direct naar inhoud van Regels
Plan: Verzamel bestemmingsplan - 2018 I
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1952.bpmigverzamel2018I-va01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Verzamel bestemmingsplan - 2018 I met identificatienummer NL.IMRO.1952.bpmigverzamel2018I-va01 van de gemeente Midden-Groningen;

1.2 aan- of uitbouw

Een onderdeel van een gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aanleggen van vaartuigen

het afmeren en het vervolgens doen of laten liggen van een vaartuig aan of op de oever, aan de oeverbescherming, aan of op een natuurlijke oever of een voor dit doel aangebrachte voorziening of aan een ander vaartuig, gedurende de tijd die daadwerkelijk gebruikt wordt voor een bedrijfsmatig of recreatief verblijf op of in de omgeving van het vaartuig;

1.6 aanlegplaats

een plaats die bestemd is voor het aanleggen van vaartuigen;

1.7 aanpijling

een blijkens de daarop voorkomende verklaring als zodanig opgenomen aanduiding, die aangeeft welke bestemming/ aanduiding van toepassing is op de aangepijlde gronden;

1.8 achtererf

gedeelte van het erf dat achter de achtergevel van het woongebouw c.q. hoofdgebouw of het verlengde daarvan is gelegen;

1.9 additionele voorzieningen

gebouwde of ongebouwde voorzieningen en functies, die een onderdeel vormen van en ondergeschikt zijn aan een bestemming of functie, hieronder onder meer begrepen ontsluitingsstructuren;

1.10 afhankelijke woonruimte

een vrijstaand bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met het woongebouw c.q. hoofdgebouw en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

1.11 agrarisch bedrijf

Bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

1.12 agrarische activiteiten

Het voortbrengen van producten door het telen van gewassen en het fokken van dieren en/of het houden van dieren.

1.13 agrarische nevenactiviteit

Een bedrijfsmatige activiteit die voorziet in een aanvulling op het inkomen van de agrariër, maar die in meerdere opzichten (ruimtelijk, functioneel en economisch) ondergeschikt blijft aan het aanwezige hoofdberoepsbedrijf;

1.14 ambachtelijke bedrijvigheid

het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen die verband houden met het ambacht;

1.15 ander bouwwerk

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.16 archeologisch onderzoek

een rapport als bedoeld in het tweede lid van artikel 39, het eerste lid van artikel 40, dan wel het eerste lid van artikel 41 van de Monumentenwet 1988 (Stb. 2007, 293), voldoenend aan de regels gesteld krachtens artikel 43 van die wet;

1.17 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de culturele overblijfselen uit oude tijden;

1.18 atelier

werkruimte van een kunstenaar of ambachtsman en/of ruimte voor het tentoonstellen van kunst, inclusief galerie, en het (laten) uitvoeren van kunstzinnige activiteiten;

1.19 basisbestemming

een bestemming die samenvalt met één of meer op dezelfde gronden liggende dubbelbestemmingen;

1.20 bassin

een mest- of waterbak voor de opslag van mest of water;

1.21 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.22 bebouwingspercentage

het op de verbeelding en/of in de planregels aangegeven percentage gemeten over dat deel van het bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.23 bed & breakfast

het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief verblijf en ontbijt aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben in een woning, geen meervoudige woning zijnde;

1.24 bedrijf

elke vorm van activiteit of organisatie waarbij of waarin personen voor zichzelf, voor derden of in dienst van derden, structureel en/of met een zekere regelmaat inkomensvormende activiteiten verrichten of activiteiten die in de regel inkomensvormend zijn, ongeacht of dit gebeurt binnen een private, publieke, commerciële, maatschappelijke of anders gerichte organisatie, ongeacht of de activiteiten al dan niet in loondienst worden verricht en ongeacht of daarmee een volledig inkomen wordt verworven. Als één bedrijf kunnen worden aangemerkt meerdere op één locatie gehuisveste bedrijven die functioneel en organisatorisch zeer nauw verbonden zijn en die zich ruimtelijk gezien als één geheel manifesteren;

1.25 bedrijf of beroep aan huis

een dienstverlenend bedrijf of beroep, dat in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.26 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat hoofdzakelijk dient voor de uitoefening van een bedrijf, met inbegrip van een eventuele in dat gebouw ingebouwde bedrijfswoning;

1.27 bedrijfswoning

een woning in of bij een bedrijfsgebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.28 beleidsregels aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven

beleidsregels aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven vastgesteld door burgemeester en wethouders van Slochteren op 7 april 2009 als weergegeven in Bijlage 8;

1.29 beleidsregels kamperen

beleidsregels kamperen gemeente Slochteren vastgesteld door burgemeester en wethouders van Slochteren op 16 augustus 2011 als weergegeven in Bijlage 9;

1.30 beleidsregels recreatieve verblijfsaccommodaties

beleidsregels recreatieve verblijfsaccommodaties vastgesteld door burgemeester en wethouders van Slochteren op 7 april 2009 als weergegeven in Bijlage 6;

1.31 beperkt kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

1.32 bestaand

hetgeen op het tijdstip van de vaststelling van het bestemmingsplan bestaat, krachtens een voor dat tijdstip reeds verleende vergunning in uitvoering is, of in uitvoering kan worden genomen, dan wel waarvoor de vergunning nadien moest worden verleend.

1.33 bestaand bouwwerk
  • legale bouwwerken die bestaan ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
  • niet legale bouwwerken die bestaan ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan en die bestonden en zoals zij bestonden op 20 april 2000;
  • bouwwerken die kunnen worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning waarvoor de aanvraag is ingediend voor de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
1.34 bestaand gebruik

gebruik dat bestaat ten tijde van het van kracht worden van de betreffende gebruiksbepaling;

1.35 bestaande afwijking

de mate waarin een bestaand bouwwerk afwijkt van het plan;

1.36 bestaande maatvoering
  • maatvoering van een bouwwerk die bestaat ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
  • maatvoering van een bouwwerk die kan worden gerealiseerd krachtens een omgevingsvergunning waarvoor de aanvraag is ingediend voor de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
1.37 bestaande vrijkomende gebouwen

Gebouwen die hun oorspronkelijke functie hebben verloren of dreigen te verliezen, en behouden dienen te worden met het oog op verbetering van de leefbaarheid van het platteland, handhaving van het cultureel erfgoed en bijdrage aan verbetering van de kwaliteit van het landschap.

1.38 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.39 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlagen;

1.40 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.41 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.42 bijbehorende gronden

niet bebouwde delen van een bouwperceel (zoals tuinen en erven).

1.43 bijbehorende voorzieningen

gebouwde of ongebouwde voorzieningen en functies die een onderdeel vormen van en ondergeschikt zijn aan een bestemming of functie. Hieronder vallen onder meer ontsluitingsstructuren;

1.44 bijgebouw

een al dan niet vrijstaand (onderdeel van een) gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het woongebouw c.q. hoofdgebouw, dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het woongebouw c.q. hoofdgebouw en dat behoort bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen woongebouw c.q. hoofdgebouw;

1.45 bijzondere bouwlaag

kelder, souterrain, dakterras, zolder of dakopbouw;

1.46 bijzondere woonvorm

een voorziening voor de huisvesting van personen, die bij hun normale dagelijkse functioneren, huishoudelijke-, sociale-, sociaal-medische- en/of medische begeleiding en/of verzorging behoeven;

1.47 biomassavergisting

Het opwekken van energie op een tuinbouwbedrijf of agrarisch bedrijf (biogaswinning). In geval van het agrarisch bedrijf vindt de activiteit plaats waarbij hetzij voor minimaal 50% gebruik wordt gemaakt van mest of co-substraten afkomstig van dit bedrijf, hetzij het product waaronder restproduct voor minimaal 50% wordt gebruikt op dit bedrijf. In het geval van het tuinbouwbedrijf geldt dat de producten waaronder de restproducten van de installatie in de glastuinbouw wordt toegepast.

1.48 boogstal

Bouwwerk vergelijkbaar met een serrestal echter zonder tunnelframes. De stal is opgebouwd uit een onderbouw en bovenbouw met een kolomloze boogvormige overspanning.

1.49 boomkwekerij

een bedrijfsactiviteit gericht op het voortbrengen van beplantingsgewassen, zoals bos- en haagplantsoen, laan- en parkbomen, vruchtbomen, rozenstruiken, sierconiferen, overige sierheesters, een en ander in de vorm van vollegrondsteelt dan wel containerteelt;

1.50 boomteelt

de teelt van boomkwekerijgewassen;

1.51 bos

een min of meer natuurlijke levensgemeenschap van planten en/of dieren, waarin boomvormende soorten aspect-bepalend zijn, met een oppervlakte van groter dan 10 are;

1.52 bosbouw

het ontwikkelen c.q. permanent in stand houden van een min of meer natuurlijke levensgemeenschap van planten en/of dieren, waarin boomvormende soorten aspect-bepalend zijn, met een oppervlakte van groter dan 10 are;

1.53 botenhuis

vorm van recreatiewoning, geheel of gedeeltelijk liggend in het water, waarin de onderste verdieping is bestemd voor de stalling van een boot of boten.

1.54 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een woonwagenstandplaats;

1.55 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.56 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van een bijzondere bouwlaag;

1.57 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.58 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.59 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.60 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.61 camper

een motorvoertuig, ingericht voor het vervoeren van personen en kamperen c.q. buitenshuis verblijven met de mogelijkheid tot overnachten;

1.62 camperplaats

een kampeerterrein dat uitsluitend wordt gebruikt door campers;

1.63 caravan

een mobiel kampeermiddel op wielen, dat mede gelet op de afmetingen en vormgeving bestemd is om zelfstandig op de openbare weg als een aanhanger van een motorvoertuig te worden voortbewogen;

1.64 chalet

een gebouw van ten hoogste 50 m², bestaande uit een lichte constructie en uit lichte materialen, niet zijnde een stacaravan, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief dag- en/of nachtverblijf. Doordat hij door zijn plaatsing direct of indirect met de grond is verbonden, dan wel direct of indirect steun vindt in of op de grond is hij als bouwwerk aan te merken.

1.65 civieltechnisch werk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;

1.66 cultuurgrond

grasland en akkerbouwgronden, met uitzondering van gronden die worden gebruikt ten behoeve van kwekerijen, boomkwekerijen, houtteelt en bosbouw;

1.67 cultuurhistorische waarde

Belang in geschiedkundig opzicht met betrekking tot het ontstaan van het gebied, zoals ondermeer tot uitdrukking komt in het kavelpatroon, de waterhuishouding, de beplanting en de (voormalige) bebouwing.

1.68 dagrecreatie

recreatief verblijf buiten het hoofdverblijf zonder dat er een overnachting mee gepaard gaat;

1.69 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw of een overkapping;

1.70 dakopbouw

een gedeelte van een gebouw van beperkte omvang op het platte deel van het dak van de hoofdbebouwing, niet zijnde een bouwlaag;

1.71 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit en anders dan voor gebruik of verbruik van die goederen ter plaatse;

1.72 detailhandel - motorfietsen

detailhandel in motorfietsen en daarmee rechtstreeks samenhangende accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen.

1.73 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.

1.74 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling

Een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economisch-administratieve en maatschappelijke diensten aan derden.

1.75 dorpsgebied

Een geometrisch bepaald vlak dat één gebied vormt vanuit stedenbouwkundig, landschappelijk en cultuurhistorisch oogpunt.

1.76 ecologische waarden

de aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de samenhang van dieren en planten en hun leefomgeving en/of tussen dieren en planten onderling;

1.77 eerste bouwlaag

De bouwlaag op de begane grond.

1.78 erf

het al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.79 erfbeplanting

afschermende of maskerende (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwperceel van een bedrijf, een woning of een terrein met een andere functie;

1.80 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, die is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.81 essentiële woonvoorzieningen

de voorzieningen die ten minste nodig zijn om een woning zelfstandig te kunnen bewonen: een privé woon- en/of slaapvertrek, een keuken of kookhoek, een toilet en een bad- en/of douchegelegenheid;

1.82 evenement

voor publiek toegankelijke incidentele of periodieke verrichting op, in ieder geval, het gebied van kunst, ontwikkeling, ontspanning, sport of vermaak, alsmede grootschalige herdenkingsplechtigheden, tentoonstellingen, optochten, kermissen, circussen, filmopnamen en feesten;

1.83 extensieve dagrecreatie

recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, fietsen, varen, paardrijden, zwemmen en vissen; onder extensieve dagrecreatie vallen geen gemotoriseerde sporten;

1.84 extensieve recreatie en toeristische activiteiten

Dagrecreatie gericht op landschapsbeleving waarvoor een zeer gering voorzieningenniveau is benodigd.

1.85 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.86 geluidsbelasting vanwege een industrieterrein

De etmaalwaarde van het equivalenten geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen aanwezig op het industrieterrein, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.

1.87 geluidsbelasting vanwege een weg

De etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.

