Plan: | Verzamelbestemmingsplan 2019 - 1 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1952.bpmigverzamel20191-va01 |
De gemeente Midden-Groningen werkt met het instrument 'verzamelbestemmingsplannen'. Een verzamelbestemmingsplan is een bestemmingsplan waarbij diverse particuliere verzoeken en ambtelijke aanpassingen in één bestemmingsplanprocedure worden meegenomen. Het gaat hierbij om niet-controversiële verzoeken die in strijd zijn met het geldende bestemmingsplan, ambtelijke aanpassingen en/of verwerking van verleende vergunningen.
Het toepassen van het instrument verzamelbestemmingsplannen heeft een aantal voordelen. Ten eerste hoeft maar één bestemmingsplanprocedure gevoerd te worden, in plaats van voor ieder verzoek en/of ambtelijke wijziging een aparte procedure. Hierdoor kan er efficiënter gewerkt worden en kan het werk beter ingepland worden. Ten tweede kan door samenvoeging van diverse verzoeken en ambtelijke aanpassingen op procedurekosten worden bespaard. Initiatiefnemers betalen hierdoor minder leges.
Met voorliggend verzamelbestemmingsplan wordt een aantal ambtshalve wijzigingen en correcties doorgevoerd.
Het plangebied bestaat uit diverse losse percelen in de gemeente Midden-Groningen. De verschillende percelen worden ieder apart weergegeven op de verbeelding. Navolgende figuur geeft de locaties van het plangebied weer.
Figuur 1. Overzichtskaart
In het overzicht wordt de hoofdbestemming weergegeven:
Per locatie wordt aangegeven wat het nu geldende bestemmingsplan is;
Na deze inleiding worden in hoofdstuk 2 de verschillende percelen in het plangebied beschreven. Per perceel wordt de huidige en de nieuwe situatie beschreven en aangegeven welke onderzoeken relevant zijn. In hoofdstuk 3 zijn de beleidskaders beschreven die het toetsingskader zijn voor de verschillende percelen. De onderzoeken die ten grondslag liggen aan het plan worden in hoofdstuk 4 toegelicht. Hoofdstuk 5 bevat de juridische toelichting op het bestemmingsplan. De hoofdstukken 6 en 7 beschrijven tot slot de financiële consequenties en de uitvoerbaarheid van het plan.
Aan de grens van de gemeente bij Lageland en Harkstede, in de omgeving van Meerstad, zijn enkele "restpercelen" waarvoor geen recent bestemmingsplan geldt. Het gaat soms om kleine randjes of delen van wegen, maar ook om woningen. Voor die percelen geldt overwegend nog het bestemmingsplan Buitengebied (herziening 1997). Deze percelen waren nog niet meegenomen in de actualiseringsslag, maar waren al wel opgenomen in de voorontwerp- bestemmingsplannen Meerstad-Zuid en Meerstad-Noord. De kleine "restpercelen" in het gebied van Midden-Groningen worden nu meegenomen in dit verzamelplan. Het betreft hier percelen in Harkstede en Lageland. In sommige gevallen zijn de restpercelen ontstaan door kartografische verschillen, waarbij de kadastrale grens niet overeen kwam met de bestemmingsgrens. Oorspronkelijk was het de bedoeling dat deze zouden worden meegenomen in een herziening van een bestemmingsplan van Meerstad. Omdat er een grenscorrectie tussen de gemeente Groningen en de gemeente Slochteren is geweest, is dat niet meer mogelijk. De grenscorrectie heeft plaatsgevonden per 1 januari 2017. Daarbij is een groot gebied rond Meerstad overgegaan naar de gemeente Groningen. Om duidelijkheid en rechtszekerheid te creëren is het van belang dat ook voor de restpercelen een actuele bestemming geldt.
a. Lageland - Lagelandsterweg
De Lagelandsterweg is van oorsprong een pad tussen Lageland en Ten Boer, in de periode dat het Eemskanaal nog niet gegraven was. Toen het Eemskanaal gegraven werd is er een brug gekomen ('Brug 5'), die bij de latere verbreding van het Eemskanaal weer verdwenen is. Momenteel heeft de weg alleen nog een functie voor aanwonenden, voor lokaal verkeer van Lageland naar het noorden via de zuidzijde van het Eemskanaal en voor landbouwverkeer. De weg heeft een vrij smal profiel met aan een zijde een wegbeplanting met eiken. Nabij de Hamweg wordt de Lagelandsterweg gekruisd door de bovengrondse 110 kV-hoogspanningsleiding. Ongeveer halverwege de Hamweg en de bocht in de Lagelandsterweg wordt de weg gekruisd door een ondergrondse aardgastransportleiding
De grond ten zuid-oosten van de woning aan de Lagelandsterweg 2 en ten zuid-westen van de Lagelandsterweg tot aan de Hamweg zijn onbebouwd percelen landbouwgrond.
De woning aan de Lagelandsterweg 2 is een voormalig boerderijpand met aangebouwd voorhuis, gelegen naast een watergang.
Figuur 2. Lagelandsterweg richting het Eemskanaal
Figuur 3. De woning: Lagelandsterweg 2
Figuur 4. Agrarisch perceel aan de Lagelandsterweg
b. Lageland - Hamweg
De gronden nabij de Hamweg te Lageland (die in dit plan vallen) zijn onbebouwde percelen landbouwgrond.
Figuur 5. Agrarische gronden nabij de Hamweg te Lageland
c. Harkstede - bij Bovenkruier 14
Het plangebied omvat hier een klein reepje grond van ongeveer 70 cm breed aan de noordwestrand van het perceel.
Figuur 6. Plangebied bij Bovenkruier 14
d. Harkstede - bij Hoofdweg 61
Het plangebied omvat hier een smalle strook grond met sloot aan de noordkant van een perceel cultuurgrond ten noorden van de woning Hoofdweg 61.
Figuur 7. Plangebied bij Hoofdweg 61
e. Harkstede - Bieleveldslaan
Het betreft een weggedeelte van circa 90 meter lang. De Bieleveldslaan loopt vanaf de Hoofdweg in zuidelijke richting, kruist de A7 met een viaduct en gaat dan over in de Borgweg. De weg heeft hoofdzakelijk een functie voor lokaal verkeer en heeft een bijbehorend profiel. Aan de westzijde is de weg voorzien van een eenrijige wegbeplanting van eiken.
Figuur 8. Plangebied bij de Bieleveldslaan, Harkstede
f. Harkstede - A7
Het plangebied omvat een stuk van ongeveer 550 meter van de A7, met de noordelijke bermsloot. De A7 telt ter plaatse vier rijbanen, twee in elke richting.
Figuur 9. Plangebied bij de A7
a. Lageland - Lagelandsterweg
Het bestemmingsplan Meerstad-Noord is voor dit gebied nooit vastgesteld. Dit was aanvankelijk de bedoeling. Door de aanpassing van de gemeentegrens is dit niet doorgegaan. Daarom geldt nog het oude bestemmingsplan Buitengebied (herziening 1997). De percelen hebben hierin de bestemming Agrarisch Gebied, Verkeersdoeleinden, en Woondoeleinden (II).
In het voorontwerp van Meerstad-Noord hadden de percelen de bestemming overeenkomstig het huidig gebruik (en beleid). Het wegtracé en het verlengde van de weg in het Eemskanaal hadden de (beoogde) bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'. De grond ten zuid-oosten van de woning aan de Lagelandsterweg 2 en ten zuid-westen van de Lagelandsterweg, tot aan de Hamweg had de beoogde bestemming bestemming 'Agrarisch - Cultuurgrond'. De woning aan de Lagelandsterweg 2 had de (beoogde) bestemming 'Wonen 1A'. Over een gedeelte van het perceel met de bestemming agrarisch - cultuurgrond liep in dit voorontwerp de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' en daarnaast de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. Verder liep er rond het middenstuk van de Lagelandsterweg een dubbelbestemming 'Leiding - Gas' onder het wegtracé door. Daarnaast had een gedeelte de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'.
Figuur 10. Uitsnede voorontwerpbestemmingsplan Meerstad-Noord, Lagelandsterweg
Figuur 11. Uitsnede voorontwerpbestemmingsplan Meerstad-Noord, woning Lagelandsterweg
Figuur 12. Uitsnede voorontwerpbestemmingsplan Meerstad-Noord, Agrarische percelen.
b. Lageland - Hamweg
Het bestemmingsplan dat voor dit gebied geldt is het bestemmingsplan Buitengebied (herziening 1997). De percelen hebben hierin de bestemming Agrarisch gebied. De locatie was ook opgenomen in 'Meerstad-Noord'. Dit plan is niet vastgesteld, maar bestaat uit het voorontwerp van 4 augustus 2014. De onbebouwde agrarische percelen aan de noord-westzijde van de Hamweg gelegen tegen de gemeentegrens hadden hierin de enkelbestemming 'Agrarisch - Cultuurgrond' en sommige delen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'.
Figuur 13. Uitsnede voorontwerpbestemmingsplan Meerstad-Noord, Hamweg
c. Harkstede - bij Bovenkruier 14
Een randje van het perceel heeft de bestemming 'Groen' met de aanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop'. Het gebied behoort tot het bestemmingsplan 'Meerstad-Midden', partiële herziening 2015, dat is vastgesteld op 2 juli 2015.
Figuur 14. Uitsnede voorontwerpbestemmingsplan Meerstad-Midden, Bovenkruier 14.
d. Harkstede - bij Hoofdweg 61
Een gedeelte van de sloot, tegen de achterkant van het perceel, wat grenst aan de gemeentegrens heeft de enkelbestemming 'Agrarisch - Cultuurgrond' met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. Tevens heeft het de aanduiding 'Vrijwaringszone - Molenbiotoop'. Voor dit gebied geldt het bestemmingsplan 'Meerstad-Midden', partiële herziening 2015, dat is vastgesteld op 2 juli 2015.
Figuur 15. Uitsnede voorontwerpbestemmingsplan Meerstad-Midden, Hoofdweg 61
e. Harkstede - Bieleveldslaan
Op deze locatie geldt het bestemmingsplan Buitengebied (herziening 1997). De percelen hebben hierin de bestemming verkeersdoeleinden. Dit gebied viel in het bestemmingsplan 'Meerstad-Zuid'. Dit plan is niet vastgesteld, maar bestaat uit het voorontwerp van 4 augustus 2014. Een stukje van het wegtracé even ten zuiden van de Bieleveldslaan 10 had hierin de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' met gedeeltelijk de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'.
