Plan: | Hoogezand, Kalkwijk 34A |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1952.bphgzkalkwijk34a-va01 |
De voormalige gemeente Hoogezand-Sappemeer heeft in het kader van de ontwikkeling van het Winkelpark Hoogezand in 2002 gronden aangekocht. Met betrekking tot de gronden die bij de verkopende partij in eigendom bleven (het perceel P455) heeft de gemeente in het koopcontract de inspanningsverplichting op zich genomen om mee te werken aan een wijziging van de agrarische bestemming van dit perceel ten behoeve van woningbouw voor één woning.
Op verzoek van de eigenaar van de grond wordt met voorliggend bestemmingsplan hiervoor nu een planologisch kader geboden.
Het plangebied ligt aan de zuidoostzijde van Hoogezand. Het gebied kenmerkt zich door lintbebouwing in een agrarisch gebied.
figuur 1-1: Ligging plangebied binnen de gemeente Midden-Groningen
figuur 1-2: Plangebied
Het plangebied is gelegen aan de Kalkwijk in Hoogezand. Het betreft kadastrale percelen gemeente Hoogezand, sectie P, nummers 967 en 968.
Ter plaatse van het plangebied is deels het (oude) bestemmingsplan Buitengebied van toepassing. Dit bestemmingsplan is op 23 augustus 2010 door de gemeenteraad van de voormalige gemeente Hoogezand-Sappemeer vastgesteld.
Op de gronden rust de hoofdbestemming 'Agrarisch met waarden'. De bouw van een woning is in strijd met deze bestemming, waardoor voor dit perceel een nieuw bestemmingsplan moet worden opgesteld. Het betreft perceel 967. Dit perceel is buiten de actualisering van het bestemmingsplan buitengebied Midden-Groningen gelaten, omdat voor het perceel al een eigen planologische procedure werd gevoerd.
figuur 1-4: Uitsnede onderlegger bestemmingsplan Buitengebied 2010 met begrenzing kadastraal plangebied (perceel 967).
Voor het zuidelijke deel van het nieuwe perceel geldt inmiddels wel het bestemmingsplan Buitengebied Midden-Groningen (2022). Er was niet voorzien dat hier een grondruil zou plaatsvinden, waardoor dit perceel onderdeel zou gaan uitmaken van het bestemmingsplan voor Kalkwijk 34a. Op dit perceel geldt nu de bestemming agarisch cultuurgrond.
figuur 1-5: Uitsnede onderlegger bestemmingsplan Buitengebied 2022 met begrenzing kadastraal plangebied (perceel 968).
Hoofdstuk 2 Locatie- en planbeschrijving bevat een beschrijving van de geschiedenis van het gebied, de huidige situatie van het plangebied en de voorgenomen ontwikkeling.
In het hoofdstuk 3 Beleidskader wordt de op het bestemmingsplan betrekking hebbende wetgeving en beleid van de verschillende overheden beschreven. Hierop volgend worden in het hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten de relevante onderzoeken behandeld. Het gaat hierbij onder andere om geluid, bodem en verkeer.
De uitleg van de juridische vormgeving van de verbeelding en de regels is opgenomen in het hoofdstuk 5 Juridische toelichting. Hierna wordt in de hoofdstukken 6 Economische uitvoerbaarheid en 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan. Hier zijn onder andere de resultaten van het gevoerde overleg en de inspraak en zienswijzen opgenomen.
In de toelichting wordt op een aantal plaatsen verwezen naar bijlagen. Deze zijn aan het slot van de toelichting apart gebundeld als Bijlagen bij de toelichting
Het Kalkwijksterdiep, ook wel Kalkwijk genoemd, is ontstaan binnen de systematische veenontginning in deze regio. Vanaf 1637 werden aftakkingen van het Winschoterdiep in zuidoostelijke richting gegraven. Naast het Kalkwijksterdiep zijn andere kanalen het Kieldiep, het Borgercompagniesterdiep en het Tripscompagniesterdiep. De Kalkwijk werd in de zeventiende eeuw gegraven door de Friesche Compagnie. In het verlengde van de Kalkwijk ligt de buurtschap Lula. In de venen werkten arbeiders uit vele windstreken. In Lula waren dat voor een groot deel Zwitserse Doopsgezinden die hun eigen land ontvlucht waren. Inmiddels is het noordelijke deel van de wijk gedempt en ligt de bebouwing aan een weg. Een continu laanprofiel met brede bermen zorgt echter wel voor voldoende helderheid in het lint. Het lint is niet dicht bebouwd; langs de weg staan een aantal imposante boerderijen. De kavelbreedte van het erf, zo'n 70 meter, is bijna overal aanwezig.
Figuur 2-1: Kalkwijk circa 1900, 1950 en 2020 (bron: topotijdreis.nl)
Het plangebied ligt in een gebied dat valt te typeren als veenkoloniaal landschap. Kenmerken van dit landschapstype zijn:
In de huidige situatie is het plangebied in gebruik als akkerland. Langs de noordelijke perceelsgrens loopt een sloot en tussen de Kalkwijk en het plangebied een aantal bomen.
Figuur 2-2: Weergave huidige situatie plangebied (bron: Cyclomedia, april 2019)
Dit bestemmingsplan maakt de bouw van een woning op het perceel mogelijk. Het bestemmingsplan geeft daarbij slechts de kaders voor het gebruik en de bebouwingsmogelijkheden van het perceel. Op dit moment is er ook nog geen concept van een bouwplan. Wel is, rekening houden met de bestaande bebouwing aan de Kalkwijk, bepaald waar de rooilijn van de woning zou moeten komen (zie figuur2-3).
Figuur 2-3: Plaatsing woning in rooilijn
De bebouwingsmogelijkheden die in dit bestemmingsplan worden vastgelegd sluiten aan bij voorwaarden die de provincie Groningen stelt aan woningbouw in het buitengebied en de regels die in het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied Midden-Groningen gesteld zullen worden voor woningbouw.
Een definitief bouwplan zal pas kunnen worden toegestaan als daarvoor een omgevingsvergunning wordt ingediend en verleend. De aanvraag voor de omgevingsvergunning zal uiteindelijk (onder andere) getoetst worden aan dit bestemmingsplan. De procedure voor een omgevingsvergunning voor een ingediend bouwplan staat juridisch gezien los van dit bestemmingsplan.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De structuurvisie schetst de rijksambities tot 2040 en formuleert doelen, belangen en opgaven tot 2028.
De leidende gedachte in de SVIR is ruimte maken voor groei en beweging. De SVIR is de eerste rijksnota die de onderwerpen infrastructuur en ruimte integraal behandelt. In de SVIR richt het Rijk zich vooral op decentralisatie. De verantwoordelijkheid wordt verplaatst van rijksniveau naar provinciaal en gemeentelijk niveau. Door urbanisatie, individualisering, vergrijzing en ontgroening nemen de ruimtelijke verschillen toe. Vanaf 2035 groeit de bevolking niet meer. De samenstelling van de bevolking, en daarmee de samenstelling van huishoudens, verandert. Ambities tot 2040 zijn onder andere het aansluiten van woon- en werklocaties op de (kwalitatieve) vraag en het zoveel mogelijk benutten van locaties voor transformatie en herstructurering.
Ook wil het Rijk ervoor zorgen dat in 2040 een veilige en gezonde leefomgeving met een goede milieukwaliteit wordt geboden. Dit moet voor zowel het landelijk als het stedelijk gebied gelden. In de SVIR is verder vastgelegd dat provincies en (samenwerkende) gemeenten verantwoordelijk zijn voor programmering van verstedelijking. (Samenwerkende) gemeenten zorgen voor (boven) lokale afstemming van woningbouwprogrammering die past binnen de provinciale kaders. Ook zijn de gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van de woningbouwprogramma's. Ter versterking van het vestigingsklimaat in de stedelijke regio's rondom de main-, brain- en greenports geldt een gebiedsgerichte, programmatische urgentieaanpak. In krimpregio's wordt het interbestuurlijke programma bevolkingsdaling doorgezet.
Het kabinet heeft in de hiervoor genoemde Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld dat voor een aantal onderwerpen algemene regels moeten worden gesteld. Hiermee wordt de doorwerking van de nationale belangen op lokaal niveau geborgd. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de 14 aangewezen nationale belangen uit de SVIR voorzien van juridische kaders.
De volgende nationale belangen uit het Barro zijn van toepassing op de gemeente Midden-Groningen:
De beoogde ontwikkeling in het plangebied heeft geen effect op één van bovenstaande nationale belangen.
Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voldoen de 'Ladder voor duurzame verstedelijking'. Het doel van deze Ladder is zorgvuldig en duurzaam ruimtegebruik, met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte en ontwikkelingen in de omgeving.
