met onderhavige ontwikkeling wordt gediend, heeft een zwaarwegend belang ten opzichte van het beperkt oppervlak aan verharding dat wordt aangebracht. Bovendien is aan weerszijden van de visvijver een beplantingszone aangelegd waar is voorzien in de aanplant van nieuw groen. Het leveren van een aanvullende kwaliteitsbijdrage op basis van het Limburgs Kwaliteitsmenu wordt dan ook niet passend geacht.

4.2.5 Conclusie provinciaal beleid

Gelet op vorenstaande uiteenzetting van het vigerende provinciale beleid, bestaan er geen belemmeringen met betrekking tot voorliggende ontwikkeling. De ter plekke van onderhavige locatie van toepassing zijnde provinciale zonering ‘bronsgroene landschapszone’ impliceert geen belemmeringen vanuit beleidsoogpunt. Voorts is geen sprake van strijdigheid met de uitgangspunten van het beschermingsgebied ‘Nationaal Landschap Zuid-Limburg’. De ladder voor duurzame verstedelijking is niet aan de orde.

4.3 Gemeentelijk beleid

4.3.1 Ons Beekdaelen maken we samen

In het stuk 'Ons Beekdaelen maken we samen, Opbrengst van de gesprekken tussen de drie gemeenteraden en de samenleving' wordt aangegeven dat het motto 'leven en werken in het landschap’ binnen de gemeente centraal staat. De landschappelijke kwaliteit en het kleinschalige karakter van dat landschap en de dorpen is namelijk de sterkst verbindende factor tussen de gemeenten Onderbanken, Nuth en Schinnen. In de regio wordt Beekdaelen een uitgestrekt groen gebied. Bovendien streeft de gemeente er naar om een aantrekkelijke groene long in de regio te zijn. Dat betekent ook een mooie, leefbare en goed bereikbare gemeente met voldoende voorzieningen voor iedereen.

Onderhavig voornemen, zijnde het realiseren van een natuurzwemvijver, draagt bij aan de doelstelling om een groene long voor de regio te vormen. Het doel van deze vijver is er namelijk op gericht om vanuit ecologisch oogpunt een meerwaarde te creëren.

4.3.2 Conclusie gemeentelijk beleid

Gelet op het vorenstaande uiteenzetting van het gemeentelijke beleid wordt geconcludeerd dat onderhavige ontwikkeling niet strijdig is met dit beleid.

Hoofdstuk 5 Milieutechnische aspecten

Bij de realisering van een project moet in de eerste plaats rekening worden gehouden met aspecten uit de omgeving die een negatieve invloed kunnen hebben op het plangebied. Dit geldt omgekeerd ook voor de uitwerking die het project heeft op zijn omgeving. Voor de locatie zijn in dit hoofdstuk de milieuaspecten bodem, geluid, milieuzonering, luchtkwaliteit en externe veiligheid onderzocht.

5.1 Bodem

Indien sprake is van een planologische functiewijziging danwel het realiseren van nieuwe verblijfsruimten, dient te worden bezien of de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse geschikt is voor het voorgenomen gebruik.

Voorliggende ontwikkeling is gericht op het realiseren van een natuurzwemvijver op de locatie Terstraten 1 te Nuth. Bij voorliggend project is geen sprake van een planologische functiewijziging danwel het creëren van nieuwe verblijfsruimten. Het uitvoeren van een bodemonderzoek is dan ook niet aan de orde. Bovendien is van belang dat de grond die is vrijgekomen bij het realiseren van de natuurzwemvijver schoon is en volledig op eigen terrein is herschikt.

Conclusie bodem

Gelet op vorenstaande vormt het aspect bodem vanuit oogpunt van milieuhygiënische kwaliteit voor het beoogde gebruik geen belemmeringen voor de het project.

5.2 Geluid

Met betrekking tot het aspect geluid van externe komaf kan sprake zijn van geluidbelasting als gevolg van wegverkeerslawaai, industrielawaai en spoorweglawaai.