Figuur 16. Uitsnede bestemmingsplan Meerstad-Zuid, Bieleveldslaan.
f. Harkstede - A7
Op deze locatie geldt het bestemmingsplan Buitengebied (herziening 1997). De percelen hebben hierin de bestemming Verkeersdoeleinden. Dit gebied viel in het bestemmingsplan 'Meerstad-Zuid'. Dit plan is niet vastgesteld, maar bestaat uit het voorontwerp van 4 augustus 2014. De weg en de berm hadden in het voorontwerp 'Meerstad-Zuid' de enkelbestemmingen 'Water' en 'Verkeer - Wegverkeer', de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' met de gebiedsaanduidingen 'Veiligheidszone - Vervoer gevaarlijke stoffen' en 'Geluidzone - weg'.
Figuur 17. Uitsnede bestemmingsplan Meerstad-Zuid, A7.
Voor de gebieden worden de bestemmingen zoveel mogelijk opgenomen zoals in de voorontwerpen van Meerstad reeds waren voorzien. Voor deze percelen is een conserverende bestemming opgenomen, die zoveel mogelijk aansluit bij het bestaande gebruik en de omliggende percelen.
Aan de Noorderstraat 124 en 126 staan twee aaneengebouwde woningen. De woningen staan op de hoek van de Noorderstraat en de Klinker. Het plangebied wordt omgeven door woningen.
Figuur 18. Weergave huidige situatie Noorderstraat 124 en 126.
Op het plangebied is het bestemmingsplan 'Woongebieden' van de voormalige gemeente Hoogezand-Sappemeer van toepassing. De gronden zijn bestemd voor Wonen - 1 en zijn voorzien van een bijpassend bouwvlak. Tevens geldt een maatvoering voor de bouwhoogte en dakhelling. Daarnaast ligt een gebiedsaanduiding 'geluidzone - weg' op de gronden.
Figuur 19. Uitsnede bestemmingsplan 'Woongebieden'.
Feitelijke situatie verandert niet voor deze percelen. In het geldende bestemmingsplan is geen aanduiding voor het aantal woningen opgenomen. Hiermee is slechts 1 woning in het plangebied toegestaan. Om ook de de andere woning in het bouwvlak juridisch-planologisch toe te staan wordt alsnog deze maatvoering opgenomen.
Aan de achterzijde van Hoofdweg 174 ligt het kadastrale perceel 2015. dit perceel behoorde voorheen tot de eigenaar van Hoofdweg 174. De gronden zijn echter verkocht aan de naastgelegen buurman op nummer 172.
Figuur 20. Weergave huidige situatie Hoofdweg 172
.
Op de gronden is het bestemmingsplan 'Slochteren-Schildwolde' van toepassing. De gronden zijn hierbinnen bestemd voor 'Horeca' met de functieaanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 2'.
Figuur 21. Uitsnede bestemmingsplan Slochteren-Schildwolde.
Feitelijk verandert er niets aan het perceel. De gronden blijven ook in de toekomstige situatie onderdeel van de tuin van de woning aan de Hoofdweg 172. Met voorliggend bestemmingsplan wordt de juridisch-planologische regeling aangepast op het feitelijk gebruik. De gronden krijgen dan ook de bestemming 'Wonen -1B'. Een deel van het perceel heeft de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 2".
Aan de W.A. Scholtenweg 90 is bedrijvigheid gevestigd. Aan de waterkant (oostkant) ligt een groenstrook. Op deze bestaande groenstrook zijn geen bebouwingsmogelijkheden wenselijk. Dit is afgesproken met de eigenaar en ook notarieel vastgelegd.
Figuur 22. Weergave huidige situatie W.A. Scholtenweg 90
De gronden zijn gelegen in het bestemmingsplan 'Dorpen Menterwolde' en hebben hierbinnen de bestemming 'Bedrijf'. Binnen deze bestemming zijn bedrijven tot en met categorie 2 toegestaan.
Figuur 23. Uitsnede bestemmingsplan 'Dorpen Menterwolde'
In de nieuwe situatie blijven de gronden vrij van bebouwing. De juridisch-planologische situatie wordt hier op aangepast. De gronden krijgen een overeenkomstige bestemming, nameljik 'Groen'.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De structuurvisie schetst de rijksambities tot 2040 en formuleert doelen, belangen en opgaven tot 2028.
De leidende gedachte in de SVIR is ruimte maken voor groei en beweging. De SVIR is de eerste rijksnota die de onderwerpen infrastructuur en ruimte integraal behandelt. In de SVIR richt het Rijk zich vooral op decentralisatie. De verantwoordelijkheid wordt verplaatst van rijksniveau naar provinciaal en gemeentelijk niveau. Door urbanisatie, individualisering, vergrijzing en ontgroening nemen de ruimtelijke verschillen toe. Vanaf 2035 groeit de bevolking niet meer. De samenstelling van de bevolking, en daarmee de samenstelling van huishoudens, verandert. Ambities tot 2040 zijn onder andere het aansluiten van woon- en werklocaties op de (kwalitatieve) vraag en het zoveel mogelijk benutten van locaties voor transformatie en herstructurering.
Ook wil het Rijk ervoor zorgen dat in 2040 een veilige en gezonde leefomgeving met een goede milieukwaliteit wordt geboden. Dit moet voor zowel het landelijk als het stedelijk gebied gelden. In de SVIR is verder vastgelegd dat provincies en (samenwerkende) gemeenten verantwoordelijk zijn voor programmering van verstedelijking. (Samenwerkende) gemeenten zorgen voor (boven) lokale afstemming van woningbouwprogrammering die past binnen de provinciale kaders. Ook zijn de gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van de woningbouwprogramma's. Ter versterking van het vestigingsklimaat in de stedelijke regio's rondom de main-, brain- en greenports geldt een gebiedsgerichte, programmatische urgentieaanpak. In krimpregio's wordt het interbestuurlijke programma bevolkingsdaling doorgezet.
Nationaal belang 13 van de SVIR van het Rijk vraagt om een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dit moet met behulp van de zogeheten Ladder voor duurzame verstedelijking (hierna: de Ladder) worden onderbouwd. Deze onderbouwing is opgenomen in paragraaf 4.2.
Het kabinet heeft in de hiervoor genoemde Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld dat voor een aantal onderwerpen algemene regels moeten worden gesteld. Hiermee wordt de doorwerking van de nationale belangen op lokaal niveau geborgd. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen uit de SVIR voorzien van juridische kaders.
De volgende nationale belangen uit het Barro zijn van toepassing op de gemeente Midden-Groningen:
De Omgevingsvisie 2016 - 2020 van de provincie Groningen bevat de integrale lange termijnvisie van de provincie op de fysieke leefomgeving. In de Omgevingsvisie zijn zoveel mogelijk de visies op verschillende terreinen zoals ruimtelijke ontwikkeling, landschap en cultureel erfgoed, natuur, verkeer en vervoer, water, milieu en gebruik van natuurlijke hulpbronnen samengevoegd en inhoudelijk met elkaar verbonden. Er zijn ook onderdelen opgenomen van het provinciale beleid voor economie, energie en cultuur en welzijn, voor zover die gevolgen hebben voor de fysieke leefomgeving.
Doel van de omgevingsvisie is het aantrekkelijke woon- en leefklimaat in de provincie verder verbeteren. Het accent in het beleid ligt op het benutten van de ontwikkelingsmogelijkheden, naast het beschermen van de karakteristieke bebouwde en onbebouwde elementen. De provincie wil ruimte bieden voor ondernemerschap om in te spelen op de dynamische ontwikkelingen. Activiteiten lopen steeds meer door elkaar heen. Dat heeft gevolgen voor het ruimtegebruik. Functies, als bijvoorbeeld wonen en werken, zijn steeds minder van elkaar gescheiden.
In de Omgevingsvisie is al het provinciale beleid dat op een of andere manier raakt aan de fysieke leefomgeving geformuleerd en geordend in vijf samenhangende thema's en elf provinciale 'belangen':
Ruimte
Natuur en landschap
Water
Mobiliteit
Milieu
Naast de genoemde provinciale belangen worden er in het beleid 5 specifieke opgaven genoemd voor specifieke onderwerpen of gebieden. De 5 opgaven zijn: Gaswinning, Energyport, Groei en krimp, Regio Groningen-Assen en Waddengebied. Met uitzondering van het laatste onderwerp zijn de andere 4 opgaven in meer of mindere mate relevant voor de gemeente Midden-Groningen.
In de Omgevingsverordening Provincie Groningen 2016 (hierna Omgevingsverordening genoemd) heeft de provincie regels opgenomen om de doelstellingen aangegeven in de omgevingsvisie te realiseren. De Omgevingsverordening bevat dan ook regels voor de fysieke leefomgeving in de provincie Groningen. Deze regels richten zich op de thema's ruimtelijke ordening, water, infrastructuur, milieu en ontgrondingen.
De relevante bepalingen uit de Omgevingsverordening zijn integraal opgenomen in dit bestemmingsplan. Hieronder zijn de titels weergegeven die, al dan niet deels, betrekking op het onderhavig plangebied. Voor meer informatie over de inhoud van de titels wordt verwezen naar de Omgevingsverordening.
In het provinciaal beleid wordt onderscheid gemaakt tussen stedelijk gebied en buitengebied. Binnen het stedelijk gebied laat de provincie veel ruimtelijke bevoegdheden over aan gemeenten. In het buitengebied ziet de provincie, in verband met taken op het gebied van onder meer natuur, water, landschap en erfgoed een grotere verantwoordelijkheid voor zichzelf.
In de provinciale omgevingsverordening is het provinciaal buitengebied vastgelegd. De volgende locaties vallen binnen het provinciaal buitengebied:
De overige locaties die in dit verzamelbestemmingsplan zijn opgenomen vallen onder het 'bebouwd gebied'. Voor een uitgebreide planbeschrijving wordt verwezen naar Hoofdstuk 2.
De locaties die in het provinciaal buitengebied vallen betreffen allen een actualisatie van bestaande planologische rechten. Met voorliggend bestemmingsplan vind dan ook geen uitbreiding van het stedelijk gebied plaats en nemen bebouwingsmogelijkheden niet toe.
De relevante bepalingen uit de Omgevingsverordening zijn integraal opgenomen in dit verzamelbestemmingsplan. Het plan is in overeenstemming met het provinciale beleid uit de Omgevingsvisie en -verordening.
De gemeente Midden-Groningen valt binnen twee woningmarkt regio's. De voormalige gemeenten Hoogezand-Sappemeer en Slochteren zijn deelnemer in de Regio Groningen-Assen. De voormalige gemeente Menterwolde is deelnemer in de Regio Oost-Groningen. Voor de gemeente Midden-Groningen wordt één gezamenlijke nieuwe Woonvisie opgesteld. In deze Woonvisie wordt onder andere vastgelegd hoe wordt omgegaan met de regionale afspraken uit de twee woningmarkt regio's. Totdat de nieuwe Woonvisie wordt vastgesteld blijft het beleid van en de gemaakte afspraken in de voormalige gemeenten van kracht.