Op 1 juli 2017 is de nieuwe, vereenvoudigde 'Ladder voor duurzame verstedelijking' in werking getreden. Deze is opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Deze systermatiek houdt in dat in de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, de volgende onderdelen moet bevatten:
Is er sprake van een stedelijke ontwikkeling?
Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling. Op basis van jurisprudentie geldt voor woningbouwlocaties dat vanaf 12 woningen sprake is van een stedelijke ontwikkeling die Ladderplichtig is.
Het plan aan de Kalkwijk 34A maakt de bouw van één woning mogelijk. Gelet op de omvang is het plan daarom niet aan te merken als een stedelijke ontwikkeling en is een verdere toetsing aan de Ladder niet noodzakelijk.
Dit bestemmingsplan heeft geen betrekking op rijksbelangen. Het rijksbeleid werkt wel door in het beleid van lagere overheden. Het rijksbeleid werkt tevens door in de verschillende omgevingsaspecten die in dit bestemmingsplan zijn getoetst. Dit komt in Hoofdstuk 4 aan de orde.
Provinciale Staten van de provincie Groningen hebben op 1 juni 2016 de Provinciale Omgevingsvisie 2016 - 2020 vastgesteld. De Omgevingsvisie bevat de integrale lange termijnvisie van de provincie op de fysieke leefomgeving. De Omgevingsvisie komt in de plaats van het Provinciaal Omgevingsplan (POP). Deze Omgevingsvisie heeft betrekking op het gehele grondgebied van de provincie Groningen.
Uitgangspunt van de Provinciale Omgevingsvisie 2016-2020 is het aantrekkelijke woon- en leefklimaat in de provincie verder te verbeteren. Vanuit deze invalshoek kijkt de provincie naar de kansen die zich voordoen om hier met het provinciale omgevingsbeleid een bijdrage aan te leveren. Het accent van het beleid ligt op het benutten van de ontwikkelingsmogelijkheid, naast het beschermen van de karakteristieke bebouwde en onbebouwde elementen.
In de bijbehorende Omgevingsverordening zijn ter bescherming van de provinciale belangen bindende regels opgenomen voor ruimtelijke ontwikkelingen. De Provinciale Omgevingsvisie en de Provinciale Omgevingsverordening zijn voor het laatst op 6 februari 2019 door Provinciale Staten gewijzigd.
Met dit bestemmingsplan wordt de bouw mogelijk gemaakt van één woning op een onbebouwde locatie in het door de provincie aangewezen buitengebied. In de Omgevingsverordening is voor het bouwen van nieuwe woningen in het buitengebied het volgende opgenomen:
Artikel 2.13.7 Nieuwbouw van woningen binnen bebouwingslinten in het buitengebied
Op grond van artikel 2.13.1 bevat een bestemmingsplan dat betrekking heeft op het buitengebied in principe géén bestemmingen die voorzien in een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Artikel 2.13.7 biedt daar echter, onder de volgende voorwaarden, wel mogelijkheden toe:
In afwijking van artikel 2.13.1, eerste lid, kan een bestemmingsplan voorzien in de bouw van maximaal twee nieuwe woningen, voor zover het een aan deze woning of woningen met bijbehorende bouwwerken ruimte biedende open plek binnen een bestaand bebouwingslint betreft, op voorwaarde dat:
In het voorliggende bestemmingsplan zijn de bouwregels voor de woning rechtstreeks overgenomen uit het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied Midden-Groningen. Daarnaast zijn in de Welstandsnota specifieke gebiedsgerichte criteria opgenomen voor het gebied Hoogveenontginningslandschap (waar de Kalkwijk onder valt). Gezamenlijk moet dit er voor zorgen dat de te bouwen woning qua plaatsing, hoofdvorm, opmaak en aanzicht past in zijn omgeving. Uiteindelijk wordt bij de toetsing van de aanvraag voor een omgevingsvergunning door gemeente en de Welstandscommissie beoordeeld of hieraan wordt voldaan.
Door de stedenbouwkundige van de gemeente is een stedenbouwkundig advies opgesteld (zie Bijlage 1). In dat advies wordt geconcludeerd dat bebouwing op dit perceel zich goed voegt in de configuratie van Kalkwijk. Daarbij wordt voorgesteld om de voorgevel van de nieuw te bouwen woning te plaatsen precies tussen de rooilijnen van de bestaande bebouwing aan de westzijde van Kalkwijk. Op de verbeelding wordt de voorgevelrooilijn op de geadviseerde afstand vastgelegd.
Woningbouw moet passen in de woningbouwafspraken met de regio. Voor Hoogezand is dat de Regio Groningen-Assen. Binnen die woningbouwafspraken is er ruimte voor dit plan.
Artikel 2.13.8 Oppervlakte van woningen in het buitengebied
Voor de omvang van woonbebouwing in het buitengebied is in de Provinciale Omgevingsverordening het volgende opgenomen:
Dit is opgenomen in de regels en de te bouwen woning zal dan ook aan deze eis moeten voldoen. Dit zal getoetst worden bij de aanvraag omgevingsvergunning.
Artikel 2.24.1 Stilte en duisternis
Ten aanzien van stilte en duisternis is in de Provinciale Omgevingsverordening het volgende opgenomen
Voorliggend planvoornemen heeft betrekking op de bouw van één woning. Omdat op het naastgelegen en op tegenoverliggend percelen ook al woningen staan, zijn er geen veranderingen ten aanzien van stilte en duisternis te verwachten.
De regio Groningen - Assen bestaat uit de provincies Groningen en Drenthe en twaalf gemeenten. Deze samenwerking is gestart om voor de ontwikkeling van de regio tot een visie te komen. De doelen van de ontwikkeling en samenwerking zijn neergelegd in de Regiovisie Groningen - Assen 2030 en in een daaraan gekoppeld uitvoeringsconvenant. Aan de hand van de ontwikkelingsvisie wordt gericht gewerkt aan het creëren van kansen voor de regio. Hierbij wordt uitgegaan van de eigen kwaliteiten: de rust en de ruimte, de aantrekkelijke steden en de groene dorpen, de verscheidenheid in landschappen en de relatief goede bereikbaarheid. De Regiovisie is 29 november 2004 vastgesteld en het huidige uitvoeringsconvenant in 2015.
Figuur 3-1: T-structuur Regiovisie Groningen - Assen 2030
Wonen en werken concentreert zich volgens de visie in de regio rond de verticale as Groningen - Assen en de horizontale as gevormd door Roden/Leek, Groningen en Hoogezand-Sappemeer. Bij de ruimtelijke inrichting zal deze T-structuur (zie figuur 3.1) worden versterkt door hier de verstedelijking te concentreren. Hoogezand-Sappemeer, Leek en Roden vervullen daarbij als meer stedelijke kernen een schragende functie in de verstedelijkingsopgave van de regio. De keuze voor bundeling van het wonen en werken op de T-structuur is ingegeven door het zoveel mogelijk behouden van gebiedskwaliteiten die betrekking hebben op natuur en landschap. Zo worden de twee hoofddoelen van de Regiovisie -economische ontwikkeling en behoud en versterking van gebiedskwaliteit- zo goed mogelijk zichtbaar. Drager van de verstedelijking is een regionaal vervoerssysteem dat zorgt voor een goede bereikbaarheid
Bij de locatiekeuzen en de inrichting van gebieden moet het draagvlak voor hoogwaardige vervoerssystemen worden vergroot. Er moet rekening gehouden worden met de belangen van water en landschap en er moet worden gezorgd voor een goede wisselwerking met de omgeving. In het bijzonder is van belang dat in het stedelijk gebied bij de verdere uitwerking van regionale projecten en ontwerp-opgaven aandacht wordt besteed aan het waterbeheer.
De regio Groningen - Assen wil zorgen voor een voldoende en gevarieerd aanbod aantrekkelijke woningen en woonomgevingen voor elk huishouden in de regio. Om in de vraag te voorzien worden de bouwmogelijkheden binnen het bestaande stedelijke gebied zoveel mogelijk benut. Aanvullend op de stedelijke transformatie worden nieuwe locaties ontwikkeld aan de randen van Assen, Groningen, Hoogezand-Sappemeer en bij Leek/Roden.
Om onverhuurbaarheid en leegstand te voorkomen, is wijkvernieuwing en herstructurering noodzakelijk. Wijkvernieuwing en herstructurering krijgen hoge prioriteit. Daardoor zullen wijken en woningen weer aantrekkelijker worden gemaakt. Sloop, vervangende nieuwbouw, verbouw en verkoop van huurwoningen en verbetering van de openbare ruimte moeten leegstand bestrijden en voorkomen. De samenhang tussen centrum, woonwijken en buitengebied krijgt meer aandacht door te voorzien in bijvoorbeeld verbindingszones (groen, water, begeleidende bebouwing).
