Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Blijham, 5e Morigerlaan 1
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.1950.BP2206-on01
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
In deze regels wordt verstaan onder:
 
1. plan:
het bestemmingsplan Blijham, 5e Morigerlaan 1 van de gemeente Westerwolde;
 
2. bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand
NL.IMRO.1950.BP2206-on01 met de bijbehorende regels;
 
3. aan-huis-verbonden beroep:
een beroep, dat in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden
uitgeoefend en dat is gericht op het verlenen van diensten;
 
4. aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar
ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het
bebouwen van deze gronden;
 
5. aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
6. agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen
van gewassen en/of het houden van dieren;
 
7. agrarisch gebruik:
grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden, die zowel ten behoeve van een volwaardige
agrarische bedrijfsvoering als hobbymatig worden gebruikt;
 
8. bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
 
9. bebouwingspercentage:
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein
aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen;
 
10. bed & breakfast:
het aanbieden van een kortstondig recreatief nachtverblijf in de vorm van logies met ontbijt;
 
11. bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
 
12. bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
13. bijbehorend bouwwerk:
een uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde
perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd
gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
 
14. bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het
vergroten;
 
15. bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
 
16. bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar
behorende bebouwing is toegelaten;
 
17. bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
 
18. bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
 
19. bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij
direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of
op de grond;
 
20. detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het
verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor
gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of
bedrijfsactiviteit;
 
21. erf:
het bouwperceel, voor zover binnen het bouwvlak gelegen;
 
22. erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaats vinden van voorstellingen
en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop,
een seksclub en een seksautomatenhal;
 
23. gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met
wanden omsloten ruimte vormt;
 
24. hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een
bouwperceel kan worden aangemerkt;
 
25. horecabedrijf en/of -instelling:
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter
plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;
 
26. huishouden:
de samenlevingsvorm van één gezin, waaronder mede begrepen de inwoning, al dan
niet bij wijze van mantelzorg, met eigen voorzieningen van verwanten of andere
personen en met een gezin gelijk te stellen samenlevingsvormen;
 
27. kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel
enig ander voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan
wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
 
28. kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:
een bedrijf dat in of bij een woonhuis met behoud met woonfunctie kan worden
uitgeoefend en dat is gericht op het beroepsmatig verlenen van diensten of het
uitoefenen van een ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk;
 
29. logiesverstrekkend bedrijf:
een bedrijf waar, tegen vergoeding, logies worden verstrekt, waarbij de logieseenheden
enkel zijn ingericht voor nachtverblijf; naast het verstrekken van logies worden
accommodaties aangeboden voor dagverblijf en maaltijdbereiding;
 
30. mantelzorg:
het op basis van vrijwilligheid en buiten organisatorisch verband bieden van zorg aan
een persoon uit het sociale netwerk die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische
en/of sociale vlak;
 
31. overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden
dan wel met ten hoogste één wand;
 
32. paardrijbak:
aan daarvoor ingericht stukje terrein ten behoee van paardrijactiviteiten met een hek
eromheen;
 
33. peil:
  1. indien op het land wordt gebouwd:
    1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hooftoegang direct aan de weg grenst:
      • de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
    2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
      • de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  2. indien op of in het water wordt gebouwd:
    1. de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
34. seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een
omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of
vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting
worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een
parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens is begrepen een erotische
massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
 
35. windmolen
een bouwwerk voor het opwekken van elektriciteit uit wind;
 
36. woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk
huishouden, bewoning in de vorm van kamerverhuur daaronder niet begrepen;
 
37. woonhuis:
een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of
gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke
verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
a. de afstand tot de (zijdelingse) perceelgrens:
vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) perceelgrens;
 
b. de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen
gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals
schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
 
c. de breedte / diepte van een gebouw:
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de
scheidsmuren);
 
d. de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
 
e. de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een
daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
 
f. de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het
hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
 
g. de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren,
neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter
plaatse van het bouwwerk.
 
h. De ashoogte van een windmolen:
Vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windmolen.
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Wonen
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. een woonhuis en de bijbehorende bouwwerken bij dat woonhuis, al dan niet in combinatie met ruimte voor:
    1. een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit zoals genoemd in bijlage 1;
    2. een bed & breakfast;
met daaraan ondergeschikt:
  1. woonstraten en paden;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. groenvoorzieningen;
  4. nutsvoorzieningen;
  5. water;
met de daarbijbehorende:
  1. tuinen en erven;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
 
3.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van de in lid 3.1 genoemde gebouwen geldt de volgende regel:
  1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen zal ten hoogste 300 m2 bedragen.
3.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
  1. als hoofdgebouw mag uitsluitend een woonhuis worden gebouwd;
  2. een hoofdgebouw wordt binnen een bouwvlak gebouwd;
  3. het aantal woningen bedraagt maximaal één;
  4. de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 3,5 m bedragen;
  5. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten minste 30° bedragen;
  6. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten hoogste 60° bedragen.
3.2.3 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen ten minste 3,00 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of in verlengde daarvan worden gebouwd;
  2. de afstand van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelgrens zal ten minste 3,00 m bedragen;
  3. de goothoogte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
  4. de dakhelling van een aan- of uitbouw of een bijgebouw zal ten hoogste 60° bedragen;
  5. de afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de hoofdgebouwen zal ten hoogste 30,00 m bedragen.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 mag bedragen;
  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 5,00 m bedragen.
3.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de
afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
  1. een goede woonsituatie;
  2. de milieusituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Afwijken van de bouwregels
 