1.88 geluidsgevoelig gebouw

gebouw dat dient ter bewoning of een ander geluidsgevoelig als bedoeld in de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder;

1.89 geluidsgevoelig object

geluidsgevoelig gebouw, geluidsgevoelige ruimte of geluidsgevoelig terrein als bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.90 geluidsgevoelige ruimte

geluidsgevoelige ruimte als bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.91 geluidsreducerende maatregelen

fysieke en niet-fysieke maatregelen gericht op het reduceren van de geluidsbelasting vanwege industrie-, bedrijfs of wegverkeerslawaai op geluidsgevoelige objecten, of maatregelen die daar niet specifiek op gericht zijn doch wel tevens een geluidsreducerende uitwerking hebben, zoals bijvoorbeeld verkeersmaatregelen, het aanbrengen van geluidsarm asfalt, geluidswallen of -schermen of de aanleg van nieuwe wegen elders die tot gevolg hebben dat de verkeers- en de geluidsbelasting afneemt;

1.92 geluidszoneringsplichtige inrichting

een inrichting waarvoor ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.93 geurgevoelig object

gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt;

1.94 gevellijn

de denkbeeldige lijn op een bouw

1.95 goot, druiplijn, boeiboord

de laagste snijlijn van gevel- naar dakvlak;

1.96 hindergevoelig gebouw

geluidsgevoelig gebouw en/of geurgevoelig object;

1.97 hindergevoelig object

hindergevoelige functie en/of hindergevoelig gebouw;

1.98 hindergevoelige functie

geluidgevoelige functie en/of geurgevoelige functie;

1.99 hogere grenswaarde

een maximum waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder;

1.100 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.101 hoofdverblijf

de plaats waar een persoon gedurende een jaar het merendeel van de nachten doorbrengt en waar het sociale leven van deze persoon zich afspeelt;

1.102 horecabedrijf

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt en/of waarin zaalruimte wordt verhuurd en ter plaatse beschikbaar wordt gesteld, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een seksinrichting;

1.103 houtteelt

het bedrijfsmatig voortbrengen van hout en bosproducten op gronden die hiervoor tijdelijk (maximaal 40 jaar) worden gebruikt, voorzover de Boswet niet van toepassing is;

1.104 huishouden

één persoon, een gezin of een hiermee gelijk te stellen groep van personen van beperkte omvang, die bij verblijf in een woning of een recreatiewoning de daar aanwezige essentiële woonvoorzieningen deelt;

1.105 kampeermiddel

onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief verblijf;

1.106 kampeerstandplaats

een plaats op een kampeerterrein bestemd voor het plaatsen van een kampeermiddel;

1.107 kampeerterrein

een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het houden van recreatief nachtverblijf in kampeermiddelen en/of trekkershutten en/of het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen het houden van recreatief nachtverblijf in kampeermiddelen en/of trekkershutten;

1.108 kantine

een restauratieve voorziening ten dienste van een bedrijf, instelling of vereniging, gericht op het verstrekken van (eenvoudige) spijzen en dranken aan de reguliere gebruikers van dat bedrijf of die instelling dan wel vereniging;

1.109 kantoor

een ruimte die dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige dan wel financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening - niet zijnde detailhandel - al dan niet met een (publieksgerichte) baliefunctie;

1.110 kap

constructie ter afdekking van een gebouw of overkapping waarop de dakbedekking rust, niet zijnde een muur, met tenminste één hellend vlak van tenminste 15°;

1.111 kas

Een bouwwerk, niet zijnde een tunnelkas of een naar de aard daarmee vergelijkbaar bouwwerk, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander licht doorlatend materiaal, dienend tot het kweken van groente, vruchten, bloemen, bomen, struiken of planten.

1.112 kelder

bijzondere bouwlaag waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag onder dan wel gelijk aan het peil is gelegen;

1.113 kunstobject

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestemd ter voortbrenging van de beeldende kunsten;

1.114 kwekerij

een bedrijfsactiviteit gericht op het voortbrengen van een of meer soorten gewassen door middel van vollegrondsteelt, containerteelt en/of anderszins, waarbij per geteelde gewassoort een beperkte oppervlakte geteeld wordt en waarbij gewasbewerkingen en oogstwerkzaamheden slechts in beperkte mate gemechaniseerd worden uitgevoerd;

1.115 kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

1.116 landschappelijke waarde

De aan een gebied toegekende waarde, wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur.

1.117 legaal bouwwerk
  • bouwwerk dat is opgericht met inachtneming van het bepaalde in of krachtens de Woningwet;
  • bouwwerk dat oorspronkelijk niet is opgericht met inachtneming van het ten tijde van de oprichting bepaalde in of krachtens de Woningwet, maar die ingevolge het Besluit omgevingsrecht (Stb. 143, 25 maart 2010) zonder omgevingsvergunning zou kunnen worden opgericht;
1.118 lessenaarsdak

dak met één hellend, niet onderbroken, dakvlak;

1.119 manege

Een bedrijf met een publieksgericht karakter, gericht op het bieden van gelegenheid aan derden tot het berijden en verzorgen van paarden en/of pony's. De bedrijfsactiviteiten bestaan uit instrueren, verhuren van paarden en/of pony's, het organiseren van wedstrijden en/of andere evenementen, alsmede het exploiteren van pensionstalling, horeca (kantine, foyer en dergelijke), logies en/of verenigingsaccommodatie. Daarnaast kunnen de bedrijfsactiviteiten bestaan uit het houden, weiden, stallen, africhten, trainen en/of berijden van paarden en/of pony's, alsmede de handel in paarden en/of pony's.

1.120 mantelzorg

het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.121 meervoudige woning

een woning bestemd dan wel geschikt voor bewoning door meer dan één huishouden, vanwege het in meervoud aanwezig zijn van alle essentiële woonvoorzieningen, waarbij de essentiële woonvoorzieningen voor een huishouden niet behoeven te worden gedeeld met een ander huishouden, zich niet in één ruimte bevinden met essentiële woonvoorzieningen van een ander huishouden en vanuit de woning bereikbaar zijn zonder privé-vertrekken van een ander huishouden te moeten doorkruisen;

1.122 meerzijdige kap

een kap bestaande uit meer dan één hellend dakvlak;

1.123 mestopslag

Opslag van mest voor een agrarisch bedrijf, in een bouwwerk zoals een mestbassin of opslag anders dan in een bouwwerk (mestzak en daarmee gelijk te stellen voorzieningen).

1.124 mini-camping

een kampeerterrein waarop tijdens de periode tussen 15 maart en 31 oktober ten hoogste 15 kampeerstandplaatsen voor mobiel kampeermiddelen aanwezig zijn;

1.125 mobiel kampeermiddel

tent, tentwagen, camper of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor ingevolge artikel 2.1 lid 1 sub a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een omgevingsvergunning vereist is, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief verblijf;

1.126 natuur(wetenschappelijke) waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de geologische bodemkundige en biologische elementen, voorkomend in dat gebied;

1.127 nevenactiviteiten

Aan de agrarische hoofdactiviteit ondergeschikte activiteiten die niet rechtstreeks de uitoefening van de agrarische bedrijfsvoering betreffen.

1.128 nissenhut

Loods (ook bekend als romneyloods) met een halfcirkelvormige doorsnede, opgebouwd uit metalen spanten met een T- of buisprofiel en afgedekt met dunne staalplaten op gordingen. Gebouwtype dat demontabel en verplaatsbaar is.

1.129 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;

1.130 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.131 objecten ten behoeve van minder zelfredzame personen

objecten zoals basisscholen en scholen voor bijzonder onderwijs, zorginstellingen, verzorgings-, verpleeg- en ziekenhuizen, kinderdagopvang, aanleunwoningen bij zorginstellingen of bij bejaardenhuizen, sociale werkplaatsen, cellencomplexen of daarmee gelijkgestelde inrichtingen;

1.132 ondergeschikte bouwonderdelen
  • a. balkons, entreeportalen en ingangspartijen, erkers, galerijen, luifels, en veranda's, alle samen over maximaal de halve gevelbreedte;
  • b. funderingen, hellingbanen, stoepen, stoeptreden, plinten, alle niet hoger dan 1 meter;
  • c. liftschachten, trappen(huizen), schoorstenen en ventilatiekanalen, alle samen over maximaal een kwart van de gevelbreedte;
  • d. gevel- en kroonlijsten, gevelversieringen, kozijnen, pilasters, en overstekende daken;

en naar aard en omvang hiermee gelijk te stellen bouwonderdelen.

1.133 ondergeschikte functie

een functie die qua omvang en uitstraling ondergeschikt is aan een op dezelfde plaats voorkomende (hoofd)functie, maar indien dat in de doeleindenomschrijving niet expliciet is aangegeven aan die functie niet ten dienste hoeft te staan c.q. daar functioneel mee verbonden hoeft te zijn;

1.134 ondersteunende horeca

het als nevenactiviteit verkopen van dranken en spijzen voor consumptie ter plaatse van een openbaar toegankelijk commercieel bedrijf of commerciële instelling, geen horecagelegenheid zijnde;

1.135 overbouwde oppervlakte

wordt gemeten door de som van de neergeslagen oppervlakte van de gedeelten van een bouwwerk, dat zich geheel boven het niveau van het maaiveld bevindt en daar niet mee gelijk ligt. Dakoverstekken, luifels, balkons e.d. die niet meer oversteken dan 0,5 meter worden niet meegeteld;

1.136 overig aan-huis-verbonden beroep of bedrijf

het beroepsmatig uitoefenen van dienstverlenende bedrijvigheid gericht op consumentverzorging dan wel ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk, waarbij door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen door een bewoner van het perceel;

1.137 overkapping

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een voor mensen toegankelijke oppervlakte overdekt en geheel of gedeeltelijk door ten hoogste één wand is omsloten;

1.138 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.139 permanente bewoning

De huisvesting van één of meerdere personen, in een gebouw waarin het hoofdverblijf is ondergebracht en dat is bestemd om het hele jaar te worden bewoond.

het gebruik van een gebouw, kampeermiddel, voer- of vaartuig als hoofdverblijf;

1.140 plaatselijke verhogingen

Afzuig-/luchtbehandelingsinstallaties, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen/-koepels, meetapparatuur, schoorstenen, en zend-/ontvangstinstallaties en naar aard en omvang hiermee gelijk te stellen bouwonderdelen bovenop een bouwwerk.

1.141 plaatsgebonden kampeermiddel

een bouwwerk dat langer dan 8 maanden op een kampeerterrein is geplaatst of niet langer te verplaatsen is dat geheel of ten dele wordt gebruikt of kan worden gebruikt voor recreatief verblijf; waaronder in ieder geval worden gerekend: een chalet, stacaravan, tenthuisje en trekkershut;

1.142 plangebied

Het gebied waarop dit bestemmingsplan betrekking heeft.

1.143 planregels

De in de Wet ruimtelijke ordening, in het bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening en in de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP2012) bedoelde regels van dit bestemmingsplan die bepaald gebruik en bebouwing van het plangebied toelaten.

1.144 platte afdekking

een horizontale afdekking of een afdekking onder een hoek van maximaal 5 graden met het horizontale vlak;

1.145 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.146 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.147 prostitutiebedrijf

zie seksinrichting;

1.148 reclame-uiting

een op enige wijze met een bouwwerk verbonden zijnde, openbare aanprijzing om de afzet of het gebruik van goederen of diensten te bevorderen. Onder aanprijzing wordt mede begrepen de naam van de verkoper, dienstverlener et cetera;

1.149 reclameobject

bouwwerk of werk opgericht en/of in stand gehouden met het doel te functioneren als of als drager van reclame-uiting(en);

1.150 recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve medegebruik is toegestaan;

1.151 recreatief verblijf

het kortdurend recreatief verblijf van één of meerdere personen met of zonder overnachting die elders hun hoofdverblijf hebben, waarmee in ieder geval geen sprake is van permanente bewoning;

1.152 recreatievaartuig

een vaartuig, bestemd of in gebruik voor recreatief verblijf;

1.153 recreatieve bewoning

bewoning door een huishouden gedurende een gedeelte van het kalenderjaar in het kader van weekend- en/of recreatief verblijf;

1.154 recreatiewoning

Een gebouw, waaronder een botenhuis, dat geen woonkeet, geen caravan of bouwsel op wielen is, bestemd voor tijdelijk recreatief verblijf door een persoon, een (deel van een) gezin of een daarmee gelijk te stellen groep mensen, dat niet fungeert als Permanente bewoning: of hoofdwoonverblijf.

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat naar de aard en inrichting is bestemd voor recreatieve bewoning, daaronder niet begrepen trekkershutten, chalets of stacaravans;

1.155 risicovolle inrichting

een inrichting, waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.156 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie wordt verricht, dan wel een erotisch getinte vermaaksfunctie aanwezig is. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een erotische massagesalon, sekstheater, bordeel of een parenclub, of een daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.157 serrestal

Een foliestal met boogconstructie en tunnelframes met dakbedekking bestaande uit één of twee lagen kunststof folie met daaroverheen een schaduwdoek. De gevels bestaan uit een lage keerwand met daarboven een windbreekgaas of een ventilatiegordijn.

1.158 silo

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de opslag van goederen, waaronder mest;

1.159 souterrain

bijzondere bouwlaag waarvan de vloer onder het gemiddelde aangrenzende straatpeil is gelegen en waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag maximaal 1,5 meter boven het peil is gelegen;

1.160 stacaravan

een verblijf van ten hoogste 40 m² dat gedurende langere tijd op een kampeerterrein op dezelfde plaats blijft staan en op het terrein op het eigen onderstel verplaatst kan worden en als één geheel over de openbare weg vervoerd mag worden. Een stacaravan onderscheidt zich van een mobiel kampeermiddel doordat het gedurende een periode van meer dan 8 maanden tijd op eenzelfde kampeerstandplaats blijft staan;

1.161 standplaats

een standplaats als bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening;

1.162 statische opslag

opslag en/of stalling van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, zonder dat deze ter plaatse worden bewerkt, verwerkt, gerepareerd of verhandeld.

1.163 stedebouwkundige commissie

een onafhankelijke commissie met specifieke deskundigheid op het terrein van stedebouw en architectuur, bestaande uit tenminste één persoon;

1.164 straatmeubilair

bouwwerken ten behoeve van de aankleding van het openbaar gebied, zoals verkeersgeleiders, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, kunstwerken, speeltoestellen alsmede telefooncellen, abri's en bouwwerken voor kleinschalige (< 50 m³) nutsvoorzieningen;

1.165 strijdig evenement

een evenement dat vanwege duur, frequentie, aard en/of omvang niet past binnen de ter plaatse geldende bestemming(en);

1.166 teeltondersteunende kas

een verplaatsbaar bouwwerk van lichte constructie in, op of boven de grond dat door agrarische bedrijven en kwekerijen met plantaardige teelten wordt gebruikt om de volgende doelen na te streven:

  • verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating of
  • het voorkomen van schade door vorst;
1.167 teeltondersteunende voorzieningen

voorzieningen in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt om de volgende doelen na te streven:

  • verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
  • verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;
  • het bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringing onkruidbestrijding, effectief omgaan met water) of
  • het voorkomen van schade door vorst.
1.168 tenthuisje

een gebouw met een oppervlakte van ten hoogste 30 m², bestaande uit een lichte constructie en lichte materialen, zoals tentdoek, niet zijnde een mobiel kampeermiddel of een stacaravan, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief verblijf;

1.169 terugkerend evenement

een met een zekere regelmaat of in een bepaald patroon terugkerend evenement;

1.170 theeschenkerij

Een aan de bestemming ondergeschikte galerie en horecabedrijf waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt. De activiteiten zijn vooral gericht op tuinrecreatie en het overdag verstrekken van in hoofdzaak alcoholvrije dranken en eenvoudige etenswaren aan met name bezoekers van de bestemming en/of passerende recreanten.