Op 28 februari 2019 heeft de gemeenteraad de Woonvisie Nieuw Midden-Groningen 2019 - 2028 vastgesteld.
De woonvisie is nodig omdat we in de omslag zitten van groei naar een (deels) krimpende gemeente. De woonvisie is samen gemaakt met vele betrokken partijen (makelaars, corporaties, huurdersorganisaties e.d.) en inwoners van onze gemeente. Samen zijn we gekomen tot een woonvisie die richting geeft aan het op orde brengen van de basis, die dorpen en wijken klaar maken voor krimp en kansen voor groei aan de westzijde gaat faciliteren.
De gemeente wil haar inwoners goed huisvesten. Dat betekent dat er voldoende woningen moeten zijn met een goede kwaliteit. Het is belangrijk dat inwoners die dat willen, zich kunnen verbeteren, dat zij in staat moeten zijn te verhuizen binnen hun wijk of dorp of binnen de gemeente. Dat betekent dat woningcorporaties investeren in de wijken, dat de gemeente de openbare ruimte aanpakt en dat er een financieel instrument is om particuliere eigenaren te helpen om hun woningen te verbeteren en te verduurzamen. We willen waar mogelijk door blijven groeien door bewoners te binden en nieuwe mensen aan te trekken. We doen dat door verrassend goed wonen te stimuleren voor eigen inwoners en voor nieuwe instromers. Doel is tot een meer evenwichtige samenstelling van de bevolking te komen.
De woonvisie wil zaken afremmen die niet gewenst zijn, zoals bijvoorbeeld opkopen van panden en deze verbouwen tot (teveel) appartementen, zonder daar als gemeente sturing op te hebben. We willen ook woningen aanpakken met veel achterstallig onderhoud, die een negatieve uitstraling hebben op de omgeving. Daarmee willen we voorkomen dat er nieuwe ‘rotte kiezen’ ontstaan.
Het bestemmingsplan en de welstandsnota zorgen samen voor het behoud van de ruimtelijke kwaliteit. Het bestemmingsplan geeft aan wat, hoeveel, in welke vorm en waar er gebouwd mag worden. Het welstandsbeleid geeft aan hoe het gebouw er uit mag komen te zien. Welstandsbeleid moet daarbij voorkomen dat er gebouwen gebouwd worden die afbreuk doen aan de omgeving.
Op 25 juni 2020 heeft de gemeenteraad de welstandsnota Midden-Groningen 2020 vastgesteld. In deze nieuwe welstandsnota is gekozen voor het principe 'regelluw waar het kan en welstandstoets waar het moet'. Het buitengebied, dorps-en woongebieden en bedrijventerreinen worden welstandsluw. De welstandstoets is hier gericht op het voorkomen van wantoestanden voor de omgeving waar het bouwwerk staat. De linten, karakteristieke parkbuurten, zichtlocaties en reclame-uitingen behouden de reguliere welstandstoets. Nieuw zijn regels voor de plaatsing van zonnepanelen op een niet-monument in een beschermd dorpsgezicht.
Het plangebied valt binnen het welstandsgebied 'Hoofdlinten'. Deze linten worden hoog gewaardeerd vanwege hun historisch waardevolle ruimtelijke structuur en het karakteristieke aanzicht, waarin de ontwikkelingsgeschiedenis goed herkenbaar is. De aanvraag omgevingsvergunning zal uiteindelijk getoetst worden aan de volgende welstandscriteria:
Algemeen
Plaatsing
Hoofdvorm
Aanzicht en opmaak
Bij de gemeente zijn op diverse beleidsterrein beleidsregels van kracht. In het kader van dit bestemmingsplan zijn de volgende beleidsregels van belang.
Het college van burgemeester en wethouders heeft op 23 juli 2019 de beleidsnota Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven 2019 vastgesteld. Hiermee is een eenduidige regeling opgesteld die voor het gehele grondgebied geldt en die zowel gebruikt kan worden als blauwdruk voor gebruiksregels bij bestemmingsplannen als afwegingskader voor individuele gevallen.
In de nota is er voor gekozen om aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven zoveel mogelijk bij recht toe te staan en uit te gaan van een "ja, mits"benadering. De nota somt criteria op waaraan moet worden voldaan om een activiteit als beroep of bedrijf aan huis te ontplooien.
De criteria zijn in de planregels van het bestemmingsplan verwerkt.
Voor hobbymatige paardenhouderijen is in 2019 beleid vastgesteld waarmee onder voorwaarden kan worden meegewerkt aan hobbymatige paardenhouderijen en bijbehorende voorzieningen, zoals een paardenbak.
In het bestemmingsplan Buitengebied 2012 zijn beleidsregels opgenomen voor kleinschalige horeca/verblijfsrecreatie, kleinschalige windturbines. Onder voorwaarden kan bij bepaalde locaties in het buitengebied aan deze functies worden meegewerkt. Voor het perceel aan de Kalkwijk 34a zijn deze beleidsregels niet opgenomen. De aanvraag is gericht op wonen en niet op overige bedrijvigheid. Met betrekking tot de genoemde beleidsregels kan bij de locatie niet worden voldaan aan de voorwaarden, zoals perceelsgrootte en afstanden tot buurpercelen.
Ruimtelijke plannen kunnen van invloed zijn op de omgeving. Anderzijds kan ook de zichtbare en soms niet zichtbare omgeving van invloed zijn op de uitvoerbaarheid van de voorgenomen plannen. In dit hoofdstuk worden de omgevingsfactoren beschreven en wordt beoordeeld wat de invloed op het plan kan zijn.
Milieuaspecten worden in principe geregeld via de daartoe geëigende wetgeving, zoals het Activiteitenbesluit en/of de Wet Milieubeheer. Daar waar het de ruimtelijke ordening raakt, moet met deze aspecten echter rekening worden gehouden. Het gaat dan met name om de situering van milieugevoelige functies (zoals woningen) ten opzichte van milieuhinderlijke inrichtingen (zoals bedrijven).
Om te bepalen welke afstanden dienen te worden aangehouden, wordt de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' gehanteerd. De VNG-brochure geeft informatie over de milieu- en hinderaspecten van verschillende typen bedrijven. Per type bedrijf wordt tevens een milieucategorie aangegeven. Uit de milieucategorie volgt een indicatie van de afstanden die voor dat type bedrijf worden aangehouden tot woningen of andere gevoelige objecten. Deze richtafstanden hebben betrekking op de aspecten geluid, stof, geur en gevaar. De gegeven afstanden zijn richtafstanden en geen harde eisen. Dit betekent dat afwijken van de afstanden, mits goed gemotiveerd, is toegestaan. De afstand wordt gerekend van de grens van de bestemming die milieubelastende functies toelaat tot de gevel van de milieugevoelige functies. Naast het omgevingstype 'rustige woonwijk' wordt het omgevingstype 'gemengd gebied' onderscheiden. Een gemengd gebied is een gebied met een matig tot sterke functiemenging. Voor gemengde gebieden kunnen de richtafstanden met één stap terug worden gebracht. Daarnaast kan in sommige gevallen er uit het oogpunt van een goed woon- en leefklimaat aanleiding bestaan op basis van de VNG-brochure een grotere afstand aan te houden.
De richtafstand werkt twee kanten op. Nieuwe bedrijvigheid moet voldoende afstand houden tot gevoelige objecten, maar nieuwe woningen moeten ook afstand houden tot bedrijvigheid. Niet alleen het woon- en leefklimaat telt immers. Ook de continuïteit van het bedrijf en de uitbreidingsmogelijkheden moeten worden gewogen.
Op basis van de VNG-lijst gelden voor een woning geen richtafstanden maar andere woningen, bedrijven of instellingen. De beoogde woning is geen hinderveroorzakende functie. Wel kan een woning beperkend werken voor bedrijven. Omdat er tussen de omliggende bedrijven en het plangebied al woningen aanwezig zijn, zijn die bestaande woningen de beperkende factor voor de omliggende bedrijven.
Ten noorden van het plangebied liggen aan de Kalkwijk 103 en Kalkwijk 97 percelen met een bedrijfsbestemming. De betreffende gronden zijn bestemd voor bestaande bedrijven en nieuw te vestigen bedrijven behorend tot categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Hiervoor geldt op basis van de VNG-lijst een richtafstand van 30 meter. Met een afstand van respectievelijk circa 60 en 160 meter wordt hier ruimschoots aan voldaan.
Ten westen van het plangebied ligt het Winkelpark Hoogezand. De betreffende gronden zijn bestemd voor detailhandelsbedrijven, bouwmarkten en horeca categorie III. Op basis van de VNG-lijst gelden hiervoor maximale richtafstanden van 30 meter. Met een afstand van circa 175 meter tot het plangebied wordt hier ruimschoots aan voldaan.