Onderstaand wordt ingegaan op de Regiovisie Groningen-Assen 2030. Het beleid uit Oost-Groningen wordt niet besproken, omdat de locaties die zijn meegenomen in dit verzamelbestemmingsplan niet binnen deze regio liggen.
De provincies Groningen en Drenthe en elf gemeenten daaruit werken sinds 1996 samen in de Regio Groningen-Assen. Zij zien de noodzaak om gezamenlijk op te trekken in de ruimtelijke ontwikkeling. De provincies en gemeenten kijken daarbij over hun grenzen heen. Het uitgangspunt is dat de steden niet zonder de omliggende regio kunnen, maar de omliggende regio ook niet zonder de steden. De regio wordt beschouwd als was zij één gemeente. Het collectieve belang weegt zwaarder dan de belangen van de individuen.
De doelen van de ontwikkeling en samenwerking zijn neergelegd in de Regiovisie Groningen-Assen 2030 en in de daaraan gekoppelde uitvoeringsconvenant. Deze regiovisie is in 29 november 2004 vastgesteld. Aan de hand van de ontwikkelingsvisie wordt gericht gewerkt aan het creëren van kansen voor de regio. Hierbij wordt uitgegaan van de eigen kwaliteiten: de rust en de ruimte, de aantrekkelijke steden en groene dorpen, de verscheidenheid in landschappen en de relatief goede bereikbaarheid. Voor de uitvoering van de regiovisie zijn vier regionale programma's geformuleerd, te weten: Wonen, Economie, Bereikbaarheid en Regionale & Innovatieve projecten.
Per 1 januari 2018 zijn de voormalige gemeenten Hoogezand-Sappemeer, Slochteren en Menterwolde samengegaan tot de nieuwe gemeente Midden-Groningen. In het Kompas is de richting beschreven waarin de nieuwe gemeente zich wil gaan ontwikkelen. Hierbij is de gemeente eerst en vooral bondgenoot van inwoners, bedrijven en organisaties. Het motto is: minder voorschrijven, meer samenwerken.
Het Kompas benoemt drie bouwstenen voor een gemeenschappelijke maatschappelijke agenda. Deze bouwstenen bevatten de gemeenschappelijke doelen waar gemeente, inwoners, ondernemers, organisaties en bestuur de komende jaren aan gaan werken.
Bouwsteen 1: Groots in kleinschaligheid
De gemeente zet sterk in op zelfredzame en leefbare dorpen en kernen. Hierbij zijn inwoners medeverantwoordelijk voor de leefbaarheid. Leefbaarheid heeft sterk te maken met 'schoon, heel en veilig'. Gemeente en inwoners worden hierin steeds meer gelijkwaardige partners. De nieuwe gemeente is een verband van vitale, lokale gemeenschappen die bestaan uit de inwoners van dorpen, kernen en wijken. Al deze gemeenschappen hebben hun eigen identiteit en alle dorpen en wijken zijn anders. De omstandigheden, mogelijkheden en wensen zijn op elke plek anders en vragen om specifieke initiatieven, arrangementen en maatregelen. Daarom wordt nadrukkelijk gekozen voor maatwerk. Door inwoners zelf meer verantwoordelijkheid en zeggenschap te geven, wordt eveneens meer ruimte gegeven aan de verschillen tussen dorpen en kernen.
Het maatwerk dat geleverd wordt, valt binnen een overkoepelende visie. In alle dorpen en wijken kunnen mensen goed en plezierig wonen. Iedere lokale gemeenschap beschikt over en gelegenheid of voorziening waar inwoners elkaar kunnen ontmoeten. Daarnaast zijn alle dorpen en kernen fysiek en digitaal goed bereikbaar. Het streven is om de voorzieningen die van belang zijn voor het dagelijks leven, zo dicht mogelijk bij mensen te brengen of te zorgen dat deze goed bereikbaar zijn. Daarbij blijven we realistisch: wie in een klein dorp woont, mag een bij die schaal passend aanbod van voorzieningen verwachten. Meer gemeente-brede of regionale voorzieningen worden geconcentreerd in de stedelijke kern van Hoogezand.
Bouwsteen 2: Ieder mens telt
In de gemeenschap telt ieder mens: iedereen heeft betekenis voor zichzelf en zijn omgeving, en komt tot zijn recht om wie hij is. Het uitgangspunt is 'eigen kracht': alle inwoners - van jong tot oud, met of zonder beperking - nemen zelf de regie over hun leven en zijn zelf verantwoordelijk voor hun leven.
Voor mensen die maatschappelijk kwetsbaar zijn, is het soms moeilijk hun eigen kracht te vinden. Scholing voor kinderen is de manier om de vicieuze cirkel van maatschappelijke kwetsbaarheid te doorbreken. De integrale kindcentra kunnen daar goed bij helpen, maar niet per se en overal. Ook hier is ruimte voor verschillen en maatwerk. De sociale teams leveren ook maatwerk. De sociale teams spelen in individuele situaties een belangrijke rol bij het vinden van oplossingen. Samen met de ouders en/of gezinnen gaan zij na hoe belemmeringen op het gebied van geld, gezondheid, onderwijs en/of werkloosheid kunnen worden weggenomen. Ze redeneren daarbij vanuit het gezin, niet vanuit de verschillende hokjes of budgetten bij de gemeente. Verder wil de gemeente samen met werkgevers en onderwijsinstellingen snel een concreet plan maken en uitvoeren om werkzoekenden 'fit' te maken voor werk.
Bouwsteen 3: Economie van de toekomst
De gemeente Midden-Groningen heeft een stevige economische basis, dankzij de bedrijvigheid in stuwende sectoren zoals (maak-)industrie, landbouw, handel, bouw en energie. Vooral met de maakindustrie, met name scheepsbouw, onderscheiden wij ons regionaal. Voor de werkgelegenheid zijn ook de publiek gefinancierde instellingen en ondernemingen van belang. De maakindustrie en de landbouw kunnen worden versterkt. Nieuwe kansen bieden de energietransitie en de vrijetijdseconomie. De gemeente heeft weinig mogelijkheden om de economie en de arbeidsmarkt te veranderen; daarvoor zijn vooral partijen als onderwijs en bedrijfsleven aan zet. De gemeente zet zich wel samen met lokale en regionale partners in voor onder andere de volgende zaken:
Het beleid van de voormalige gemeenten Hoogezand-Sappemeer, Slochteren en Menterwolde moet geharmoniseerd worden tot nieuw beleid voor Midden-Groningen. Hierbij vormen de uitgangspunten en bouwstenen uit het Kompas de basis. Het huidige beleid is (met een aantal uitzonderingen, waaronder bestemmingsplannen) geldig tot 1 januari 2020. Voorliggend bestemmingsplan wordt dan ook getoetst aan het beleid van de voormalige gemeenten, voor zover het relevant is voor dit verzamelbestemmingsplan.
Ruimtelijke ontwikkelingen en werkzaamheden kunnen gevolgen hebben voor beschermde en/of bedreigde planten en dieren. De Wet natuurbescherming stelt daar regels voor. Concrete ontwikkelingen, werkzaamheden en beheer en onderhoud moeten daaraan getoetst worden.
Als hulpmiddel daarbij heeft de gemeente Midden-Groningen de 'Ecologische basiskaart en leidraad Midden-Groningen? opgesteld.
De ecologische basiskaart bestaat uit meerdere kaarten, waarop onder meer de ligging van natuurgebieden en de populaties van soorten zijn aangegeven. In de bijbehorende leidraad is aangegeven wanneer bepaalde werkzaamheden op het vlak van bouwen (en slopen) en groenbeheer kunnen plaatsvinden.
Er is vooral gekeken buiten de reeds beschermde natuurgebieden. Binnen de natuurgebieden zijn de bijzondere waarden namelijk al beschermd door de planologische status van die gebieden. De aandacht is vooral gevestigd op bijzondere soorten en waarden uit de Wet natuurbescherming die voorkomen in bepaalde typen gebieden, zoals agrarische cultuurgronden, bosgebieden en landschapselementen. In paragraaf 4.8 wordt per locatie verder ingegaan op de ecologische toetsing en verantwoording.
Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voldoen de 'Ladder voor duurzame verstedelijking'. Het doel van de Ladder is zorgvuldig en duurzaam ruimtegebruik, met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte en ontwikkelingen in de omgeving. Op 1 juli 2017 is de nieuwe 'Ladder voor duurzame verstedelijking' in werking getreden. Deze is opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De Ladder houdt in dat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, de volgende onderdelen moet bevatten:
Beoordeeld moet worden of sprake is van een nieuw beslag op de ruimte. Daarvan is in beginsel sprake als het nieuwe ruimtelijke besluit meer bebouwing mogelijk maakt dan er op grond van het voorheen geldende planologische regime aanwezig was, of kon worden gerealiseerd.
Stedelijke ontwikkeling
Voordat de Ladder voor de duurzame verstedelijking wordt doorlopen, moet de vraag worden beantwoord of sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Of sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving.
Met voorliggend verzamelplan worden een aantal (kleine) ambtshalve wijzigingen/correcties doorgevoerd. Deze wijzigingen zijn in aard en omvang zo klein dat deze niet als nieuwe stedelijke ontwikkeling zijn aan te merken. Nadere motivatie van de ladder is dan ook niet van toepassing.
Behoefte
Wanneer de ladder niet van toepassing is op een plan is wel een motivering nodig waaruit blijkt dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. daarbij moet onder andere aandacht worden besteed aan de uitvoerbaarheid van het plan. In het kader van de uitvoerbaarheid moet aandacht worden besteed aan de behoefte.
De ontwikkelingen/ambtshalve wijzigingen die in voorliggend verzamelplan worden meegenomen vloeien voort uit directe behoeftes. De ambtshalve wijzigingen betreffen met name correcties van eerdere bestemmingsplannen.
Milieuaspecten worden in principe geregeld via de daartoe geëigende wetgeving, het Activiteitenbesluit en/of de Wet Milieubeheer. Daar waar het de ruimtelijke ordening raakt, moet met deze aspecten echter rekening worden gehouden. Het gaat dan met name om de situering van milieugevoelige functies (zoals woningen) ten opzichte van milieuhinderlijke inrichtingen (zoals bedrijven).
