Plan: | Verzamelbestemmingsplan 2022 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1952.bpmigverzamel22-va02 |
Een verzamelbestemmingsplan is een bestemmingsplan waarbij diverse particuliere verzoeken en ambtelijke aanpassingen in één bestemmingsplanprocedure worden meegenomen. Het gaat hierbij om niet-controversiële verzoeken die in strijd zijn met het geldende bestemmingsplan, ambtelijke aanpassingen en/of verwerking van verleende vergunningen.
Het toepassen van het instrument verzamelbestemmingsplannen heeft een aantal voordelen. Ten eerste hoeft maar één bestemmingsplanprocedure gevoerd te worden, in plaats van voor ieder verzoek en/of ambtelijke wijziging een aparte procedure. Hierdoor kan er efficiënter gewerkt worden en kan het werk beter ingepland worden. Ten tweede kan door samenvoeging van diverse verzoeken en ambtelijke aanpassingen op procedurekosten worden bespaard. Initiatiefnemers betalen hierdoor minder leges.
Met voorliggend verzamelbestemmingsplan wordt een aantal aanpassingen en ambtshalve wijzigingen planologisch vastgelegd.
Het plangebied bestaat uit diverse losse percelen in de gemeente Midden-Groningen. De verschillende percelen worden ieder apart weergegeven op de verbeelding.
1. Harkstede, Hamweg 106
In het bestaande karakteristieke object wordt een (extra) wooneenheid gerealiseerd.
2. Kolham, Hoofdweg 38
Het perceel krijgt de aanduiding 'karakteristiek' op de bestaande woning.
3. Muntendam, Daaleweg
Het bestaande mestbassin wordt met een specifieke aanduiding aangeduid op de verbeelding.
4. Sappemeer, Noorderstraat 325
De voormalige bedrijfswoning wordt omgevormd naar een gewone woning. Het voormalige bedrijf is gestopt. Het perceel krijgt een gemengde bestemming.
5. Sappemeer, Noorderstraat 232
Het voormalige bedrijf is gestopt. Het bedrijf wordt omgevormd naar een gewone woning. Het perceel krijgt de woonbestemming.
6. Siddeburen, Hoofdweg 23
Het (woon)bouwvlak wordt aangepast in verband met herbouw van de woning.
7. Slochteren, Hoofdweg 120
Het perceel krijgt de aanduiding 'karakteristiek' op de bestaande woning.
8. Westerbroek, Oudeweg 107
De voormalige bedrijfswoning is omgevormd naar een burgerwoning. Het bestaande bedrijf is gestopt. Het perceel krijgt een gemengde bestemming.
9. Zuidbroek, Vlaslaan en omgeving
De aanduiding van aantal wooneenheden op de verbeelding is onjuist. Dit wordt hersteld.
Voor het verzamelbestemmingsplan 2022 zijn diverse bestemmingsplannen relevant. Hieronder is per locatie aangegeven welk bestemingsplan van toepassing is. In hoofdstuk 2 worden deze bestemmingsplannen en de verschillende locaties beschreven.
Bestemmingsplan Meerstad Midden, vastgesteld op 23 juni 2010 en Meerstad-Midden, partiële herziening (vastgesteld 02-07-2015).
6. Siddeburen, Hoofdweg 23
Bestemmingsplan Hellum-Siddeburen , vastgesteld 1 november 2012.
7. Slochteren, Hoofdweg 120
Bestemmingsplan Slochteren-Schildwolde, vastgesteld op 28 juni 2012.
8. Westerbroek, Oudeweg 107
Bestemmingsplan buitengebied Hoogezand-Sappemeer, vastgesteld 23 augustus 2010.
9. Zuidbroek, Vlaslaan
Bestemmingsplan Dorpen Menterwolde, vastgesteld op 30-11-2017.
Daarnaast gelden de facetbestemmingsplannen voor parkeren en karakteristieke objecten.
Na deze inleiding worden in hoofdstuk 2 de verschillende percelen in het plangebied beschreven. Per perceel wordt de huidige en de nieuwe situatie beschreven en aangegeven welke onderzoeken relevant zijn. In hoofdstuk 3 zijn de beleidskaders beschreven die het toetsingskader zijn voor de verschillende percelen. De onderzoeken die ten grondslag liggen aan het plan worden in hoofdstuk 4 toegelicht. Hoofdstuk 5 bevat de juridische toelichting op het bestemmingsplan. De hoofdstukken 6 en 7 beschrijven tot slot de financiële en de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de verschillende locaties/ontwikkelingen in het plangebied. Voor de meeste adressen is recent een omgevingsvergunning verleend.
Aan de Hamweg 106 in Lageland is een vrijstaande woonboerderij aanwezig. De gemeenteraad heeft het object in 2018 aangewezen als karakteristiek. Door aanvrager is verzocht om inpandig een wooneenheid toe te voegen in het bestaande karakteristieke pand.
Figuur 1. Weergave huidige situatie plangebied.
Hamweg 106 te Harkstede ligt in het plangebied van het bestemmingsplan 'Meerstad-Midden´ . vastgesteld op 23 juni 2010 en Meerstad-Midden, partiële herziening (vastgesteld 02-07-2015).
Het perceel heeft de bestemming 'Woondoeleinden'. Binnen deze bestemming is wonen toegestaan. Daarnaast heeft een deel van het perceel in het facetplan 'karakteristieke objecten' de aanduiding 'karakteristiek´. Dit betekent dat de bestaande hoofd vorm zoveel mogelijk in stand moet worden gehouden.
Figuur 2. Uitsnede bestemmingsplan.
Door aanvrager is verzocht om inpandig een wooneenheid toe te voegen in het bestaande karakteristieke pand. Het pand wordt dan opgesplitst naar totaal twee wooneenheden. Er is hiervoor een omgevingsvergunning verleend. Dit wordt verwerkt in dit bestemmingsplan. Voorwaarde is dat de woonfunctie wordt ondergebracht in het karakteristieke hoofdgebouw.
Aan de Hoofdweg 38 in Kolham is een vrijstaande woonboerderij aanwezig. De gemeenteraad heeft het object aangewezen als karakteristiek in de raadsvergadering van 2 juni 2022.
Figuur 3. weergave huidige situatie plangebied.
Hoofdweg 38 te Kolham valt onder het bestemmingsplan ´Kolham-Froombosch´, en heeft de bestemming ´Wonen 1A´, met een dubbelbestemming ´Waarde - archeologie - 2´.
Figuur 4. Uitsnede geldend bestemmingsplan.
Het perceel krijgt naast voornoemde bestemmingen de dubbelbestemming "waarde-cultuur historie" met de aanduiding 'karakteristiek object'. Dit wordt verwerkt met dit bestemmingsplan.
Aan de Daaleweg in Muntendam ligt een bestaand mestbassin.
Figuur 5. Weergave huidige situatie plangebied.
Het perceel is gelegen in het plangebied van het bestemmingsplan 'Buitengebied'. De gronden hebben de hoofdbestemming 'agrarisch cultuurgrond'. Het betreft een bestaande veldkavel.
Figuur 6. Uitsnede geldend bestemmingsplan
De aanduiding op de plankaart van het bestemmingsplan Buitengebied komt niet overeen met de daadwerkelijke locatie van het mestbassin. Dit moet worden hersteld. Het betreft een bestaande situatie en dient als zodanig te worden aangeduid (inclusief wal en hekwerk). Dit wordt met dit bestemmingsplan gerealiseerd.
Aan de Noorderstraat 325, Sappemeer is een bedrijf met een bedrijfswoning gevestigd. De bedrijfsactiviteiten zijn een aantal jaren geleden beëindigd.
Figuur 7. Weergave huidige situatie plangebied.
Het perceel is gelegen in het plangebied van het bestemmingsplan 'Woongebieden´. Het perceel heeft hierin de bestemming Bedrijf, waarbij een bedrijfswoning is toegestaan. Daarnaast heeft het perceel de dubbelbestemmingen ´geluidszone - industrie en geluidszone -weg.´
Figuur 8 Uitsnede geldend bestemmingsplan.
De gronden zijn in de huidige situatie in gebruik voor wonen. Hiervoor is een omgevingsvergunning verleend. Dit wordt verwerkt in het verzamelbestemmingsplan. In de nieuwe situatie is binnen de bestemming ‘gemengd’ de functie wonen (1 burgerwoning) toegestaan.
Aan de Noorderstraat 232 te Sappemeer was een bedrijf gevestigd. Het bedrijf is nu gestopt. De eigenaar vormt het gebouw om naar een burgerwoning.
Figuur 9. Weergave huidige situatie plangebied.
Het perceel is gelegen in het plangebied ´Woongebieden´, van de voormalige gemeente Hoogezand-Sappemeer. Het perceel heeft nu een bedrijfsbestemming. Daarnaast heeft het perceel een Gebiedsaanduiding geluidzone-weg.
Figuur 10. Uitsnede bestemmingsplan
De gemeente heeft een omgevingsvergunning verleend voor het gebruik van het pand als woning (1 burgerwoning). Dit wordt verwerkt met dit bestemmingsplan. Het perceel krijgt een woonbestemming.
In de huidige situatie is de woning op dit perceel direct aan de westkant gesitueerd (op enkele meters van de weg).
Figuur 11. Weergave huidige situatie plangebied.
Het perceel is gelegen in het plangebied van het bestemmingsplan 'Hellum-Siddeburen' van de voormalige gemeente Slochteren. Het perceel heeft hierin de bestemming 'Wonen 1B'. Daarnaast heeft het perceel deels de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' en een gebiedsaanduiding 'geluidzone - weg'.
Figuur 12. Uitsnede huidig bestemmingsplan.
De bestaande woning aan de Hoofdweg 23 Siddeburen wordt afgebroken. De nieuwe woning wordt meer centraal op het perceel gesitueerd. Hiervoor is een omgevingsvergunning verleend. De nieuwe woning wordt deels buiten het bouwvlak gebouwd. De vergunning wordt verwerkt in dit bestemmingsplan, waarbij het bouwvlak wordt aangepast. Het perceel krijgt de gemengde bestemming. Dit is een woonbestemming, waar eventueel een licht bedrijf aan huis is toegestaan. De dubbelbestemming 'Archeologie 3' komt te vervallen, want er geldt een lage archeologische verwachting op het perceel.
Aan de Hoofdweg 120 in Slochteren is een beeldbepalende villa in de stijl van art nouveau aanwezig. De gemeenteraad heeft het object aangewezen als karakteristiek in de raadsvergadering van 2 juni 2022
Figuur 13. Weergave huidige situatie plangebied.