1.171 theetuin

een aan de hoofdfunctie ondergeschikt horecabedrijf dat slechts beperkt is tot het verstrekken van alcoholvrije dranken en het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide klein en koude etenswaren. Een theeschenkerij (inpandig) wordt gelijk geschaard aan een theetuin;

1.172 torensilo

een bouwwerk ten behoeve van opslag van (ruw)voer of kunstmest;

1.173 trekkershut

een gebouw met een oppervlakte van ten hoogste 30 m², bestaande uit een lichte constructie en lichte materialen, niet zijnde een mobiel kampeermiddel of een stacaravan, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief verblijf ;

1.174 tuinbouwbedrijf

en bedrijf dat overwegend of alleen is gericht op het voortbrengen van producten door het telen en kweken van tuinbouwgewassen, op open grond of in kassen, waarbij gebruik gemaakt kan worden van biomassavergisting.

1.175 tuinbouwgewassen

Groenten, vruchten, bloemen, sierplanten, bomen niet zijnde bosbouw, bollen of zaden.

1.176 tuinrecreatie

Het in ondergeschikte mate aan de bestemming openstellen van een erf voor publiek voor dagrecreatie in de vorm van een showtuin, theeschenkerij, beeldentuin en daarmee te vergelijken activiteiten.

1.177 tunnelkas

Elke constructie van hout, metaal of ander materiaal, welke met plastic of in gebruik daarmee overeenstemmend materiaal is afgedekt en dient als teeltondersteuning voor bedekte teelten.

1.178 volkstuin

een perceel grond dat zich niet in de onmiddellijke nabijheid van de woning van de gebruiker bevindt, waarop de gebruiker gewassen teelt voor eigen gebruik;

1.179 voorerf

gedeelte van het erf voor de voorgevel van het woongebouw c.q. hoofdgebouw of het verlengde daarvan;

1.180 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw, of indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;

1.181 voorgevelrooilijn

De evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke;

  • langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg heeft;
  • langs een wegzijde zonder een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, en waarlangs mag worden gebouwd, gelegen is op 10 meter uit de as van de weg bij een wegbreedte tot 10 meter, of gelegen is op 15 meter uit de as van de weg bij een wegbreedte vanaf 10 meter.
1.182 voorkeursgrenswaarde

de maximum waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;

1.183 vrij beroep

de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend door een bewoner van het perceel, waaronder niet wordt begrepen de uitoefening van detailhandel;

1.184 vrijloopstal

Traditionele veestal, boog- of serrestal zonder ligboxen met een gecombineerd lig- en loopoppervlak.

1.185 vrijstaand woongebouw

woongebouw dat niet met een ander woongebouw of ander gebouw op een aangrenzend bouwperceel verbonden is;

1.186 wellness

het bedrijfsmatig exploiteren van gebouwen met bijbehorende voorzieningen, waarbij de mogelijkheid wordt geboden om zowel actief als passief te werken aan de gezondheid en het welzijn van de mens. Onder bijbehorende voorzieningen wordt in ieder geval begrepen de detailhandel in wellnessgerelateerde producten;

1.187 werk

een werk, geen bouwwerk zijnde;

1.188 winkel

Een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel.

1.189 wolfseind

afgeknot dakschild op de kop van een zadeldak;

1.190 wonen

Permanente huisvesting van één of meerdere personen behorende tot één afzonderlijk huishouden in een woning.

1.191 woning

een complex van ruimten, blijkens zijn indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden (niet-meervoudige woning);

1.192 woonboerderij

één gebouw dat bestaat uit een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met de in hetzelfde gebouw opgenomen (voormalige )agrarische bedrijfsruimten;

1.193 woongebouw

een gebouw of een complex van aan elkaar verbonden gebouwen waarin tenminste één woning is gelegen;

1.194 woonwagen

een voor permanente bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een woonwagenstandplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;

1.195 woonwagenstandplaats

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;

1.196 zadeldak

een dak bestaande uit twee schuine tegenoverliggende dakvlakken die in de nok samenkomen;

1.197 zakelijke dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten in een kantoorachtige omgeving op administratief, financieel en juridisch gebied, op het gebied van de informatie- en communicatietechnologie en daarmee naar de aard vergelijkbare vormen van dienstverlening;

1.198 zijgevel

de naar de zijdelingse perceelsgrens gekeerde gevel van een gebouw;

1.199 zolder

een ruimte onder de nok van een kap met een grootste hoogte van ten hoogste 1,50 m;

1.200 zoneplichtige weg

een weg die een zone heeft conform artikel 74 van de Wet geluidhinder;

1.201 zorgboerderij

het bieden van de mogelijkheid tot zorg aan personen, door middel van een aan het agrarisch gebruik verbonden werkgemeenschap van sociaal therapeutische aard en in de vorm van dagopvang.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de perceelsgrens

wordt gemeten over de afstand vanaf enig punt van het gebouw tot de perceelsgrens waar die het kortst is;

2.2 de afstand tussen gebouwen

wordt gemeten de afstand vanaf enig punt van een gebouw tot enig punt van een ander gebouw waar die het kortst is;

2.3 de breedte van een gebouw

wordt gemeten tussen de buitenkanten van twee tegenover elkaar gelegen zijgevels van hetzelfde gebouw, op dat punt waar de zijgevels het verst van elkaar staan;

2.4 de bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte gemeten aan de binnenzijde van die ruimte(n) binnen een functie die wordt/worden gebruikt voor een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

2.5 de (bouw)hoogte van een bouwwerk

wordt gemeten vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.6 de dakhelling

wordt gemeten langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.7 de goothoogte van een bouwwerk

wordt gemeten vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, druiplijn, boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.8 de horecavloeroppervlakte

wordt gemeten als de bedrijfsvloeroppervlakte voorzover het ruimten betreffen, die worden gebruikt voor de verstrekking van dranken, etenswaren of logies, exclusief toilet-, keuken-, entree-, opslag- en administratieruimten, e.d.;

2.9 de horizontale diepte van een gebouw

wordt gemeten over de kortste afstand van de buitenkant van de naar de weg gekeerde gevel tot aan de buitenkant van de tegenoverliggende gevel die het verst van de weg is gelegen;

2.10 de inhoud van een bouwwerk:

wordt gemeten tussen de onderzijde van de beganegrondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.11 de oppervlakte van het bebouwde erf

de oppervlakte van de figuur die het complex met alle gebouwen, overkappingen, silo's en bassins op het bouwperceel -zowel binnen als buiten het bouwvlak- omsluit, en die wordt gevormd door op elkaar aansluitende strakke en rechte lijnen te trekken rond het complex, op zodanige wijze dat de kleinste omtrek ontstaat;

2.12 de oppervlakte van een bouwwerk

wordt gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Ondergrondse bouwwerken die meer dan 1 meter buiten het buitenwerk van het bovengronds gelegen gebouw worden gerealiseerd tellen mee in de oppervlakteregeling voor bebouwing;

2.13 overbouwde oppervlakte

wordt gemeten door de som te nemen van de neergeslagen oppervlakten van de gedeelten van een bouwwerk, die zich geheel boven het niveau van het maaiveld bevinden en daar niet mee gelijk liggen. Dakoverstekken, luifels, balkons e.d. die niet meer oversteken dan 0,5 meter worden niet meegeteld;

2.14 de verkoopvloeroppervlakte

de bedrijfsvloeroppervlakte van de voor het publiek zichtbare en toegankelijke besloten winkelruimte ten behoeve van detailhandel, exclusief toilet-, keuken-, entree-, opslag- en administratieruimten e.d.;

2.15 geluidsbelasting

de geluidsbelasting van een geluidsgevoelig gebouw wordt bepaald op de naar de geluidsbron gekeerde gevel(s) van een geluidsgevoelig gebouw zoals bedoeld in de Wet geluidhinder of op de grens of grenzen van het terrein, voorzover (dat deel van) het terrein ingevolge het bestemmingsplan ook als geluidsgevoelig object gebruikt mag worden;

2.16 het peil

de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang tot het plangebied.

  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang tot het perceel direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang tot het perceel niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. als in of op het water wordt gebouwd: het gemiddelde waterniveau gedurende een jaar ten opzichte van NAP; tevens de waterstand die zoveel mogelijk wordt gehandhaafd en die wordt vastgelegd in een peilbesluit;
2.17 resterende bebouwingsruimte

de oppervlakte van het gedeelte van een krachtens het plan toegelaten overbouwde oppervlak voor een bebouwingssoort, voorzover dat toegelaten oppervlak nog niet door aanwezige bebouwing van die soort is ingenomen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Tuinbouw

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Tuinbouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfswoning;
  • b. zorgboerderij uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
  • c. instandhouden en scheppen van een goed woon- en leefklimaat, ter plaatse van de aanduidingen 'milieuzone - geur en geluid zone 50 meter' en 'milieuzone - geurzone 100 meter';
  • d. tuinbouw, tuinbouwbedrijven;
  • e. agrarische activiteiten.

en daaraan ondergeschikt:

  • f. bedrijf of beroep aan huis, verbonden aan de bedrijfswoning;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. parkeervoorzieningen, paden en wegen;
  • j. productiegebonden detailhandel;
  • k. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  • l. water, -partijen en -lopen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken -uitgezonderd de bouwwerken als bedoeld in artikel 3.2.3 en 3.2.4 geldt dat dit alleen is toegelaten in een bouwvlak en uitsluitend ten behoeve van een tuinbouwbedrijf.

3.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. kassen zijn toegelaten tot een hoogte van 9 meter;
  • b. overige bedrijfsbouwwerken zijn toegelaten tot een bouwhoogte van 14 meter;
  • c. bedrijfsgebouwen, kassen en overige gebouwen alsmede bassins zijn alleen toegelaten op een afstand groter dan 15 meter vanaf de naar de weg gekeerde perceelsgrens en op een afstand groter dan 4 meter vanaf de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning;
  • d. bedrijfswoningen zijn toegelaten:
    • 1. één per bouwvlak;
    • 2. tot een oppervlak van 150 m2;
    • 3. tot een bouwhoogte van 8,5 meter en tot een goothoogte van 4,5 meter;
    • 4. alleen op een afstand groter dan 4 meter vanaf de naar de weg gekeerde perceelsgrens;
  • e. bijgebouwen bij een bedrijfswoning zijn toegelaten tot een oppervlak van 50 m2, tot een bouwhoogte van 5,5 meter en tot een goothoogte van 3 meter;
  • f. gebouwen voor verkeers- en nutsdoeleinden zijn toegelaten tot een oppervlak van 20 m2, en tot een bouwhoogte van 3 meter;
  • g. het bouwen van nissenhutten is niet toegelaten;
  • h. het bouwen van serre-, vrijloop- en boogstallen is niet toegelaten;
  • i. gebouwen zijn toegelaten tot de daarvoor in deze bouwregels genoemde hoogten, uitgezonderd plaatselijke verhogingen. Plaatselijke verhogingen zijn toegelaten tot ten hoogste 10% van de oppervlakte van het betreffende gebouw, en tot ten hoogste een kwart van de maximale hoogte van het betreffende gebouw met een maximum van 3 meter.
3.2.3 Erf- of perceelafscheidingen

Erf- of perceelafscheidingen zijn toegelaten tot 1 meter hoogte, of tot 2 meter mits gebouwd:

  • a. op een erf of perceel waarop reeds een gebouw staat, en
  • b. meer dan 1 meter achter de voorgevelrooilijn, en
  • c. meer dan 1 meter van de weg of het openbaar groen.
3.2.4 Licht-, reclame- en vlaggenmasten

Licht-, reclame- en vlaggenmasten zijn toegelaten tot 6 meter hoogte.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

      • het straat- en bebouwingsbeeld, en
      • de aanwezige cultuurhistorische, landschaps- en natuurwaarden, en
      • de woonsituatie, en
      • de verkeersveiligheid, en
      • de sociale veiligheid, en
      • de milieusituatie, en
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,

met een omgevingsvergunning afwijken van:

    • 1. de op de plankaart of in de planregels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages,
      • uitgezonderd de hoogte van windturbines en reclamemasten,
      • behalve waarvoor hiernavolgend andere maten en percentages genoemd worden;
    • 2. de planregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, als een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
    • 3. het bepaalde in 3.2.2 onder c en onder d4 als een efficiënte kavelindeling en/of bedrijfsvoering dit vereist, en toestaan dat kleinere afstanden worden aangehouden;
    • 4. het bepaalde in 3.2.2 onder d3 en een goothoogte tot 6 meter toestaan.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Bedrijf of beroep aan huis

Voor aan de bedrijfswoning verbonden bedrijven en beroepen gelden de volgende regels:

  • a. de woonfunctie blijft de hoofdfunctie, zowel in omvang als in uitstraling, vooral aan de naar de weg gekeerde zijde(n) van het perceel;
  • b. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner(s);
  • c. de activiteit mag geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de woning en omgeving, en mag geen noemenswaardige hinder veroorzaken of afbreuk doen aan de gebruiksmogelijkheden en privacy van omliggende gronden en bouwwerken;
  • d. de activiteit wordt in de gebouwen uitgeoefend;
  • e. de activiteit mag niet meer ruimte gebruiken dan 40% van de totale oppervlakte van de gebouwen en niet meer dan 50 m2;
  • f. alleen productiegebonden detailhandel is toegelaten;
  • g. de activiteit is alleen toegelaten als zij milieuhygiënisch passend is;
  • h. de activiteit is alleen toegelaten als in de parkeerbehoefte voorzien wordt op het eigen erf;
  • i. reclame-uitingen en etalages zijn niet toegelaten.
3.4.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.2 onder b. van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. ter plaatse van de aanduidingen 'milieuzone - geur en geluid zone 50 meter' en 'milieuzone - geurzone 100 meter': biomassavergisting, opslag van vaste mest, afgedragen gewas of gebruikt substraatmateriaal en mestfermentatie;
  • b. het gebruik van andere gebouwen dan de bedrijfswoning en haar bijgebouwen voor bewoning;
  • c. het gebruik van bijgebouwen van de bedrijfswoning voor zelfstandige bewoning;
  • d. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
  • e. het gebruik van gronden voor houtteelt, boomkwekerijen, boomgaarden en de aanleg van bos;
  • f. het gebruik van gronden buiten het bouwvlak voor mestopslag, tenzij het bestaande opslag is;
  • g. het gebruik van gronden en bouwwerken als manege;
  • h. het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
  • i. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan voor de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;
  • j. het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) vaar-, vlieg- of voertuigen;
  • k. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel (anders dan 3.4.1 onder e toelaat), een horecabedrijf en/of seksinrichting.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • het straat- en bebouwingsbeeld, en
  • de aanwezige cultuurhistorische, landschaps- en natuurwaarden, en
  • de woonsituatie, en
  • de verkeersveiligheid, en
  • de sociale veiligheid, en
  • de milieusituatie, en
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,

met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in 3.4.2 onder a en ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - geurzone 100 meter' en opslag van vaste mest, afgedragen gewas of gebruikt substraatmateriaal en mestfermentatie toestaan;
  • b. het bepaalde in 3.4.2 onder b en c en toestaan dat een bedrijfswoning door meer dan één afzonderlijke huishouding wordt gebruikt en vrijstaande bijgebouwen voor zelfstandige bewoning worden gebruikt, mits:
    • 1. dit gebruik voor mantelzorg nodig is en die zorgbehoefte overtuigend is aangetoond;
    • 2. voor de mantelzorg niet meer dan 60 m2 wordt gebruikt;
    • 3. voor de mantelzorg gebruikte vrijstaande bijgebouwen een ruimtelijke eenheid vormen met de woning;
    • 4. voor de mantelzorg gebruikte gebouwen op niet meer dan 10 meter van de dichtstbijzijnde zij- of achtergevel van de woning liggen en niet voor de (verlengde) voorgevel van de woning;
    • 5. het gebruik direct na beëindiging van de mantelzorg in overeenstemming met de regels van dit bestemmingsplan wordt gebracht.
  • c. het bepaalde in 3.4.2 onder k en detailhandel toestaan, in de vorm van het inpandig aanbieden en verkopen van streekeigen producten tot een vloeroppervlak van 120 m2.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met daaraan ondergeschikt:

  • kantines voorzover die dienen ten behoeve van de doeleinden genoemd onder 4.1 sub a;
  • groenvoorzieningen;
  • nutsvoorzieningen;
  • water;
  • verhardingen;
  • parkeervoorzieningen;

met de bijbehorende tuinen, erven en additionele voorzieningen.

4.2 Bouwregels

Bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen, waarbij bestaande bouwwerken zijn toegestaan:

4.2.1 Bouwwerken beperking

Zie Artikel 16.

4.2.2 Gebouwen en overkappingen algemeen
  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen een bouwvlak;
  • b. indien een relatie is aangegeven tussen twee of meer bouwvlakken, is er sprake van een gekoppeld bouwvlak en zijn hierop de bepalingen met betrekking tot een enkel bouwvlak van toepassing;
  • c. als op de verbeelding een relatie is aangegeven tussen twee of meer bouwvlakken, gelden die bouwvlakken als één bouwvlak;
4.2.3 Maatvoering gebouwen en overkappingen
  • a. de goot- en bouwhoogte en dakhelling van gebouwen en overkappingen mogen niet meer c.q. minder bedragen dan in het volgende bouwschema is bepaald, tenzij op de verbeelding anders is aangeduid:
Type gebouw   Goothoogte (in meter)   Bouwhoogte (in meter)   Kap en dakhelling  
Bedrijfsgebouwen en overkappingen   ten hoogste 4,50   ten hoogste 10   tenminste 15° en ten hoogste 60°  
Overkappingen   ten hoogste 5   ten hoogste 5   -  

4.2.4 Bouwwerken anders dan gebouwen en overkappingen

Voor bouwwerken anders dan gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. voor de bouwhoogte en situering geldt hetgeen in het volgende bouwschema is bepaald, tenzij op de verbeelding anders is aangeduid:
Functie van een bouwwerk   Maximum bouwhoogte (in meter)  
  Voor de voorgevel   Overig  
Erf- en terreinafscheidingen   2   2  
Palen en masten, niet zijnde reclamemasten   8   8  
Reclamemasten   6   6  
Overige bouwwerken   1   5  

4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan met inachtneming van 4.3.2 omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  • a. 4.2.3 sub a voor een goothoogte van een bedrijfsgebouw tot ten hoogste 7 meter;
  • b. 4.2.3 sub a voor een bouwhoogte van een bedrijfsgebouw tot ten hoogste 14 meter;
  • c. 4.2.2 sub a voor het bouwen voor bedrijven die niet zijn genoemd in de Bijlage 3 Staat van Bedrijven: Bedrijf en waarvoor op grond van 4.5.1 sub a een omgevingsvergunning kan worden verleend;
  • d. 4.2.2 sub a en 4.2.4 sub a en toestaan dat een bedrijfsgebouw en/of overkapping gedeeltelijk buiten een bouwvlak wordt gebouwd, mits:
    • 1. de oppervlakte van (een gedeelte van) het gebouw of de overkapping buiten het bouwvlak ten hoogste 200 m² bedraagt;
    • 2. de hoogte van het bedrijfsgebouw of de overkapping buiten het bouwvlak ten hoogste 3 meter bedraagt;
  • e. 4.2.4 sub b en toestaan dat de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten hoogste 10 meter mag bedragen, reclamemasten daarvan uitgezonderd;
  • f. 4.2.3 sub a en toestaan dat een bedrijfswoning (gedeeltelijk) wordt afgedekt met een lessenaarsdak of platte afdekking.
4.3.2 Afwijkingsvoorwaarden
  • a. Bij de toepassing van de onder 4.3.1 sub a tot en met f genoemde afwijkingsregels zijn de voorwaarden zoals genoemd in 17.2 sub c van toepassing;
  • b. Bij de toepassing van de onder 4.3.1 sub g en h genoemde afwijkingsregels vraagt het bevoegd gezag ten aanzien van de stedebouwkundige en architectonische eigenschappen van de betreffende bebouwing respectievelijk de inpassing in de omgeving vooraf advies aan een stedebouwkundige commissie.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Toegestaan gebruik

Als gebruik overeenkomstig de bestemming wordt aangemerkt:

4.4.2 Strijdig gebruik

Het volgende gebruik is in ieder geval strijdig met deze bestemming:

  • a. het uitoefenen van detailhandel, met uitzondering van het gestelde in 4.4.1.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan met inachtneming van 4.5.2, een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  • a. 4.1 voor de vestiging van bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage 3 Staat van Bedrijven: Bedrijf, mits deze bedrijven naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, voor wat betreft geur, stof, gevaar en geluid, gelijk kunnen worden gesteld met de bedrijven welke wel zijn genoemd;
  • b. 4.1 voor de vestiging van bedrijven van 1 (stap van een) milieucategorie hoger dan de categorie die op grond van het bestemmingsplan is toegestaan, mits:
4.5.2 afwijkingsvoorwaarden

bij de toepassing van de onder 4.5.1 genoemde afwijkingsregels zijn de voorwaarden als genoemd in 17.2 eveneens van toepassing.

Artikel 5 Gemengd - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

Gronden met de bestemming 'Gemengd - 2' zijn bestemd voor:

met daaraan ondergeschikt:

  • groenvoorzieningen;
  • nutsvoorzieningen;
  • water;
  • verhardingen;
  • parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende tuinen, erven en additionele voorzieningen;

5.2 Bouwregels

Bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen, waarbij bestaande bouwwerken zijn toegestaan:

5.2.1 Bouwwerken beperking

Zie Artikel 16.

5.2.2 Bouwwerken algemeen
  • a. Per bouwvlak is ten hoogste 1 (bedrijfs)woning toegestaan, tenzij de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' op de verbeelding is opgenomen. De aanduiding vermeldt dan het maximaal aantal woningen;
  • b. Als de verbeelding een relatie aangeeft tussen twee of meer bouwvlakken, gelden die bouwvlakken voor de regels als één bouwvlak;
  • c. de afstand tussen gebouwen en/of overkappingen op een bouwperceel bedraagt tenminste 1 meter, tenzij de gebouwen en/of overkappingen aaneen worden gebouwd.
5.2.3 Hoofdgebouwen

Voor wat betreft hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen en woningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. als in een bouwgrens een 'gevellijn' is aangeduid wordt tenminste 50% van de naar de weg gekeerde gevels van het hoofdgebouw in de 'gevellijn' gebouwd waarbij de betreffende gevel als voorgevel moet worden beschouwd;
  • c. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 3 meter bedragen;
  • d. de horizontale diepte en breedte van een hoofdgebouw mogen niet minder dan 5 meter bedragen;
  • e. de horizontale diepte en breedte van een hoofdgebouw inclusief eventuele aangebouwde bijgebouwen mogen niet meer dan 25 respectievelijk 10 meter bedragen;
  • f. de goot- en bouwhoogte en dakhelling van gebouwen en overkappingen mogen niet meer c.q. minder bedragen dan in het volgende bouwschema is bepaald, tenzij ter plaatse anders is aangeduid, met dien verstande dat:
    • 1. bij een platte afdekking de hoogte niet meer mag bedragen dan de goothoogte;
    • 2. topgevels, lijstgevels, dakkapellen en schoorstenen hiervan zijn uitgezonderd.
      Goothoogte (in meter)   Bouwhoogte (in meter)   Dakhelling  
      ten hoogste 3   ten hoogste 10   tenminste 30° en ten hoogste 60°  
  • g. het hoofdgebouw mag niet plat worden afgedekt of met een lessenaarsdak, tenzij ter plaatse de aanduiding "specifieke bouwaanduiding lessenaarskap" of "plat dak" geldt, alwaar een hoofdgebouw met een lessenaarsdak, respectievelijk een platte afdekking mag worden afgedekt;
  • h. de oppervlakte van de (bedrijfs)woning inclusief bijbehorende aan-, uit- en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 300 m².
5.2.4 Bijgebouwen en overkappingen

Voor wat betreft bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen en overkappingen mogen worden uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak en/of ten hoogste 25 meter daarbuiten, mits:
    • 1. bijgebouwen en overkappingen tenminste 3 meter achter het voorerf worden gebouwd;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen op minder dan 10 meter achter het voorerf ten hoogste 30 m² bedraagt;
    • 3. de afstand van een aangebouwd bijgebouw tot de perceelsgrens die het verst van de weg ligt of in voorkomend geval, het verst van de op het bouwperceel aangeduide gevellijn ligt, ten minste 7,50 meter bedraagt;
    • 4. voor zover gelegen buiten het bouwvlak mogen bijgebouwen en overkappingen op hoeksituaties uitsluitend worden gebouwd:
      • tenminste 5 meter vanaf de kant van de rijbaan zoals die blijkt uit de bij het plan behorende ondergrond;
      • tenminste 1 meter achter het verlengde van de voorgevel van het om de hoek gelegen hoofdgebouw op het belendende perceel;
  • b. op het voorerf mogen erkers, entreeportalen en vergelijkbare bouwwerken worden gebouwd, mits:
    • 1. de afstand van de voorgevel van de erker, entreeportaal of vergelijkbaar bouwwerk tot de voorgevel van het hoofdgebouw ten hoogste 1,50 meter bedraagt, mits de horizontale diepte van het bestemmingsvlak dat na de uitbreiding onbebouwd blijft, niet minder dan 2 meter zal bedragen;
    • 2. de breedte ten hoogste 50% van de breedte van het bijbehorende hoofdgebouw bedraagt;
    • 3. de overbouwde oppervlakte van het gebouw moet passen binnen de overbouwde oppervlakte genoemd in 5.2.4 sub d;
    • 4. de hoogte niet meer dan 3 meter bedraagt;
  • c. de goot- en bouwhoogte en dakhelling van bijgebouwen en overkappingen mogen niet meer c.q. minder bedragen dan in het volgende bouwschema is bepaald, met dien verstande dat:
    • 1. bij een platte afdekking de hoogte niet meer mag bedragen dan de goothoogte;
    • 2. als bebouwing met een bouwhoogte van meer dan 3 meter, op minder dan 3 meter van de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, de volgende voorwaarden gelden:
      • de nokrichting mag niet meer dan 30° afwijken van de zijdelingse perceelsgrens, tenzij sprake is van bijgebouwen op twee aangrenzende bouwpercelen die met elkaar zijn verbonden of sprake is van een wolfseind dat gericht is op de zijdelingse perceelsgrens en;
      • als het gebouw 1 hellend dakvlak heeft, moet de lage gootlijn op de dichtstbijzijnde perceelsgrens zijn gericht;
          Goothoogte (in meter)   Bouwhoogte (in meter)   Dakhelling  
        Bijgebouw of overkapping   ten hoogste 3   ten hoogste 5,50   platte afdekking of meerzijdige kap waarbij tenminste 50% van het dak is afgedekt met hellende dakvlakken van ten minste 30° en ten hoogste 60°  
  • d. de gezamenlijke overbouwde oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan in onderstaand bouwschema per categorie bouwpercelen is genoemd:
Oppervlakte bouwperceel in m2   Ten hoogste toegestane oppervlakte in m2  
  Totale oppervlakte bijgebouwen + overkapping en  
kleiner dan 200   50  
200-600   75  
600-1000   100  
groter dan 1000   150  

5.2.5 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen, gelden de volgende regels, waarbij bestaande afwijkingen zijn toegestaan:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 100 m², met dien verstande dat overkappingen tot de ten hoogste toegestane oppervlakte onder 5.2.4 sub d worden geschaard;
  • b. de maatvoering mag niet meer bedragen dan zoals in het volgende bouwschema is bepaald:
Type bouwwerk   Maximum bouwhoogte (in meter)  
  voorerf   overig  
Erf- en terrein afscheidingen   1   2  
Palen en masten, niet zijnde reclamemasten   8   8  
Overkappingen   n.v.t   zie 5.2.4 sub d  
Overige bouwwerken   1   5  