Om te bepalen welke afstanden dienen te worden aangehouden, wordt de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' gehanteerd. De VNG-brochure geeft informatie over de milieu- en hinderaspecten van verschillende typen bedrijven. Per type bedrijf wordt tevens een milieucategorie aangegeven. Uit de milieucategorie volgt een indicatie van de afstanden die voor dat type bedrijf worden aangehouden tot woningen of andere gevoelige objecten. Deze richtafstanden hebben betrekking op de aspecten geluid, stof, geur en gevaar. De gegeven afstanden zijn richtafstanden en geen harde eisen. Dit betekent dat afwijken van de afstanden, mits goed gemotiveerd, is toegestaan. De afstand wordt gerekend van de grens van de bestemming die milieubelastende functies toelaat tot de gevel van de milieugevoelige functies. Naast het omgevingstype 'rustige woonwijk' wordt het omgevingstype 'gemengd gebied'onderscheiden. Een gemengd gebied is een gebied met een matig tot sterke functiemenging.
Voor gemengde gebieden kunnen de richtafstanden met één stap terug worden gebracht. Daarnaast kan in sommige gevallen er uit het oogpunt van een goed woon- en leefklimaat aanleiding bestaan op basis van de VNG-brochure een grotere afstand aan te houden. De richtafstand werkt twee kanten op. Nieuwe bedrijvigheid moet voldoende afstand houden tot gevoelige objecten, maar nieuwe woningen moeten ook afstand houden tot bedrijvigheid. Niet alleen het woon- en leefklimaat telt immers. Ook de continuïteit van het bedrijf en de uitbreidingsmogelijkheden moeten worden gewogen.
Restpercelen Meerstad
Betreffende de restpercelen Meerstand vindt alleen een planologische actualisatie van de percelen plaats. Dit sluit aan bij de bij feitelijk situatie.
Noorderstraat 124-126, Sappemeer
Het perceel aan de Noorderstraat 124-126 betreft een woonbestemming. De Noorderstraat kenmerkt zich door een gemengde samenstelling waarbinnen wonen, kleinschalige bedrijvigheid en maatschappelijke voorzieningen samenkomen. Voor dit adres wijzigt de feitelijke situatie niet. De enige verandering die met het planvoornemen doorgevoerd wordt is het planologisch corrigeren van de geldende bestemming (aanduiding woningaantallen).
Hoofdweg 172, Schildwolde
Het gedeelte van het perceel Hoofdweg 172 waarop dit bestemmingsplan betrekking heeft, is in de huidige situatie bestemd voor horeca. De gronden zijn echter verkocht aan de buurman van Hoofdweg 174 en worden in de toekomstige situatie gebruik voor wonen. Voor horeca (café) geldt een grootste richtafstand van 10 m. De hoofdweg in Schildwolde kenmerkt zich door een gebied met planologisch gemengde samenstelling. Gemotiveerd kan daarom worden afgeweken van de te hanteren richtafstand met 1 afstandsstap. Het aspect milieuhinder vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het planvoornemen.
W.A. Scholtenweg 90, Zuidbroek
Een gedeelte van het perceel (bestaande groenstrook) krijgt de groenbestemming. Het doel hiervan is tweeledig; De bestaande groenstrook krijgt hiermee een passende bestemming. Dit is vanuit landschappelijk oogpunt wenselijk. Daarnaast wordt op deze manier ruim voldoende afstand van het bedrijf tot woningen gegarandeerd. Vanuit het uitgangspunt van milieuzonering (voldoende afstand tussen woningen en bedrijven) ontstaat er op deze manier een betere situatie. Door instandhouding van de groenstrook blijft er een afstand van zeker 90 meter tussen bedrijf en burgerwoningen. Dit is ruim voldoende, aangezien de richtafstand bij de aanwezige bedrijfscategorie (2) vanuit de VNG-publicatie 30 meter is (in een rustige woonomgeving).
Het planvoornemen is wat betreft milieuhinder uitvoerbaar.
Wetgeving inrichtingen
Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) is het wettelijk kader voor risicovolle inrichtingen als het gaat om afstanden tot risicogevoelige objecten. Uitgangspunt is dat personen die ergens langdurig of permanent verblijven geen onevenredig groot risico lopen als er ramp gebeurt.
KWETSBARE EN BEPERKT KWETSBARE OBJECTEN
Het BEVI maakt onderscheid tussen twee categorieën risicogevoelige objecten: kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten. Het BEVI geeft geen harde definities van kwetsbaar of beperkt kwetsbaar. Het noemt enkele categorieën kwetsbare objecten, met daarbij voorbeelden. Er kan bijvoorbeeld worden gedacht aan woningen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, scholen, kinderopvang, grote kantoren, hotels en winkelcomplexen en grote kampeer- en recreatieterreinen. Beperkt kwetsbare objecten zijn volgens het besluit in ieder geval verspreid liggende woningen, dienstwoningen van derden, kleinere kantoren, hotels, winkels, bedrijfsgebouwen, sporthallen, zwembaden, overige sporten ampeerterreinen en objecten van hoge infrastructurele waarde zoals elektriciteitscentrales.
PLAATSGEBONDEN RISICO
Het BEVI onderscheidt twee vormen van risico: het plaatsgebonden risico en het groepsgebonden risico. Het plaatsgebonden risico (PR) is een maat voor het overlijdensrisico van één persoon op een bepaalde plaats in de omgeving van een ongeval. Het maakt niet uit of daar echt personen aanwezig zijn. Het plaatsgebonden risico is gedefinieerd als: de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval met een gevaarlijke stof. Voor kwetsbare objecten geldt een zogenaamde grenswaarde: een kans van 10-6 per jaar. Die mag niet worden overschreden.
Voor beperkt kwetsbare objecten is de kans van 10-6 een zogenoemde richtwaarde. Als het risico groter wordt, moet dat goed gemotiveerd worden.
GROEPSRISICO
Het groepsrisico (GR) is de kans per jaar dat een groep van bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen tegelijk slachtoffer wordt van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico geeft inzicht in de eventuele maatschappelijke ontwrichting. Daardoor kan er bewuster worden omgegaan met risico's. Het groepsrisico kan op twee manieren toenemen:
In beide gevallen neemt het groepsrisico toe. Daarom wordt er bij het opstellen van ruimtelijke plannen naar het groepsrisico gekeken.
Voor het groepsrisico gelden geen harde normen, maar alleen oriënterende waarden. Als die waarden worden overschreden, moet het bestuur dat motiveren. De regels daarvoor staan in het BEVI en de Bevb. Er moeten in ieder geval aandacht besteedt worden aan:
Wetgeving buisleidingen
Sinds 1 januari 2011 geldt het Besluit externe veiligheid Buisleidingen (Bevb). Het Bevb regelt de taken en verantwoordelijkheden van de leidingexploitant en van de gemeente. De gemeente moet in bestemmingsplannen rekening houden met risicovolle buisleidingen. De gemeente moet een ruimtelijke reservering opnemen voor het plaatsgebonden risico (PR). Het bestemmingsplan mag binnen de PR 10-6 risicocontour geen kwetsbare objecten mogelijk maken. Ook risicoverhogende objecten mogen niet. Risicoverhogende objecten zijn bijvoorbeeld windmolens (afvallende wieken) en hoogspanningslijnen. Beperkt kwetsbare objecten moeten zoveel mogelijk worden voorkomen.
De gemeente moet het groepsrisico (GR) verantwoorden. Het verwachte aantal aanwezigen binnen het invloedsgebied van de buisleiding moet worden verantwoord. Het invloedsgebied bij brandbare vloeistoffen reikt tot net buiten de 10-6 contour. Voor leidingen met aardgas en chemicaliën moet het invloedsgebied per geval berekend worden. De gemeente moet een ruimtelijke reservering opnemen voor belemmeringenstrook met aanleg vergunningstelsel: de voor onderhoud gereserveerde ruimte bedraagt ten minste 5 meter aan beide zijden van de leiding.
Voorheen vielen de transportleidingen voor chemische stoffen (anders dan aardgas of aardolieproducten) nog niet onder het Bevb, maar onder de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. De Circulaire is echter in 2015 vervallen. Deze types leidingen zijn vanaf dat moment ook onder het Bevb gaan vallen. Als de ruimtelijke inpassing van deze leidingen echter voldoet aan het Bevb, wordt automatisch voldaan aan de huidige Circulaire.
Wetgeving transportroutes
Voor ruimtelijke plannen binnen het invloedsgebied (1% letaliteitsgebied) van de risicovolle transportassen (spoor, weg of water) is het Besluit externe veiligheid transportroutes(Bevt) van toepassing.
BASISNET
Aan het Bevt is het zogenaamde basisnet gekoppeld. Dat is bedoeld om de transportroutes vast te leggen. Het basisnet houdt rekening met de veiligheid, maar ook met de dynamiek van het transport en met toekomstige groei. In het basisnet is de grotere weg-, spoor- en waterinfrastructuur opgenomen.
De provincie Groningen heeft ook al een provinciaal basisnet vastgesteld, als onderdeel van de Provinciale Omgevingsverordening. Het basisnet geeft aan voor welke provinciale wegen aspecten van externe veiligheid aan de orde zijn. Het basisnet ziet op plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Provincie specifiek is een extra regel voor de bescherming voor minder zelfredzame personen.
Er bevinden in de directe nabijheid van de percelen in het bestemmingsplan geen objecten waarvoor een externe veiligheidsberekening nodig is. Het plaatsgebonden risico en ook het groepsrisico veranderen niet.
Het bestemmingsplan is wat betreft het aspect externe veiligheid uitvoerbaar.
Het opnemen van een waterparagraaf in een bestemmingsplan is wettelijk verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en het overleg met het waterschap wordt gevoerd op basis van artikel 3.1.1 Bro. In die paragraaf dient te worden uiteengezet wat voor gevolgen het plan in kwestie heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater.
Het waterbeleid, zoals opgenomen in het Nationaal Waterplan 2016-2021 geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Het kabinet zet hiermee in op een robuust en toekomstgericht inrichten van het watersysteeem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, Het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit en en gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart.
Keur Waterschap
Voor alle aanpassingen aan de waterhuishouding, zoals genoemd in de keur, is ook een watervergunning van het waterschap vereist.
In de keur van waterschap Hunze en Aa's (2010) is ook opgenomen dat binnen het beheersgebied zonder vergunning van het bestuur geen verhard oppervlak mag worden aangebracht, voor zover dit leidt tot een versnelde afvoer richting oppervlaktewaterlichamen. Hierbij geldt binnen de bebouwde kom een norm van 150 m² en daarbuiten 1500 m². Bij nieuwe verharding met een oppervlak boven deze normen zullen compenserende maatregelen moeten worden genomen.