Op het adres geldt het bestemmingsplan Slochteren-Schildwolde.Het perceel heeft de bestemming Wonen-1A. Daarnaast heeft het perceel de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 2'.
Figuur 14. Uitsnede bestemmingsplan.
Het perceel krijgt naast voornoemde bestemmingen de dubbelbestemming "waarde-cultuur historie" met de aanduiding 'karakteristiek object'. Dit wordt verwerkt in dit bestemmingsplan.
Aan de Oudeweg 107 in Westerbroek is in de voormalige boerderij een bedrijf (met inpandige bedrijfswoning) aanwezig. Dit bedrijf is al een enige tijd beëindigd en het perceel is in gebruik als woonboerderij
Figuur 15. Weergave huidige situatie plangebied.
Het perceel is opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied Hoogezand-Sappemeer.Het perceel heeft hierin de bestemming bedrijf (waarbinnen de bestaande bedrijfswoning is toegestaan. Daarnaast heeft het perceel de dubbelbestemming 'waarde - karakteristieke bebouwing' en de aanduiding 'dorpsgebied'.
Figuur 16. Uitsnede bestemmingsplan.
Het perceel krijgt nu de gemengde bestemming. In deze bestemming is wonen toegestaan en eventueel lichte bedrijvigheid aan huis. Het perceel zal de dubbelbestemming met betrekking tot de karakteristieke bebouwing behouden. Dit wordt verwerkt in dit verzamelbestemmingsplan.
Op de voormalige locatie van de Beatrixschool in Zuidbroek is een nieuwe woonwijk gerealiseerd. In het gebied zijn nog drie enkele vrije kavels beschikbaar.
Figuur 17. Weergave situatie plangebied.
In het bestemmingsplan Dorpen Menterwolde is in dit gebied het maximum aantal wooneenheden niet juist aangeduid. De aanduiding van het aantal wooneenheden op de plankaart (verbeelding) komt niet overeen met de kaart uit de toelichting en het oorspronkelijke bestemmingsplan.
Figuur 18. Uitsnede bestemmingsplan.
De aanduiding voor het aantal wooneenheden op deze kavels ontbreekt in het huidige bestemmingsplan. Met dit bestemmingsplan wordt het juiste aantal wooneenheden op de verbeelding geplaatst. Naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State 13 december 2024 (ECLI:NL:RVS:2023:4607) wordt het plan zo aangepast dat er nog 2 woningen gebouwd kunnen worden (en geen 3 zoals oorsponkelijk de bedoeling was.
In het plangebied is nog ruimte voor de bouw van 2 woningen.
.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De structuurvisie schetst de rijksambities tot 2040 en formuleert doelen, belangen en opgaven tot 2028.
De leidende gedachte in de SVIR is ruimte maken voor groei en beweging. De SVIR is de eerste rijksnota die de onderwerpen infrastructuur en ruimte integraal behandelt. In de SVIR richt het rijk zich vooral op decentralisatie. De verantwoordelijkheid wordt verplaatst van rijksniveau naar provinciaal en gemeentelijk niveau. Door urbanisatie, individualisering, vergrijzing en ontgroening nemen de ruimtelijke verschillen toe. Vanaf 2035 groeit de bevolking niet meer. De samenstelling van de bevolking, en daarmee de samenstelling van huishoudens, verandert. Ambities tot 2040 zijn onder andere het aansluiten van woon- en werklocaties op de (kwalitatieve) vraag en het zoveel mogelijk benutten van locaties voor transformatie en herstructurering.
Ook wil het Rijk ervoor zorgen dat in 2040 een veilige en gezonde leefomgeving met een goede milieukwaliteit wordt geboden. Dit moet voor zowel het landelijk als het stedelijk gebied gelden. In de SVIR is verder vastgelegd dat provincies en (samenwerkende) gemeenten verantwoordelijk zijn voor programmering van verstedelijking. (Samenwerkende) gemeenten zorgen voor (boven) lokale afstemming van woningbouwprogrammering die past binnen de provinciale kaders. Ook zijn de gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van de woningbouwprogramma's. Ter versterking van het vestigingsklimaat in de stedelijke regio's rondom de main-, brain- en greenports geldt een gebiedsgerichte, programmatische urgentieaanpak. In krimpregio's wordt het interbestuurlijke programma bevolkingsdaling doorgezet.
Nationaal belang 13 van de SVIR van het Rijk vraagt om een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dit moet met behulp van de zogeheten Ladder voor duurzame verstedelijking (hierna: de Ladder) worden onderbouwd. Deze onderbouwing is opgenomen in paragraaf 4.1.
Het kabinet heeft in de hiervoor genoemde Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld dat voor een aantal onderwerpen algemene regels moeten worden gesteld. Hiermee wordt de doorwerking van de nationale belangen op lokaal niveau geborgd. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen uit de SVIR voorzien van juridische kaders.
De volgende nationale belangen uit het Barro zijn van toepassing op de gemeente Midden-Groningen:
Het verzamelbestemmingsplan heeft geen betrekking op rijksbelangen. Het rijksbeleid werkt wel door in het beleid van lagere overheden. Het rijksbeleid werkt tevens door in de verschillende omgevingsaspecten die in dit bestemmingsplan zijn getoetst. Dit komt in de volgende paragrafen en Hoofdstuk 4 aan de orde. In dit hoofdstuk wordt onder andere ingegaan op de 'Ladder voor duurzame verstedelijking'.
De Omgevingsvisie 2016 - 2020 van de provincie Groningen bevat de integrale lange termijnvisie van de provincie op de fysieke leefomgeving. In de Omgevingsvisie zijn zoveel mogelijk de visies op verschillende terreinen zoals ruimtelijke ontwikkeling, landschap en cultureel erfgoed, natuur, verkeer en vervoer, water, milieu en gebruik van natuurlijke hulpbronnen samengevoegd en inhoudelijk met elkaar verbonden. Er zijn ook onderdelen opgenomen van het provinciale beleid voor economie, energie en cultuur en welzijn, voor zover die gevolgen hebben voor de fysieke leefomgeving.
Doel van de omgevingsvisie is het aantrekkelijke woon- en leefklimaat in de provincie verder verbeteren. Het accent in het beleid ligt op het benutten van de ontwikkelingsmogelijkheden, naast het beschermen van de karakteristieke bebouwde en onbebouwde elementen. De provincie wil ruimte bieden voor ondernemerschap om in te spelen op de dynamische ontwikkelingen. Activiteiten lopen steeds meer door elkaar heen. Dat heeft gevolgen voor het ruimtegebruik. Functies, als bijvoorbeeld wonen en werken, zijn steeds minder van elkaar gescheiden.
In de Omgevingsvisie is al het provinciale beleid dat op een of andere manier raakt aan de fysieke leefomgeving geformuleerd en geordend in vijf samenhangende thema's en elf provinciale 'belangen':
Ruimte
Natuur en landschap
Water
Mobiliteit
Milieu
Naast de genoemde provinciale belangen worden er in het beleid 5 specifieke opgaven genoemd voor specifieke onderwerpen of gebieden. De 5 opgaven zijn:
Gaswinning, Energyport, Groei en krimp, Regio Groningen-Assen en Waddengebied. Met uitzondering van het laatste onderwerp zijn de andere 4 opgaven in meer of mindere mate relevant voor de gemeente Midden-Groningen.
In de Omgevingsverordening Provincie Groningen (geconsolideerde versie februari 2021, hierna Omgevingsverordening genoemd) heeft de provincie regels opgenomen om de doelstellingen aangegeven in de omgevingsvisie te realiseren. De Omgevingsverordening bevat dan ook regels voor de fysieke leefomgeving in de provincie Groningen. Deze regels richten zich op de thema's ruimtelijke ordening, water, infrastructuur, milieu en ontgrondingen.
De relevante bepalingen uit de Omgevingsverordening zijn integraal opgenomen in dit bestemmingsplan. Hieronder zijn de titels weergegeven die, al dan niet deels, betrekking op het onderhavig plangebied. Voor meer informatie over de inhoud van de titels wordt verwezen naar de Omgevingsverordening.
In het provinciaal beleid wordt onderscheid gemaakt tussen stedelijk gebied en buitengebied. Binnen het stedelijk gebied laat de provincie veel ruimtelijke bevoegdheden over aan gemeenten. In het buitengebied ziet de provincie, in verband met taken op het gebied van onder meer natuur, water, landschap en erfgoed een grotere verantwoordelijkheid voor zichzelf.
In de provinciale omgevingsverordening is het provinciaal buitengebied vastgelegd. De volgende locatie valt binnen het provinciaal buitengebied:
De overige locaties die in dit verzamelbestemmingsplan zijn opgenomen vallen onder het 'bestaand stedelijk gebied'.
Voor een uitgebreide planbeschrijving wordt verwezen naar Hoofdstuk 2.
De relevante bepalingen uit de Omgevingsverordening zijn integraal opgenomen in dit verzamelbestemmingsplan. Het plan is in overeenstemming met het provinciale beleid uit de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening.
Per 1 januari 2018 zijn de voormalige gemeenten Hoogezand-Sappemeer, Slochteren en Menterwolde samengegaan tot de nieuwe gemeente Midden-Groningen. In het Kompas is de richting beschreven waarin de nieuwe gemeente zich wil gaan ontwikkelen. Hierbij is de gemeente eerst en vooral bondgenoot van inwoners, bedrijven en organisaties. Het motto is: minder voorschrijven, meer samenwerken.
Het Kompas benoemt drie bouwstenen voor een gemeenschappelijke maatschappelijke agenda. Deze bouwstenen bevatten de gemeenschappelijke doelen waar gemeente, inwoners, ondernemers, organisaties en bestuur de komende jaren aan gaan werken.
Bouwsteen 1: Groots in kleinschaligheid
De gemeente zet sterk in op zelfredzame en leefbare dorpen en kernen. Hierbij zijn inwoners medeverantwoordelijk voor de leefbaarheid. Leefbaarheid heeft sterk te maken met 'schoon, heel en veilig'. Gemeente en inwoners worden hierin steeds meer gelijkwaardige partners.