Wat betreft het aspect bedrijven en milieuzonering is het planvoornemen uitvoerbaar.
Bij het transport, de opslag en het be- en verwerken in bedrijven van gevaarlijke stoffen bestaat de kans op ongevallen waarbij slachtoffers vallen die niet bij de activiteit betrokken zijn. Het doel van de toets op externe veiligheidsaspecten rondom ruimtelijke plannen. is na te gaan welke risico's de voorgenomen ontwikkelingen met zich meebrengen en/of welke risico's de voorgenomen ontwikkeling loopt als gevolg van een externe bron.
Het externe veiligheidsonderzoek richt zich in eerste instantie op het plaatsgebonden risico (PR). Dit geeft een beeld van de ruimtelijke verdeling van de hoogte van de risico's rond een bron. Het plaatsgebonden risico is een maat voor het overlijdensrisico van één persoon op een bepaalde plaats in de omgeving van een ongeval. Het plaatsgebonden risico laat zich goed vertalen op een kaart in een contour. Zo wordt op de kaart een gebied met een bepaald risico aangegeven. Voor kwetsbare objecten geldt een zogenaamde grenswaarde: een kans van 10-6 per jaar. Die mag niet worden overschreden. Voor beperkt kwetsbare objecten is de kans van 10-6 een zogenoemde richtwaarde. Als het risico groter wordt, moet dat goed gemotiveerd worden.
Vervolgens wordt (indien noodzakelijk) nagegaan wat de hoogte van het groepsrisico (GR) is. Het groepsrisico is de kans per jaar dat een groep van bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen tegelijk slachtoffer wordt van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Als er sprake is van een groepsrisico waarbij meer dan 10 dodelijke slachtoffers kunnen vallen, is het bevoegd gezag verplicht het groepsrisico te verantwoorden. Voor het groepsrisico gelden geen harde normen, maar alleen oriënterende waarden.
Het plangebied is geïnventariseerd op de aanwezigheid van zogenoemde Bevi-inrichtingen (vergunde en feitelijke situatie). Hieruit blijkt dat in het plangebied geen risicobron ligt. Realisatie van nieuwe inrichtingen die externe veiligheidscontouren met zich meebrengen is binnen het plangebied niet toegestaan en wordt met dit bestemmingsplan ook niet mogelijk gemaakt.
Figuur 4-1: Ligging plangebied ten opzichte van dichtsbijzijnde risicobronnen (bron: risicokaart)
In de omgeving van het plangebied bevinden zich twee inrichtingen (zie figuur 4-1). Op circa 600 meter ten noordwesten van het plangebied ligt aan de Nieuweweg 8 het Sportcentrum De Kalkwijck. Bij het bijbehorende zwembad vindt opslag van chloorbleek plaats. En op circa 2 kilometer ten oosten van het plangebied bevindt zich aan De Vosholen 91 een gaswinningsinstallatie. De afstand van beide inrichtingen tot het plangebied is te groot om van invloed te zijn.
Op circa 1.300 meter ten zuidoosten van het plangebied liggen meerdere aardgastransportleidingen (zie figuur 4-1). De afstand tot het plangebied is te groot om van invloed te zijn.
Circa 800 meter ten noorden van het plangebied worden gevaarlijke stoffen vervoerd over het spoorlijn Groningen - Bad Nieuweschans (zie figuur 4-1). De PR 10-6 contour ligt op 1 meter en bereikt dan ook niet het plangebied. Het plasbrandaandachtsgebied van 30 meter aan weerszijden van het spoor en reikt ook niet tot in het plangebied.
Op plekken waar kinderen vaak aanwezig zijn, moet rekening worden gehouden met (mogelijke) effecten van elektromagnetische straling. Voor hoogspanningslijnen geldt daarbij een indicatieve zone van maximaal 165 meter aan weerszijden van een hoogspanningslijn.
Figuur 4-2: Ligging plangebied ten opzichte van hoogspanningsleidingen (bron: Netkaart RIVM)
Op circa 500 meter ten zuiden van het plangebied loopt een 110 kV-hoogspanningslijn met een indicatieve zone van 65 meter aan weerszijden van de hoogspanningslijn (zie figuur 4-2). De hoogspanningslijnen dan ook geen invloed op het plangebied.
Wat betreft het aspect externe veiligheid is het planvoornemen uitvoerbaar.
Het plangebied is gelegen aan de Kalkwijk. Dit betreft een weg waar, voor dit gedeelte, een maximale snelheid geldt van 50 km/uur.
Verkeersgeneratie
Om te bepalen welke verkeerseffecten de nieuwe ontwikkeling heeft, is gebruik gemaakt van de publicatie van CROW (Toekomstbestendig Parkeren, publicatie 381). Voor het bepalen van de verkeersgeneratie van een bouwplan moet worden gekeken naar de stedelijkheid van een gemeente en in welk gebied het bouwplan gerealiseerd wordt.
De locatie van het plangebied kan beschouwd worden als 'buitengebied' en 'niet stedelijk'. Hier wordt de bouw van één vrijstaande woning mogelijk gemaakt. Voor dit soort woningen is in de publicatie van het CROW een verkeersgeneratie van minimaal 7,8 en maximaal 8,6 motorvoertuigen per weekdag opgenomen. Een toename van afgerond maximaal 9 verkeersbewegingen per etmaal betekent in een spitsperiode ongeveer 1 auto extra per uur. Dat is een toename die verwaarloosbaar is.
Parkeren
Naast kencijfers voor de verkeersgeneratie zijn ook kencijfers voor parkeren in de publicatie van CROW opgenomen. Voor één vrijstaande koopwoning is de parkeerbehoefte minimaal 2,0 en maximaal 2,8 parkeerplaatsen (waarvan 0,3 parkeerplaats bedoeld voor bezoekers). Op het perceel is voldoende ruimte aanwezig om in parkeren op eigen terrein te voorzien.
Het planvoornemen is wat betreft het aspect verkeer en parkeren uitvoerbaar.
Het opnemen van een waterparagraaf in een bestemmingsplan is wettelijk verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en het overleg met het waterschap wordt gevoerd op basis van artikel 3.1.1 Bro. In een waterparagraaf dient te worden uiteengezet wat voor gevolgen het plan in kwestie heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater.
Keur Waterschap
Voor alle aanpassingen aan de waterhuishouding, zoals genoemd in de keur, is ook een watervergunning van het waterschap vereist. In de keur van waterschap Hunze en Aa's (2010) is ook opgenomen dat binnen het beheersgebied zonder vergunning van het bestuur geen verhard oppervlak mag worden aangebracht, voor zover dit leidt tot een versnelde afvoer richting oppervlaktewaterlichamen. Hierbij geldt binnen de bebouwde kom een norm van 150 m² en daarbuiten 1.500 m². Bij nieuwe verharding met een oppervlak boven deze normen zullen compenserende maatregelen moeten worden genomen.
Het planvoornemen is voor advisering voorgelegd aan het Waterschap Hunze en Aa's via de digitale watertoets. Uit het advies van het waterschap is naar voren gekomen dat de korte procedure kan worden doorlopen en direct doorgegaan kan worden met de planvorming zonder daar het waterschap verder bij te betrekken.
Het waterschap heeft in het kader van de watertoets de volgende adviezen gegeven:
De volledige watertoets en adviezen zijn als Bijlage 2 toegevoegd aan het bestemmingsplan.
Het planvoornemen is wat betreft het aspect water uitvoerbaar.
De aanwezige milieuhygiënische bodemkwaliteit behoort te passen bij het huidige of het toekomstige gebruik van de bodem. De bodemkwaliteit mag geen onaanvaardbaar risico opleveren voor de gebruikers van de bodem. Bovendien mag de bodemkwaliteit niet verslechteren door menselijk handelen (zorgplicht).
In het kader van de ontwikkeling van het Winkelpark Hoogezand is een groot bodemonderzoek uitgevoerd waarbij ook in het huidige plangebied een peilbuis geplaatst en bemonsterd is. Daarbij is alleen een lichte verontreiniging aangetroffen die echter geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van het planvoornemen oplevert.
Voor het perceel, dat een woonbestemming krijgt, is een bodembeoordeling uitgevoerd (Bijlage 5). Er hebben geen bodembedreigende activiteiten plaatsgevonden. Aan de noordgrens van het perceel heeft een wijk gelopen die nu (deels) gedempt is. Onbekend is wat het dempingsmateriaal is. Op dit moment levert dit geen belemmering op, maar wanneer daar toch werkzaamheden uitgevoerd gaan worden, zal alsnog nader onderzoek uitgevoerd moeten worden.
Het planvoornemen is wat betreft het aspect bodemkwaliteit uitvoerbaar.