5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan met inachtneming van 5.3.2 een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  • a. het bepaalde in 5.2.3 sub a en d voor het bouwen buiten het bouwvlak en/of op minder dan 3 meter uit perceelsgrens, voorzover het gaat om een uitbreiding van het hoofdgebouw binnen het gebied op minder dan 3 meter van de zijdelingse perceelsgrens, mits:
    • 1. het betreffende gedeelte van het hoofdgebouw op tenminste 3 meter achter het voorerf wordt gebouwd;
    • 2. de maatvoering van de bebouwing, met uitzondering van de bouwhoogte, ter plaatse voldoet aan het bepaalde in 5.2.4 sub c;
  • b. het bepaalde in 5.2.3 sub c voor het bouwen op ten hoogste 3 meter achter de gevellijn of;
    • 1. ten hoogste 10 meter achter de gevellijn onder voorwaarde dat de situering van kwetsbare objecten en/of geluidsgevoelige gebouwen deze afwijking vereisen;
  • c. het bepaalde in 5.2.3 sub e en toestaan dat de breedte van een hoofdgebouw inclusief eventueel aangebouwde bijgebouwen ten hoogste 15 meter bedraagt;
  • d. het bepaalde in 5.2.3 sub f en toestaan dat de goothoogte van een hoofdgebouw ten hoogste 4,50 meter bedraagt;
  • e. het bepaalde in 5.2.4 sub a, onder 2 en dat de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen op minder dan 10 meter achter het voorerf ten hoogste 50 m² bedraagt;
  • f. het bepaalde in 5.2.3 sub g en toestaan dat een hoofdgebouw gedeeltelijk wordt afgedekt met een lessenaarsdak of platte afdekking.
5.3.2 Afwijkingsvoorwaarden
  • a. Bij de toepassing van de onder 5.3.1 sub a en b genoemde afwijkingsregels zijn de voorwaarden zoals genoemd in 17.2 sub c van toepassing.
  • b. Bij de toepassing van de onder 5.3.1 sub c tot en met f genoemde afwijkingsregels vraagt het bevoegd gezag over de stedenbouwkundige en architectonische eigenschappen van de betreffende bebouwing respectievelijk de inpassing in de omgeving vooraf advies aan een stedebouwkundige commissie.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Toegestaan gebruik
  • a. gebruik van het hoofdgebouw voor het uitoefenen van een bed & breakfast wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, mits wordt voldaan aan hetgeen is gesteld in Bijlage 6 Beleidsregels recreatieve verblijfsaccommodaties.
  • b. gebruik van het hoofdgebouw voor het uitoefenen van administratieve werkzaamheden met betrekking tot internetwinkels en telefonische verkoop van goederen wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, mits:
    • 1. klanten niet op het perceel komen;
    • 2. geen buitenopslag van goederen, die verband houden met de internetwinkel, plaatsvindt;
    • 3. verkeersbewegingen vergelijkbaar zijn met die voor een woonfunctie;
  • c. gebruik van de gronden ten behoeve van de stalling van ten hoogste 1 toercaravan en/of boot op de bijbehorende gronden wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt;
  • d. gebruik van de gronden ten behoeve van productiegebonden detailhandel met een verkoopvloeroppervlak van ten hoogste 60 m² wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt.
5.4.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning, dan wel de mogelijkheid hiertoe door het aanwezig hebben van de benodigde essentiële woonvoorzieningen;
  • b. het uitoefenen van een horecabedrijf, met uitzondering van het gestelde in 5.4.1 sub d en het exploiteren van een theetuin;
  • c. de opslag van aan hun gebruik onttrokken voer- of vaartuigen, werktuigen of machines of onderdelen daarvan, verpakkingsmaterialen, bouwmaterialen, bagger en grond, afval, puin, grind of brandstoffen, anders dan in verband met normaal onderhoud of ter verwezenlijking van de bestemming;
  • d. het hebben van reclame-uitingen die geen betrekking hebben op de op het perceel plaatsvindende niet wederrechtelijke activiteiten;
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag, kan met inachtneming van 5.5.2, een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  • a. het bepaalde in 5.1 voor de vestiging van bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage 2 Staat van Bedrijven: Gemengd, mits deze bedrijven naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, voor wat betreft geur, stof, gevaar en geluid, gelijk kunnen worden gesteld met de bedrijven welke wel zijn genoemd;
5.5.2 Afwijkingsvoorwaarden

Bij de toepassing van de onder 5.5.1 genoemde afwijkingsregels zijn de voorwaarden zoals genoemd in 17.2 sub c eveneens van toepassing.

Artikel 6 Recreatie

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor de hoofdfuncties:

  • a. dagrecreatie;
  • b. verblijfsrecreatie;
  • c. volkstuin;
  • d. recreatie;
  • e. botenhuis;
  • f. strand;
  • g. sport;
  • h. sportveld;
  • i. sportcentrum;
  • j. sporthal;
  • k. sportschool;
  • l. sportzaal;
  • m. tennisbaan;
  • n. speelterrein, kinderboerderij;
  • o. zwembad;

en voor de ondergeschikte functies:

  • p. groen, groenvoorziening;
  • q. nutsvoorziening;
  • r. additionele voorzieningen;
  • s. wellness;
  • t. fysiotherapie, schoonheidsspecialiste en daaraan gelijk te stellen functies;
  • u. verkeer, pad, parkeren, erf en tuin;
  • v. kunstwerken;
  • w. vijver, water;
  • x. een bestaande bedrijfswoning.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn alleen toegelaten binnen een bouwvlak, uitgezonderd ondergeschikte bouwonderdelen. Ondergeschikte bouwonderdelen mogen de grenzen van het bouwvlak met ten hoogste 1 meter overschrijden;
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' zijn gebouwen toegelaten tot een bouwhoogte niet hoger dan is aangegeven. Van deze hoogtebeperking zijn uitgezonderd:
      1. plaatselijke verhogingen, deze zijn toegelaten tot ten hoogste 10% van de oppervlakte van het betreffende gebouw, en tot ten hoogste een kwart van de maximale hoogte van het betreffende gebouw met een maximum van 3 meter;
      2. waar de bestaande eerder toegelaten bouwhoogte groter is, daar geldt die hoogte als maximum.
6.2.2 Licht- en vlaggenmasten

Licht- en vlaggenmasten zijn toegelaten tot 6 meter hoogte.

6.2.3 Overige andere bouwwerken

Overige andere bouwwerken zijn toegelaten tot 3 meter hoogte.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits hierbij

  • geen sprake is van verslechtering van de samenhang van het straat- en bebouwingsbeeld, en
  • sprake is van een goede woonsituatie (lichttoetreding, uitzicht en privacy), en
  • sprake is van een sociaal en verkeersveilige invulling, en
  • geen sprake is van verslechtering van de milieusituatie, en
  • geen sprake is van een onevenredige beperking van de gebruiksmogelijkheden van de omliggende percelen,

met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de op de plankaart of in de planregels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, behalve waarvoor hiernavolgend andere maten en percentages genoemd worden;
  • b. de planregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, als een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • c. het bepaalde in 6.2.3 en toestaan dat overige andere bouwwerken worden opgericht tot een hoogte van 5 meter.
6.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.2 onder b van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
  • b. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan voor de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;
  • c. het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) vaar-, vlieg- of voertuigen;
  • d. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen anders dan toegestaan;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel en een horecabedrijf anders dan toegestaan en/of seksinrichting;
  • f. het gebruik van recreatiewoningen voor permanente bewoning.

Artikel 7 Recreatie - 2

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Recreatie - 2, aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ijsbanen
  • b. waterhuishoudkundige doeleinden
  • c. de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden;

met de daarbij behorende additionele voorzieningen.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen en bouwwerken zijn alleen toegestaan ten behoeve van de in de bestemmingsomschrijving genoemde doeleinden;
  • b. hoofdgebouwen zijn alleen binnen een bouwvlak toegestaan;
  • c. voor het bouwen van hoofdgebouwen geldt een maximale oppervlakte tot 50 m2;
  • d. de maximale bouwhoogte van hoofdgebouwen is 5,5 m.
  • e. er zijn geen recreatiewoonverblijven toegestaan;
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. gebouwen zijn alleen binnen een bouwvlak toegestaan;
  • b. de maatvoering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan in het volgende bouwschema is bepaald:
functie van een bouwwerk   maximale oppervlakte in m2   maximale hoogte in meters  
overkapping   30   5,50  
erf- en terreinafscheidingen   -   2  
reclameobjecten   -   1,30  
palen en masten   -   10  
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde   -   2  
7.2.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. het landschapsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden en bouwwerken.
7.3 Gebruiksregels

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming (gebruiksverbod).

7.3.1 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van bijgebouwen voor (recreatieve)bewoning;
  • b. het gebruik van de gronden als woonwagenstandplaats;
  • c. het gebruik van gronden, bouwwerken, voertuigen, vaartuigen, kampeermiddelen en andere al dan niet drijvende constructies ten behoeve van een seksinrichting.
  • d. de opslag van aan hun gebruik onttrokken voer- of vaartuigen, werktuigen of machines of onderdelen daarvan, brandstoffen, verpakkingsmaterialen, afbraak- en bouwmaterialen, afval, schroot, bagger en grondspecie, grind, puin of vuilstortingen, anders dan in verband met normaal onderhoud of ter verwezenlijking van de bestemming.
7.3.2 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het gebruiksverbod, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

Artikel 8 Verkeer - Verblijfsgebied

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met een verblijfsfunctie;
  • b. pleinen;
  • c. fiets- en/of voetpaden;
  • d. groenvoorzieningen en bermen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. water;

met daaraan ondergeschikt:

  • nutsvoorzieningen;
  • speel- en verblijfsvoorzieningen;

met de daarbij behorende additionele voorzieningen , waaronder abri's, sanitaire voorzieningen, fietsenstallingen, straatmeubilair, kunstobjecten en geluidsreducerende maatregelen;

en tevens voor:

8.2 Bouwregels

Bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen, waarbij bestaande bouwwerken zijn toegestaan:

8.2.1 Bouwwerken beperking

Zie 16.1.3.

8.2.2 Gebouwen algemeen

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen en overkappingen worden opgericht met uitzondering van:

  • a. abri's, fietsenstallingen en gebouwen voor nuts- of sanitaire voorzieningen met een oppervlakte van ten hoogste 30 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter.
8.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. voor de bouwhoogte en situering geldt hetgeen in het volgende bouwschema is bepaald, tenzij ter plaatse anders is aangeduid:
Type bouwwerk   Maximum bouwhoogte (in meter)  
Kunstobjecten en bouwwerken voor verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer   12  
Palen en masten, niet zijnde reclamemasten   8  
Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde een reclamemast   5  

8.3 Specifieke gebruiksregels
8.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatie;
  • b. de opslag van aan hun gebruik onttrokken voer- of vaartuigen, werktuigen of machines of onderdelen daarvan, verpakkingsmaterialen, bouwmaterialen, bagger en grondspecie, afval, puin, grind of brandstoffen, anders dan in verband met normaal onderhoud of ter verwezenlijking van de bestemming.

Artikel 9 Woongebied

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met daaraan ondergeschikt:

  • groenvoorzieningen;
  • nutsvoorzieningen;
  • speelvoorzieningen;
  • water;
  • parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende wegen, verhardingen, inritten, tuinen, erven en additionele voorzieningen.

9.2 Bouwregels

Bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen, waarbij bestaande bouwwerken zijn toegestaan.

9.2.1 Voorwaardelijke verplichting

Een omgevingsvergunning voor het bouwen waarbij het verhard oppervlak toeneemt met:

  • 1. meer dan 150 m2 in de bebouwde kom,

wordt verleend wanneer aantoonbaar afstemming met Waterschap Hunze en Aa's over het bouwplan inzake de toename van het verhard oppervlak en de te nemen compensatiemaatregelen daarvan heeft plaatsgevonden en de te nemen compensatiemaatregelen als afgestemd met het Waterschap Hunze en Aa's krachtens voorschrift aan de omgevingsvergunning voldoende zijn verzekerd.

9.2.2 Bouwwerken beperking

Zie Artikel 16.