Daarnaast zijn er in de keur ook regels opgenomen over beschermingszone langs (boezem)kades en beschermings- en obstakelvrije zones langs hoofdwatergangen. De beschermingszones worden aangegeven of omschreven in de legger. Bij het ontbreken van een legger geldt als beschermingszone een strook van 5 meter, waarbij de 5 meter moet worden gerekend vanaf de insteek of de teen van het waterstaatswerk. Als een onderhoudsstrook aanwezig is dan hoort die bij het waterstaatswerk en niet bij de beschermingszone.
Notitie Stedelijk Waterbeheer
In 2011 heeft het waterschap Hunze en Aas de notitie Stedelijk Waterbeheer vastgesteld. Hierin zijn doelstellingen en aandachtspunten geformuleerd inzake het stedelijk waterbeheer, waarbij alle betrokken partijen hun rol moeten pakken, waaronder de gemeenten in hun ruimtelijke plannen. Dit gebeurt mede door de verplichte waterparagraaf in estemmingsplannen, met als doelstelling: 'Water wordt door overheden, stedenbouwkundigen en projectontwikkelaars geaccepteerd en gehanteerd als ordenend principe. Het waterschap is de vanzelfsprekende wateradviseur bij locatiekeuze en inrichting.'
Aandachtspunten in de notitie die relevant zijn voor bestemmingsplannen zijn:
Onderwerp | Probleem | Oplossingsrichting |
Ruimte voor water | Onvoldoende inspelen op wateraspecten bij ruimtelijke plannen, wateroverlast, slechte waterkwaliteit in nieuwe gebieden. |
Waterschap eerder betrekken, deskundigheid gebruiken. |
Taakverdeling | Onduidelijkheid voor gemeenten en burgers. |
Heldere afspraken, eenduidigheid, helder communiceren over taken en verwachtingen. |
Watersysteem | Slechte waterkwaliteit, wateroverlast, vervuilde waterbodem, weinig natuurvriendelijke oevers, verstoring watersysteem. |
Duurzame inrichting, basisinspanning/waterkwaliteitsspoor intensiveren, alternatieve oplossingen, aanpak diffuse bronnen, wateroverlastmaatregelen met gemeente, oplossingen op maat, herstel watersysteem. |
Het bestemmingsplan is primair conserverend van karakter, waarbij de bestaande functies worden bestemd. Er worden geen wezenlijke veranderingen in de waterhuishouding voorzien. Grootschalige ontwikkelingen zijn op grond van dit bestemmingsplan aldus niet mogelijk.
Zowel bij de ontwikkelingen bij recht als bij de ontwikkelingen na wijziging van het bestemmingsplan dienen de beleidsuitgangspunten van het Waterplan (waaronder afnemen watertoets) te worden nagekomen. Het toevoegen van nieuwe bebouwing of verharding in de bebouwde kom (met een groter oppervlakte dan 150 m2) en in het buitengebied (bij een oppervlakte groter dan 1.500 m2) zal dan ook gecompenseerd moeten worden met waterberging.
In het gebied bevinden zich geen grondwaterbeschermingsgebieden.
Onderstaand wordt ingegaan op de percelen in het plangebied. Er is bij de volgende percelen geen sprake van toevoeging van bebouwing of verharding. Het gaat om de gebruikswijziging van de bestaande bebouwing en/of percelen. Er zijn met betrekking tot water (en afvoer) geen aanvullende maatregelen nodig.
Dorp | Adres | Situatie |
Harkstede/Lageland | restpercelen omgeving grens met Meerstad | juiste bestemming voor bestaande wegen, bermen, woning, agrarische percelen (zonder bouwblok) e.d. |
Sappemeer | Noorderstraat 124-126 | bestaande woningen krijgen juiste aanduiding (aantal woningen). |
Schildwolde | Hoofdweg 172 | beperkte vergroting tuin (ipv horeca). |
Zuidbroek | W.A. Scholtenweg 90 | groenstrook krijgt juiste bestemming. |
De aanwezige milieuhygiënische bodemkwaliteit behoort te passen bij het huidige of het toekomstige gebruik van de bodem. De bodemkwaliteit mag geen onaanvaardbaar risico opleveren voor de gebruikers van de bodem. Bovendien mag de bodemkwaliteit niet verslechteren door menselijk handelen (zorgplicht).
Informatie over uitgevoerde bodemonderzoeken, bodemsaneringen en historisch verdachte locaties staan vermeld op de Bodeminformatiekaart (via www.provinciegroningen.nl).
Grondverzet
Voor toepassing van grond, bouwstoffen en baggerspecie gelden de regels van het Besluit bodemkwaliteit. Een deel van de regels voor hergebruik van grond staan beschreven in de gemeentelijke de Regionale bodemkwaliteitskaart Groningen en de Regionale Nota bodembeheer provincie Groningen (2014).
Bodemtoets
Bij graafwerkzaamheden, bouwactiviteiten, uitbreiding of verandering van (bedrijfs-) activiteiten dient de initiatiefnemer bij de gemeente na te gaan of een actueel bodemonderzoek ingediend moet worden of niet.
Van de restpercelen Meerstad, Noorderstraat 124-126, Sappemeer en Hoofdweg 172, Schildwolde is geen bodeminformatie bij het bodemloket beschikbaar. Dit geldt ook voor de W.A. Scholtenweg 90 in Zuidbroek. Dit houdt in dat zowel geen informatie bekend is over eventuele bodemvervuiling of andere historische activiteiten als ook informatie over uitgevoerd onderzoek. Met de planvoornemens vindt op geen van alle percelen grondroerende werkzaamheden plaats en is het toekomstige gebruik overeenkomstig met het huidige gebruik. Veronderstelt kan worden dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de planvoornemens.
n.v.t.
Het verzamelbestemmingsplan is wat betreft het aspect bodem uitvoerbaar.
In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (Wm) zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2), fijn stof (PM10) en zeer fijn stof (PM2,5) van belang. Grenswaarden ten aanzien van de jaargemiddelde concentratie betreffen 40 µg/m3 voor zowel NO2 als PM10 en 25 µg/m3 voor PM2,5. Projecten met een invloed van 'niet in betekenende mate' (nibm) op de luchtkwaliteit zijn verder vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) de volgende projecten vrijgesteld van toetsing:
PM10 en PM2,5 zijn overigens sterk gerelateerd, aangezien PM2,5 onderdeel uitmaakt van de emissie van PM10. Als aan PM10 wordt voldaan, mag daarom worden aangenomen dat ook de grenswaarde van PM2,5 niet wordt overschreden
De planvoornemens voor de verschillende adressen zoals meegenomen in dit verzamelbestemmingplan betreffen met name ambtelijke wijzigingen en blijven ruimschoots onder de hierboven genoemde grenzen. Dit verzamelplan leidt dan ook niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit van meer dan 3%.
Het planvoornemen is wat betreft het aspect luchtkwaliteit uitvoerbaar.
Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet vervangt de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet. De Wet natuurbescherming voorziet in vereenvoudigde regels ter bescherming van de natuur, decentralisatie van bevoegdheden naar provincies en een goede aansluiting op het omgevingsrecht.
De volgende gebieden genieten bescherming op grond van de Wet natuurbescherming:
Ook de provincie heeft gebieden aangewezen waarbinnen beschermende regels gelden ten aanzien van het behoud van ecologische waarden. In de omgevingsverordening zijn voor enkele van deze aspecten, waaronder Natuur Netwerk Nederland en Bos- en natuurgebieden buiten het Natuur Netwerk Nederland, bindende regels opgenomen.
Leidraad Gemeente Midden-Groningen
De gemeente Midden-Groningen heeft in 2017 een leidraad met bijbehorende themakaarten opgesteld dat als handreiking dient voor ruimtelijk beleid en inzicht geeft in de ecologische waarden in de gemeente Midden-Groningen. Met behulp van de leidraad kan een goed beeld worden verkregen van de natuurwaarden in de gemeente.
Voor alle adressen in het plangebied van voorliggend bestemmingsplan zijn geen ecologische aspecten relevant, het bestemmingsplan is namelijk conserverend van aard en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk.
Het bestemmingsplan is wat betreft het aspect ecologie uitvoerbaar.
Wat betreft geluid zijn de regels uit de Wet geluidhinder van toepassing. In deze wet wordt onderscheid gemaakt in wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai en industrielawaai.
Wegverkeerslawaai
In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle wegen zones, met uitzondering van wegen waar een maximumsnelheid van 30 km/geldt en wegen die zijn aangeduid als 'woonerf'. In geval van geluidgevoelige bebouwing binnen een zone dient akoestisch onderzoek plaats te vinden. Bij 30 km wegen moet vooraf duidelijk aannemelijk kunnen worden gemaakt dat de geluidsbelasting niet hoger zal zijn dan 48 dB. Alleen indien geen twijfel bestaat over het beperkte aantal voertuigbewegingen over de weg is akoestisch onderzoek niet noodzakelijk. Behoudens situaties waarbij door burgemeester en wethouders een hogere waarde is vastgesteld, geldt voor geluidgevoelige bebouwing, waaronder woningen. binnen een zone als hoogst toelaatbare geluidsbelasting van de gevel 48 dB.
Railverkeerslawaai
Ook hoofdstuk 7 (Zones langs spoor-, tram- en metrowegen) van de Wet geluidhinder is van belang. Behoudens situaties waarbij door Gedeputeerde Staten een hogere waarde is vastgesteld, geldt voor woningen binnen een zone als hoogst toelaatbare geluidsbelasting van de gevel 55 dB (artikel 106 Wet geluidhinder). Bij het voorbereiden van de vaststelling of de herziening van een bestemmingsplan dat geheel of gedeeltelijke betrekking heeft op grond ehorende bij een zone als bedoeld in artikel 106b van de Wet geluidhinder, dienen burgemeester en wethouders een akoestisch onderzoek in te stellen naar:
In de nabijheid van de verschillende percelen is geen spoorlijn aanwezig die kan bijdragen aan eventuele geluidhinder op de perceen.
Industrielawaai
Zonering van industrielawaai in het kader van de Wet geluidhinder is het ruimtelijk scheiden van (grote) lawaaimakers enerzijds (zowel solitaire bedrijven als gevestigd op industrieterreinen) en woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen anderzijds.
Met zonering wordt beoogd rechtszekerheid te bieden aan zowel bedrijven als bewoners/gebruikers van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen. Bedrijven kunnen aan de ene kant hun geluidsproducerende activiteiten niet onbeperkt uitbreiden ter bescherming van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen en buiten de zone. Aan de andere kant wordt, ter bescherming van hun akoestische ruimte, voorkomen dat woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen te veel oprukken naar de bedrijven toe.