Onderhavig project is gericht op het realiseren van een natuurzwemvijver. Dit betreft geen gevoelige functie. Het uitvoeren van een akoestisch onderzoek naar ter plaatse optredende geluidbelasting als gevolg van de hiervoor genoemde soorten lawaai is dan ook niet aan de orde.

Geluidsonderzoek naar de effecten van het gebruik van de natuurzwemvijver op gevoelige plekken in de omgeving is evenmin aan de orde.

De pomp en 'waterval' maken nauwelijks geluid (zie ook ter illustratie ECLI:NL:RVS:2019:3723).

Ook van het gebruik in de vorm van zwemmen zal geen relevante geluidbelasting op de omgeving uitgaan. Binnen de woonbestemming is de aanleg van een regulier zwembad (waarvan hier geen sprake is) geheel vergunningvrij en de onderhavige locatie is verder van geluidsgevoelige objecten af gelegen dan de woonbestemming op het eigen terrein. Daarnaast wordt in de natuurzwemvijver (die naar zijn aard niet verwarmd wordt) slechts in een gedeelte van het jaar en door een beperkt aantal personen gebruikt om te zwemmen. De geluiden die dat met zich brengt zijn volstrekt normale en acceptabele leefgeluiden, die inherent zijn aan de woonomgeving ter plaatse.

Conclusie geluid

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor het project.

5.3 Milieuzonering

Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie in de nabijheid van woningen krijgen en dat (andersom) nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven gesitueerd worden. Het waar mogelijk scheiden van bedrijven en woningen bij nieuwe ontwikkelingen dient twee doelen:

  • het reeds in het ruimtelijke spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar voor woningen;
  • het tegelijk daarmee aan de bedrijven voldoende zekerheid bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

De gemeente beslist zelf of zij op een bepaalde locatie bedrijven of woningen wil mogelijk maken. Dit besluit dient echter wel zorgvuldig te worden afgewogen en te worden verantwoord.

Onderhavige ontwikkeling ziet op het realiseren van een natuurzwemvijver op de locatie Terstraten 1 te Nuth. Deze ontwikkeling is dan ook niet gericht op het realiseren van bedrijfsmatige activiteiten. Voorts voorziet het project niet in het realiseren van milieugevoelige functies, waardoor geen belemmeringen voor eventuele bedrijvigheid in de omgeving optreden.

Conclusie milieuzonering

Gelet op het vorenstaande vormt het aspect milieuzonering geen belemmering voor onderhavig project.

5.4 Luchtkwaliteit

De Algemene maatregel van Bestuur (AmvB) legt vast wanneer een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de toename van concentraties van bepaalde stoffen in de lucht. Een project is NIBM wanneer het aannemelijk is dat het een toename van de concentratie veroorzaakt van maximaal 3%. De 3% grens wordt gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. Het NSL is vanaf augustus 2009 van kracht, zodat de 3% grens aangehouden dient te worden.

In de regeling NIBM is (onder andere) aangegeven dat bijvoorbeeld een plan tot 1.500 woningen niet in betekenende mate bijdraagt aan de toename van de concentratie fijn stof en stikstofdioxide in de lucht. Voorliggend project, zijnde het realiseren van een natuurzwemvijver, is geenszins vergelijkbaar met een plan van genoemde omvang.

Conclusie luchtkwaliteit

Gelet op het vorenstaande vormt het aspect luchtkwaliteit geen belemmering voor onderhavig project.

5.5 Externe veiligheid

Op het moment dat nieuwe kwetsbare objecten worden gerealiseerd, dienen mogelijke externe veiligheidsrisico's in beeld te worden gebracht. Daartoe kan de Risicokaart Limburg worden geraadpleegd. Onderhavig voornemen is niet gericht op het creëren van een nieuw kwetsbaar object. Bovendien neemt het aantal verblijvende personen binnen het projectgebied niet toe. Voorligende ontwikkeling heeft dan ook geen gevolgen voor externe veiligheid.

C onclusie externe veiligheid

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmeringen voor het project.