9.2.3 Bouwwerken algemeen
  • a. op de percelen met de bestemming Woongebied mag alleen worden gebouwd indien dit geen negatieve hydrologische gevolgen heeft voor het plangebied en de omliggende gronden;
  • b. het aantal woningen mag in totaal niet meer bedragen dan 18;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aantal woningen niet meer bedragen dan 2 woningen;
  • d. het bebouwingspercentage mag ten hoogste 50% bedragen;
  • e. de afstand tussen gebouwen en/of overkappingen op een bouwperceel bedraagt ten minste 1 meter, tenzij de gebouwen en/of overkappingen aaneen worden gebouwd.
9.2.4 Hoofdgebouwen

Voor wat betreft hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de horizontale diepte en de breedte van een hoofdgebouw mogen niet minder dan 5 meter bedragen;
  • c. de horizontale diepte van een hoofdgebouw inclusief eventuele aangebouwde bijgebouwen mag niet meer dan 15 meter bedragen;
  • d. de goot- en bouwhoogte en dakhelling van gebouwen en overkappingen mogen niet meer c.q. minder bedragen dan in het volgende bouwschema is bepaald, tenzij ter plaatse anders is aangeduid, met dien verstande dat:
    • 1. bij een platte afdekking de hoogte niet meer mag bedragen dan de goothoogte;
    • 2. topgevels, lijstgevels, dakkapellen en schoorstenen hiervan zijn uitgezonderd;
      Goothoogte (in meter)   Bouwhoogte (in meter)   Dakhelling  
      ten hoogste 4,5   ten hoogste 10   ten minste 30o en ten hoogste 60o  
  • e. het hoofdgebouw mag niet plat worden afgedekt of met een lessenaarsdak;
  • f. de overbouwde oppervlakte van het hoofdgebouw mag ten hoogste 125 m² bedragen.
9.2.5 Bijgebouwen en overkappingen

Voor wat betreft bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en/of binnen een afstand van ten hoogste 25 meter buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
    • 1. bijgebouwen en overkappingen ten minste 3 meter achter het voorerf worden gebouwd;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen op minder dan 10 meter achter het voorerf ten hoogste 30 m² bedraagt;
  • b. op het voorerf mogen erkers, entreeportalen en vergelijkbare bouwwerken worden gebouwd, mits:
    • 1. de afstand van de voorgevel van de erker, entreeportaal of vergelijkbaar bouwwerk tot de voorgevel van het hoofdgebouw ten hoogste 0,75 meter bedraagt;
    • 2. de breedte ten hoogste 50% van de breedte van het bijbehorende hoofdgebouw bedraagt;
    • 3. de overbouwde oppervlakte van het gebouw moet passen binnen de overbouwde oppervlakte genoemd in 9.2.5 sub d;
    • 4. de hoogte niet meer dan 3 meter bedraagt;
  • c. de goot- en bouwhoogte en dakhelling van bijgebouwen en overkappingen mogen niet meer c.q. minder bedragen dan in het volgende bouwschema is bepaald, met dien verstande dat:
    • 1. bij een platte afdekking de hoogte niet meer mag bedragen dan de goothoogte;
    • 2. voorzover bebouwing met een bouwhoogte van meer dan 3 meter, op minder dan 3 meter van de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, de volgende voorwaarden gelden:
      • de nokrichting mag niet meer dan 30° afwijken ten opzichte van de zijdelingse perceelsgrens, tenzij sprake is van bijgebouwen op twee aangrenzende bouwpercelen die met elkaar zijn verbonden of sprake is van een wolfseind dat gericht is op de zijdelingse perceelsgrens en;
      • indien het gebouw van 1 hellend dakvlak is voorzien, moet de lage gootlijn op de dichtstbijzijnde perceelsgrens zijn gericht;
          Goothoogte (in meter)   Bouwhoogte (in meter)   Dakhelling  
        Bijgebouw of overkapping    ten hoogste 3   ten hoogste 5,50   platte afdekking of meerzijdige kap waarbij ten minste 50% van het dak is afgedekt met hellende dakvlakken van ten minste 30° en ten hoogste 60°  
  • d. de gezamenlijke overbouwde oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan in onderstaand bouwschema per categorie bouwpercelen is genoemd:
Oppervlakte bouwperceel in m2   Ten hoogste toegestane oppervlakte in m2  
  Totale oppervlakte bijgebouwen + overkappingen  
kleiner dan 250   50  
250-260   75  
groter dan 600   100  
9.2.6 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen, gelden de volgende regels, waarbij bestaande afwijkingen zijn toegestaan;

  • a. de gezamenlijke oppervlakte mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 100 m², met dien verstande dat overkappingen tot de ten hoogste toegestane oppervlakte onder 9.2.5 sub d worden geschaard;
  • b. de maatvoering mag niet meer bedragen dan zoals in het volgende bouwschema is bepaald:
Type bouwwerk   Maximum bouwhoogte (in meter)  
  voorerf   overig  
Erf- en terreinafscheidingen   1   2  
Palen en masten, niet zijnde reclamemasten   8   8  
Overkappingen   n.v.t.   zie 9.2.5 sub d  
Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   1   5  

9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan met inachtneming van 9.3.2 een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  • a. het bepaalde in 9.2.4 sub d en toestaan dat de goothoogte van een hoofdgebouw ten hoogste 6 meter bedraagt.
9.3.2 Afwijkingsvoorwaarden

Bij de toepassing van de onder 9.3.1 genoemde afwijkingsregel zijn de voorwaarden als genoemd in 17.2 van toepassing

9.4 Specifieke gebruiksregels
9.4.1 Toegestaan gebruik
  • a. Gebruik van de gronden en gebouwen voor het uitoefenen van administratieve werkzaamheden met betrekking tot internetwinkels en telefonische verkoop van goederen wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, mits:
    • 1. klanten niet op het perceel komen om goederen te kopen;
    • 2. geen buitenopslag van goederen, die verband houden met de internetwinkel, plaatsvindt;
    • 3. verkeersbewegingen vergelijkbaar zijn met die voor een woonfunctie.
  • b. Gebruik van de bijbehorende gronden voor de stalling van ten hoogste 1 toercaravan en/of boot wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt.
9.4.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning, dan wel de mogelijkheid hiertoe door het aanwezig hebben van de benodigde essentiële woonvoorzieningen;
  • b. het uitoefenen van een horecabedrijf;
  • c. het gebruik van gronden als kampeerstandplaats;
  • d. de opslag van aan hun gebruik onttrokken voer- of vaartuigen, werktuigen of machines of onderdelen daarvan, verpakkingsmaterialen, bouwmaterialen, bagger en grondspecie, afval, puin, grind of brandstoffen, anders dan in verband met normaal onderhoud of ter verwezenlijking van de bestemming;
  • e. het gebruik van de gronden voor gemotoriseerde sporten;
  • f. het hebben van reclame-uitingen die geen betrekking hebben op de op het perceel plaatsvindende niet wederrechtelijke activiteiten.
9.5 Afwijken van de gebruiksregels
9.5.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan met inachtneming van 9.5.2 een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

9.5.2 Afwijkingsvoorwaarden

Bij de toepassing van de onder 9.5.1 genoemde afwijkingsregels zijn de voorwaarden zoals genoemd in 17.2 sub c eveneens van toepassing.

Artikel 10 Waarde - Archeologie - 3

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie - 3 aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende basisbestemming(en) en eventuele dubbelbestemmingen, mede bestemd voor:

a. de bescherming en veiligstelling van archeologische (verwachtings)waarden;

met daarbij behorende additionele voorzieningen.

10.2 Bouwregels
  • a. Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 200 m2, moet alvorens een omgevingsvergunning voor activiteiten wordt verleend, door de aanvrager een rapport wordt overlegd waarin, naar oordeel van het bevoegd gezag:
    • 1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
    • 2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
  • b. Indien uit het in 10.2 sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • c. Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de vergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in 10.2 sub b, wordt een archeologische deskundige om advies gevraagd.

10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor Waarde - Archeologie - 3 aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen gebouwen zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden over een oppervlakte groter dan 200 m2;
  • b. het mengen, diepploegen, ontginnen van gronden over een oppervlakte groter dan 200 m2 en dieper dan 40 cm;
  • c. het graven of dempen van watergangen;
  • d. het dempen van kolken;
  • e. het aanbrengen van systematische drainage in agrarische percelen dieper dan 40 cm, uitgezonderd sleufloos draineren;
  • f. het graven van sleuven breder dan 50 cm en dieper dan 100 cm ten behoeve van het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatieleidingen, drainage en funderingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • g. het permanent verlagen van het waterpeil.
10.3.2 Voorwaarden vergunning

Een vergunning als bedoeld in 10.3.1 wordt slechts verleend indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
  • b. op basis van het archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, of:
  • c. één of meer van de volgende voorwaarden in acht genomen wordt:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan het door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;

d. indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de vergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in 10.3.2 sub c, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.

10.3.3 Uitzondering vergunningplicht

Het verbod als bedoeld in 10.3.1 is niet van toepassing op werken, geen gebouwen zijnde of werkzaamheden die:

  • a. het normaal (agrarisch) onderhoud betreffen;
  • b. die op basis van het voorheen geldende plan niet vergunnigsplichting waren en die regels in uitvoering ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een ten tijde van de inwerkingtreding van het plan reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden;
  • d. die in het kader van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • e. worden uitgevoerd ten behoeve van vergunningsplichtige bouwactiviteiten.

10.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening één of meer bestemmingsvlakken met dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 3 geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien:

  • a. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. uit nader archeologisch onderzoek zodanig geringe archeologische waarden zijn gebleken dat bescherming daarvan in het bestemmingsplan redelijkerwijs niet langer noodzakelijk is;
  • c. ingevolge de regels bij deze bestemming vergunde activiteiten hebben plaatsgevonden waardoor de archeologische waarden ter plaatse zijn opgeheven of niet langer bescherming behoeven.

Artikel 11 Waarde - Karakteristieke bebouwing

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Karakteristieke bebouwing' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en bescherming van de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en bebouwingsbeeld zoals omschreven in de bij deze planregels behorende bijlage 11 .

11.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de andere voorkomende bestemming(en) mag alleen worden gebouwd als dat verenigbaar is met het beheer, de ontwikkeling en het behoud van de karakteristieke waarden zoals omschreven in de bij deze planregels behorende bijlage 11, mits:

  • a. geen wezenlijke veranderingen worden aangebracht in het bebouwingsbeeld;
  • b. het bebouwing betreft die is toegelaten (inclusief afwijkingsmogelijkheden) door de andere voorkomende bestemming(en).
11.3 Ontheffing van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het karakteristieke bebouwingsbeeld zoals omschreven in de bij deze planregels behorende bijlage 11, afwijken met een omgevingsvergunning van het bepaalde in 11.2 en wezenlijke veranderingen in het bebouwingsbeeld toestaan.

11.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
11.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag een gebouw geheel of gedeeltelijk te slopen.

11.4.2 Uitzondering

Het onder het 11.4.1 genoemde verbod geldt niet voor het slopen van:

  • a. bouwwerken ingevolge een aanschrijving van het bevoegd gezag op basis van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  • b. bouwwerken waarvoor een tijdelijke omgevingsvergunning is verleend;
  • c. sloopwerken op basis van een verleende omgevingsvergunning die reeds is verleend vóór terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
11.4.3 Voorwaarden

De omgevingsvergunning wordt alleen verleend als:

  • a. een volgens de bouwverordening benodigde vergunning voor het slopen kan worden verleend;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het karakteristiek ruimtelijke en bebouwingsbeeld zoals omschreven in de bij deze planregels behorende bijlage 11;
  • c. het delen van een gebouw of bijgebouwen betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van het karakteristieke bebouwingsbeeld zoals omschreven in de bij deze planregels behorende bijlage 11;
  • d. het karakteristieke bebouwingsbeeld zoals beschreven in de bij deze planregels behorende bijlage 11 in redelijkheid niet te handhaven is.

Artikel 12 Waterstaat - Waterkering

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor boezemkaden met beschermingszone.

12.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de andere voorkomende bestemming(en), gelden voor het bouwen de volgende regels:

  • a. alleen bouwwerken voor waterberging en waterkering zijn toegelaten;
  • b. bouwwerken zijn toegelaten tot een hoogte van 5 meter en elk tot een oppervlak van 20 m2;
  • c. bouwwerken zijn alleen toegelaten als is voldaan aan de regels in de keur van het waterschap, of daarvoor ontheffing van die regels is verkregen.
12.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 12.1 en bebouwing voor de andere voorkomende bestemming(en) toestaan.

12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het afgraven of ophogen van gronden;het aanbrengen van gesloten verharding;
  • b. het planten van diepwortelende of hoogopgaande beplanting;
  • c. het permanent opslaan van goederen en/of afvalstoffen;
  • d. het aanleggen, dempen of vergraven van watergangen.
12.4.2 Uitzondering

Het onder 12.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
  • c. waarvoor vergunning is verleend vóór de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.
12.4.3 Voorwaarden

De in 12.4 genoemde vergunning mag alleen worden verleend, als:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een veilig en zeker functioneren van de boezemkade;
  • b. werken of werkzaamheden geen gevaar voor personen en/of goederen opleveren;
  • c. werken of werkzaamheden geen ernstige hinder voor de scheepvaart opleveren;
  • d. voldaan wordt aan de regels in de Waterwet, en ontheffing van die regels en is verkregen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 13 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 14 Algemene bouwregels

14.1 Algemeen
  • a. De in Hoofdstuk 2 opgenomen bepalingen ten aanzien van bouwgrenzen zijn niet van toepassing voor wat betreft overschrijdingen van bouwgrenzen en/of bouwperceelgrenzen met betrekking tot:
    • 1. stoepen, stoeptreden en toegangsbruggen;
    • 2. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, indien de overschrijding van de naar de weg gekeerde bouwgrens niet meer dan 0,5 meter bedraagt;
    • 3. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, toegangen, portieken, hellingbanen, buitentrappen, erkers, balkons, galerijen en luifels, mits zij de bouwgrens met niet meer dan 0,5 meter overschrijden met dien verstande dat een bouwperceelgrens niet mag worden overschreden;
    • 4. hijsinrichtingen aan tot bewoning bestemde gebouwen, voor zover deze hijsinrichtingen in geen enkele stand de voorgevel met meer dan 1 meter overschrijden.
  • b. De in Hoofdstuk 2 opgenomen bepalingen ten aanzien van maatvoering van bouwwerken binnen een bouwvlak zijn niet van toepassing voor wat betreft overschrijdingen van de toegestane hoogte met betrekking tot:
    • 1. vlaggenmasten, antennemasten en schoorstenen, die deel uitmaken van een gebouw, mogen de voor dat gebouw toegestane maximum hoogte met niet meer dan 5 meter overschrijden;
    • 2. Dakopbouwen ten behoeve van noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties mogen niet hoger zijn dan 3,50 meter en mogen geen grotere oppervlakte hebben dan een derde van de oppervlakte van het dak, waarop zij worden geplaatst.
  • c. De in Hoofdstuk 2 opgenomen bepalingen ten aanzien situering, oppervlakte, hoogte en inhoud van bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn niet van toepassing voor bergbezinkbassins (dan wel andere waterstaatkundige werken) ten behoeve van de opvang van water (waaronder rioolwater) welke mogen worden gebouwd en aangelegd zowel boven- als ondergronds.
14.2 Ondergronds bouwen
14.2.1 Bouwregels
  • a. Ondergrondse bouwwerken mogen worden gerealiseerd binnen de bouwvlakken en binnen de direct omringende erven waar de bijgebouwen mogen worden opgericht, enkel onder de gebouwen die daar zijn of worden opgericht;
  • b. indien in de bestemming is aangegeven dat ondergronds dan wel bovengronds bouwen niet is toegestaan, mag niet ondergronds worden gebouwd, dit geldt niet voor het bepaalde in 14.1 onder c.
  • c. Het bepaalde onder a geldt niet voor:
    • a. de bergbezinkbassins als bedoeld in 14.1 onder c;
    • b. aardwarmtewisselaarinstallaties;
    • c. ondergrondse afvalcontainers.
14.2.2 Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van :

  • a. 14.2.1 sub a voor ondergrondse bouwwerken die gedeeltelijk uitsteken buiten een bovenliggend bovengronds gebouw of bouwwerk, als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    • 1. het ondergrondse bouwwerk ligt volledig beneden peil;
    • 2. het ondergrondse bouwwerk ligt ten hoogste 1 meter buiten het bovengrondse bouwwerk (beide buitenwerks gemeten);
    • 3. het ondergrondse bouwwerk ligt ten minste 1 meter van de zijdelingse perceelsgrens en de openbare weg;
    • 4. als ondergrondse bouwwerken in belendende percelen tegen elkaar worden gebouwd mag echter tot in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd;
    • 5. ondergrondse bouwwerken mogen alleen worden voorzien van een dakraam of lichtkoepel als dat niet leidt tot:
      • onevenredige aantasting van de samenhang in het straat- en gevelbeeld;
      • een onevenredige beperking van de privacy op en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
      • onveilige situaties voor gebruikers van belendende percelen of de openbare weg
  • b. 14.2.1 sub a, als ook afwijking is of wordt verleend van de regel die ter plaatse bouwwerken in de weg staat.