In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (Wm) zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2), fijn stof (PM10) en zeer fijn stof (PM2,5) van belang. Grenswaarden ten aanzien van de jaargemiddelde concentratie betreffen 40 µg/m3 voor zowel NO2 als PM10 en 25 µg/m3 voor PM2,5. Projecten met een invloed van 'niet in betekenende mate' (nibm) op de luchtkwaliteit zijn verder vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn de volgende projecten vrijgesteld van toetsing:
Voorliggend project voorziet in een woningbouwproject voor één woning. Deze ene woning zal maximaal 9 extra verkeersbewegingen per dag genereren. Hierdoor kan het project aangemerkt worden als een nibm-project, waardoor niet getoetst hoeft te worden aan de grenswaarden.
Het planvoornemen is wat betreft het aspect luchtkwaliteit uitvoerbaar.
Ter bescherming van ecologische waarden moet bij ruimtelijke ingrepen een afweging worden gemaakt in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb). De Wet natuurbescherming is op 1 januari 2017 in werking getreden en betreft zowel soortenbescherming als bescherming van (Europese) natuurgebieden (Natura 2000).
Leidraad Gemeente Midden-Groningen
De gemeente Midden-Groningen heeft in 2017 een leidraad met bijbehorende themakaarten opgesteld dat als handreiking dient voor ruimtelijk beleid en inzicht geeft in de ecologische waarden in de gemeente Midden-Groningen. Met behulp van de leidraad kan een goed beeld worden verkregen van de natuurwaarden in de gemeente.
Gebiedsbescherming
In Nederland liggen diverse Natura 2000-gebieden, Nationale parken en Wetlands. Binnen een straal van 3 kilometer rondom het plangebied komen deze echter niet voor (zie figuur 4-3). Het natuurgebied dat het dichtst bij het plangebied ligt is Zuidlaardermeergebied. Dit gebied ligt op een afstand van circa 3,5 kilometer ten westen van het plangebied.
Figuur 4-3. Uitsnede kaartenmachine rondom plangebied (bron: Alterra)
Op circa 9,5 kilometer ten zuidwesten van het plangebied ligt het dichstbijzijnde voor stikstof gevoelig Natura 2000-gebied Drentsche Aa-gebied (zie figuur 4-4). Op basis van de 'Handreiking woningbouw en AERIUS' van de Rijksoverheid mag geconcludeerd worden dat bij de bouw en het gebruik van deze ene woning op 9,5 kilometer van het verzuringsgevoelige Natura 200-gebied de projectbijdrage 0,00 mol/ha/jaar bedraagt. Daaruit kan de conclusie worden getrokken dat er geen negatieve effecten op stikstofgevoelige habitattypes in Natura 2000-gebieden zijn en dat er geen vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming nodig is.
Figuur 4-4: Ligging plangebied ten opzichte van stikstofgevoelige habitattypen (bron: AERIUS)
Zoals uit figuur 4-5 blijkt valt het plangebied ook niet binnen het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Het dichtsbijzijnde NNN-natuurgebied (het Zuidlaardermeergebied) bevindt zich op circa 3,5 kilometer ten westen van het plangebied.
Figuur 4-5: Ligging plangebied ten opzichte van natuurgebieden (bron: Provinciale Omgevingsverordening)
Het perceel waar de nieuwe woning wordt gerealiseerd is onbebouwd en vrij van beplanting. Gezien de afstand van het plangebied tot de diverse natuurgebieden en de omvang van de ingreep is externe werking van het planvoornemen dan ook niet te verwachten.
Soortenbescherming
In de Leidraad is weergegeven welke beschermde planten- en dierensoorten in de gemeente Midden-Groningen voorkomen of zijn waargenomen.
Diverse beschermde zoogdiersoorten (diverse muizensoorten, egel, mol, ree, vos, etc.) komen algemeen voor in de gemeente, dus mogelijk ook in het plangebied. Bebouwing van het plangebied zal er echter niet voor zorgen dat het leefgebied van deze zoogdiersoorten wordt aangetast.
Langs de Kalkwijk staan veel oude en grote bomen die mogelijk gebruikt worden door vleermuizen. Deze staan echter buiten het plangebied en zullen ook behouden blijven waardoor verblijfplaatsen, paarplaatsen, foerageergebieden en vliegroutes niet aangetast worden. Daarnaast is er in het plangebied op dit moment geen bebouwing aanwezig die gebruikt zou kunnen worden door vleermuizen.
Uit de Leidraad blijkt dat er in of nabij het plangebied verder geen zwaar beschermde soorten voorkomen.
Met inachtneming van het broedseizoen van vogels is een ontheffing van de Wnb voor soorten niet nodig. Geconcludeerd kan worden dat op voorhand in redelijkheid kan worden gesteld dat natuurwet- en regelgeving ten aanzien van beschermde soorten de uitvoerbaarheid van de ontwikkelingen niet in de weg staat. Mochten tijdens de werkzaamheden alsnog beschermde soorten worden aangetroffen dan is de algemene zorgplicht van de Wet natuurbescherming onverminderd van toepassing.
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een Natura 2000-gebied of een ander gebied beschermd middels de Wet natuurbescherming. Er is geen sprake van externe werking. De voorgenomen werkzaamheden hebben om deze reden geen negatieve effecten op het functioneren van Natuurnetwerk Nederland. Daarnaast zijn geen beschermde soorten in het plangebied te verwachten. Bij de bouwwerkzaamheden dient rekening gehouden te worden met het broedseizoen. Het planvoornemen is wat betreft het aspect ecologie uitvoerbaar.
Regels ten aanzien van geluidhinder zijn vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). In deze wet wordt onderscheid gemaakt in wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai en industrielawaai. Het doel van de Wet geluidhinder is tweeledig. Enerzijds de bescherming van het milieu en anderzijds de bescherming van de volksgezondheid. Bepalend is steeds de situering van geluidsbronnen ten opzichte van geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen en scholen. De Wgh gaat uit van zones langs wegen, spoorwegen en industrieterreinen. Binnen dergelijke zones zijn nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen alleen toegestaan indien de geluidsbelasting op de buitengevel onder of hoogstens gelijk is aan ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting. Ontheffing hiervan is toegestaan indien maatregelen om de geluidsbelasting op de buitengevels te beperken niet mogelijk zijn of onvoldoende helpen en indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.
In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle wegen zones, met uitzondering van wegen waar een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt en wegen die zijn aangeduid als 'woonerf'. De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging in stedelijk of buitenstedelijk gebied.
Voor het plangebied geldt dat deze is gelegen binnen de van rechtswege aanwezige geluidszones van de wegen De Vosholen, Kalkwijk en Reehorst/Hazenleger/Beverburcht (allen 50 km/uur).
Het plangebied ligt niet binnen de zone van een industrieterrein en/of spoorweg. Er is derhalve geen sprake van cumulatie van geluid met andere bronnen.
Bij de realisatie van woningen of andere geluidsgevoelige bestemmingen moeten de wettelijke grenswaarden in acht worden genomen. De ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege wegverkeerslawaai bedraagt 48 dB. Indien de geluidsbelasting hoger is moet er onderzoek worden gedaan naar mogelijke bron- en/of overdrachtsmaatregelen. Zijn maatregelen niet mogelijk dan kunnen burgemeester en wethouders ontheffing van de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting verlenen. Indien met maatregelen niet kan worden voldaan aan de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van 48 dB kan voor woningen in binnenstedelijk gebied een hogere waarde worden vastgesteld van ten hoogste 63 dB.
Om de geluidsbelasting ten gevolge van het wegverkeer inzichtelijk te maken en te toetsen aan de grenswaarden van de Wet geluidhinder is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is als Bijlage 3 bij het bestemmingsplan gevoegd.
Uit het akoestisch onderzoek komt naar voren dat de geluidsbelasting op de gevels van de te bouwen woning maximaal 48 dB (incl. aftrek art. 110g Wgh) bedraagt. Daarmee wordt voldaan aan de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting.
Wat betreft het aspect geluid is het planvoornemen uitvoerbaar.
Nederlandse gemeenten zijn vanwege wetgeving op het gebied van archeologische monumentenzorg verplicht om archeologische waarden in de ruimtelijke planprocedures te betrekken en waardevolle resten te beschermen. De kern van de Erfgoedwet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ)
Om hier invulling aan te geven is op 23 april 2020 de beleidsnota archeologie Midden-Groningen door de gemeenteraad vastgesteld. De gemeente Midden-Groningen zet met deze nota in op het behoud van waardevolle archeologische waarden. Terreinen en gebieden waar sprake is van (een grote kans op) waardevolle resten, worden daarom door de gemeente beschermd. Ook archeologische vindplaatsen die weliswaar deels verstoord zijn, maar die zeldzame resten omvatten, gelden in dit kader als behoudenswaardig. Daarbij hanteert de gemeente de Beleidskaart archeologie en en de actuele archeologische verwachtingskaart. Daarop worden vier beschermingscategorieën onderscheiden.