Hoofdstuk 6 Overige ruimtelijke aspecten

Naast de diverse milieutechnische aspecten, zoals uiteengezet in hoofdstuk 5, dient tevens te worden gekeken naar de overige ruimtelijke aspecten. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de aspecten archeologie, kabels en leidingen, verkeer en parkeren, waterhuishouding, natuur- en landschap, flora en fauna en duurzaamheid.

6.1 Archeologie

Archeologische waarden zijn bij wet beschermd (Monumentenwet 1988, hoofdstuk vijf 'Archeologische monumentenzorg'). Gemeenten zijn verantwoordelijk voor hun eigen bodemarchief. De gemeente is dus het bevoegde gezag indien het gaat om het toetsen van de archeologische onderzoeken en Programma's van Eisen. Voorheen werd dit door de provincie gedaan, maar deze beperkt zich momenteel tot zaken die van provinciaal belang zijn. Voor (gemeentelijke) bestemmingsplannen (daaronder tevens begrepen: wijzigingsplannen) betekent dit concreet het volgende:

  • de gemeenteraad dient bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden en monumenten;
  • in een bestemmingsplan kan in het belang van de archeologie een vergunningenstelsel worden opgenomen. De aanvrager van een vergunning, waarbij bodemverstoring plaats vindt, kan langs de weg van het bestemmingsplan de verplichting krijgen tot het laten uitvoeren van een archeologisch (voor)onderzoek. Zo nodig kunnen aan dergelijke vergunningen regels worden verbonden ter bescherming van de archeologische waarden en monumenten.

De gemeente Beekdaelenbeschikt over de 'Erfgoedverordening Beekdaelen 2021'. Deze verordening biedt een soort voorbescherming voor archeologische waarden. In de verordening wordt de mogelijkheid geboden om archeologische monumenten en verwachtingszones aan te wijzen en deze te verbinden aan categorieën regels en voorwaarden. De regels en voorwaarden overeenkomstig de verordening dienen te worden verwerkt in de regels van nieuw op te stellen bestemmings-/wijzigingsplannen.

Op basis van de archeologische beleidsadvieskaart van de voormalige gemeente Nuth is ter plekke van de beoogde natuurzwemvijver de zone 'Gebied met een lage verwachting maar waar een bijzondere dataset kan voorkomen (natte gebieden)'. Op basis van deze zone dient een archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden indien er een vindplaats binnen 50 meter van het plangebied is gelegen. Op basis van onderstaande figuur zijn in de directe omgeving van onderhavige locatie geen archeologische vindplaatsen aanwezig. Het uitvoeren van een archeologisch onderzoek is dan ook niet aan de orde.

afbeelding "i_NL.IMRO.1954.Terstraten1-VA01_0019.png"

Uitsnede verwachtingenkaart ter plekke van het projectlocatie

Verder geldt dat indien er tijdens de werkzaamheden archeologische waarden (vondsten/sporen) worden aangetroffen, hiervan op grond van artikel 5.10 van de Erfgoedwet, terstond melding dient te worden gemaakt bij de gemeente Beekdaelen, de provincie (Provinciaal depot) of het Rijk (Minister van OCW).

Conclusie archeologie

Gelet op vorenstaande vormt het aspect archeologie geen belemmeringen voor het project.

6.2 Kabels en leidingen

Door het projectgebied lopen geen boven- en/of ondergrondse leidingen met een planologische beschermingszone. Er is op dat gebied derhalve geen sprake van bijbehorende (planologische) beschermingszones en/of belangen van derden op dit punt.

De aanwezigheid van kabels en leidingen met betrekking tot de nutsvoorzieningen in de omgeving is evident ter plekke van onderhavig perceel. Bij het eventueel nader uitwerken van de aansluitingen, dient met de verschillende netwerkbeheerders contact te worden opgenomen.

Conclusie kabels en leidingen

Het aspect kabels en leidingen vormt geen belemmeringen voor het project.

6.3 Verkeer en parkeren

Voorliggende ontwikkeling is gericht op het realiseren van een natuurzwemvijver. Vanwege de aard van het voornemen treden geen veranderingen op in het aantal verkeersbewegingen ter plaatse. Daarnaast impliceert onderhavig plan geen extra parkeerbehoefte.