3.4.1 Afwijkingsbevoegdheid
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
  1. het bepaalde in lid 3.2.2 sub d in die zin dat de goothoogte van een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 6,00 m;
  2. het bepaalde in lid 3.2.2 sub e in die zin dat de dakhelling van een (hoofd)gebouw wordt verkleind c.q. dat een (hoofd)gebouw (gedeeltelijk) wordt voorzien van een plat dak;
  3. het bepaalde in lid 3.2.2 sub f in die zin dat de dakhelling van gebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 80°;
  4. het bepaalde in lid 3.2.2 sub g in die zin dat de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens wordt verkleind;
  5. het bepaalde in lid 3.2.3 sub a in die zin dat een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping minder dan 3,00 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of in verlengde daarvan worden gebouwd;
  6. het bepaalde in lid 3.2.3 sub b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 150 m², mits:
    1. de vergroting noodzakelijk is ten behoeve van de uitoefening van een aan-huisverbonden beroep c.q. een anderszins krachtens deze bestemming toegelaten (bedrijfs)functie;
    2. er sprake is van een goede verhouding tot het hoofdgebouw en het erf;
    3. een goede ruimtelijke en landschappelijke inpassing is gegarandeerd;
    4. er sprake is van een situatie waarin de gewenste uitbreiding van een hoofdgebouw afgewezen moet worden gelet op het straat- en bebouwingsbeeld;
  7. het bepaalde in lid 3.2.3 sub d in die zin dat de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelgrens wordt verkleind;
  8. het bepaalde in lid 3.2.3 sub e in die zin dat de goothoogte van aan- of uitbouw of een bijgebouw wordt verhoogd;
  9. het bepaalde in lid 3.2.3 sub f in die zin dat de dakhelling van gebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 80°.
3.4.2 Toetsingscriteria
De in lid 3.4.1 genoemde vergunning kan uitsluitend worden verleend, indien geen
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de woonsituatie;
  3. de milieusituatie;
  4. de verkeersveiligheid;
  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.5 Specifieke gebruiksregels
 
3.5.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel tenzij het productiegebonden detailhandel betreft;
  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huisverbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien er sprake is van een vergunningsplichtige of meldingsplichtige activiteit in het kader van de Wet milieubeheer en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huisverbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 40% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel;
  5. het gebruik van gronden en bouwwerken zodanig dat sprake is van meer dan drie bed- en breakfastkamers;
  6. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak, met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken.
3.5.2 Afwijken van de gebruiksregels
Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.5.1 sub
f, mits:
  1. de paardrijbak dient voor het eigen hobbymatie gebruik;
  2. de paardrijbak in een landschappelijk aanvaardbare wijze wordt ingepast;
  3. de paardrijbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd;
  4. de afstand tussen de paardrijbak en woningen van derden minimaal 50 meter bedraagt;
  5. er ten behoeve van de paardrijbak geen lichtmasten worden geplaatst.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk
zijnde, of van werkzaamheden
 
3.6.1 Vergunningplicht
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een
omgevingsvergunning vereist:
  1. het verwijderen van beplanting met een oppervlakte van ten minste 50 m2.
3.6.2 Uitzondering
Het bepaalde in lid 3.6.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en
werkzaamheden die:
  1. het normale onderhoud betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  3. noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare voorzieningen.
3.6.3 Toetsingscriteria
De in lid 3.6.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden van het gebied.
3 Algemene regels
 
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan
waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling
van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene bouwregels
 
5.1 Bouwregels
  1. De bouwgrenzen mogen, in afwijking van deze regels, uitsluitend worden overschreden door:
    1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,50 m;
    2. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,00 m.
5.2 Aanvullende werking welstandscriteria
 
De in de regels geboden ruimte ten aanzien van de situering en de maatvoering van
bouwwerken kan nader worden ingevuld door de in de Woningwet bedoelde
welstandscriteria.
Artikel 6 Algemene gebruiksregels
 
6.1 Algemene gebruiksregels
 
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met de bestemmingen, wordt in
ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  3. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  4. het storten van puin en afvalstoffen;
  5. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  6. de stalling en opslag van caravans, boten, oldtimers en dergelijk anders dan in bouwwerken;
  7. het gebruik van de gronden voor het plaatsen en/of aanbrengen van nietperceelsgebonden handelsreclame en of reclame voor ideële doeleinden of overtuigingen.
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
 
7.1 Bevoegdheid
 
Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
  1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
7.2 Voorwaarden
 
De in lid 7.1 genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend worden verleend,
mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de woonsituatie;
  3. de milieusituatie;
  4. de verkeersveiligheid;
  5. de cultuurhistorische en/of karakteristieke waarden;
  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
4 Overgangs- en slotregels
 
Artikel 8 Overgangsrecht
 
8.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10 %.
  3. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
8.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Sublid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 9 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als:
 ‘Regels van het bestemmingsplan Blijham, 5e Morigerlaan’ van de gemeente Westerwolde.