In het plangebied liggen geen inrichtingen waar een geluidscontour van uitgaat (geluidszoneringsplichtige bedrijven). Er zijn in de directe omgeving van het plangebied geen inrichtingen met een geluidscontour die over (een deel van) het plangebied reikt.
Met het planvoornemen worden geen nieuwe hindergevoelige functies mogelijk gemaakt. Akoestisch onderzoek naar weg- of railverkeerslawaai is dan ook niet aan de orde.
Het planvoornemen is wat betreft het aspect geluid uitvoerbaar.
Begin 1992 ondertekende Nederland het Verdrag van Valletta (Malta). Daarna heeft de rijksoverheid beleid ontwikkeld voor een zorgvuldige omgang met het archeologisch erfgoed. Het uitgangspunt is het behoud van archeologische waarden 'in situ' (ter plekke; in de bodem).
In 2007 heeft het verdrag zijn neerslag gekregen in de Nederlandse wetgeving. Op 1 september van dat jaar trad de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) in werking. In samenhang daarmee werden ook de Monumentenwet 1988 en drie andere wetten aangepast. De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2021 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van archeologische bescherming in deze wet is dat de archeologische resten intact in de grond bewaard moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ).
Nederlandse gemeenten zijn vanwege wetgeving op het gebied van archeologische monumentenzorg (Wet op de archeologische monumentenzorg) verplicht om archeologische waarden in de ruimtelijke planprocedures te betrekken en waardevolle resten te beschermen. Om deze wettelijke taak goed te kunnen uitvoeren en direct mee te kunnen nemen in de actualisering van bestemmingsplannen is gemeentelijk archeologiebeleid, bestaande uit een beleidsnota en beleidskaart, opgesteld. Op de archeologische beleidskaart is aangegeven welke archeologische (verwachtings-)waarden er zijn.
In 2018 zijn de archeologische, cultuurhistorische en cultuurlandschappelijke waarden voor de gehele gemeente Midden-Groningen opnieuw geïnventariseerd en op één kaart samengebracht (exclusief gebouwde monumenten). De beleidsnota's beschrijven hoe de gemeente deze waarden wil beschermen. Deze bescherming wordt vastgelegd in bestemmingsplannen, of - voorzover niet geregeld in bestemmingsplannen - in de gemeentelijke erfgoedverordening die in mei 2018 is vastgesteld. Het gemeentelijk archeologiebeleid wordt naar verwachting in 2019 geharmoniseerd.
Ieder ruimtelijk plan moet een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.
Vanaf 2017 zijn er inventarisaties uitgevoerd naar karakteristieke bebouwing in de gemeente. Deze karakteristieke bebouwing is door de gemeente Midden-Groningen in een nieuw facetbestemmingsplan opgenomen. In het plangebied van dit verzamelplan is geen karakteristieke bebouwing aanwezig.
Restpercelen Meerstad
In Harkstede is een molenbiotoop aanwezig. Op basis hiervan is in voorliggend verzamelplan de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' overgenomen.
Overige adressen
Voor de overige adressen zijn geen cultuurhistorische waarden aanwezig.
Het planvoornemen is wat betreft het aspect cultuurhistorie uitvoerbaar.
Nabij de verschillende locaties liggen een aantal hogedrukgasleidingen. Deze zijn al beschreven in de paragraaf Externe Veiligheid. Verder liggen in of nabij de locaties geen kabels en/of leidingen die een belemmering vormen voor de uitvoering van de plannen.
Bij de realisering van nieuwe bebouwing wordt wel geadviseerd een Klic-melding te doen, voor de ligging van eventuele kabels en/of leidingen (aansluitleidingen). Dit is de verantwoordelijkheid van de betrokken initiatiefnemer.
In de Wet milieubeheer en het bijbehorende Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is wettelijk geregeld voor welke projecten en besluiten een vorm van m.e.r.-verplichting geldt. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen activiteiten, waarvoor altijd een m.e.r.-procedure moet worden doorlopen (m.e.r.-plicht) en activiteiten waarvoor het bevoegd gezag nader moet beoordelen of een m.e.r.-procedure al dan niet nodig is (m.e.r.-beoordelingsplicht). In bijlage C van het Besluit m.e.r. is aangegeven voor welk type activiteiten het maken van een milieueffectrapportage verplicht is. In bijlage D van het Besluit m.e.r. is aangegeven voor welk type activiteiten een m.e.r.-beoordelingsprocedure moet worden doorlopen. Hierbij zijn per type activiteiten drempelwaarden opgenomen.
Wanneer ontwikkelingen onder de in lijst D opgenomen drempelwaarden blijven, moet wel beoordeeld worden of de geplande activiteiten geen belangrijke nadelige milieugevolgen hebben. Voor deze motivering/toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Uit de vormvrije m.e.r.-beoordeling kunnen twee conclusies volgen: belangrijke nadelige milieueffecten zijn uitgesloten of belangrijke nadelige milieueffecten zijn niet uitgesloten. In het eerste geval is de activiteit niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig, in het andere geval dient een m.e.r.-beoordeling te worden uitgevoerd en de bijbehorende procedure te worden gevolgd.
De voorgenomen plannen zijn geen concreet benoemde activiteiten die in kolom D van het Besluit m.e.r. is genoemd. Er is dan ook geen sprake van het overschrijden van drempelwaarden in de D-lijst van het Besluit m.e.r. Voor het planvoornemen geldt daarom geen plan-MER-plicht en een (vormvrije) m.e.r.-beoordeling is ook niet aan de orde.
Verder kan op basis van voorgaande verantwoording van de omgevingsaspecten in redelijkheid worden aangenomen dat geen onaanvaardbare milieueffecten in het projectgebied hoeven te worden verwacht.
Met het bestemmingsplan 'Verzamelbestemmingsplan 2019-1 wordt aantal ambtshalve wijzigingen/correcties doorgevoerd. Omdat het plan, buiten reeds bebouwde percelen, niet voorziet in nieuwe ontwikkelingen zijn er in het plan geen specifieke eisen met betrekking tot duurzaamheid opgenomen.
Met betrekking tot duurzaam ruimtegebruik kan bij het voorgaande worden aangesloten, omdat geheel nieuwe ontwikkelingen buiten de reikwijdte van het plan blijven. Bij de bouwregels voor zowel wonen als bedrijven wordt wel een efficiënt ruimtegebruik nagestreefd door eisen op te nemen voor de situering van (bij)gebouwen binnen het bouwperceel en bouwpercelen zo efficiënt mogelijk te bestemmen.
In dit hoofdstuk wordt als eerste uitgelegd wat een bestemmingsplan is en welke systematiek gekozen is voor het verzamelbestemmingsplan. Hierna wordt een toelichting gegeven op de bestemmingen die zijn opgenomen in het plan. Regels en de verbeelding moeten altijd in samenhang worden gelezen. Op de verbeelding zijn namelijk de bestemmingen, de aanduidingen en de verklaringen aangegeven die voor een locatie gelden.
In een bestemmingsplan is geregeld hoe gronden en de bouwwerken daarop gebruikt mogen worden, en wat en hoe er gebouwd mag worden.
Een bestemmingsplan bestaat uit drie delen: de verbeelding, de regels en de toelichting. Op de verbeelding is aangegeven welke bestemming een perceel heeft. Het kan bijvoorbeeld gaan om een woon-, bedrijfs- of verkeersbestemming. In de regels is vervolgens bepaald wat er wel en niet is toegestaan binnen deze bestemming. Hier staat onder andere hoe de grond gebruikt mag worden en of er gebouwd mag worden. Als er gebouwd mag worden, dan staan in de regels onder andere de goothoogte en bouwhoogte die maximaal zijn toegestaan op het perceel. In de toelichting zijn onder andere de aanleiding, de achtergronden en uitgevoerde onderzoeken beschreven. Een bestemmingsplan gaat uitdrukkelijk niet over allerlei uitvoeringsgerichte zaken, zoals bijvoorbeeld de inrichting van wegen en het openbaar gebied of de aanleg of het functionering van rioleringssystemen.
Als een persoon of bedrijf wil gaan bouwen of verbouwen, is hier vaak een omgevingsvergunning voor nodig. Een aanvraag om een omgevingsvergunning wordt onder andere getoetst aan het bestemmingsplan. Als een aanvraag past binnen de regels van het bestemmingsplan wordt in de meeste gevallen een omgevingsvergunning verleend.
De wijze waarop een bestemmingsplan juridisch kan worden vormgegeven, wordt in grote lijnen bepaald door de Wet ruimtelijke ordening, evenals door het daarbij behorende Besluit ruimtelijke ordening.
Een verzamelbestemmingsplan is een bestemmingsplan waarbij diverse particuliere verzoeken en ambtelijke aanpassingen in één bestemmingsplan worden meegenomen. In het verzamelbestemmingsplan zijn dan ook verschillende locaties opgenomen die verspreid over het grondgebied van de gemeente Midden-Groningen liggen.
Bij het bepalen van de bestemmingen en regels voor de verschillende locaties is zo veel mogelijk aansluiting gezocht bij de bestemmingsplannen die nu gelden voor de betreffende locatie en/of de omgeving. In paragraaf 1.3 is per locatie aangegeven welk 'moederplan' per locatie van toepassing is.
Voor een toelichting op de inleidende regels (zoals de begripsbepalingen en de wijze van meten), de algemene regels (zoals algemene bouw-, gebruiks- en afwijkingsregels) en de overgangsregels wordt verwezen naar de 'moederplannen'. In deze plannen is vaak ook een uitleg te vinden van de verschillende onderdelen van de bestemmingsregels. In de paragrafen 5.3, 5.4 en 5.5. worden de bestemmingen, dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen toegelicht die in dit verzamelbestemmingsplan voorkomen.
In deze paragraaf wordt een toelichting gegeven over de bestemmingsregels die in het plangebied voorkomen.
Deze bestemming is specfiek voor agrarische cultuurgronden, kavelontsluitingswegen en opritten tot erven. Ook kleine bos- en/of natuurelementen (met een oppervlakte van ten hoogste 1 hectare), houtsingels rondom agrarische bedrijven en natuurvriendelijke oevers (breedte ten hoogste 5 meter) vallen onder deze bestemmingsregeling. De regeling heeft het karakter van een gebiedsbestemming.
Bebouwing is niet toegestaan. Alleen door toepassing van afwijkingsregels en wijzigingsregels, voor uitbreiding of wijziging van het bouwvlak, kan nieuwe bebouwing worden toegestaan. Voor gebruik van de gronden dat niet bij recht wordt toegestaan voorziet de bestemming voor een aantal toepassingen in afwijkingsbevoegdheden.