Conclusie verkeer en parkeren

Gelet op vorenstaande wordt geconcludeerd dat het aspect verkeer en parkeren geen belemmeringen vormt voor het project.

6.4 Waterhuishouding

Onderhavig voornemen ziet op het aanleggen van een ecologische natuurzwemvijver op de locatie Terstraten 1 te Nuth. In dat verband is van belang dat de natuurzwemvijver is gevuld met hemelwater en kraanwater. Tot op heden is de natuurzwemvijver al ongeveer een jaar lang op niveau. Mocht het nodig zijn om de vijver bij te vullen dan geschiedt dit met hemelwater dat op eigen terrein wordt opgevangen.

De realisatie van de vijver heeft tot gevolg dat het hemelwater nog steeds kan infiltreren in de bodem zodat het grondwaterpeil kan worden aangevuld. Met de te realiseren natuurzwemvijver wordt namelijk slechts een beperkt oppervlak aan verharding aangebracht. Daarmee wordt het infiltrerend vermogen van de gronden ter plaatse niet aangetast.

Conclusie waterhuishouding

Gelet op vorenstaande vormt het aspect waterhuishouding geen belemmeringen voor onderhavige ontwikkeling.

6.5 Natuurbescherming

Per 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet vervangt de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet.

Natura2000

Natura2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. In Natura2000 gebieden worden bepaalde diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving beschermd door de biodiversiteit te behouden. Natura2000 gebieden worden beschermd door de 'Wet Natuurbescherming'.

Het dichtstbijzijnde Natura 2000 gebied betreft het 'Geleenbeekdal'. Dit Natura-2000 gebied ligt op circa 35 meter ten zuiden van onderhavig projectgebied. Ter plaatse van onderhavig projectgebied zelf is geen Natura2000-gebied aanwezig.

Met onderhavig voornemen is een natuurzwemvijver gerealiseerd op het achterterrein bij de woning Terstraten 1 te Nuth. De aanlegfase, sloopfase en de realisatiefase zijn met ingang van het Besluit stikstofreductie en natuurverbetering (Bsn), vastgesteld d.d. 1 juli 2021, en gebaseerd op de Wet stikstofreductie en natuurverbetering (Wsn), vastgesteld d.d. 1 juli 2021, vrijgesteld van vergunningplicht in het kader van de Wet natuurbescherming. Deze vrijstelling geldt echter niet voor structurele stikstofemissies in de gebruiksfase of voor andere emissies dan stikstof.

Omdat onderhavig voornemen enkel ziet op het aanleggen van een natuurzwemvijver, is het aspect stikstof, vanwege de intrede van het Besluit stikstofreductie en natuurverbetering en de Wet stikstofreductie en natuurverbetering, niet aan de orde. Derhalve wordt geconcludeerd dat onderhavig voornemen geen invloed heeft op nabijgelegen Natura2000-gebieden.

Natuurnetwerk

Blijkens de kaart 'Natuur' van het POL2014 is onderhavig projectgebied niet gelegen in het Natuurnetwerk.

afbeelding "i_NL.IMRO.1954.Terstraten1-VA01_0020.png"

Kaart 'Natuur' POL2014 met aanduiding projectgebied

Flora en fauna

Artikel 1.11 Wet natuurbescherming voorziet in een algemene verplichting voor een ieder om voldoende zorg te dragen voor Natura 2000-gebieden, bijzondere nationale natuurgebieden en voor in het wild levende dieren en planten en hun directe leefomgeving.

Ten behoeve van onderhavige ontwikkeling is de website www.waarneming.nl geraadpleegd welke recente data bevat met waarnemingen over flora en fauna. Uitgaande van waarneming.nl zijn tot voor kort geen beschermde flora en fauna aangetroffen ter plaatse van onderhavig projectgebied. In onderstaande figuur wordt een en ander nader gevisualiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1954.Terstraten1-VA01_0021.png"

Uitsnede website www.waarneming.nl met aanduiding projectgebied

Aanvullend is ten behoeve van onderhavige ontwikkeling een ecologisch onderzoek uitgevoerd op de locatie. Betreffende rapportage is als Bijlage 3 aan voorliggende ruimtelijke onderbouwing toegevoegd. In de rapportage wordt aangegeven dat de plaatsing van de vijvers geen negatieve invloed hebben gehad op beschermde soorten vanuit de Wet natuurbescherming, natuurgebieden en de aanwezige bomen en struweel.