De nieuwe gemeente is een verband van vitale, lokale gemeenschappen die bestaan uit de inwoners van dorpen, kernen en wijken. Al deze gemeenschappen hebben hun eigen identiteit en alle dorpen en wijken zijn anders. De omstandigheden, mogelijkheden en wensen zijn op elke plek anders en vragen om specifieke initiatieven, arrangementen en maatregelen. Daarom wordt nadrukkelijk gekozen voor maatwerk. Door inwoners zelf meer verantwoordelijkheid en zeggenschap te geven, wordt eveneens meer ruimte gegeven aan de verschillen tussen dorpen en kernen.
Het maatwerk dat geleverd wordt, valt binnen een overkoepelende visie. In alle dorpen en wijken kunnen mensen goed en plezierig wonen. Iedere lokale gemeenschap beschikt over een gelegenheid of voorziening waar inwoners elkaar kunnen ontmoeten. Daarnaast zijn alle dorpen en kernen fysiek en digitaal goed bereikbaar. Het streven is om de voorzieningen die van belang zijn voor het dagelijks leven, zo dicht mogelijk bij mensen te brengen of te zorgen dat deze goed bereikbaar zijn. Daarbij blijven we realistisch: wie in een klein dorp woont, mag een bij die schaal passend aanbod van voorzieningen verwachten. Meer gemeente-brede of regionale voorzieningen worden geconcentreerd in de stedelijke kern van Hoogezand.
Bouwsteen 2: Ieder mens telt
In de gemeenschap telt ieder mens: iedereen heeft betekenis voor zichzelf en zijn omgeving, en komt tot zijn recht om wie hij is. Het uitgangspunt is 'eigen kracht': alle inwoners - van jong tot oud, met of zonder beperking - nemen zelf de regie over hun leven en zijn zelf verantwoordelijk voor hun leven.
Voor mensen die maatschappelijk kwetsbaar zijn, is het soms moeilijk hun eigen kracht te vinden. Scholing voor kinderen is de manier om de vicieuze cirkel van maatschappelijke kwetsbaarheid te doorbreken. De integrale kindcentra kunnen daar goed bij helpen, maar niet per se en overal. Ook hier is ruimte voor verschillen en maatwerk. De sociale teams leveren ook maatwerk. De sociale teams spelen in individuele situaties een belangrijke rol bij het vinden van oplossingen. Samen met de ouders en/of gezinnen gaan zij na hoe belemmeringen op het gebied van geld, gezondheid, onderwijs en/of werkloosheid kunnen worden weggenomen. Ze redeneren daarbij vanuit het gezin, niet vanuit de verschillende hokjes of budgetten bij de gemeente. Verder wil de gemeente samen met werkgevers en onderwijsinstellingen snel een concreet plan maken en uitvoeren om werkzoekenden 'fit' te maken voor werk.
Bouwsteen 3: Economie van de toekomst
De gemeente Midden-Groningen heeft een stevige economische basis, dankzij de bedrijvigheid in stuwende sectoren zoals (maak-)industrie, landbouw, handel, bouw en energie. Vooral met de maakindustrie, met name scheepsbouw, onderscheiden wij ons regionaal. Voor de werkgelegenheid zijn ook de publiek gefinancierde instellingen en ondernemingen van belang. De maakindustrie en de landbouw kunnen worden versterkt. Nieuwe kansen bieden de energietransitie en de vrijetijdseconomie. De gemeente heeft weinig mogelijkheden om de economie en de arbeidsmarkt te veranderen; daarvoor zijn vooral partijen als onderwijs en bedrijfsleven aan zet. De gemeente zet zich wel samen met lokale en regionale partners in voor onder andere de volgende zaken:
Ruimtelijke ontwikkelingen en werkzaamheden kunnen gevolgen hebben voor beschermde en/of bedreigde planten en dieren. De Wet natuurbescherming stelt daar regels voor. Concrete ontwikkelingen, werkzaamheden en beheer en onderhoud moeten daaraan getoetst worden. Als hulpmiddel daarbij heeft de gemeente Midden-Groningen de 'Ecologische basiskaart en leidraad Midden-Groningen’ opgesteld.
De ecologische basiskaart bestaat uit meerdere kaarten, waarop onder meer de ligging van natuurgebieden en de populaties van soorten zijn aangegeven. In de bijbehorende leidraad is aangegeven wanneer bepaalde werkzaamheden op het vlak van bouwen (en slopen) en groenbeheer kunnen plaatsvinden.
Er is vooral gekeken buiten de reeds beschermde natuurgebieden. Binnen de natuurgebieden zijn de bijzondere waarden namelijk al beschermd door de planologische status van die gebieden. De aandacht is vooral gevestigd op bijzondere soorten en waarden uit de Wet natuurbescherming die voorkomen in bepaalde typen gebieden, zoals agrarische cultuurgronden, bosgebieden en landschapselementen. In paragraaf 4.7 wordt per locatie verder ingegaan op de ecologische toetsing en verantwoording.
Dit hoofdstuk bevat de resultaten van de verschillende onderzoeken naar de randvoorwaarden voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan en de bijbehorende regelingen.
Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voldoen de 'Ladder voor duurzame verstedelijking'. Het doel van de Ladder is zorgvuldig en duurzaam ruimtegebruik, met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte en ontwikkelingen in de omgeving.
Op 1 juli 2017 is de nieuwe 'Ladder voor duurzame verstedelijking' in werking getreden. Deze is opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De Ladder houdt in dat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, de volgende onderdelen moet bevatten:
Beoordeeld moet worden of sprake is van een nieuw beslag op de ruimte. Daarvan is in beginsel sprake als het nieuwe ruimtelijke besluit meer bebouwing mogelijk maakt dan er op grond van het voorheen geldende planologische regime aanwezig was, of kon worden gerealiseerd.
Stedelijke ontwikkeling
Voordat de Ladder voor de duurzame verstedelijking wordt doorlopen, moet de vraag worden beantwoord of er wel sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving.
Met voorliggend verzamelplan worden een aantal (kleine) ambtshalve wijzigingen/correcties doorgevoerd. Deze wijzigingen zijn in aard en omvang zo klein dat deze niet als nieuwe stedelijke ontwikkeling zijn aan te merken. Nadere motivatie van de ladder is dan ook niet van toepassing.
Behoefte
Wanneer de ladder niet van toepassing is op een plan is wel een motivering nodig waaruit blijkt dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. daarbij moet onder andere aandacht worden besteed aan de uitvoerbaarheid van het plan. In het kader van de uitvoerbaarheid moet aandacht worden besteed aan de behoefte.
De ontwikkelingen/ambtshalve wijzigingen die in voorliggend verzamelplan worden meegenomen vloeien voort uit directe behoeften. De ambtshalve wijzigingen betreffen met name correcties van eerdere bestemmingsplannen.
De Ladder voor duurzame ontwikkeling is niet van toepassing op het plan. Daarnaast vloeien de meegenomen ontwikkelingen/ambtshalve wijzigingen voort uit een directe behoefte.
Milieuaspecten worden in principe geregeld via de daartoe geëigende wetgeving, het Activiteitenbesluit en/of de Wet Milieubeheer. Daar waar het de ruimtelijke ordening raakt, moet met deze aspecten echter rekening worden gehouden. Het gaat dan met name om de situering van milieugevoelige functies (zoals woningen) ten opzichte van milieuhinderlijke inrichtingen (zoals bedrijven).
Om te bepalen welke afstanden dienen te worden aangehouden, wordt de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' gehanteerd. De VNG-brochure geeft informatie over de milieu- en hinderaspecten van verschillende typen bedrijven. Per type bedrijf wordt tevens een milieucategorie aangegeven. Uit de milieucategorie volgt een indicatie van de afstanden die voor dat type bedrijf worden aangehouden tot woningen of andere gevoelige objecten. Deze richtafstanden hebben betrekking op de aspecten geluid, stof, geur en gevaar. De gegeven afstanden zijn richtafstanden en geen harde eisen. Dit betekent dat afwijken van de afstanden, mits goed gemotiveerd, is toegestaan. De afstand wordt gerekend van de grens van de bestemming die milieubelastende functies toelaat tot de gevel van de milieugevoelige functies. Naast het omgevingstype 'rustige woonwijk' wordt het omgevingstype 'gemengd gebied' onderscheiden. Een gemengd gebied is een gebied met een matig tot sterke functiemenging. Voor gemengde gebieden kunnen de richtafstanden met één stap terug worden gebracht. Daarnaast kan in sommige gevallen er uit het oogpunt van een goed woon- en leefklimaat aanleiding bestaan op basis van de VNG-brochure een grotere afstand aan te houden.
De richtafstand werkt twee kanten op. Nieuwe bedrijvigheid moet voldoende afstand houden tot gevoelige objecten, maar nieuwe woningen moeten ook afstand houden tot bedrijvigheid. Niet alleen het woon- en leefklimaat telt immers. Ook de continuïteit van het bedrijf en de uitbreidingsmogelijkheden moeten worden gewogen.
Er wordt inpandig een extra wooneenheid gerealiseerd. Het aspect milieuhinder vormt geen belemmering voor dit (al bestaand) gebruik.
Het woongebouw krijgt de aanduiding ''karakteristiek". Het aspect milieuhinder vormt hier geen belemmering voor.
Het betreft een bestaand mestbassin (veldkavel) op grote afstand van woningen. Het aspect milieuhinder vormt geen belemmering voor de omgeving.
De bedrijfsbestemming van het bedrijf met bedrijfswoning wordt gewijzigd naar een reguliere woning. De situatie voor milieu zonering verandert niet. Het aspect milieuhinder vormt daarom geen belemmering.
Het voormalige bedrijfspand is omgevormd naar een woning. De bestemming gaat van bedrijf naar wonen. Het aspect milieuhinder vormt geen belemmering voor dit voornemen.
De bestaande woning wordt herbouwd. De nieuwe woning ligt iets meer centraal op de kavel. Het aspect milieuhinder vormt geen belemmering voor dit voornemen.
Het woongebouw krijgt de aanduiding ''karakteristiek". Het aspect milieuhinder vormt hier geen belemmering voor.
De bedrijfsbestemming van het bedrijf (met bedrijfswoning) wordt gewijzigd naar een gemengde bestemming. Er is hiervoor eerder een omgevingsvergunning verleend. Uit onderzoek is gebleken dat het gebruik geen belemmering oplevert voor nabij gelegen bedrijven en dat er sprake is van een aanvaardbaar woon,- leefklimaat. De Oudeweg is een gemengd lint, waar wonen en werken elkaar afwisselen. Het aspect milieuhinder vormt geen belemmering voor dit voornemen, aangezien er geen verzwarende wijzigingen optreden met betrekking tot bebouwing of gebruik.