De bestemming is in dit plan gebruikt voor een aantal "restpercelen" in Meerstad. Het betreft agrarische percelen zonder bouwvlak.
De bestemming Groen voorziet in een bestemmingsregeling voor openbaar groen. Aan openbare groenelementen als plantsoenen, brede wegbermen en bossingels die bijdragen aan de bovenwijkse groenstructuur wordt in principe de bestemming Groen toegekend. Hierbinnen wordt het ook mogelijk gemaakt om water aan te leggen, verhardingen, additionele voorzieningen en nutsvoorzieningen. In dit plan is deze bestemming gebruikt voor een stukje groen nabij de W.A. Scholtenweg 90 in Zuidbroek en een rand van een perceel bij de Bovenkruier 14 in Harkstede.
In het bestemmingsplan zijn 2 verkeerbestemmingen opgenomen. Het gaat om de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied en de bestemming Verkeer-Wegverkeer.
De bestemming Verkeer - Verblijfsgebied is gericht op de verblijfsfunctie en secundair op de verkeersfunctie. Deze gronden hebben in principe een multifunctioneel karakter waarbij de inrichting gericht is op algemeen gebruik. Bijvoorbeeld voor woonstraten, lanen, pleinen, fiets- en voetpaden, speel- en parkeervoorzieningen en daarnaast ook groen en water. Deze bestemming is gebruikt voor een stukje van de Bieleveldslaan in Harkstede .
De bestemming Verkeer - Wegverkeer is in dit verzamelbestemmingsplan gebruikt voor de A7. Dit is een hoofdverkeersweg.
De bestemming wordt specifiek toegekend aan meren, plassen en andere natuurlijke, danwel kunstmatige oppervlaktewateren en watergangen die door het waterschap als hoofdwatergang worden aangeduid. In een aantal gevallen worden ook schouwsloten aangeduid vanwege de essentiële afwateringsfunctie van de sloot of indien sprake is van sloten die het landschapspatroon bepalen.
Ook aan terreinen of gebieden die specifiek een waterbergingsfunctie krijgen wordt deze bestemming toegekend om dit gebruik te verankeren (en ander gebruik uit te sluiten).
De hoofdfunctie is de ontvangst, berging en/of afvoer van water alsmede voor de bescherming, het beheer en het onderhoud van watergangen, met de bijbehorende voorzieningen. Wanneer een brug met een verkeersfunctie over het water ligt, dan wordt deze ter plaatse als zodanig aangeduid. De bestemming is in dit plan gebruikt voor een sloot, grenzend aan de A7.
De bestemming ligt op de percelen Noorderstraat 124-126 in Sappemeer. Deze bestemming is bedoeld voor de eengezinshuizen met tuin en erf. De bestemming is vrij flexibel. In deze specifieke situatie is sprake van bestaande woningen. Het bouwvlak is gelegen op een groot deel van het perceel.
Deze bestemming wordt in het algemeen toegepast bij ruime, brede percelen waar de vrijstaande woning min of meer midden op het perceel is gesitueerd. Doel is om meer flexibiliteit te creëren en meer nadruk te leggen op concentratie van woonbebouwing op het bouwperceel zonder afbreuk te doen aan de ruimtelijke kwaliteit in het gebied.
De opgenomen regeling laat het onderscheid tussen het hoofdgebouw en ondergeschikte verbonden delen los, voorzover dit wordt ingevuld binnen het bouwvlak. De regeling biedt ontwerpvrijheid bij uitbreiding van woningen. Qua hoofdvorm gelden wel enkele eisen qua dak, maximum breedte en horizontale diepte van het woongebouw. Om in het buitengebied op ruime percelen meer flexibiliteit te kunnen bieden is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om een deel van het woongebouw buiten het bouwvlak te situeren. Deze bestemming is gebruikt voor het woonperceel Lagelandsterweg 2 in Lageland in de voormalige gemeente Slochteren
Deze woonbestemming gaat uit van een hoofdgebouw met daarbij behorende, al dan niet aangebouwde bijgebouwen. Het hoofdgebouw, dat gelet op de constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming het belangrijkste gebouw op het bouwperceel is, is slechts toegestaan binnen het bouwvlak en moet, uitgezonderd de aangebouwde zijde(n), op een afstand van tenminste 3 meter van de zijdelingse perceelsgrens zijn gesitueerd. Deze regeling wordt in het algemeen toegepast bij woningen op gemiddelde percelen en afgestemd op het overwegende straatbeeld en de perceelsgrootte. De bestemming is gebruikt voor Hoofdweg 172 in Schildwolde.
Binnen de voornoemde woonbestemmingen (basisbestemmingen) is onder voorwaarden mantelzorg toegestaan. Dit dit geldt ook voor vrije beroepen;
In het Besluit omgevingsrecht (bijlage II) is het gebruik van bijgebouwen zodanig verruimd dat deze vergunningvrij voor mantelzorg mogen worden gebruikt. In het bestemmingsplan is daarom alleen in de Algemene afwijkingsregels nog een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor het tijdelijk plaatsen van een mantelzorgunit, bovenop de toegestane gezamenlijke oppervlakte aan aan- en uitbouwen en bijgebouwen.
In alle woningen en bedrijfswoningen zijn bij recht (vrije) beroepen aan huis en beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis toegestaan, mits wordt voldaan aan een aantal voorwaarden (zoals soort beroep en oppervlakte). Wonen blijft altijd het hoofdgebruik.
Aan een dubbelbestemming bestaat de behoefte, wanneer een bestemming onvoldoende recht doet aan de functies/gebruiksdoeleinden die op de gronden toelaatbaar zijn of wanneer ruimtelijk relevante belangen veilig moeten worden gesteld die niet of onvoldoende met een bestemming kunnen worden gewaarborgd. Een dubbelbestemming heeft altijd betrekking op een geometrisch bepaald vlak.
In de SVBP is een drietal hoofdgroepen vastgelegd waarbij moet worden aangesloten voor het toekennen van een dubbelbestemming. Dit zijn de hoofdgroepen:
Leiding: waarbinnen beschermingszones van o.a. gasleidingen en hoogspanningsleidingen worden geregeld. Op en binnen de beheerszone van deze leidingen mag niet gebouwd worden en mag niet in de bodem worden gegraven, noch beplanting worden aangebracht.
Waarde: bijv. landschappelijke en/of archeologische waarden.
Waterstaat: bijv. waterbergingsgebieden of waterkeringen.
De bouw- c.q. gebruiksregels in de dubbelbestemming bepalen de verhouding van de basisbestemming ten opzichte van de dubbelbestemming.
Ter bescherming van bovengrondse hoogspanningsleidingen is deze dubbelbestemming opgenomen. Binnen de belemmerende strook van deze leiding mogen geen werkzaamheden worden uitgevoerd zonder schriftelijke toestemming van TenneT. Daarnaast zijn er ook regels opgesteld voor (het beperken van) bouwen.
Ter bescherming van de aardgastransportleidingen is deze dubbelbestemming opgenomen. Binnen de vrijwaringszone van deze leidingen mogen gronden niet in gebruik zijn op een manier die strijdig is met het beheer van de leidingen. Ter plaatse mogen geen bouwwerken worden opgericht en mag geen bewerking van de bodem plaatsvinden, tenzij die uitgezonderd is van de vergunningplicht voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden.
Op grond van de Wet op de archeologische monumentenzorg, die onderdeel uitmaakt van de Monumentenwet, moeten archeologische (verwachtings)waarden worden gewaarborgd in het bestemmingsplan. Waarde - Archeologie 2: van toepassing op historische kernen en bebouwing. Bouwwerken en bepaalde werkzaamheden met een oppervlakte groter dan 100 m² zijn verbonden aan een omgevingsvergunning om af te wijken van het bestemmingsplan.In dit bestemmingsplan ligt deze bestemming alleen in Schildwolde.
Indien een dubbelbestemming niet tot de mogelijkheden behoort en er - bijvoorbeeld op grond van sectorale regelgeving - toch aanleiding bestaat om extra mogelijkheden of beperkingen in het plan op te nemen, kan van gebiedsaanduidingen gebruik worden gemaakt. Een gebiedsaanduiding is een aanduiding die verwijst naar een gebied waarvoor bij de toepassing van het bestemmingsplan specifieke regels gelden of waar nadere afwegingen moeten worden gemaakt, hetzij ter beperking van de gebruiksmogelijkheden hetzij ter verruiming daarvan.
Gebiedsaanduidingen overlappen meestal meerdere bestemmingen. Bij gebiedsaanduidingen gaat het veelal om zones en (deel)gebieden die aan sectorale regelgeving zijn ontleend. In alle gevallen gaan gebiedsaanduidingen vergezeld van een daarop betrekking hebbende regeling (meestal in Hoofdstuk 3 - Algemene Regels, van de regels). Indien dit niet het geval is en de gebiedsaanduiding louter een informatief doel dient, dient gebruik van deze aanduiding achterwege te blijven. Met het oog hierop kunnen aan een gebiedsaanduiding specifieke bouw- of gebruiksregels worden gekoppeld. Om belangen nader te kunnen afwegen, kan een gebiedsaanduiding ook vergezeld gaan van een vergunningenstelsel of een afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid.
In de SVBP is een limitatieve lijst met te gebruiken gebiedsaanduidingen opgenomen. Onderstaande lijst is gegroepeerd naar hoofdgroepen de in een bestemmingsplan te hanteren gebiedsaanduidingen opgesomd. Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet voor zover van toepassing - van deze gebiedsaanduidingen gebruik worden gemaakt.
De A7 is opgenomen in het Provinciaal Basisnet Groningen, waarin een borging van risico-afstanden als gevolg van transporten van gevaarlijke stoffen is vastgelegd. Op grond van het Basisnet geldt voor deze infrastructuur dat binnen een zone van 30 meter geen nieuwe kwetsbare objecten worden opgericht en tevens het vestigen van nieuwe functies (scholen, zorgwoningen, zorgcentra, et cetera) voor beperkt zelfredzame personen wordt uitgesloten. Ter plaatse van de aanduiding is het niet toegestaan objecten ten behoeve van minder zelfredzame personen te bouwen of in gebruik te nemen. De zone geldt op en nabij de A7.
In de voormalige gemeente Slochteren is langs enkele wegen de gebiedsaanduiding 'geluidzone - weg' toegepast, te weten de A7, N387 en N33. De reikwijdte van de gebiedsaanduiding is gelijk aan de 48 dB-contour zoals deze blijkt uit de Nota Wegverkeerslawaai gemeente Slochteren.