Doordat de vijver een gesloten systeem is wat niet uitstroomt in de nabij gelegen Geleenbeek en geen water onttrekt uit de omliggende natuur, beïnvloed deze niet het lokale grondwater. Doordat de vijver in de zomers gevuld blijft biedt het in droge periodes een drinkplaats en verblijfplaats voor verschillende soorten. Mede door de bomen die rondom de vijvers staan is er een geschuilde drinkplaats ontstaan die tevens door zwaluwen gebruikt wordt.

De bomen lijken door de werkzaamheden niet aangetast te zijn en produceren veel voedsel voor de soorten die nabij de onderzoekslocatie te verwachten zijn. De bomen samen met het struweel bieden goede schuilplaatsen en looproutes voor de te verwachten soorten zoals marterachtige en reptielen. De natuurvijver is een goede plek voor amfibieën en watergebonden insecten om voort te planten. Vooral in het beginstadium wanneer er nog weinig planten zijn, is het voor pioniersoorten een goed habitat. Dit zal door ecologische successie veranderen waardoor de vijver voor andere soorten aantrekkelijker zal zijn en er meer diversiteit zal ontstaan. Daarnaast zijn de vijvers goede voedselbronnen voor insectenetende vogels, vleermuizen en kleinere roofvogels.

Conclusie natuurbescherming

Gelet op vorenstaande vormt het aspect natuurbescherming geen belemmeringen voor onderhavige ontwikkeling.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

De uitvoerbaarheid van de planontwikkeling dient in relatie tot de gemeentelijke financiën te zijn gewaarborgd. Daarbij dient ook te worden onderzocht of en in hoeverre de voorgenomen afwijkingen ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan aanleiding kunnen geven tot aanspraken om planschade als bedoeld in artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening.

7.1 Grondexploitatie

7.1.1 Algemeen

Afdeling 6.2 van de Wet ruimtelijke ordening draagt de titel 'Grondexploitatie'. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de mogelijkheden voor gemeenten (en ook provincie en Rijk indien deze als planwetgever optreden) om langs publiekrechtelijke weg eisen te stellen aan het in exploitatie brengen van gronden. Het gaat dan onder andere om eisen op het gebied van kostenverhaal, sociale woningbouw, particulier opdrachtgeverschap en fasering van de invulling van de openbare ruimte. Ook zijn in afdeling 6.2 Wro twee bepalingen opgenomen over de wijze waarop langs privaatrechtelijke weg eisen gesteld kunnen worden aan het in exploitatie brengen van gronden.

7.1.2 Exploitatieplan

Afdeling 6.4 Wro beschrijft een publiekrechtelijk stelsel waarbinnen door gemeenten (en in voorkomend geval provincie of Rijk) eisen gesteld kunnen worden aan de grondexploitatie. Dit publiekrechtelijk instrumentarium is aanvullend van aard. Het primaat ligt bij vrijwillige civielrechtelijke afspraken. Deze civielrechtelijke afspraken worden gemaakt in hetzij een anterieure overeenkomst (er is nog geen exploitatieplan vastgesteld) hetzij een posterieure overeenkomst (er is al een exploitatieplan vastgesteld).

Artikel 6.12, lid 1 Wro bepaalt dat de gemeenteraad wordt verplicht om de gronden, waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen, een exploitatieplan op te stellen. Artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening geeft aan om welke bouwplannen het gaat.