Artikel 15 Algemene gebruiksregels

15.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met het bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden als woonwagenstandplaats;
  • b. het gebruik van gronden, bouwwerken, voertuigen, vaartuigen en andere al dan niet drijvende constructies ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 16 Algemene aanduidingsregels

16.1 Gebiedsaanduidingen
16.1.1 milieuzone - geluidsgevoelige functie

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'milieuzone - geluidsgevoelige functie' gelden de volgende regels:

  • a. binnen de gebiedsaanduiding 'milieuzone - geluidsgevoelige functie' mogen geen nieuwe geluidsgevoelige objecten worden opgericht;
  • b. het bevoegd gezag is bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 16.1.1 sub a ten behoeve van de bouw of uitbreiding van een woning of ander geluidsgevoelig object, mits de geluidsbelasting op de gevels van geluidsgevoelige objecten niet hoger wordt dan een verkregen hogere grenswaarde.
16.1.2 geluidzone - industrie
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' mogen in afwijking van Hoofdstuk 2 geen nieuwe woningen worden gebouwd, geluidsgevoelige ruimtes worden ingericht of gronden in gebruik worden genomen waardoor die aangemerkt kunnen worden als een geluidsgevoelig object, tenzij:
    • 1. de geluidsgevoelige ruimten binnen de contouren van een bestaand woongebouw of hoofdgebouw of de contouren van bestaande geluidsgevoelige ruimten in een ander geluidsgevoelig object worden gerealiseerd of;
    • 2. zodanig dat de geluidsbelasting vanwege een industrieterrein op de gevels van de woning of de geluidsgevoelige ruimte niet hoger zal zijn dan geldende voorkeursgrenswaarde of;
    • 3. zodanig dat de geluidsbelasting vanwege een gezoneerd industrieterrein op de gevels van de woning of de geluidsgevoelige ruimte niet hoger zal zijn dan een vastgestelde hogere grenswaarde of Maximaal Toelaatbare Gevelbelasting.
  • b. Het bevoegd gezag is bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 16.1.2 sub a ten behoeve van de bouw of uitbreiding van een woning of ander geluidsgevoelig object, met inachtneming van het volgende:
    • 1. de geluidsbelasting op de gevels van geluidsgevoelige objecten zal niet hoger worden dan een verkregen hogere grenswaarde.
16.1.3 geluidzone - weg
16.1.4 veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' is het in afwijking van Hoofdstuk 2 niet toegestaan objecten ten behoeve van minder zelfredzame personen te bouwen of in gebruik te nemen, in verband met het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico voor kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten.

16.1.5 vrijwaringszone - molenbiotoop

Ter plaatse van de aanduiding “vrijwaringszone – molenbiotoop” gelden nadere regels voor het beschermen van de functie van de in dit gebied voorkomende molen als werktuig, onder andere gelet op de windvang en van de waarde als landschapsbepalend element.

  • a. Bij de bouw van bouwwerken op de in lid 16.1.5 bedoelde gronden dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden:
    • 1. voor zover een bouwwerk minder dan 100 meter van de voet van de molen is gesitueerd, mag de bouwhoogte maximaal de hoogte van de stelling of belt bedragen, zoals aangegeven in onderstaande tabel;
    • 2. voor zover een bouwwerk op meer dan 100 meter en minder dan 400 meter van de voet van de molen is gesitueerd, geldt als maximum bouwhoogte de uitkomst van de volgende formule (afstand tot de molen / n) + (0,2 * askophoogte). Bij een uitkomst lager dan de stellinghoogte geldt de stellinghoogte als maximum bouwhoogte.
        Molen   Type   Stelling- of belthoogte (in meter)   Vlucht
      (in meter)  
      Ruwheids- categorie   Askophoogte (in meter)  
      M5   Stel's Molen Harkstede   stellingmolen   5,50   20,60   50   15,80  
  • b. Het bepaalde onder a. geldt niet voor bestaande bouwwerken en situaties waar de vrije windvang en/of het zicht op de molen reeds is beperkt door bestaande bebouwing;
  • c. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het gestelde in lid 16.1.5 sub a voor het bouwen van bouwwerken met een grotere maximum hoogte, mits:
    • 1. de maximum hoogte niet meer bedraagt dan volgens de voor de betreffende gronden aangegeven bestemmingen is toegestaan en:
    • 2. aangetoond is door een (molen)deskundige dat de windbelemmering niet dusdanig wijzigt dat de betreffende molen onvoldoende kan functioneren of anderszins blijvend onevenredig in zijn waarde wordt geschaad;
  • d. Het is verboden op de in 16.1.5 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het ophogen van gronden hoger dan de hoogte die op grond van het bepaalde in 16.1.5 sub a is toegestaan voor bouwwerken;
    • 2. het beplanten met bomen, heesters en andere hoog opgaande beplanting met een hoogte die hoger is dan op grond van het bepaalde in 16.1.5 sub a is toegestaan voor bouwwerken.
  • e. Het in 16.1.5 sub c genoemde verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:
    • 1. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het plan een omgevingsvergunning is verleend;
    • 2. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
    • 3. welke het normale onderhoud, beheer en gebruik van de grond betreffen.
  • f. De in 16.1.5 sub c bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien en voor zover door de werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan (in)direct te verwachten gevolgen, de belangen van de molen niet onevenredig worden aangetast. Hierover dient tevoren advies te zijn ingewonnen bij een (molen)deskundige.
16.1.6 wetgevingzone - afwijkingsgebied - dh
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - afwijkingsgebied - dh' kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de bepalingen in Hoofdstuk 2 voor het uitoefenen van kleinschalige detailhandel, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de bestemming ter plaatse is: 'Woongebied,
    • 2. gebruik vindt plaats binnen een bouwperceel;
    • 3. er wordt voldaan aan hetgeen is gesteld in de Bijlage 8 Beleidsregels aan huis verbonden beroepen en bedrijven met dien verstande dat:
      • in totaal maximaal 40% van het grondgebonden oppervlak van de woning, maar nooit meer dan 30 m², mag worden gebruikt voor detailhandel;
      • het verbod op detailhandel niet van toepassing is;
      • de limitatieve lijst met activiteiten niet van toepassing is;

Artikel 17 Algemene afwijkingsregels

17.1 Afwijkingsbevoegdheid

Voorzover het niet op grond van een andere bepaling van de planregels kan worden toegestaan, kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de bepalingen in Hoofdstuk 2 voor:

  • a. het afwijken van de voorgeschreven maten, afmetingen en percentages met ten hoogste 10% van de voorgeschreven maten, afmetingen en percentages, slechts indien:
    • 1. tijdens of na realisatie van een bouwwerk blijkt dat het bouwwerk niet voldoet aan de voorgeschreven maten, afmetingen of percentages;
    • 2. na vaststelling van het plan gewijzigde bouwregelgeving hiertoe noodzaak geeft;
  • b. de maten en eigenschappen van gebouwen:
    • 1. ten behoeve van de onderlinge architectonische afstemming van op hetzelfde bouwperceel gelegen gebouwen, mits:
      • de hoogte van bijgebouwen niet meer gaat bedragen dan de hoogte van het hoofdgebouw of woongebouw;
      • de voor gebouwen toegestane oppervlakte niet wordt overschreden;
  • c. de hoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde in verband met het bouwen op een hoger peil:
    • 1. met ten hoogste 1 meter;
    • 2. teneinde de hoogte van de begane grondvloer in overeenstemming te brengen met omringende bebouwing;
    • 3. teneinde voldoende drooglegging te creëren ten opzichte van de grondwaterspiegel;
  • d. de maximum (goot)hoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals dakopbouwen, schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
    • 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan eenderde van de oppervlakte van het dak bedraagt;
    • 2. de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximum (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
  • e. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
    • 1. tot een hoogte van ten hoogste 40 meter voor sirenemasten en/of antennemasten ten behoeve van commerciële mobiele telecommunicatie, tenzij de gronden ter plaatse onderdeel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur;
    • 2. tot een hoogte van ten hoogste 10 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde een reclamemast;
  • f. bouwen in afwijking van de plaats en de richting van bebouwings- en bestemmingsgrenzen:
    • 1. tot ten hoogste 1,50 meter:
      • in verband met afwijkingen van de verbeelding ten opzichte van de feitelijke situatie of anderszins een meetverschil of de situatie ter plekke daartoe aanleiding geeft;
    • 2. ten behoeve van stoepen, toegangen, portieken, hellingbanen, buitentrappen, erkers, balkons, galerijen, luifels, lift- en trappenhuizen alsmede naar de aard vergelijkbare delen van bouwwerken;
  • g. het oprichten van bouwwerken van openbaar nut, zoals abri's, telefooncellen, schuilhutten, transformatorhuisjes, gasreduceerstations, onder- en bovengrondse verzamelcontainers voor afval, flessen, oud papier e.d., en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen en bouwwerken:
    • 1. tot een maximum inhoud van 200 m³ en 50 m³ voor schuilhutten en abri's;
    • 2. tot een hoogte van ten hoogste 4 meter;
  • h. het oprichten van kleine, niet voor bewoning bestemde, gebouwtjes voor zakelijke doeleinden, zoals kiosken en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen gebouwtjes tot een maximum inhoud van 50 m³;
  • i. het realiseren van voorzieningen ten behoeve van de verkeers- en waterinfrastructuur en de waterhuishouding;
  • j. het realiseren van visstoepen, tewaterlaatplaatsen voor vaartuigen, waterinnamepunten ten behoeve van brandweer en landbouw en daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
  • k. het oprichten van geluidwerende voorzieningen met een hoogte van ten hoogste 4 meter;
  • l. het oprichten van gedenktekens, beeldhouwwerken en andere kunstobjecten, allen geen gebouw zijnde, tot een hoogte van ten hoogste 6 meter;
  • m. geringe aanpassingen van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling:
    • 1. indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
    • 2. voorzover de aanpassing niet buiten de betreffende bestemming wordt uitgevoerd en niet leidt tot overschrijding van de voorkeursgrenswaarde dan wel de hogere grenswaarde op enig geluidsgevoelig object;
    • 3. voorzover de aanpassing niet leidt tot een afwijking van het 'dwarsprofiel' dat ter plaatse is aangegeven;
  • n. het innemen van een standplaats zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening;
  • o. het houden van terugkerende strijdige evenementen, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. een evenement mag per keer niet langer duren dan 2 weken;
    • 2. op een locatie mogen ten hoogste 6 evenementen per kalenderjaar plaatsvinden, met een gezamenlijke duur van niet meer dan 30 dagen;
    • 3. de opbouw en de afbraak van eventuele tijdelijke bouwwerken ten behoeve van een evenement moet plaatsvinden in een periode van niet meer dan 30 dagen;
    • 4. het evenement mag niet tot gevolg hebben dat de gronden en/of opstallen na afloop van het evenement ongeschikt zijn voor gebruik conform de geldende bestemming;
  • p. het gebruik van gronden als tijdelijk kampeerterrein voor mobiele kampeermiddelen ten behoeve van een evenement, dan wel ten behoeve van een groep met een gemeenschappelijk doel ten tijde van dit kamperen, zoals een schoolkamp, een familiekamp of een sport- of verenigingskamp, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het kamperen, vindt verdeeld over ten hoogste 2 perioden, gedurende ten hoogste 10 al dan niet aaneengesloten dagen per jaar plaats;
    • 2. de in sub 1 genoemde periode(n) vindt/vinden plaats in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
    • 3. buiten de in sub 1 genoemde kampeerperiode mogen geen kampeermiddelen op de gronden aanwezig zijn;
    • 4. de afwijkingsbevoegdheid wordt niet toegepast op gronden die zijn voorzien van de bestemming “Natuur” of een bestemming van een gelijke strekking;
  • q. het exploiteren van een mini-camping, mits wordt voldaan aan hetgeen is gesteld in de beleidsregels kamperen;
  • r. voor ondergrondse bouwwerken die minder dan 1 meter buiten het buitenwerk van het bovengronds gelegen gebouw worden gerealiseerd kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van 14.2.1 verlenen ten behoeve van ondergrondse bouw buiten de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    • 1. de kelder volledig is gelegen beneden peil;
    • 2. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens en de openbare weg bedraagt ten minste 1 meter, met dien verstande dat in geval van kelderbouw in belendende percelen in de zijdelingse perceelgrens mag worden gebouwd;
    • 3. kelders mogen niet worden voorzien van een dakraam of lichtkoepel.
17.2 Voorwaarden aan de omgevingsvergunning
  • a. Het bevoegd gezag kan bij de verlening van een omgevingsvergunning als bedoeld in 17.1 voorwaarden stellen ten aanzien van de afmetingen en situering van bouwwerken teneinde een ruimtelijk verantwoorde plaatsing ten opzichte van de omgeving te waarborgen.
  • b. Het bevoegd gezag kan bij de verlening van de omgevingsvergunning als bedoeld in 17.1 sub q de voorwaarde stellen om afschermende beplantingsranden met inheemse soorten aan te brengen.
  • c. Bij de toepassing van de in dit plan genoemde afwijkingsregels dient in ieder geval in acht te worden genomen dat:
    • 1. het verlenen van de omgevingsvergunning niet leidt tot aantasting van de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. het verlenen van de omgevingsvergunning niet leidt tot verkeersonveilige situaties;
    • 3. het verlenen van de omgevingsvergunning niet leidt tot een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk en niet sociaal controleerbaar is;
    • 4. het verlenen van de omgevingsvergunning niet leidt tot beperking van de gebruiksmogelijkheden op aangrenzende gronden en/of binnen andere bestemmingen. Van belang daarbij kunnen zijn de bezonningssituatie, lichttoetreding, zichtlijnen of mogelijkheden tot voortzetting c.q. uitbreiding van een bestaand bedrijf;
    • 5. bij het verlenen van de omgevingsvergunning rekening wordt gehouden met de milieu-aspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking.