Langs andere wegen is geen toepassing gegeven aan zulke geluidzones, omdat de eerstelijns bebouwing aldaar met de voorzijde is gericht op de betreffende wegen. In die gevallen kan door de bouwgrens parallel aan de weg te leggen worden voorkomen dat woningen en andere geluidsgevoelige objecten dichter op de weg worden gebouwd dan in de huidige situatie. Met andere woorden: woningen mogen niet dichter op de weg worden gebouwd dan de kortste afstand tussen gevel en weg, tenzij de geluidbelasting lager is dan de voorkeurswaarde of de vastgestelde hogere waarde.
Indien de weg, waarvan de geluidzone tot de woningen of andere geluidsgevoelige objecten reikt, aan de achterzijde ligt, is beperking van het bouwvlak een minder praktisch instrument om te voorkomen dat wordt uitgebreid in de richting van de betreffende weg. Daarom wordt daar een 'geluidzone - weg' toegepast, waardoor het mogelijk is om geluidsgevoelige ruimten in/bij woningen of andere geluidsgevoelige objecten uit te breiden mits blijkt dat:
Indien bovengenoemde 3 voorwaarden niet van toepassing zijn, kunnen burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning verlenen om de geluidsgevoelige ruimten uit te breiden, mits hiervoor reeds een hogere waarde is vastgesteld. De aanduiding is van toepassing voor het plangebied aan de A7 in Harkstede.
Op enkele restpercelen in Harkstede ligt de aanduiding vrijwaringszone - molenbiotoop. Het gaat om zeer kleine percelen in Harkstede. Deze maken echter onderdeel uit van een groter geheel. De molenbeschermingszone rondom een molen heeft als doel het gebied binnen de invloedssfeer van de molen te vrijwaren van hoge bebouwing en beplanting om de windvang en het zicht op de molen te behouden.
Bij het toepassen van de molenbeschermingszone wordt gewerkt met een formule, op basis waarvan de toegestane bouwhoogte kan worden berekend.
Biotoopformule
Bij de bouw van bouwwerken op de gronden die zijn aangeduid als molenbeschermingszone dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden:
- binnen 100 meter mag de bouwhoogte maximaal de hoogte van de stelling of belt bedragen;
- in het gebied tussen 100 en 400 van de voet van de molen geldt als maximum bouwhoogte de uitkomst van de volgende formule (afstand tot de molen / n) + (0,2 * askophoogte).
Er wordt een uitzondering gemaakt voor bestaande bouwwerken. Hier is een afwijkende bouwhoogte mogelijk omdat dit situaties betreft waar de vrije windvang en/of het zicht op de molen reeds is beperkt door bestaande bebouwing. Uit een inventarisatie van bestaande hogere bebouwing (bouwhoogte minimaal 7 meter) en situaties direct in het verlengde van deze bebouwing (verder afgaand van de molen) zijn de oranje aangeduide percelen voortgekomen. Voor deze situaties is binnen de bouwvlakken een bouwhoogte toegestaan van ten hoogste 7 meter. Voor percelen binnen de molenbeschermingszone die niet oranje zijn aangeduid, geldt de regeling van biotoopformule. Er is in de regels een afwijkingsmogelijkheid voor hogere bebouwing dan de biotoopformule (en de aanduiding op de toetsingskaart) aangeeft. Bij deze afweging wordt het advies van een molendeskundige betrokken.
Toelichting formule:
De waarde 'n' staat voor ruwheidscategorie. Voor open gebied bedraagt deze waarde 140; voor ruw en gesloten (stedelijk) gebied bedraagt de waarde 75 respectievelijk 50.
De askophoogte is de hoogte waarop de wieken zijn bevestigd, gemeten vanaf het peil van waaraf de hoogte van de in de aanhef van artikel 1.2 bedoelde bouwwerken wordt gemeten. Bij de aanwezigheid van een stelling of belt wordt deze hoogte meegeteld. De askophoogte kan op de volgende manier worden bepaald (voorbeeld op basis van de molen in Harkstede): de helft van de vlucht (20.60 m / 2 = 10.30 m) + stellinghoogte (= 5.50 m), totaal = 15.80 m (dit is de askophoogte).
Molens in of nabij het plangebied
Binnen het plangebied zijn geen molens. Wel reikt de molenbiotoop van Stel's meuln in Harkstede tot binnen het plangebied. De molen in Harkstede staat door de naoorlogse dorpsuitbreidingen tegenwoordig midden in het dorp. Vanwege de omringende bebouwing en beplanting is de huidige molenbiotoop als matig van kwaliteit. Binnen 100 meter rondom de molen is de bestaande bebouwing namelijk hoger dan de biotoopregeling aangeeft: de bouwhoogte is hoger dan de stellinghoogte van 5,5 meter. Het gaat voornamelijk om woningen tot 7 meter hoog, maar ook enkele hogere objecten. De bijgebouwen, standaard toegestaan tot 5,5 meter, hebben geen invloed. Ook de zone tussen 200 en 400 meter is niet optimaal. De biotoopformule geeft een bouwhoogte tussen 7,20 meter en 11,20 meter (bij ruwheidscategorie 50).
Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die een onevenredige aantasting van de molenbiotoop veroorzaken. Bij nieuwe ontwikkelingen binnen het gebied dat aangeduid is als 'vrijwaringszone - molenbiotoop' zal worden getoetst aan de regels in de algemene aanduidingsregels. Indien nodig kan daarbij ook gebruik worden gemaakt van de afwijkingsbevoegdheid. Bij het bepalen van de ruwheidsfactor in de vrijwaringszone van de verschillende molens is rekening gehouden met het de aanwezige elementen en structuren die het zicht op de molen en de windvang al belemmeren.
In delen van het lint van Schildwolde, waar sprake is van functiemenging, is een aanduiding weergegeven om een omgevingsvergunning (voor het afwijken van de bestemmingsregels) te kunnen verlenen voor kleinschalige detailhandel bij woningen. Dit is alleen mogelijk binnen bestaand bebouwd gebied. De regeling sluit aan bij verschillende verzoeken van (aspirant) ondernemers in het lint. Door de strikte voorwaarden, waardoor de activiteit ondergeschikt blijft aan de woonfunctie, kan de kleinschaligheid worden gewaarborgd en wordt er geen afbreuk gedaan aan de bestaande detailhandelstructuur in de kernen. De voorwaarden van de beleidsregels aan-huis-verbonden beroep zijn hierbij grotendeels van toepassing, met een aantal afwijkingen:
Dit plan heeft in de eerste plaats met name tot doel de bestaande situatie te actualiseren. De kosten voor het opstellen van dit plan komen voor rekening van de gemeente.
Nieuwe ontwikkelingen
In het plan wordt een aantal kleinschalige ontwikkelingsmogelijkheden geboden. Deze ontwikkelingen kunnen hoofdzakelijk mogelijk worden gemaakt door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning of het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid. Het betreft in de meeste gevallen particulier initiatief waaraan in beginsel geen kosten voor de gemeente zijn verbonden, afgezien van kosten van het ambtelijk apparaat voor de begeleiding en toetsing van aanvragen. Deze laatste kosten worden door middel van leges gedekt.
Planschadeovereenkomst
De enige kosten die verder uit dit plan kunnen voortvloeien, zijn planschadekosten. Deze zijn op voorhand niet uit te sluiten. De gemeente zal daarom bij iedere aanvraag om medewerking te verlenen aan een nieuwe ontwikkeling, bezien of er planschade mogelijk is. Indien dit het geval kan zijn, zal met de belanghebbende aanvrager een overeenkomst worden gesloten, zoals bedoeld in artikel 6.4a van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Daarmee kan worden voorkomen dat de gemeenschap voor de planschadekosten moet opdraaien die worden gemaakt in het belang van de aanvrager. Bij dit verzamelbestemmingsplan gaat het met name om het vastleggen (of planologisch verbeteren) van de bestaande situatie. Het risico op planschade is daarom klein.
Geen exploitatieplan
Een exploitatieplan is voor dit bestemmingsplan niet nodig. Mochten zich in de toekomst toch nieuwe ontwikkelingen voordoen waarbij de gemeente kosten moet maken, dan zullen die naar verwachting onder de wijzigingsbevoegdheden vallen. Er zal dan eerst worden bezien of een kostenverhaalsovereenkomst kan worden gesloten. In het uiterste geval kan worden overwogen om bij wijzigingsbevoegdheden een exploitatieplan vast te stellen. Dat is geen uitgangspunt en gezien de ontwikkelingsmogelijkheden niet de verwachting.
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de maatschappelijke uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. Hierbij wordt onderscheidt gemaakt in de verschillende stappen van de bestemmingsplanprocedure, zoals opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro).
Het voorontwerp verzamelbestemmingsplan wordt op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegezonden aan de volgende instanties:
In de periode van vooroverleg heeft TenneT een inhoudelijke reactie op het voorontwerp gegeven. De ingekomen reactie en inhoudelijke aanpassingen worden benoemd in de 'Nota van inspraak en overleg'. Deze nota is als bijlage aan deze toelichting toegevoegd. Naar aanleiding van de ingekomen reactie zijn de regels van het bestemmingsplan op enkele onderdelen aangepast. De reactie heeft niet geleid tot grote wijzigingen van het planvoornemen. Daarnaast hebben de provincie Groningen en het waterschap Hunze en Aa's gereageerd op het plan. Hierbij gaven zij aan geen inhoudelijke opmerkingen te hebben.
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplicht niet om een voorontwerp bestemmingsplan ter inzage te leggen voor inspraak. Om betrokkenen in een vroeg stadium bij de planvorming te betrekken en eventuele onjuistheden uit het plan te halen is het voorontwerp verzamelbestemmingsplan wel ter inzage gelegd.
Het voorontwerp verzamelbestemmingsplan heeft zes weken ter inzage gelegen. In deze periode zijn geen inspraakreacties ontvangen.
Het ontwerp verzamelbestemmingsplan heeft na de voorontwerpfase op grond van artikel 3.8 Wet ruimtelijke ordening (Wro) gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.
Nadat het ontwerp verzamelbestemmingsplan zes weken ter inzage heeft gelegen besluit de gemeenteraad over de vaststelling van het plan. Het vastgestelde verzamelbestemmingsplan wordt vervolgens zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode kunnen belanghebbenden die op tijd een zienswijze hebben ingediend beroep instellen tegen het vastgestelde plan.
Het vastgestelde verzamelbestemmingsplan treedt in werking nadat het vastgestelde plan zes weken ter inzage heeft gelegen. Het instellen van beroep schorst de inwerkingtreding van het verzamelbestemmingsplan niet, tenzij hier een specifiek verzoek voor wordt ingediend.