Het aantal wooneenheden wordt op de juiste manier aangeduid. Het aspect milieuhinder vormt hier geen belemmering voor.
Wat betreft het aspect milieuhinder is het verzamelbestemmingsplan uitvoerbaar.
Wetgeving inrichtingen
Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) is het wettelijk kader voor risicovolle inrichtingen als het gaat om afstanden tot risicogevoelige objecten. Uitgangspunt is dat personen die ergens langdurig of permanent verblijven geen onevenredig groot risico lopen als er ramp gebeurt.
Kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten
Het BEVI maakt onderscheid tussen twee categorieën risicogevoelige objecten: kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten. Dit onderscheid is gebaseerd op maatschappelijke opvattingen over welke groepen mensen in het bijzonder moeten worden beschermd. Daarnaast spelen ook het aantal personen en de verblijfsduur een rol.
Het BEVI geeft geen harde definities van kwetsbaar of beperkt kwetsbaar. Het noemt enkele categorieën kwetsbare objecten, met daarbij voorbeelden. Er kan bijvoorbeeld worden gedacht aan woningen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, scholen, kinderopvang, grote kantoren, hotels en winkelcomplexen en grote kampeer- en recreatieterreinen. Beperkt kwetsbare objecten zijn volgens het besluit in ieder geval verspreid liggende woningen, dienstwoningen van derden, kleinere kantoren, hotels, winkels, bedrijfsgebouwen, sporthallen, zwembaden, overige sport- en kampeerterreinen en objecten van hoge infrastructurele waarde zoals elektriciteitscentrales.
Plaatsgebonden risico
Het BEVI onderscheidt twee vormen van risico: het plaatsgebonden risico en het groepsgebonden risico.
Het plaatsgebonden risico (PR) is een maat voor het overlijdensrisico van één persoon op een bepaalde plaats in de omgeving van een ongeval. Het maakt niet uit of daar echt personen aanwezig zijn. Het plaatsgebonden risico is gedefinieerd als: de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval met een gevaarlijke stof.
Het plaatsgebonden risico laat zich goed vertalen op een kaart. De verschillende punten in de omgeving met hetzelfde risico worden verbonden en zo ontstaat een contour. Zo wordt op de kaart een gebied met een bepaald risico aangegeven. Voor kwetsbare objecten geldt een zogenaamde grenswaarde: een kans van 10-6 per jaar. Die mag niet worden overschreden. Voor beperkt kwetsbare objecten is de kans van 10-6 een zogenoemde richtwaarde. Als het risico groter wordt, moet dat goed gemotiveerd worden.
Groepsrisico
Het groepsrisico (GR) is de kans per jaar dat een groep van bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen tegelijk slachtoffer wordt van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico is niet een vast getal, maar wordt uitgezet in een grafiek. Die geeft een curve waarin de kans op een bepaald aantal doden is af te lezen: zoveel kans op één dode, zoveel kans op twee doden en zo verder. Het groepsrisico geeft inzicht in de eventuele maatschappelijke ontwrichting. Daardoor kan er bewuster worden omgegaan met risico's. Het groepsrisico kan op twee manieren toenemen:
In beide gevallen neemt het groepsrisico toe. Daarom wordt er bij het opstellen van ruimtelijke plannen naar het groepsrisico gekeken.
Voor het groepsrisico gelden geen harde normen, maar alleen oriënterende waarden. Als die waarden worden overschreden, moet het bestuur dat motiveren. De regels daarvoor staan in het BEVI en de Bevb. Er moeten in ieder geval aandacht besteedt worden aan:
Wetgeving buisleidingen
Sinds 1 januari 2011 geldt het Besluit externe veiligheid Buisleidingen (Bevb). Het Bevb regelt de taken en verantwoordelijkheden van de leidingexploitant en van de gemeente. De gemeente moet in bestemmingsplannen rekening houden met risicovolle buisleidingen.
Voorheen vielen de transportleidingen voor chemische stoffen (anders dan aardgas of aardolieproducten) nog niet onder het Bevb, maar onder de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. De Circulaire is echter in 2015 vervallen. Deze types leidingen zijn vanaf dat moment ook onder het Bevb gaan vallen. Als de ruimtelijke inpassing van deze leidingen echter voldoet aan het Bevb, wordt automatisch voldaan aan de huidige Circulaire.
Wetgeving transportroutes
Voor ruimtelijke plannen binnen het invloedsgebied (1% letaliteitsgebied) van de risicovolle transportassen (spoor, weg of water) is het Besluit externe veiligheid transportroutes(Bevt) van toepassing.
Basisnet
Aan het Bevt is het zogenaamde basisnet gekoppeld. Dat is bedoeld om de transportroutes vast te leggen. Het basisnet houdt rekening met de veiligheid, maar ook met de dynamiek van het transport en met toekomstige groei. In het basisnet is de grotere weg-, spoor- en waterinfrastructuur opgenomen.
De provincie Groningen heeft ook al een provinciaal basisnet vastgesteld, als onderdeel van de Provinciale Omgevingsverordening. Het basisnet geeft aan voor welke provinciale wegen aspecten van externe veiligheid aan de orde zijn. Het basisnet ziet op plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Provincie specifiek is een extra regel voor de bescherming voor minder zelfredzame personen.
De omgeving van het plangebied is geïnventariseerd met behulp van de risicokaart van de provincie Groningen. Er treden geen wijzigingen op met betrekking tot het plaatsgebonden risico en groepsrisico. Gezien de grote afstanden is verdere analyse bij de kleine planologische wijzigingen niet noodzakelijk.
In het plangebied treden geen veranderingen op met betrekking tot externe veiligheid. Er zijn geen risicovolle inrichtingen en/of risicovolle infrastructuur aanwezig en ook geen wijzigingen in het plaatsgebonden risico en groepsrisico.
In het plangebied treden geen veranderingen op met betrekking tot externe veiligheid. Er zijn geen risicovolle inrichtingen en/of risicovolle infrastructuur aanwezig en ook geen wijzigingen in het plaatsgebonden risico en groepsrisico.
In het plangebied treden geen veranderingen op met betrekking tot externe veiligheid. Er zijn geen risicovolle inrichtingen en/of risicovolle infrastructuur aanwezig en ook geen wijzigingen in het plaatsgebonden risico en groepsrisico.
In het plangebied treden geen veranderingen op met betrekking tot externe veiligheid. Er zijn geen risicovolle inrichtingen en/of risicovolle infrastructuur aanwezig en ook geen wijzigingen in het plaatsgebonden risico en groepsrisico.
In het plangebied treden geen veranderingen op met betrekking tot externe veiligheid. Er zijn geen risicovolle inrichtingen en/of risicovolle infrastructuur aanwezig en ook geen wijzigingen in het plaatsgebonden risico en groepsrisico.
In het plangebied treden geen veranderingen op met betrekking tot externe veiligheid. Er zijn geen risicovolle inrichtingen en/of risicovolle infrastructuur aanwezig en ook geen wijzigingen in het plaatsgebonden risico en groepsrisico.
In het plangebied treden geen veranderingen op met betrekking tot externe veiligheid.Er zijn geen risicovolle inrichtingen en/of risicovolle infrastructuur aanwezig en ook geen wijzigingen in het plaatsgebonden risico en groepsrisico.
In het plangebied treden geen veranderingen op met betrekking tot externe veiligheid. Er zijn geen risicovolle inrichtingen en/of risicovolle infrastructuur aanwezig en ook geen wijzigingen in het plaatsgebonden risico en groepsrisico.
In het plangebied treden geen veranderingen op met betrekking tot externe veiligheid. Er zijn geen risicovolle inrichtingen en/of risicovolle infrastructuur aanwezig en ook geen wijzigingen in het plaatsgebonden risico en groepsrisico.
Het verzamelbestemmingsplan is wat betreft het aspect externe veiligheid uitvoerbaar.
Het opnemen van een waterparagraaf in een bestemmingsplan is wettelijk verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en het overleg met het waterschap wordt gevoerd op basis van artikel 3.1.1 Bro. In die paragraaf dient te worden uiteengezet wat voor gevolgen het plan in kwestie heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater.
Het waterbeleid, zoals opgenomen in het Nationaal Waterplan 2016-2021 geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Het kabinet zet hiermee in op een robuust en toekomstgericht inrichten van het watersysteeem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart.
Keur Waterschap
Voor alle aanpassingen aan de waterhuishouding, zoals genoemd in de keur, is ook een watervergunning van het waterschap vereist.
In de keur van waterschap Hunze en Aa's (2010) is ook opgenomen dat binnen het beheersgebied zonder vergunning van het bestuur geen verhard oppervlak mag worden aangebracht, voor zover dit leidt tot een versnelde afvoer richting oppervlaktewaterlichamen. Hierbij geldt binnen de bebouwde kom een norm van 150 m² en daarbuiten 1500 m². Bij nieuwe verharding met een oppervlak boven deze normen zullen compenserende maatregelen moeten worden genomen.
Daarnaast zijn er in de keur ook regels opgenomen over beschermingszone langs (boezem)kades en beschermings- en obstakelvrije zones langs hoofdwatergangen. De beschermingszones worden aangegeven of omschreven in de legger. Bij het ontbreken van een legger geldt als beschermingszone een strook van 5 meter, waarbij de 5 meter moet worden gerekend vanaf de insteek of de teen van het waterstaatswerk. Als een onderhoudsstrook aanwezig is dan hoort die bij het waterstaatswerk en niet bij de beschermingszone.