In het kader van de ontwikkeling van het Winkelpark Hoogezand is al in 2004 een inventariserend archeologisch veldonderzoek uitgevoerd voor het gehele gebied tussen de Kielsterachterweg, De Vosholen en de Kalkwijk. Het onderzoek is als Bijlage 4 toegevoegd aan dit bestemmingsplan. Op basis van dat onderzoek heeft het plangebied een lage archeologische verwachting en is vrijgegeven.
Figuur 4-6: Uitsnede Beleidskaart archeologie met ligging plangebied
Wanneer bij graafwerkzaamheden onverhoopt toch archeologische grondsporen worden aangetroffen en/of archeologische vondsten worden gedaan, moet hiervan direct melding worden gedaan bij de gemeente of de archeologische adviseur van de gemeente.
Wat betreft het aspect archeologie is het planvoornemen uitvoerbaar.
De gemeenteraad van Midden-Groningen heeft op 19 april 2018 de Erfgoedverordening 2018 gemeente Midden-Groningen vastgesteld. De Erfgoedverordening regelt, onder andere, het aanwijzen van gemeentelijke monumenten, de instandhouding ervan en de bescherming van rijks- en gemeentelijke monumenten.
In de nabijheid van het plangebied bevindt zich één karakteristiek pand (Kalkwijk 105). Dat heeft verder geen invloed op de bouw van een woning in het plangebied.
Figuur 4-7: Uitsnede Erfgoedkaart met omgeving plangebied (bron: www.midden-groningen.nl/erfgoed)
De bebouwingslinten in de gemeente, waaronder de Kalkwijk, geven goed zichtbaar en herkenbaar de veenkoloniale ontstaansgeschiedenis van het landschap weer. De linten hebben elk hun karakteristiek voor wat betreft de afwisseling van open en gesloten ruimten, de kavelstructuur, de richting van de kavels ten opzichte van de ontginningsas, de omvang van de bouwvolumes, etc.. Door sloop kunnen deze karakteristieken aangetast worden en verloren gaan. Met name in het geval bestaande gebouwen worden gesloopt en niet worden vervangen. Ter bescherming van de karakteristiek van de linten, moet worden voorkomen dat open gaten ontstaan in de bestaande bebouwingsstructuur.
Met het toevoegen van één woning ontstaat er geen open gat in de bestaande bebouwingsstructuur. Voor de plaatsing en hoofdvorm van de bebouwing zal ook worden aangesloten bij de bestaande bebouwing aan de Kalkwijk.
Het planvoornemen is wat betreft het aspect cultuurhistorie uitvoerbaar.
Aardgasvrije wijken staan prominent op de politieke agenda's van zowel het Rijk, de provincies, gemeenten alsook de woningbouwcorporaties. De noodzaak om gasloos te bouwen wordt in Groningen extra gevoeld. Zowel het college van burgemeester en wethouders van Midden-Groningen als de woningbouwcorporaties in de gemeente staan achter gasloze nieuwbouw. De problemen die de gaswinning in de regio met zich meebrengt zijn een extra stimulans om de energietransitie voortvarend in praktijk te brengen.
Om bovenstaande in praktijk te brengen is op 8 juli 2018 een wetswijziging van de Gaswet in werking getreden. Dit betekent dat alle nieuwbouwwoningen gasloos aangelegd moeten worden. Hiermee geeft de (Rijks-) overheid aan dat er vaart gemaakt moet worden met het terugdringen van het gasverbruik en dat er stappen gezet moeten worden om deze fossiele bronnen te vervangen door hernieuwbare- /duurzame bronnen.
Alternatieve bronnen voor gas zijn warmte uit lucht, water of bodem met gebruikmaking van een individuele warmtepomp. Warmtepompen worden meestal gecombineerd met zonnepanelen om op deze wijze ook op een duurzame wijze de extra benodigde elektriciteit voor de warmtepomp op te wekken. Andere opties zijn collectieve voorzieningen met als bron biomassa, geothermie of restwarmte.
Bij de aanvraag omgevingsvergunning voor de bouw van de woning zal aangetoond moeten worden dat voldaan wordt aan het Bouwbesluit. Daarnaast dient de woning gasloos te worden aangelegd. Dit zijn regelingen die buiten het bestemmingsplan om zijn geregeld. Nadere eisen in dit bestemmingsplan zijn dan ook niet noodzakelijk.
Het aspect duurzaamheid wordt in de verdere planvorming uitgewerkt.
In de Wet milieubeheer en het bijbehorende Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is wettelijk geregeld voor welke projecten en besluiten een vorm van m.e.r.-verplichting geldt. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen activiteiten, waarvoor altijd een m.e.r.-procedure moet worden doorlopen (m.e.r.-plicht) en activiteiten waarvoor het bevoegd gezag nader moet beoordelen of een m.e.r.-procedure al dan niet nodig is (m.e.r.-beoordelingsplicht). In bijlage C van het Besluit milieueffectrapportage is aangegeven voor welk type activiteiten het maken van een milieueffectrapportage verplicht is. In bijlage D van het Besluit milieueffectrapportage is aangegeven voor welk type activiteiten een m.e.r.-beoordelingsprocedure moet worden doorlopen.
Daarnaast moet voor elk ruimtelijk plan een m.e.r.-verantwoording uitgevoerd worden. Dit houdt in dat nagegaan moet worden of er activiteiten plaatsvinden die negatieve effecten op het milieu kunnen hebben. De grondslag hiervoor is enerzijds het Besluit m.e.r. (Besluit milieueffectrapportage) en anderzijds de hiervoor beschreven onderzoeken.
De voorgenomen ontwikkeling valt in categorie D11.2 van bijlage D van het Besluit milieueffectrapportage. Deze categorie bevat: 'De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen'. Binnen deze categorie gelden de volgende drempelwaarden:
De bouw van 1 woning blijft ruim onder de drempelwaarden. Voor het planvoornemen geldt daarom geen plan-MER-plicht.
Op basis van voorgaande verantwoording van de omgevingsaspecten in hoofdstuk 4 kan in redelijkheid worden aangenomen dat geen onaanvaardbare milieueffecten in het plangebied hoeven te worden verwacht.
Voor het bestemmingsplan hoeft gezien het voorgaande geen m.e.r.-procedure te worden doorlopen. Het plan is op dit punt uitvoerbaar.
In dit hoofdstuk wordt als eerste uitgelegd wat een bestemmingsplan is en welke systematiek gekozen is voor het bestemmingsplan. Hierna wordt een toelichting gegeven op de bestemmingen die zijn opgenomen in het plan. Hierbij moet altijd worden bedacht dat de regels en de verbeelding in samenhang moeten worden gelezen. Op de verbeelding zijn namelijk de bestemmingen, de aanduidingen en de verklaringen aangegeven die voor een locatie gelden.
In een bestemmingsplan is geregeld hoe gronden en de bouwwerken daarop gebruikt mogen worden, en wat en hoe er gebouwd mag worden.
Een bestemmingsplan bestaat uit drie delen: de verbeelding, de regels en de toelichting. Op de verbeelding is aangegeven welke bestemming een perceel heeft. Het kan bijvoorbeeld gaan om een woon-, bedrijfs- of verkeersbestemming. In de regels is vervolgens bepaald wat er wel en niet is toegestaan binnen deze bestemming. Hier staat onder andere hoe de grond gebruikt mag worden en of er gebouwd mag worden. Als er gebouwd mag worden, dan staan in de regels onder andere de goot- en bouwhoogte die maximaal zijn toegestaan op het perceel. In de toelichting zijn onder andere de aanleiding, de achtergronden en uitgevoerde onderzoeken beschreven. Een bestemmingsplan gaat uitdrukkelijk niet over allerlei uitvoeringsgerichte zaken, zoals bijvoorbeeld de inrichting van wegen en het openbaar gebied of de aanleg of het functionering van rioleringssystemen.
Als een persoon of bedrijf wil gaan bouwen of verbouwen, is hier vaak een omgevingsvergunning voor nodig. Een aanvraag om een omgevingsvergunning wordt onder andere getoetst aan het bestemmingsplan. Als een aanvraag past binnen de regels van het bestemmingsplan wordt in de meeste gevallen een omgevingsvergunning verleend.
De wijze waarop een bestemmingsplan juridisch kan worden vormgegeven, wordt in grote lijnen bepaald door de Wet ruimtelijke ordening evenals door het daarbij behorende Besluit ruimtelijke ordening.