Hoofdregel is dat er een plicht bestaat voor het opstellen van een exploitatieplan. Onder artikel 6.12, lid 2 Wro wordt hierop echter een aantal uitzonderingsmogelijkheden geboden:

  • het verhaal van kosten over de in het plan of besluit begrepen kosten is anderszins verzekerd;
  • het is niet nodig een tijdvak te bepalen waarbinnen de grondexploitatie zal plaatsvinden;
  • het is niet nodig een fasering op te nemen waarbinnen werken, werkzaamheden en bouwplannen uitgevoerd moeten worden;
  • het is niet nodig eisen en/of regels omtrent de uitvoering te stellen aan het bouwrijp maken en/of de inrichting van de openbare ruimte en/of de aanleg van nutsvoorzieningen;
  • het is niet nodig regels te stellen omtrent de uitvoering van de in het bestemmingsplan opgenomen bepalingen omtrent sociale huur en/of koopwoningen, kavels voor particulier opdrachtgeverschap of branches in de detailhandel.

Onderhavige ontwikkeling ziet op het realiseren van een natuurzwemvijver. Gelet op de aard van onderhavig voornemen kan niet worden gesproken van een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. Het opstellen van een exploitatieplan of een anterieure overeenkomst is dan ook niet noodzakelijk.

7.2 Planschade

Artikel 6.1 Wet ruimtelijke ordening biedt de grondslag voor de vergoeding van zogenoemde planschade. Deze schadevergoeding wordt (in beginsel) door het college van burgemeester en wethouders van de betreffende gemeente toegekend aan degene die als gevolg van een planontwikkeling schade lijdt.

Artikel 6.4a Wro bepaalt dat de gemeente de mogelijkheid heeft om met een initiatiefnemer van een planontwikkeling een overeenkomst te sluiten. De strekking van dergelijke planschadeovereenkomst is dat de door derden geleden schade geheel (of gedeeltelijk) voor rekening komt van de initiatiefnemer, omdat de schade voortvloeit uit het op zijn of haar verzoek ten behoeve van een planontwikkeling wijzigen van het bestemmingsplan of verlenen van een omgevingsvergunning.

De gemeente Beekdaelen sluit een planschade-verhaalsovereenkomst met de initiatiefnemer. Eventuele tegemoetkomingen in planschade zijn dan ook niet voor rekening van de gemeente Beekdaelen.

Hoofdstuk 8 Afweging van belangen en conclusie

Ten behoeve van het realiseren van een ecologische natuurzwemvijver op de locatie Terstraten 1 te Nuth, kadastraal bekend als gemeente Nuth - sectie N - nummer 482, dient te worden afgeweken van het bestemmingsplan 'Kleine Kernen'. De gemeente Beekdaelen acht deze ontwikkeling positief en wenst hieraan medewerking te verlenen door toepassing van de procedure voor het afwijken van het bestemmingsplan ex artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo. Dit is op basis van artikel 2.12, lid 1, onder a, sub 3 Wabo mogelijk indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.

Ten behoeve van de afwijkingsprocedure is aldus een ruimtelijke onderbouwing vereist. Voorliggend document voorziet daarin.

Tegen de realisering van het project bestaat vanuit ruimtelijk en stedenbouwkundig oogpunt geen bezwaar aangezien aan de volgende uitgangspunten c.q. randvoorwaarden wordt voldaan:

  • het project is niet strijdig met het Rijks-, provinciale en regionale beleid;
  • het project past binnen het gemeentelijke beleid en voldoet aan de door de gemeente gestelde randvoorwaarden;
  • door de beoogde ontwikkeling treden er geen conflicterende belangen op ten aanzien van bedrijven en woningen in de omgeving;
  • de milieuaspecten bodem, geluid, milieuzonering, luchtkwaliteit en externe veiligheid vormen geen beletsel voor de realisatie van het project;
  • het project heeft geen negatieve invloed op de aspecten archeologie, kabels en leidingen, verkeer en parkeren, waterhuishouding, flora en fauna en natuur en landschap;
  • het kostenverhaal met betrekking tot de beoogde ontwikkeling is verzekerd.

Op grond van vorenstaande overwegingen kan worden geconcludeerd dat het voorgenomen niet bezwaarlijk is en voldoet aan een goede ruimtelijke ordening.