Notitie Stedelijk Waterbeheer
In 2011 heeft het waterschap Hunze en Aas de notitie Stedelijk Waterbeheer vastgesteld. Hierin zijn doelstellingen en aandachtspunten geformuleerd inzake het stedelijk waterbeheer, waarbij alle betrokken partijen hun rol moeten pakken, waaronder de gemeenten in hun ruimtelijke plannen. Dit gebeurt mede door de verplichte waterparagraaf in bestemmingsplannen, met als doelstelling: “Water wordt door overheden, stedenbouwkundigen en projectontwikkelaars geaccepteerd en gehanteerd als ordenend principe. Het waterschap is de vanzelfsprekende wateradviseur bij locatiekeuze en inrichting.“
Aandachtspunten in de notitie die relevant zijn voor bestemmingsplannen zijn:
Onderwerp | Probleem | Oplossingsrichting |
Ruimte voor water | Onvoldoende inspelen op wateraspecten bij ruimtelijke plannen, wateroverlast, slechte waterkwaliteit in nieuwe gebieden. | Waterschap eerder betrekken, deskundigheid gebruiken. |
Taakverdeling | Onduidelijkheid voor gemeenten en burgers. | Heldere afspraken, eenduidigheid, helder communiceren over taken en verwachtingen. |
Watersysteem | Slechte waterkwaliteit, wateroverlast, vervuilde waterbodem, weinig natuurvriendelijke oevers, verstoring watersysteem. | Duurzame inrichting, basisinspanning/waterkwaliteitsspoor intensiveren, alternatieve oplossingen, aanpak diffuse bronnen, wateroverlastmaatregelen met gemeente, oplossingen op maat, herstel watersysteem. |
Het bestemmingsplan is primair conserverend van karakter, waarbij de bestaande functies worden bestemd. Er worden geen wezenlijke veranderingen in de waterhuishouding voorzien. Grootschalige ontwikkelingen zijn op grond van dit bestemmingsplan aldus niet mogelijk.
Zowel bij de ontwikkelingen bij recht als bij de ontwikkelingen na wijziging van het bestemmingsplan dienen de beleidsuitgangspunten van het Waterplan (waaronder afnemen watertoets) te worden nagekomen. Het toevoegen van nieuwe bebouwing of verharding in de bebouwde kom (met een groter oppervlakte dan 150 m2) en in het buitengebied (bij een oppervlakte groter dan 1.500 m2) zal dan ook gecompenseerd moeten worden met waterberging.
In het gebied bevinden zich geen grondwaterbeschermingsgebieden. Onderstaand wordt ingegaan op de percelen in het plangebied. Het gaat in het verzamelbestemmingsplan om de gebruikswijziging voor de bestaande bebouwing. Er wordt geen extra bebouwing toegestaan ten opzichte van de bestaande regels. Er zijn met betrekking tot water (en afvoer) geen aanvullende maatregelen nodig.
Dorp | Adres | Situatie |
Harkstede | Hamweg 106 | Bestaande woning en bijgebouw |
Kolham | Hoofdweg 38 | Bestaande woning en bijgebouw |
Muntendam | Daaleweg | Bestaand mestbassin |
Sappemeer | Noorderstraat 325 | Bestaande woning en bijgebouw |
Sappemeer | Noorderstraat 232 | Bestaand woning/bijgebouw |
Siddeburen | Hoofdweg 23 | Herbouw woning |
Slochteren | Hoofdweg 120 | Bestaande woning en bijgebouw |
Westerbroek | Oudeweg 107 | Bestaande woning en bijgebouw |
Zuidbroek | Vlaslaan | Bestaande woonwijk op basis van bestemmingsplan. |
Vooroverleg
Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg voorgelegd aan het waterschap Hunze en Aa's.
Het verzamelbestemmingsplan is voor wat betreft het aspect water uitvoerbaar.
De aanwezige milieuhygiënische bodemkwaliteit behoort te passen bij het huidige of het toekomstige gebruik van de bodem. De bodemkwaliteit mag geen onaanvaardbaar risico opleveren voor de gebruikers van de bodem. Bovendien mag de bodemkwaliteit niet verslechteren door menselijk handelen (zorgplicht).
Informatie over uitgevoerde bodemonderzoeken, bodemsaneringen en historisch verdachte locaties staan vermeld op de Bodeminformatiekaart (via www.bodemloket.n/kaartl).
Grondverzet
Voor toepassing van grond, bouwstoffen en baggerspecie gelden de regels van het Besluit bodemkwaliteit. Een deel van de regels voor hergebruik van grond staan beschreven in de gemeentelijke de Nota bodembeheer Midden-Groningen 2020.
Bodemtoets
Bij graafwerkzaamheden, bouwactiviteiten, uitbreiding of verandering van (bedrijfs-) activiteiten dient de initiatiefnemer bij de gemeente na te gaan of een actueel bodemonderzoek ingediend moet worden of niet.
Locaties in het plan zijn getoetst met betrekking tot het aspect bodem. Voor een aantal adressen zal bij bepaalde activiteiten de bodemkwaliteit in beeld moeten worden gebracht. Voor de overige adressen kan worden veronderstelt dat de bodemkwaliteit geen belemmeringen vormt voor de plan voornemens. Hieronder volgt een overzicht van de toetsing.
Harkstede | Hamweg 106 | Bij graafwerkzaamheden, bouwactiviteiten of starten/beëindigen van bedrijfsactiviteiten dient de initiatiefnemer na te gaan of de bodemkwaliteit voldoende in beeld is gebracht of dat er een actueel bodemonderzoek ingediend moet worden. |
Kolham | Hoofdweg 38 | Geen bodemonderzoek vereist. |
Muntendam | Daaleweg | Geen bodemonderzoek vereist. |
Sappemeer | Noorderstraat 325 | Bij graafwerkzaamheden, bouwactiviteiten of starten/beëindigen van bedrijfsactiviteiten dient de initiatiefnemer na te gaan of de bodemkwaliteit voldoende in beeld is gebracht of dat er een actueel bodemonderzoek ingediend moet worden. |
Sappemeer | Noorderstraat 232 | Bij graafwerkzaamheden, bouwactiviteiten of starten/beëindigen van bedrijfsactiviteiten dient de initiatiefnemer na te gaan of de bodemkwaliteit voldoende in beeld is gebracht of dat er een actueel bodemonderzoek ingediend moet worden. |
Siddeburen | Hoofdweg 23 | Bij graafwerkzaamheden, bouwactiviteiten of starten/beëindigen van bedrijfsactiviteiten dient de initiatiefnemer na te gaan of de bodemkwaliteit voldoende in beeld is gebracht of dat er een actueel bodemonderzoek ingediend moet worden. |
Slochteren | Hoofdweg 120 | Geen bodemonderzoek vereist. |
Westerbroek | Oudeweg 107 | Bij graafwerkzaamheden, bouwactiviteiten of starten/beëindigen van bedrijfsactiviteiten dient de initiatiefnemer na te gaan of de bodemkwaliteit voldoet aan de voorwaarden of dat er nog aanvullende maatregelen moeten plaatsvinden. Er is voor dit perceel een recent bodemonderzoek uitgevoerd, hieruit blijkt dat op 1 boorlocatie sprake is van een ernstige verontreiniging. Op deze locatie mogen geen bouwactiviteiten en/of graafwerkzaamheden worden uitgevoerd. De provincie Groningen is hiervoor bevoegd gezag. |
Zuidbroek | Vlaslaan | Bij graafwerkzaamheden, bouwactiviteiten of starten/beëindigen van bedrijfsactiviteiten dient de initiatiefnemer na te gaan of de bodemkwaliteit voldoende in beeld is gebracht of dat er een actueel bodemonderzoek ingediend moet worden. |
Het verzamelbestemmingsplan is wat betreft het aspect bodem uitvoerbaar.
In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (Wm) zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2), fijn stof (PM10) en zeer fijn stof (PM2,5) van belang. Grenswaarden ten aanzien van de jaargemiddelde concentratie betreffen 40 µg/m3 voor zowel NO2 als PM10 en 25 µg/m3 voor PM2,5. Projecten met een invloed van 'niet in betekenende mate' (nibm) op de luchtkwaliteit zijn verder vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) de volgende projecten vrijgesteld van toetsing:
PM10 en PM2,5 zijn overigens sterk gerelateerd, aangezien PM2,5 onderdeel uitmaakt van de emissie van PM10. Als aan PM10 wordt voldaan, mag daarom worden aangenomen dat ook de grenswaarde van PM2,5 niet wordt overschreden.
De planvoornemens voor de verschillende adressen zoals meegenomen in dit verzamelbestemmingplan betreffen met name ambtelijke wijzigingen en blijven ruimschoots onder de hierboven genoemde grenzen. Dit verzamelplan leidt dan ook niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit van meer dan 3%.
Het verzamelplan is wat betreft het aspect luchtkwaliteit uitvoerbaar.
Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet vervangt de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet. De Wet natuurbescherming voorziet in vereenvoudigde regels ter bescherming van de natuur, decentralisatie van bevoegdheden naar provincies en een goede aansluiting op het omgevingsrecht.
De volgende gebieden genieten bescherming op grond van de Wet natuurbescherming:
Ook de provincie heeft gebieden aangewezen waarbinnen beschermende regels gelden ten aanzien van het behoud van ecologische waarden. In de omgevingsverordening zijn voor enkele van deze aspecten, waaronder Natuur Netwerk Nederland en Bos- en natuurgebieden buiten het Natuur Netwerk Nederland, bindende regels opgenomen.
Leidraad Gemeente Midden-Groningen
De gemeente Midden-Groningen heeft in 2017 een leidraad met bijbehorende themakaarten opgesteld dat als handreiking dient voor ruimtelijk beleid en inzicht geeft in de ecologische waarden in de gemeente Midden-Groningen. Met behulp van de leidraad kan een goed beeld worden verkregen van de natuurwaarden in de gemeente.
Voor alle adressen in het plangebied van voorliggend bestemmingsplan zijn geen ecologische aspecten relevant. Het gaat hier om feitelijke bestaande situaties waarin alleen planologisch-juridisch een aanpassing plaatsvindt.
Het verzamelplan is wat betreft het aspect ecologie uitvoerbaar.
Wat betreft geluid zijn de regels uit de Wet geluidhinder van toepassing. In deze wet wordt onderscheid gemaakt in wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai en industrielawaai.
Wegverkeerslawaai
In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle wegen zones, met uitzondering van wegen waar een maximumsnelheid van 30 km/geldt en wegen die zijn aangeduid als 'woonerf'. Voor het onderbouwen van de mogelijkheden voor nieuwe geluidgevoelige bestemmingen binnen een zone langs een weg moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd. 30 kilometer wegen hebben formeel geen zone maar hiervoor geldt in het kader van goede ruimtelijke ordening dezelfde onderzoeksplicht. Alleen indien zonder twijfel vaststaat dat het aantal voertuigbewegingen over de weg beperkt is, is akoestisch onderzoek niet noodzakelijk.
Voor het geluid vanwege een weg op een nog niet geprojecteerde geluidgevoelige bestemming geldt een ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting van 48 dB op de gevel (art. 82 lid 1 Wgh).