In het eerste artikel staan de belangrijkste begrippen verklaard zoals die in de regels worden gebruikt en die misschien niet geheel voor zichzelf spreken. Het bevat definities om misverstanden te voorkomen. Deze lijst is niet uitputtend, voor niet verklaarde begrippen moet aansluiting gezocht worden bij de uitleg die er in recente andere bestemmingsplannen van de gemeente, of het dagelijks spraakgebruik, de Van Dale of de jurisprudentie aan gegeven wordt.
In het tweede artikel staat de wijze van meten in het bestemmingsplan verklaard. Het gaat dan bijvoorbeeld om de juiste manier van meten van de goot- en bouwhoogte. Hier wordt ook uitgelegd wat wordt bedoeld met 'ondergeschikte bouwdelen' en wanneer deze bij de toetsing aan de bestemmingsplanregels buiten beschouwing mogen worden gelaten.
Bestemmingsomschrijving
Hier worden de aan de gronden toegekende functie(s) omschreven, waar nodig onderverdeeld in hoofdfunctie(s) en daaraan ondergeschikte functies. De bestemmingsomschrijving bevat behalve functie(s) ook inrichtingsaspecten: de gebouwen en bouwwerken ten behoeve van de toegestane functies.
Daarnaast kan bij sommige bestemmingen het behoud van bepaalde karakteristieke waarden worden nagestreefd, zoals cultuurhistorische waarden. De gronden worden dan, naast bijvoorbeeld de woonfunctie, tevens bestemd voor het behoud en het herstel van de in het gebied voorkomende cultuurhistorische waarden. Hiervoor worden gebiedsaanduidingen en dubbelbestemmingen gebruikt.
Bouwregels
De bouwregels geven de bebouwingsbepalingen waaraan bouwwerken moeten voldoen. Dit kunnen zijn bepalingen ten aanzien van hoogte, horizontale diepte, breedte, oppervlakte, bouwgrenzen, afstanden tot perceelsgrenzen etcetera. Voor een deel gebeurt dit door middel van een verwijzing naar een aanduiding op de verbeelding.
Vergunningplichtige bouwactiviteiten worden aan deze bepalingen getoetst. Vergunningvrije bouwwerken behoeven niet aan de bouwregels te voldoen. Het gebruik van dergelijke bouwwerken is overigens wel weer onderworpen aan de bepalingen van het bestemmingsplan (zie gebruiksbepalingen).
Afwijken van de bouwregels
Hier wordt aangegeven van welke bouwregels het bevoegd gezag (in de meeste gevallen het college van burgemeester en wethouders) een omgevingsvergunning voor het afwijken van bepaalde regels in het bestemmingsplan kan verlenen. Deze afwijkingsbevoegdheid is gebaseerd op artikel 3.6 lid 1 sub c van de Wet ruimtelijke ordening (Wro).
De afwijkingsbepalingen kunnen worden opgenomen om een bepaalde flexibiliteit of verruiming van het bestemmingsplan mogelijk te maken, maar waarvoor om welke reden dan ook een nadere afweging per geval gewenst is. De criteria en afwegingskaders zijn opgenomen in dit artikel zelf en zijn zo objectief mogelijk geformuleerd. In ieder geval zijn de algemene afwijkingsvoorwaarden als opgenomen in Hoofdstuk 3 van toepassing.
Gebruiksregels
Artikel 2.1 van de Wabo regelt dat het verboden is gronden of bouwwerken te gebruiken in strijd met de bepalingen van -onder meer- een bestemmingsplan. In beginsel is uit de bestemmingsomschrijving af te leiden wat wel of niet is toegestaan. In aanvulling daarop geven de specifieke gebruiksregels voor bepaalde gevallen een nadere uitwerking of extra duidelijkheid wat wel of juist niet is toegestaan binnen de bestemming. In sommige gevallen zijn voorwaarden opgenomen waaronder een bepaalde activiteit is toegestaan. Soms wordt daarbij verwezen naar beleidsregels die als bijlage zijn toegevoegd en zodoende onderdeel van het bestemmingsplan zijn.
In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De regels worden in onderstaande volgorde opgenomen. De algemene regels bestaan uit de volgende artikelen:
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Met de anti-dubbeltelregel wordt geregeld dat grond die reeds eerder bij een verleende omgevingsvergunning is meegenomen niet nog eens bij de verlening van een nieuwe omgevingsvergunning mag worden meegenomen. De anti-dubbeltelregel heeft uitsluitend betrekking op situaties die plaatsvinden onder het geldende bestemmingsplan. Het is dus niet zo dat gronden die zijn meegeteld bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten onder een vorig bestemmingsplan, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen onder het nieuwe bestemmingsplan ook buiten beschouwing moeten worden gelaten.
Artikel 6 Algemene bouwregels
In dit artikel wordt aangegeven in welke mate de maximale bouwgrenzen van ondergeschikte onderdelen van bouwwerken zonder omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan mogen worden overschreden. Dit kan echter ook plaatsvinden in de betreffende bestemmingen zelf.
Daarnaast wordt aangegeven wanneer ondergronds bouwen wel en niet in de bouwregels is begrepen.
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de gevallen waarvoor een omgevingsvergunning kan worden verleend voor het afwijken van bepaalde regels. Het gaat hierbij om de bevoegdheid om een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van regels die gelden voor de bestemmingen in het plan, tenzij anders is aangegeven in de bepalingen.
Voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen of verbouwen of het wijzigen van het gebruik in het plangebied moet voorzien worden in voldoende parkeergelegenheid op het eigen erf voor de beoogde functie. Het toetsingskader dat hierbij wordt gehanteerd zijn de door het kennisplatform CROW vastgestelde richtlijnen (publicatie 381 - december 2018, of de meest actuele uitgave).
De regeling voor de laad- en losvoorzieningen van goederen sluit aan op het algemene beleid zoals dat is opgenomen in de 'Aanbevelingen Stedelijke Verkeersvoorzieningen' (hierna ASVV). Voor het bepalen wanneer sprake is van "in voldoende mate voorzien" is aangesloten bij het ASVV 2012 (uitgave van het CROW) dan wel de geldende versie op het moment van het indienen van de aanvraag. Bij het dimensioneren van de ruimte voor laden en/of lossen van goederen en de bereikbaarheid daarvan moet worden aangesloten bij de afmetingen en de eigenschappen van de ontwerpvoertuigen uit de ASVV.
De gemeente heeft geen nota opgesteld waar parkeernormen in staan opgenomen (parkeerbeleid). Mocht in de toekomst de gemeente Midden-Groningen wel een parkeerbeleid vaststelllen, dan wordt dit ook een toetsingskader.
Dit onderdeel van de regels bestaat uit het overgangsrecht en de slotregel.
Het overgangsrecht is overgenomen uit het Besluit ruimtelijke ordening. Bebouwing die niet voldoet aan de bepalingen van dit bestemmingsplan is onder het overgangsrecht gebracht. Een geringe uitbreiding van de bebouwing wordt mogelijk gemaakt. Het gebruik van gronden en opstallen dat in strijd is met dit bestemmingsplan op het tijdstip van inwerkingtreding, mag in beginsel worden voortgezet. Wijziging van dit strijdige gebruik is verboden, indien de afwijking van het plan wordt vergroot. Als het strijdig gebruik, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik is niet van toepassing als het bouwwerk of gebruik in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan.
De slotregel is geheel voorgeschreven door de Ministeriële regeling Standaard Vergelijkbare Bestemmings Plannen (SVBP). Deze regel geeft aan hoe de regels van dit plan kunnen worden aangehaald. Hiermee wordt de naam van het bestemmingsplan vastgelegd. Voor de digitale uitwisseling van plannen krijgt elk plan ook een unieke code van letters en cijfers.
De gemeente Midden-Groningen heeft diverse beleidsregels geactualiseerd en geharmoniseerd. De relevante beleidsregels zijn als bijlagen bij de regels opgenomen en gelden als toetsingskader bij verzoeken. De gemeente wil ruimte bieden aan sommige nevenactiviteiten in het buitengebied. Bij recht zijn diverse activiteiten binnen de bestemming Wonen toegestaan mits voldaan wordt aan de voorwaarden die zijn opgenomen in de beleidsregels. Het gaat hier om beleidsregels opgenomen in het volgende beleidsdocument:
De diverse activiteiten genoemd in deze beleidsdocumenten moeten passen binnen de regels van de geldende bestemming. Dat wil zeggen dat de gebruiksmogelijkheden moeten passen binnen de toegestane oppervlakte zoals opgenomen in de bouwregels. Het beleidskader voor paardenhouderijen, kleinschalige horeca en energie-opwekking zijn niet opgenomen, omdat dit specifieke perceel zich hiervoor niet leent. Dit zou kunnenleiden tot ongewenste overlast voor de omgeving.