Artikel 18 Algemene wijzigingsregels

18.1 Wijzigingsbevoegdheid
18.1.1 Verwijderen gebiedsaanduiding

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en een gebiedsaanduiding als bedoeld in 16.1.2 geluidzone - industrie, 16.1.3 geluidzone - weg, 16.1.5 vrijwaringszone - molenbiotoop, geheel of gedeeltelijk van de verbeelding verwijderen indien blijkt dat in de werkelijke situatie de betreffende aanduiding geen planologische relevantie meer heeft.

18.2 Voorwaarden aan de wijziging

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij in ieder geval betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.
18.3 Procedureregels

Bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheden wordt artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening in acht genomen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 19 Overgangsrecht

19.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
19.2 Omgevingsvergunning voor afwijken

Eenmalig kan een omgevingsvergunning worden verleend voor het afwijken van 19.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met ten hoogste 10 %.

19.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

19.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

19.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

19.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 19.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

19.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in het 19.4, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

19.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

19.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 20 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Verzamel bestemmingsplan - 2018 I.

Bijlagen

Bijlage 4 Lijst vrije beroepen

  • 1. advocaat
  • 2. accountant-administratieconsulent
  • 3. acupuncturist
  • 4. alternatieve genezer
  • 5. bouwkundig architect
  • 6. belastingconsulent
  • 7. dierenarts (kleine huisdieren)
  • 8. fysiotherapeut
  • 9. gerechtsdeurwaarder
  • 10. grafisch ontwerper/ webdesigner
  • 11. huidtherapeut
  • 12. huisarts
  • 13. interieurarchitect
  • 14. juridisch adviseur
  • 15. kunstschilder/kunstenaar
  • 16. logopedist
  • 17. makelaar
  • 18. medisch specialist
  • 19. notaris
  • 20. oefentherapeut Cesar/Mensendieck
  • 21. organisatieadviseur
  • 22. orthopedagoog
  • 23. psycholoog
  • 24. raadgevend adviseur
  • 25. redacteur
  • 26. registeraccountant
  • 27. stedenbouwkundige
  • 28. tandarts
  • 29. tandarts-specialist
  • 30. (al dan niet beëdigd) tolk-vertaler
  • 31. tuin- en landschapsarchitect
  • 32. verloskundigenpraktijk

Bijlage 5 Lijst overige aan huis verbonden beroepen

  • 1. autorijschool (geen theorie)
  • 2. bloemschikker
  • 3. computerservice (o.a. systeembouw/-analyse)
  • 4. decorateur
  • 5. fietsenreparateur (verkoop niet inbegrepen)
  • 6. fotograaf
  • 7. goud- en zilversmid
  • 8. glazenwasser
  • 9. hoedenmaker
  • 10. hondentrimmer
  • 11. instrumentenmaker
  • 12. kaarsenmaker
  • 13. kapper
  • 14. klompenmaker
  • 15. klussenbedrijf (geen be- en verwerkende activiteiten op het perceel)
  • 16. koeriersdienst (eigen rijder: ten hoogste 1 auto)
  • 17. lijstenmaker
  • 18. loodgieter
  • 19. meubelmaker
  • 20. muziekinstrumentenmaker
  • 21. nagelstudio/pedicure/manicure
  • 22. pottenbakker
  • 23. prothesemaker
  • 24. reisorganisatie (geen reisbureau met etalagefunctie)
  • 25. reparatie van kleine consumentenartikelen (antiek/radio's-tv's/horloges etc.)
  • 26. schoonheidsspecialist
  • 27. schilder
  • 28. traiteur
  • 29. taxibedrijf (eigen rijder: ten hoogste 1 auto)
  • 30. tussenpersoon/commissionair
  • 31. zadelmaker
  • 32. hobbymatige activiteiten die qua aard en omvang vergelijkbaar zijn met bovengenoemde activiteiten (uitgezonderd agrarische activiteiten)
  • 33. hobbymatige exposities en musea.

Bijlage 11 Te beschermen waarden karakteristieke (lint)bebouwing

De verschillende linten hebben elk hun eigen kenmerken. Een aantal stedenbouwkundige parameters bepaalt de verschijningsvorm van het lint. De linten hebben elk hun eigen definitie van:

  • Maat en schaal. Hoe het lint in het landschap is gesitueerd, de maat van de ontginningsas tot de achterweg en tot het volgende lint.
  • Dichtheid. De verhouding tussen open en dicht in het lintkavelstructuur.
  • De manier waarop de kavels ten opzichte van elkaar georganiseerd zijn en het daarbij horende waterregiem: de waterstructuur en de onderlinge afstand van de sloten.
  • Korrelgrootte. Het voorkomen van kleine en grotere bouwvolumes in het lint en de manier waarop ze ten opzichte van elkaar geplaatst zijn.
  • Richting. De richting van de kavels ten opzichte van de ontginningsas. In geval van niet haakse richting is het relevant of de positie van huizen ontleend is aan de ontginningsas of aan de kavelrichting.
  • Profiel. Het straatprofiel inclusief de waterverbinding, met daarin het onderscheid naar openbaar privé, de afstand van woningen tot de ontginningsas, beplanting en het microreliëf.

De in de regels opgenomen bescherming is gebaseerd op de aspecten dichtheid en korrelgrootte. Door middel van het vergunnen of weigeren van sloop wordt dit aspect versterkt of behouden. Het bebouwingspercentage (de dichtheid) wordt per lint benoemd met een korte omschrijving. De korrelgrootte is het voorkomen van kleine en grotere bouwvolumes in het lint en de manier waarop ze ten opzichte van elkaar geplaatst zijn. De grootte varieert van zeer klein (xs: extra small) tot zeer groot (xl: extra large).

Het dichtheidspercentage met de genoemde korrelgrootte moet bij benadering in acht worden genomen bij het beoordelen van een aanvraag om een sloopvergunning.


Kropswolde-Wolfsbarge

De verhouding tussen open en dicht in het lint, de kavelstructuur, bedraagt 20%. De korrelgrootte varieert van M tot L.

Het lint Kropswolde-Wolfsbarge wordt gevormd door oude nederzettingen aan de rand van het veengebied. De naam Kropswolde komt al voor in een oorkonde uit het jaar 1049. De oude ontginningen uit het moeras ten oosten van het Zuidlaardermeer zijn verricht door het vrouwenklooster van Essen of Yesse nabij Haren. Het dorp Wolfsbarge stamt uit ongeveer dezelfde periode. In 1 50 verwerft de abdij van Aduard grond nabij Wolfsbarge voor de aanleg van een kloosterkolonie. In de 15e eeuw vormen de dorpen een kolonie van turfgravers uit de stad Groningen. Over de Hunze wordt turf naar de stad vervoerd. De vaart op de Hunze wordt beheerst door het Schuitenschuiversgilde; opgericht met als doel turf uit het gebied van Kropswolde, Wolfsbarge en Westerbroek te vervoeren. Pas nadat het gilde niet langer vanaf eind 17e eeuw de vaarroute van de Hunze onderhoudt verslechtert de vaarroute en neemt vanaf de 19e eeuw de ontginning van het veen af. Tot in de 20e eeuw is er voldoende restveen om tot turf te verwerken. Na de vervening worden de dalgronden voor akkerbouw gebruik genomen.

Het weglint Kropswolde-Wolfsbarge kent net als de linten in het voormalige veengebied een oriëntatie van woningen en boerderijen haaks op de bebouwing. Daarnaast zijn er oostelijk achter het lint enkele boerderijen vrij in het landschap gelegen.

 

Enkellint Achterdiep

De verhouding tussen open en dicht in het lint, de kavelstructuur, bedraagt 40%. De korrelgrootte varieert van XS tot S.

Ten noorden van het Winschoterdiep ligt een van de weinige enkellinten in het veenkoloniale landschap. Het parallel aan het Winschoterdiep lopende Achterdiep is oorspronkelijk overgegaan in het Noordbroeksterdiep tot aan Noordbroek. Over het diep zijn nog een aantal hoogholtjes (hoge vaste voetbrug) te vinden. Afgesneden linten haaks op het Achterdiep Verlengde Herenweg, Laveiweg en Jagerswijk. Het zijn linten met bebouwing, die wat compacter is dan het lint van het Achterdiep. De woningen zijn over het algemeen wat kleiner en er is een wat grotere diversiteit. De linten worden doorsneden en fysiek afgesneden van Sappemeer door de aanleg van het nieuwe Winschoterdiep en door de aanleg van de A7. Het laatste lint, Jagerswijk, vormt een buurtje tussen Sappemeer en Achterdiep. Het buurtje wordt tegenwoordig in tweeën gedeeld door het verlegde Winschoterdiep. Karakteristiek is dat de huizen veel minder het verschil tussen kleine huizen en grote boerderijen kennen, zoals in de Compagnielinten.

Lint Borgercompagnie

De verhouding tussen open en dicht in het lint, de kavelstructuur, bedraagt 25%. De korrelgrootte varieert van M tot L.

Borgercompagnie is een karakteristiek veenkoloniaal lintdorp, dat in de 17e eeuw is ontstaan toen borgers (burgers) uit de stad Groningen hier een veenkolonie stichten. Langs het in 1647 gegraven diep staan aan weerszijden boerderijen en huizen. Vlak voor de kruising met de Veendammerweg is er aan de oneven kant een uitloper richting de Langeleegte. Na de vervening werd het Borgercompagniesterdiep niet goed onderhouden tot het rond 1880 onbevaarbaar was. Daarom werd in dat jaar een speciaal waterschap opgericht, genaamd Kanaalwaterschap voor Borger- en Tripscompagnie voor het onderhoud van sluizen, bruggen en kanaalpanden. In het noordelijk deel en het zuidelijk deel van het lint maakt het water onderdeel uit van het profiel. Het middengedeelte van het diep is in de jaren 70 gedempt. Daarop is na de reconstructie in de loop van de jaren 90 een weg ontstaan met diverse verkeersremmende maatregelen. Hierdoor mist het profiel de helderheid die elders wel aanwezig is.

Lint Kalkwijk-Lula

De verhouding tussen open en dicht in het lint, de kavelstructuur, bedraagt 25%. De korrelgrootte varieert van M tot L.

De naam Kalkwijk geeft al aan dat het lint van oorsprong aan een wijk gesticht is. De Kalkwijk werd in de zeventiende eeuw gegraven door de Friesche Compagnie. In het verlengde van Kalkwijk ligt de buurtschap Lula. In de venen werkten arbeiders uit vele windstreken. In Lula waren dat voor een groot deel Zwitserse Doopsgezinden die hun eigen land ontvlucht waren. Inmiddels is de wijk gedempt en ligt de bebouwing aan een weg. Een continue laanprofiel met brede bermen zorgt echter wel voor voldoende helderheid in het lint. Het lint is niet dicht bebouwd; langs de weg staan aantal imposante boerderijen. De kaveldiepte van het erf, zo'n 70 meter, is bijna overal aanwezig. Dat verandert in Hoogezand, waar het noordelijke gedeelte het karakter van een straat krijgt.

 

Lint Kiel-Windeweer

De verhouding tussen open en dicht in het lint, de kavelstructuur, bedraagt 25%. De korrelgrootte varieert van M tot L.

De naam Kiel-Windeweer is gevormd door een samenvoeging van de namen van de plaatsen De Kiel en Windeweer, die tegen elkaar aan gegroeid zijn. Kiel-Windeweer is ongeveer 100 meter breed en zes kilometer lang. De plaats is ontstaan door de bebouwing die langs het Kielsterachterdiep is gevormd. Dat kanaal, een zijkanaal van het Winschoterdiep, was oorspronkelijk de belangrijkste transportroute van en naar het dorp. Alleen waar de Zuidlaarderweg het kanaal kruist, is het dorp iets breder. Het lint is een van de gaafste linten, relatief dicht bebouwd met diverse woningtypen langs het lint en met kenmerkende bruggen.

Lint Tripscompagnie

De verhouding tussen open en dicht in het lint, de kavelstructuur, bedraagt 25%. De korrelgrootte varieert van M tot L.

Het lintdorp is ontstaan langs het Tripcompagniesterdiep dat in 1640 gegraven is in opdracht van Adriaan Trip om de omliggende venen te kunnen ontginnen. Na de vervening is akkerbouw belangrijk geworden. Veel boerderijen in dorp zijn van het Oldambtster type. Begin 19e eeuw is de aardappelmeelfabriek l'Esperance in het dorp gevestigd. In Tripscompagnie wordt door Nedmag magnesiumzouten gewonnen voor industriële doeleinden. De vrije ruimte achter het lint is veel minder aanwezig is dan bij de andere compagnielinten. Het lint Nieuwe Compagnie ligt even ten westen van Kiel-Windeweer. Het diep waaraan de streek lag is deels gedempt. De naam Nieuwe Compagnie en de andere maatvoering als de overige compagnielinten houdt niet in dat het lint van een later datum stamt. Het verwijst naar de Nieuwe Friesche Compagnie, die hier in 1647 is begonnen met het ontginnen van het veengebied. Het lint is vrij dun bebouwd met enkele boerderijen. Centraal in Nieuwe Compagnie staat de voormalige aardappelmeelfabriek De Toekomst uit 1900. Deze ligt langs de Leinewijk die haaks staat op het oude diep. De Leinewijk maakt onderdeel uit van een nieuw vaarcircuit waarmee het Zuidlaardermeer verbonden wordt met het Stadskanaal bij Bareveld.

Overige linten

De verhouding tussen open en dicht in het lint, de kavelstructuur, bedraagt 25%. De korrelgrootte varieert van M tot L.