Railverkeerslawaai algemeen
In hoofdstuk VII van de Wet geluidhinder zijn de voorschriften opgenomen die voorzien in de vaststelling van zones langs spoor-, tram- en metrowegen (art. 105, 106 en 107 Wgh). Het besluit Geluidhinder (Bgh) bevat nadere bepalingen. Volgens artikel 1.4 lid 1 van het Bgh is de zonebreedte afhankelijk van de hoogte van het geluidsproductieplafond op het referentiepunt ter plaatse. Voor het geluid vanwege een spoor-, tram- of metroweg op een nog niet geprojecteerde woning geldt een ten hoogste toelaatbare geluidbelasting van 55 dB (art. 4.9 lid 1.b Bgh). Voor het onderbouwen van de mogelijkheden voor nieuwe geluidgevoelige bestemmingen binnen een zone langs een spoor-, tram- of metroweg moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd.
Overig lawaai Wet geluidhinder
Zonering van industrielawaai in het kader van de Wet geluidhinder is het ruimtelijk scheiden van industrieterreinen met grote lawaaimakers enerzijds en geluidsgevoelige bestemmingen anderzijds. Met zonering wordt beoogd rechtszekerheid te bieden aan zowel bedrijven als bewoners en gebruikers van geluidsgevoelige bestemmingen. Bedrijven kunnen hun geluidsproducerende activiteiten niet onbeperkt uitbreiden ter bescherming van geluidsgevoelige bestemmingen binnen en buiten de zone. Tevens wordt, ter bescherming van de mogelijkheid voor bedrijven om in redelijkheid geluid te maken als gevolg van de bedrijfsvoering, voorkomen dat nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen te dicht bij de bedrijven komen te liggen. Voor het onderbouwen van de mogelijkheden voor nieuwe geluidgevoelige bestemmingen binnen een zone rond een industrieterrein moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd.In het plangebied is geen sprake van nieuwe geluidsgevoelige objecten, waar zonering voor industrielawaai een rolt speelt.
Aan de Hamweg wordt inpandig een burgerwoning toegevoegd. De situatie voor geluidszonering verandert niet. Akoestisch onderzoek in het kader van de Wet geluidhinder is niet verplicht, tenzij de verkeer intensiteit aanleiding geeft om wel onderzoek uit te voeren. Dit is voor deze situatie niet het geval.
Aan de Hoofdweg 120 wordt de aanduiding karakteristiek toegevoegd aan de bestaande burgerwoning. De situatie voor geluidszonering verandert niet.
Een mestbassin is geen geluid gevoelig object.
Aan de Noorderstraat 325 wordt de voormalige bedrijfswoning omgezet naar een burgerwoning. De situatie voor geluidszonering verandert niet. Ook ten aanzien van weg- en industrielawaai verandert de situatie niet. Er is geen geluidsonderzoek vereist.
Aan de Noorderstraat is de voormalig bedrijfspand omgezet in een burgerwoning. Voor de locatie is een hogere geluidswaarde verleend in het kader van de omgevingsvergunning.
De woning wordt herbouwd (centraal op de kavel). Akoestisch onderzoek in het kader van de Wet geluidhinder is noodzakelijk gezien de ligging nabij de provinciale weg. Het geluidsonderzoek is meegenomen in de omgevingsvergunning. Hieruit is gebleken dat er aan de voorwaarden kan worden voldaan.
Aan de Hoofdweg 120 wordt de aanduiding karakteristiek toegevoegd aan de bestaande burgerwoning. De situatie voor geluidszonering verandert niet.
Aan de Oudeweg wordt de voormalige bedrijfswoning omgezet naar een burgerwoning. De situatie voor geluidszonering verandert niet. Ook ten aanzien van weglawaai verandert de situatie niet. Er is geen geluidsonderzoek vereist.
De situatie voor geluidszonering verandert niet. De geluidsbelasting is in beeld gebracht en er is een akoestisch onderzoek in het kader van de Wet geluidhinder uitgevoerd. Uit het onderzoek is gebleken dat in een deel van het plangebied de, ten hoogst toelaatbare, geluidbelasting van 48 dB wordt overschreden. De geluidsbelasting zal niet hoger zal zijn dan 53 dB. De gemeente is bevoegd om voor deze geluidswaarde medewerking te verlenen (hogere waarde verlenen). Het besluit hogere waarden (met bijbehorende bijlagen) is als Bijlage 1 bij het bestemmingsplan gevoegd. Deze is van toepassing voor de (vrije) percelen. De procedure hiervoor liep parallel met het bestemmingsplan.
Het verzamelplan is wat betreft het aspect geluid uitvoerbaar.
Begin 1992 ondertekende Nederland het Verdrag van Valletta (Malta). Daarna heeft de rijksoverheid beleid ontwikkeld voor een zorgvuldige omgang met het archeologisch erfgoed. Het uitgangspunt is het behoud van archeologische waarden “in situ” (ter plekke; in de bodem).
In 2007 heeft het verdrag zijn neerslag gekregen in de Nederlandse wetgeving. Op 1 september van dat jaar trad de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) in werking. In samenhang daarmee werden ook de Monumentenwet 1988 en drie andere wetten aangepast.
De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ).
In Midden-Groningen heeft een inventarisatie plaatsgevonden van het gemeentelijk erfgoed. Vanaf 2018 zijn gemeentelijke monumenten geselecteerd en aangewezen, enerzijds om bijzonder waardevolle panden zo goed mogelijk te kunnen beschermen tegen gevolgen van de gaswinning, anderzijds vanwege benodigde harmonisatie van erfgoedbeleid.
Nederlandse gemeenten zijn vanwege wetgeving op het gebied van archeologische monumentenzorg (Wet op de archeologische monumentenzorg) verplicht om archeologische waarden in de ruimtelijke planprocedures te betrekken en waardevolle resten te beschermen. Om deze wettelijke taak goed te kunnen uitvoeren en direct mee te kunnen nemen in de actualisering van bestemmingsplannen is gemeentelijk archeologiebeleid, bestaande uit een beleidsnota en beleidskaart, opgesteld. Op de archeologische beleidskaart is aangegeven welk archeologisch beleid van toepassing is in het bestemmingsplan. Voor de gemeente Midden-Groningen is de Erfgoedverordening vastgesteld. Behorend bij deze verordening is de Archeologische verwachtingskaart. De archeologische verwachtingen worden vervolgens doorvertaald in de afzonderlijke bestemmingsplannen.
In de gemeentelijke beleidsnota Archeologie (vastgesteld 23 april 2020) is het perceel archeologisch beschermd. Het perceel is opgedeeld verschillende archeologische waarden. Voor de woning geldt Waarde archeologie 2. Archeologisch onderzoek is bij bepaalde inbegrepen vereist. Met het voorgenomen plan vinden echter geen wijzigingen plaats van de bebouwing op het perceel. Het betreft slechts een aanpassing van de gebruiksbestemming. Archeologisch onderzoek is niet vereist.
In de gemeentelijke beleidsnotitie Archeologie is het perceel archeologisch beschermd. Het perceel kent de Waarde Archeologie 4. Voor het bouwen van bouwwerken groter dan 200 m2 dient onderzoek uitgevoerd te worden. Het bestaande mestbasin betreft geen bouwwerk en is op de grond aangebracht. Archeologisch onderzoek is niet vereist.
In het huidige bestemmingsplan heeft een deel van het perceel de dubbelbestemming Waarde Archeologie – 3. Volgens de gemeentelijke beleidsnota Archeologie is het perceel niet meer archeologisch beschermd. Er geldt een lage archeologische verwachtingswaarde op het perceel. In dit bestemmingsplan komt de dubbelbestemming voor dit deel te vervallen.
In de gemeentelijke beleidsnota Archeologie is het perceel niet meer archeologisch beschermd. Er geldt een lage archeologische verwachtingswaarde op het perceel. In dit bestemmingsplan de dubbelbestemming voor dit deel te vervallen. Met het voorgenomen plan vinden geen wijzigingen plaats van de bebouwing op het perceel. Het betreft alleen het toevoegen van de dubbelbestemming 'waarde-cultuurhistorie'.
Voor de overige adressen gelden, op basis van de gemeentelijke beleidskaart, geen hoge archeologische (verwachtings-)waarden.
Het verzamelplan is wat betreft het aspect archeologie uitvoerbaar.
Ieder ruimtelijk plan moet een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.
Het perceel Harkstede - Hamweg 106 is in 2018 na onderzoek door Libau aangemerkt als een karakteristiek object en opgenomen in het Facetbestemmingsplan Karakteristieke objecten. De beschrijvende tekst is als volgt:
Dit betreft een boerderij van het Oldambtster type uit circa 1910. Het gebouw is voorzien van enige decoratieve elementen in de Vernieuwingsstijl. De boerderij heeft een beeldbepalende ligging op ruim erf aan de Hamweg.
De bescherming van de cultuurhistorische waarden wordt in het bestemmingsplan gerealiseerd met de dubbelbestemming ´Waarde-Cultuurhistorie-karakteristiek´. In het verzamelbestemmingsplan zal het perceel deze dubbelbestemming behouden. Met het plan vinden geen wijzigingen plaats van de bebouwing op het perceel. Het betreft slechts een inpandige aanpassing.
Het perceel Hoofdweg 38 wordt op verzoek van bewoners en na onderzoek door Libau aangemerkt als een karakteristiek object. De beschrijvende tekst is als volgt:
Dit betreft een woonhuis gebouwd omstreeks 1900. De woning is uitgevoerd als dwarshuis; met een symmetrisch opgezet pand onder schilddak met nokschoorstenen. Het heeft een omlijste entree en vensters. Verder heeft het een beeldbepalende ligging op een ruim perceel aan de Hoofdweg. Het achterhuis is van recente datum en valt buiten de aanduiding.
De bescherming van de cultuurhistorische waarden wordt met dit bestemmingsplan gerealiseerd met de dubbelbestemming ´Waarde-Cultuurhistorie-karakteristiek´. Met het plan vinden geen wijzigingen plaats van de bebouwing op het perceel. Het betreft slechts een aanwijzing als karakteristiek object.
Het perceel Slochteren, Hoofdweg 120 wordt op verzoek van bewoners en na onderzoek door Libau aangemerkt als een karakteristiek object. De beschrijvende tekst is als volgt:
Dit betreft een woonhuis gebouwd rond 1915. Het is een woning van het villa type. Het pand is op samengestelde plattegrond uitgevoerd met kenmerken van de Vernieuwingsstijl. Het heeft een beeldbepalende ligging in het lint van Slochteren.