In het bestemmingsplan zijn op verschillende momenten mogelijkheden om af te wijken van de geldende regels. Het verlenen van de omgevingsvergunning mag niet leiden tot:
In de praktijk wil nog eens discussie ontstaan over wat met de onevenredige aantasting van de verschillende onderdelen precies bedoeld wordt. De paragraaf geeft een toelichting op begrippen zoals genoemd dit rijtje:
Het straat- en bebouwingsbeeld
De waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin, die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar is georiënteerd.
Verkeersonveilige situaties
Verkeersonveilige situatie kunnen ontstaan wanneer een verandering van gebruik of een bouwwerk een grote verkeersaantrekkende werking heeft of wanneer materieel wordt ingezet waarop de aanwezige wegen en/of omgeving niet berekend zijn.
Landschappelijke waarden
De aan een gebied toegekende waarde, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied.
Natuurlijke waarden
De aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied. Onderdeel van de natuurlijke waarden vormt steeds een beoordeling van de soortbescherming op basis van de Wet natuurbescherming.
Gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden
De mogelijkheden om gronden en daarop toegelaten bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken.
De milieusituatie
De situatie, waarbij milieuaspecten dienen te worden beoordeeld, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking. In het bijzonder dient er bij de situering en omvang van milieubelastende functies (o.a. bedrijven) op te worden gelet dat de uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies (o.a. woningen) zo weinig mogelijk wordt beperkt. Omgekeerd dient er bij uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies op te worden gelet dat bestaande milieubelastende functies zo weinig mogelijk in hun functioneren worden beperkt.
De woonsituatie
Een situatie waarbij, mede door de situering van om de woonfunctie liggende functies en bebouwing, in ieder geval sprake is van een redelijke daglichttoetreding, een redelijke mate van uitzicht en voldoende privacy, alsmede van afwezigheid van hinder.
Daarnaast wordt normaal onderhoud vaak als uitzondering opgenomen bij een verbod. Ook hier ontstaat wel eens discussie over wat hier precies onder valt. Met die reden is in deze paragraaf ook een verduidelijkend begrip opgenomen:
Normaal onderhoud
Het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren.
In het bestemmingsplan is de volgende basisbestemming opgenomen:
De bestemming Wonen is toegekend aan alle woningen in het buitengebied. De woonbestemming heeft betrekking op de woonhuizen, bijbehorende bouwwerken en overkappingen. Ook bijbehorende tuinen, erven en terreinen zijn in deze bestemming ondergebracht. Op de percelen is een groot bouwvlak opgenomen. Het grote bouwvlak biedt flexibiliteit aan de inrichting van het perceel. Flexibiliteit die past bij de ruimte die het buitengebied biedt. Per bouwvlak is één woning toegestaan.
Voor de woonbebouwing zijn enkele kaders opgenomen. Belangrijk is dat de oppervlakte van de woning inclusief bijbehorende bouwwerken en overkappingen niet groter is dan 300 m2 en maximaal 50% van het bouwperceel bebouwd wordt. Daarnaast moet de afstand van de woonbebouwing tot de weg minimaal de bestaande afstand bedragen. Een kleinere afstand kan met een omgevingsvergunning worden toegestaan na uitvoering en goedkeuring van akoestisch onderzoek. Daarnaast is het belangrijk dat, wanneer mogelijk, een afstand van 3 meter tot de zijdelingse perceelsgrens wordt aangehouden.
In de bestemming zijn bepalingen opgenomen over de te hanteren bouw- en goothoogte. Het uitgangspunt hierbij is dat woonbebouwing in het buitengebied veelal bestaat uit één bouwvlak met een kap. Om flexibiliteit te bieden bij bouwplannen voor ver- of nieuwbouw is in het plan een algemene afwijkingsregel opgenomen die mogelijkheden biedt om een andere goot- of bouwhoogte toe te staan.
De woonbestemmingen in het buitengebied laten zich veelal kenmerken door relatief grote percelen. Op deze percelen is ruimte voor vrije beroepen en overige aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven, maar ook hobbymatige paardenhouderijen, een bed & breakfast, en andere kleinschalige bedrijvigheid. Bij recht zijn deze activiteiten toegestaan, mits voldaan wordt aan de hiervoor geldende beleidsregels. Daarnaast moeten de activiteiten passen binnen de opgenomen bebouwingsmogelijkheden.
Aan een dubbelbestemming bestaat de behoefte, wanneer een bestemming onvoldoende recht doet aan de functies/gebruiksdoeleinden die op de gronden toelaatbaar zijn of wanneer ruimtelijk relevante belangen veilig moeten worden gesteld die niet of onvoldoende met een bestemming kunnen worden gewaarborgd. Een dubbelbestemming heeft altijd betrekking op een geometrisch bepaald vlak.
In de SVBP is een drietal hoofdgroepen vastgelegd waarbij moet worden aangesloten voor het toekennen van een dubbelbestemming. Dit zijn de hoofdgroepen:
De bouw- c.q. gebruiksregels in de dubbelbestemming bepalen de verhouding van de basisbestemming ten opzichte van de dubbelbestemming.
De verschillende landschappelijke elementen die in het buitengebied van Midden-Groningen aanwezig zijn, zijn opgenomen in één dubbelbestemming: Waarde - Landschap. Binnen de dubbelstemming geldt voor elk afzonderlijke landschappelijke waarde een eigen regeling. Uitgangspunt van de dubbelbestemming is het beschermen, in stand houden en verbeteren van de landschappelijke waarden. De opgenomen regelingen zijn afgestemd op de Provinciale Verordening.
Het buitengebied van Midden-Groningen kent de volgende landschappelijke waarden:
Het plangebied van het voorontwerpbestemmingsplan viel binnen de landschappelijke waarde 'Kanalen en Wijken (vanwege ligging van een bestaande wijk (waterloop)' . Nu het plangebied is verschoven naar het zuiden in het ontwerpbestemmingsplan kan deze dubbelbestemming vervallen.
Alle kosten die gepaard gaan met het opstellen van het bestemmingsplan zijn voor rekening van de initiatiefnemer.
De enige kosten die verder uit het plan kunnen voortvloeien, zijn planschadekosten. Deze zijn op voorhand niet uit te sluiten. Daarom is op grond van artikel 6.4a van de Wet op de ruimtelijke ordening (Wro) met de initiatiefnemer een planschadeverhaalsovereenkomst gesloten, waarin de initiatiefnemer verklaart de eventueel uit te keren planschade te zullen vergoeden aan de gemeente.
Hiermee zijn de kosten anderszins verzekerd en is het vaststellen van een exploitatieplan niet meer noodzakelijk.
Het voorontwerp bestemmingsplan is op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegezonden aan de volgende instanties:
De ingekomen overlegreacties en eventuele inhoudelijke aanpassingen zijn benoemd in de 'Nota van inspraak- en overlegreacties'. Deze nota is als Bijlage 6 aan deze toelichting toegevoegd.
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplicht niet om een voorontwerp bestemmingsplan ter inzage te leggen voor inspraak. Om betrokkenen in een vroeg stadium bij de planvorming te betrekken en eventuele onjuistheden uit het plan te halen is in deze situatie voor gekozen om het voorontwerp bestemmingsplan wel ter inzage te leggen.
Het voorontwerp bestemmingsplan heeft vanaf 2 juli 2020 zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode kon iedereen het plan bekijken, vragen stellen en een inspraakreactie indienen. De ingekomen inspraakreacties en eventuele inhoudelijke aanpassingen zijn benoemd in de 'Nota van inspraak- en overlegreacties'. Deze nota is als Bijlage 6 aan deze toelichting toegevoegd.
Het ontwerp bestemmingsplan wordt op grond van artikel 3.8 Wet ruimtelijke ordening (Wro) gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode kan iedereen het plan bekijken, vragen stellen en een zienswijze indienen. Ingekomen zienswijzen kunnen leiden tot een inhoudelijke aanpassing van het bestemmingsplan. Ingekomen zienswijzen voorzien van een gemeentelijke reactie en eventuele wijzigingen worden benoemd in de 'Nota, zienswijzen, commentaar en wijzigingen. Deze nota is als Bijlage aan deze toelichting toegevoegd. Er is 1 zienswijze ingediend. Deze zienswijze heeft niet geleid tot grote wijzigingen in het bestemmingsplan.
Nadat het ontwerp bestemmingsplan zes weken ter inzage heeft gelegen besluit de gemeenteraad over de vaststelling van het plan. Het vastgestelde bestemmingsplan wordt vervolgens zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode kunnen belanghebbenden die op tijd een zienswijze hebben ingediend beroep instellen tegen het vastgestelde plan.
Het vastgestelde bestemmingsplan treedt in werking nadat het vastgestelde plan zes weken ter inzage heeft gelegen. Het instellen van beroep schorst de inwerkingtreding van het bestemmingsplan niet, tenzij hier een specifiek verzoek voor wordt ingediend.