De bescherming van de cultuurhistorische waarden wordt met dit bestemmingsplan gerealiseerd met de dubbelbestemming ´Waarde-Cultuurhistorie-karakteristiek´. Met het plan vinden geen wijzigingen plaats van de bebouwing op het perceel. Het betreft slechts een aanwijzing als karakteristiek object.
Het perceel Westerbroek - Oudeweg 107 is in 2018 na onderzoek door Libau aangemerkt als een karakteristiek object en opgenomen in het Facetbestemmingsplan Karakteristieke objecten. De beschrijvende tekst is als volgt:
Dit is een boerderij van het Oldambtster type. Het heeft een symmetrische indeling, een voorgevel met wolfeind en enkele rijen zaadzoldervensters. Verder heeft het een beeldbepalende ligging aan de Oudeweg in Westerbroek.
De bescherming van de cultuurhistorische waarden wordt in het bestemmingsplan gerealiseerd met de dubbelbestemming ´Waarde-Cultuurhistorie-karakteristiek´. In het verzamelbestemmingsplan zal het perceel deze dubbelbestemming behouden. Met het plan vinden geen wijzigingen plaats van de bebouwing op het perceel. Het betreft slechts een aanpassing van de gebruiksbestemming.
Voor de overige adressen zijn geen bijzondere cultuurhistorische waarden aanwezig.
Het verzamelplan is wat betreft het aspect cultuurhistorie uitvoerbaar.
Nabij de verschillende locaties liggen een aantal hogedrukgasleidingen. Deze zijn al beschreven in de paragraaf Externe Veiligheid. Verder liggen in of nabij de locaties geen kabels en/of leidingen die een belemmering vormen voor de uitvoering van de plannen.
Bij de realisering van nieuwe bebouwing wordt wel geadviseerd een Klic-melding te doen, voor de ligging van eventuele kabels en/of leidingen (aansluitleidingen). Dit is de verantwoordelijkheid van de betrokken initiatiefnemer.
In de Wet milieubeheer en het bijbehorende Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is wettelijk geregeld voor welke projecten en besluiten een vorm van m.e.r.-verplichting geldt. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen activiteiten, waarvoor altijd een m.e.r.-procedure moet worden doorlopen (m.e.r.-plicht) en activiteiten waarvoor het bevoegd gezag nader moet beoordelen of een m.e.r.-procedure al dan niet nodig is (m.e.r.-beoordelingsplicht). In bijlage C van het Besluit m.e.r. is aangegeven voor welk type activiteiten het maken van een milieueffectrapportage verplicht is. In bijlage D van het Besluit m.e.r. is aangegeven voor welk type activiteiten een m.e.r.-beoordelingsprocedure moet worden doorlopen. Hierbij zijn per type activiteiten drempelwaarden opgenomen.
Wanneer ontwikkelingen onder de in lijst D opgenomen drempelwaarden blijven, moet wel beoordeeld worden of de geplande activiteiten geen belangrijke nadelige milieugevolgen hebben. Voor deze motivering/toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Uit de vormvrije m.e.r.-beoordeling kunnen twee conclusies volgen: belangrijke nadelige milieueffecten zijn uitgesloten of belangrijke nadelige milieueffecten zijn niet uitgesloten. In het eerste geval is de activiteit niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig, in het andere geval dient een m.e.r.-beoordeling te worden uitgevoerd en de bijbehorende procedure te worden gevolgd.
De voorgenomen plannen zijn geen concreet benoemde activiteiten die in kolom D van het Besluit m.e.r. is genoemd. Er is dan ook geen sprake van het overschrijden van drempelwaarden in de D-lijst van het Besluit m.e.r. Voor het planvoornemen geldt daarom geen plan-MER-plicht en een (vormvrije) m.e.r.-beoordeling is ook niet aan de orde.
Verder kan op basis van voorgaande verantwoording van de omgevingsaspecten in redelijkheid worden aangenomen dat geen onaanvaardbare milieueffecten in het projectgebied hoeven te worden verwacht.
Voor het verzamelbestemmingsplan hoeft gezien het voorgaande geen m.e.r.-(beoordelings)procedure te worden doorlopen. Het plan is op dit punt uitvoerbaar.
Met dit verzamelbestemmingsplan wordt een aantal (kleine) wijzigingen doorgevoerd. Omdat het plan, buiten reeds bebouwde percelen, niet voorziet in nieuwe ontwikkelingen zijn er in het plan geen specifieke eisen met betrekking tot duurzaamheid opgenomen.
Met betrekking tot duurzaam ruimtegebruik kan bij het voorgaande worden aangesloten, omdat geheel nieuwe ontwikkelingen buiten de reikwijdte van het plan blijven. Bij de bouwregels voor zowel wonen als bedrijven wordt wel een efficiënt ruimtegebruik nagestreefd door eisen op te nemen voor de situering van (bij)gebouwen binnen het bouwperceel en bouwpercelen zo efficiënt mogelijk te bestemmen.
In dit hoofdstuk wordt als eerste uitgelegd wat een bestemmingsplan is en welke systematiek gekozen is voor het verzamelbestemmingsplan. Hierna wordt een toelichting gegeven op de bestemmingen die zijn opgenomen in het plan. Hierbij moet altijd worden bedacht dat de regels en de verbeelding in samenhang moeten worden gelezen. Op de verbeelding zijn namelijk de bestemmingen, de aanduidingen en de verklaringen aangegeven die voor een locatie gelden.
In een bestemmingsplan is geregeld hoe gronden en de bouwwerken daarop gebruikt mogen worden, en wat en hoe er gebouwd mag worden.
Een bestemmingsplan bestaat uit drie onderdelen: de verbeelding, de regels en de toelichting. Op de verbeelding is aangegeven welke bestemming een perceel heeft. Het kan bijvoorbeeld gaan om een woon-, bedrijfs- of verkeersbestemming. In de regels is vervolgens bepaald wat er wel en niet is toegestaan binnen deze bestemming. Hier staat onder andere hoe de grond gebruikt mag worden en of er gebouwd mag worden. Als er gebouwd mag worden, dan staan in de regels onder andere de goothoogte en bouwhoogte die maximaal zijn toegestaan op het perceel. In de toelichting zijn onder andere de aanleiding, de achtergronden en uitgevoerde onderzoeken beschreven. Een bestemmingsplan gaat uitdrukkelijk niet over allerlei uitvoeringsgerichte zaken, zoals bijvoorbeeld de inrichting van wegen en het openbaar gebied of de aanleg of het functionering van rioleringssystemen.
Als een persoon of bedrijf wil gaan bouwen of verbouwen, is in sommige gevallen een omgevingsvergunning voor nodig. Een aanvraag om een omgevingsvergunning wordt onder andere getoetst aan het bestemmingsplan. Als een aanvraag past binnen de regels van het bestemmingsplan wordt in de meeste gevallen een omgevingsvergunning verleend.
De wijze waarop een bestemmingsplan juridisch kan worden vormgegeven, wordt in grote lijnen bepaald door de Wet ruimtelijke ordening, evenals door het daarbij behorende Besluit ruimtelijke ordening.
Een verzamelbestemmingsplan is een bestemmingsplan waarbij diverse particuliere verzoeken en ambtelijke aanpassingen in één bestemmingsplan worden meegenomen. In het verzamelbestemmingsplan zijn dan ook verschillende locaties opgenomen die verspreid over het grondgebied van de gemeente Midden-Groningen liggen.
Bij het bepalen van de bestemmingen en regels voor de verschillende locaties is zo veel mogelijk aansluiting gezocht bij de bestemmingsplannen die nu gelden voor de betreffende locatie en/of de omgeving. In paragraaf 1.3 is per locatie aangegeven welk 'moederplan' per locatie van toepassing is.
Voor een toelichting op de inleidende regels (zoals de begripsbepalingen en de wijze van meten), de algemene regels (zoals algemene bouw-, gebruiks- en afwijkingsregels) en de overgangsregels wordt verwezen naar de 'moederplannen'. In deze plannen is vaak ook een uitleg te vinden van de verschillende onderdelen van de bestemmingsregels. In de paragrafen 5.3, 5.4 worden alleen de hoofdbestemmingen en dubbelbestemmingen toegelicht die in het verzamelbestemmingsplan voorkomen.
In deze paragraaf wordt een toelichting gegeven bij de belangrijkse bestemmingsregels die in het plangebied voorkomen.
Deze bestemming (met aanduiding voor mestbassin) is toegekend aan een bestaand mestbassin aan de Daaleweg nabij Muntendam. In deze bestemming is agrarisch gebruik toegestaan en (ter plaatse van de aanduiding een bestaand mestbassin).
Bij de bestemming 'Gemengd' is wonen de hoofdfunctie waarbij eventueel lichte bedrijvigheid is toegestaan. Het gaat dan bijvoorbeeld om vrije beroepen en overige aan huis verbonden beroepen. De bestemming wordt toegekend aan 3 percelen: Noorderstraat 325, Sappemeer, Hoofdweg 23 Siddeburen en Oudeweg 107, Westerbroek. De bebouwingsmogelijkheden zijn zoveel als mogelijk afgestemd op de bestaande bebouwing (bestaand bebouwingspercentage van het bouwvlak).
Deze bestemming is specifiek opgenomen voor kleinere percelen met relatief veel bebouwing. Deze bestemming is bedoeld voor gezinshuizen met tuin en erf. Gebieden die zijn gelegen langs cultuurhistorisch waardevolle structuren, in casu vooral het historisch lint, zijn van een meer gedetailleerde regeling voorzien. De bouwvlakken zijn hier minder ruim en naast de maximale bouwhoogte is ook de goothoogte en de dakhelling voorgeschreven. Ook is er sprake van een maximaal bebouwingspercentage.
Deze bestemming geldt voor Noorderstraat 232, Sappemeer.
Deze bestemming wordt toegepast bij ruime, brede percelen waar de vrijstaande woning min of meer midden op het perceel is gesitueerd. De regeling is ontwikkeld om een oplossing te bieden voor de behoefte tot uitbreiding op een groot perceel. Doel is om meer flexibiliteit te creëren en meer nadruk te leggen op de concentratie van woonbebouwing op het bouwperceel zonder afbreuk te doen aan de ruimtelijke kwaliteit in het gebied.
De bestemming 'Wonen - 1A' biedt flexibiliteit door het hanteren van het begrip 'woongebouw' zijnde een gebouw of een complex van aan elkaar verbonden gebouwen waarin ten minste één woning is gelegen. In voorliggend bestemmingsplan is 'woongebouw' dus geen definitie voor een gebouw met daarin meerdere woningen die via één gemeenschappelijke toegang worden bereikt. In beginsel is het woongebouw ook het hoofdgebouw.
Deze bestemming geldt voor drie percelen (Hamweg 106, Harkstede, Hoofdweg 120, Slochteren, en Hoofdweg 38 Kolham). In de bestemming zitten mogelijkheden voor afwijken van gebruik ten behoeve van kleinschalige functies. Hierbij moet worden voldaan aan de bijgevoegde beleidsnotities. De beleidsregels 'kamperen' gelden uitsluitend voor het buitengebied, in dit geval uitsluitend voor de Hamweg 106, Harkstede.
Deze bestemming is toegepast op de omgeving Vlaslaan, Zuidbroek. Het toegestane aantal woningen is aangeduid per (bouw)perceel. Ook is er sprake van een gevellijn. De (voor)gevel dient binnen deze lijn te worden gebouwd. De gebouwen zijn in beginsel uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak. Deze bestemming betreft het gebied waar de nadruk ligt op het wonen met inbegrip van de direct op het gebied betrekking hebbende verkeer- en verblijfvoorzieningen (ontsluiting, parkeren, groen- en speelvoorzieningen en dergelijke) en nutsvoorzieningen.
In de verbeelding zijn bouwvlakken aangegeven; er dient te worden gebouwd in een strook gemeten vanuit de naar de weg gekeerde bouwgrens tot een diepte van ten hoogste 15 m. Bestaande grotere diepte is toegestaan. De breedte van een woning bedraagt ten hoogste 20 m. De afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt ten minste 3 m. De goot- en bouwhoogte bedragen respectievelijk ten hoogste 3,5 m en 9 m, dan wel de bestaande hoogte indien deze meer bedraagt. De dakhelling bedraagt voorts minimaal 40°.
De aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen moeten in het bouwvlak worden gebouwd dan wel in een strook, gemeten vanuit de naar de weg gekeerde bouwgrens, met een diepte van ten hoogste 30 m. De gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 60 m2 als de oppervlakte van het bouwperceel minder dan 1.000 m2 bedraagt en 80 m2 als de oppervlakte meer dan 1.000 m2 bedraagt.
Aan een dubbelbestemming bestaat de behoefte, wanneer een bestemming onvoldoende recht doet aan de functies/gebruiksdoeleinden die op de gronden toelaatbaar zijn of wanneer ruimtelijk relevante belangen veilig moeten worden gesteld die niet of onvoldoende met een bestemming kunnen worden gewaarborgd. Een dubbelbestemming heeft altijd betrekking op een geometrisch bepaald vlak.
In de SVBP is een drietal hoofdgroepen vastgelegd waarbij moet worden aangesloten voor het toekennen van een dubbelbestemming. Dit zijn de hoofdgroepen:
De bouw- c.q. gebruiksregels in de dubbelbestemming bepalen de verhouding van de basisbestemming ten opzichte van de dubbelbestemming. In deze paragraaf wordt ingegaan op de belangrijkste dubbelbestemmingen;
Op grond van de Wet op de archeologische monumentenzorg, die onderdeel uitmaakt van de Monumentenwet, moeten archeologische (verwachtings)waarden worden gewaarborgd in het bestemmingsplan.
Op basis van het archeologiebeleid zijn ook planregels voor toepassing in het bestemmingsplan opgesteld. Er is onderscheid gemaakt in een drietal regelingen, elk specifiek van toepassing op bepaalde archeologische (verwachtings)waarden. In het plangebied liggen deze dubbelbestemmingen vooral op de agrarische percelen, maar ook op enkele plaatsen in het lint.
Waarde - Archeologie 1: van toepassing op Archeologische monumenten en cultuurhistorisch waardevolle terreinen. Bouwwerken met een oppervlakte groter dan 50 m² zijn verbonden aan een omgevingsvergunning om af te wijken van het bestemmingsplan. Daarnaast zijn bepaalde werken of werkzaamheden, zoals egaliseren, diep ploegen en ontginnen, vergunningplichtig.
Waarde - Archeologie 2: van toepassing op historische kernen en bebouwing. Bouwwerken en werken of bepaalde werkzaamheden met een oppervlakte groter dan 100 m² zijn verbonden aan een omgevingsvergunning om af te wijken van het bestemmingsplan.
Waarde - Archeologie 3: van toepassing op gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Bouwwerken en werken of bepaalde werkzaamheden met een oppervlakte groter dan 200 m² zijn verbonden aan een omgevingsvergunning om af te wijken van het bestemmingsplan .
Om bescherming mogelijk te maken, hebben karakteristieke gebouwen en erven de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie - karakteristiek' gekregen. Dit vloeit voort uit het facetbestemmingsplan Karakteristieke objecten. Deze dubbelbestemming is van toepassing op percelen met karakteristieke gebouwen en objecten. Het doel van deze regeling is het beschermen van deze objecten en bebouwing.
Dit plan heeft primair het doel de bestaande situatie te actualiseren. De kosten voor het opstellen van dit plan komen voor rekening van de gemeente. In het plan wordt een aantal (kleinschalige) ontwikkelingsmogelijkheden geboden. Deze ontwikkelingen kunnen hoofdzakelijk mogelijk worden gemaakt door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bestemmingsregels of het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid. Het betreft in de meeste gevallen particulier initiatief waaraan in beginsel geen kosten voor de gemeente zijn verbonden, afgezien van kosten van het ambtelijk apparaat voor de begeleiding en toetsing van aanvragen. Deze laatste kosten worden door middel van leges gedekt.
Op grond van artikel 6.12 van de Wro kan de raad bij de vaststelling van een bestemmingsplan ook een exploitatieplan vaststellen. Dit is niet noodzakelijk indien:
Het verzamelbestemmingsplan 2022 heeft hoofdzakelijk betrekking op de bestaande situatie in het plangebied. Het plan omvat dan ook grotendeels een regeling die conserverend van karakter is. In een aantal gevallen wordt voortgeborduurd op besluitvorming in het verleden, waarbij de economische uitvoerbaarheid al aan de orde is geweest.
Weliswaar zijn ook nieuwe ontwikkelingen voorzien, doch deze zijn veelal nog niet op hun financiële merites te beoordelen (het betreft dan zaken die via flexibiliteitsbepalingen te zijner tijd mogelijk worden gemaakt). Verder gaat het om particuliere initiatieven, waarvan de economische uitvoerbaarheid in handen ligt van de initiatiefnemers.
Daarom is het weergeven van de economische uitvoerbaarheid in de vorm van een exploitatieplan niet noodzakelijk.
In artikel 6.1 Wro is bepaald dat burgemeester en wethouders een belanghebbende die als gevolg van een bepaling van een bestemmingsplan (of een ander ruimtelijk besluit) schade lijdt, in de vorm van inkomensderving of waardevermindering van een onroerende zaak, op zijn verzoek een tegemoetkoming in de schade toekennen. Daarbij geldt dat de schade redelijkerwijs niet voor rekening van de aanvrager behoort te blijven en dat een tegemoetkoming op een andere wijze niet is verzekerd. Binnen het normale maatschappelijke risico vallende schade blijft voor rekening van de aanvrager. Daarnaast wordt ook een waardevermindering van maximaal 2% ontstaan door een verandering in het planologisch regime binnen het normale maatschappelijke risico gerekend.
Het voorliggende bestemmingsplan is een actualisering van de bestaande situatie waarin niet wordt voorzien in planologische wijzigingen die het normale maatschappelijk risico zoals hiervoor genoemde overschrijden.
Het voorontwerp verzamelbestemmingsplan 2022 is op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) besproken met de volgende instantie:
Ingekomen overleg reacties kunnen leiden tot een inhoudelijke aanpassing van het verzamelbestemmingsplan. Provincie Groningen en het waterschap hebben inhoudelijk geen opmerkingen met betrekking tot het voorontwerpbestemmingsplan. Met de provincie Groningen is besproken dat de betreffende planologische wijzigingen ondergeschikte onderwerpen betreffen waarvoor, op basis van de provinciale lijst, geen vooroverleg benodigd is.
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplicht niet om een voorontwerp bestemmingsplan ter inzage te leggen voor inspraak. Omdat er in het verzamelbestemmingsplan sprake is van relatief kleine wijzigingen, waarbij ook al eerder omgevingsvergunning is verleend wordt er in dit geval geen inspraak periode toegepast.
Het ontwerp verzamelbestemmingsplan 2022 is op grond van artikel 3.8 Wet ruimtelijke ordening (Wro) gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode kon iedereen het plan bekijken, vragen stellen en een zienswijze indienen. Er zijn bij het plan geen zienswijzen ingediend.
Het (oorspronkelijke) bestemmingsplan is op 6 april 2023 vastgesteld door de gemeenteraad.
Het vastgestelde bestemmingsplan heeft vervolgens zes weken voor beroep ter inzage gelegen. Tijdens deze periode is beroep ingediend tegen het plan. De Raad van State heeft vervolgens op 13 december uitspraak gedaan (ECLI:NL:RVS:2023:4607). Hierbij is het plan deels vernietigd. Daarbij is aan de gemeente de opdracht gegegeven om het plan te herstellen Het gebrek betrof het feit dat bij twee woonkavels aan de Vlaslaan in Zuidbroek onvoldoende rekening is gehouden met een (door de gemeente aangewezen) monumentale zomereik. Hierdoor is het plan deels niet uitvoerbaar. De Raad van State heeft de gemeente opgedragen dit gebrek te herstellen.
In de Raadsvergadering van .2025 is het plan hernieuwd vastgesteld, waarbij het gebrek is hersteld. In het plan is de uitspraak van de Raad van State verwerkt en rekening gehouden met de ingediende beroepsgronden. De verbeelding (plankaart) is als volgt aangepast. Het noordelijk perceel (gemeentelijk eigendom) krijgt de bestemming groen. Bij het zuidelijk perceel (particulier eigendom) wordt het bouwvlak aangepast en afgestemd op de verleende omgevingsvergunning (welke is aangevraagd na de zitting van de Afdeling, maar voor de uitspraak).
Vervolg
Het vastgestelde verzamelbestemmingsplan treedt in werking nadat het vastgestelde plan zes weken ter inzage heeft gelegen. Beroep is alleen mogelijk tegen de wijzigingen ten opzichte van het oorspronkelijke plan. Als er geen beroep wordt ingediend zal het plan vervolgens onherroepelijk worden.