direct naar inhoud van Regels
Plan: Station Zuid Groningen (TenneT)
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1950.BP2102-on01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 Plan

Het bestemmingsplan Station Zuid Groningen (TenneT) met identificatienummer NL.IMRO.1950.BP2102-on01 van de gemeente Westerwolde.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Afspanportaal

Een portaal welke geplaatst kan worden tussen de laatste hoogspanningsmast van een lijn en de onderdelen op een station of een opstijgpunt.

1.5 Belemmeringenstrook

Een strook grond ter plaatse van en ter weerszijden van een hoogspanningsverbinding of middenspanningsnet die dient om de veiligheid, de bereikbaarheid en het ongestoord functioneren van de hoogspanningsverbinding of het middenspanningsnet te kunnen garanderen.

1.6 Bestaand
  • a. het bestaand gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;
  • b. het onder a bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of een andere planologische toestemming.
1.7 Bliksempiek

Een constructie die voorkomt dat onderdelen op het station geraakt worden door de bliksem.

1.8 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.9 Bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.10 Dag-, avond- en nachtperiode

Periodes die lopen voor de dag van 07.00 uur tot 19.00 uur, voor de avond van 19.00 uur tot 23.00 uur en voor de nacht van 23.00 uur tot 07.00 uur.

1.11 Etmaalwaarde Letmaal

De etmaalwaarde Letmaal van het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau LAr,LT in dB(A) met betrekking tot een inrichting of een industrieterrein is het hoogste van de volgende drie niveaus:

  • Ldag (= Lar,LT); dag: 07.00-19.00 uur;
  • Lavond (= Lar,LT) + 5 dB; avond: 19.00-23.00 uur;
  • Lnacht (= Lar,LT) + 10 dB; nacht: 23.00-07.00 uur.
1.12 Equivalent geluidsniveau

Het energetisch gemiddelde van de fluctuerende niveaus van het ter plaatse in de loop van een bepaalde periode optredende geluid. Het energetisch gemiddelde wordt berekend volgens de methode zoals omschreven in de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai (1999).

1.13 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.14 Geluidsruimte

De verdeling van de geluidproductie per bouwperceel passend binnen de zonegrens geluid.

1.15 Geluidbelasting in dB(A)

De etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats.

1.16 Geluidzone

Een op grond van de artikelen 40 en 52 van de Wet geluidhinder in het bestemmingsplan vastgelegd gebied rond een industrieterrein waarbuiten de geluidbelasting ten gevolge van dat industrieterrein niet meer mag bedragen dan 50 dB(A).

1.17 Geluidzoneringsplichtige inrichting

Een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld.

1.18 Hoogspanningsstation

Een bouwwerk waar hoogspanningsverbindingen op elkaar worden aangesloten, waar een middenspanningsnet wordt gekoppeld aan hoogspanningsverbindingen en waar elektrische energie wordt getransporteerd, verdeeld en getransformeerd.

1.19 Hoogspanningsverbinding

Ondergrondse of bovengrondse leidingen met een spanningsniveau van 110 kV of hoger, inclusief bijbehorende masten, mantelbuizen en bijbehorende voorzieningen en datakabels.

1.20 Maaiveld

De hoogte waarop het omliggende terrein aansluit op het gebouw, bouwwerk of afgewerkte terrein.

1.21 Mantelbuis

Een buis (omhulsel) die dient ter bescherming van één of meerdere kabels behorende tot een hoogspanningsverbinding of middenspanningsnet.

1.22 Middenspanningsnet

Een netwerk van ondergrondse kabels met een spanningsniveau van minimaal 10 kV en maximaal 20 kV die aansluiten op een transformatorstation en in beheer zijn bij een regionale netbeheerder, inclusief de bij de kabels behorende mantelbuizen en bijbehorende voorzieningen en datakabels.

1.23 Mofput

Een put met een verbindingsgreep ter bescherming van de kabeluiteinden-, aftakkingen en/of verbindingen.

1.24 Nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.25 Opstijgpunt

Een plek waar een ondergrondse hoogspanningsverbinding boven de grond komt en naar een bovengrondse hoogspanningsverbinding wordt geleid.

1.26 Overkluizing

Een constructie waarmee kabels en leidingen worden beschermd tegen de (extra) belasting op de grond, zoals tegels en asfalt.

1.27 Peil
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.28 Railsysteem

Een systeem bestaande uit 1, 2 of 3 sets van parallelle geleiders op ondersteuningen als onderdeel van een hoogspanningsstation waarover grote elektrische vermogens kunnen worden getransporteerd en verdeeld over de verschillende aansluitingen (waaronder lijnvelden).

1.29 Voorzorgsbeleid

Beleid dat erop gericht is zoveel mogelijk te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij gevoelige bestemmingen worden mogelijk gemaakt waar kinderen langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningsverbindingen met een jaargemiddeld magneetveld hoger dan 0,4 microtesla. Deze gevoelige bestemmingen zijn woningen, crèches, scholen en kinderopvangplaatsen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Ondergrondse bouwwerken die meer dan 1 m buiten het buitenwerk van het bovengronds gelegen gebouw worden gerealiseerd tellen mee in de oppervlakteregeling voor bebouwing.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - Hoogspanningsstation

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Hoogspanningsstation' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een hoogspanningsstation voor het transporteren, verdelen en transformeren van elektrische energie met de daarbij behorende voorzieningen;
  • b. voorzieningen ten behoeve van een aansluiting op een hoogspanningsnet en middenspanningsnet;
  • c. hoogspannings- en middenspanningskabels en leidingen, railsystemen en bijbehorende (aansluit)voorzieningen;
  • d. landschappelijke inpassing van het hoogspanningsstation conform het als Bijlage 1 bij dit plan opgenomen Landschapsplan;

met de daarbij behorende:

  • e. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • f. erven en terreinen;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. watergangen en -partijen en andere waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • k. wegen, paden en verhardingen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 meter.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • c. de bouwhoogte van afspanportalen en bliksempieken mag niet meer bedragen dan 30 meter;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 20 meter.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Voorwaardelijke verplichting

De landschappelijke inpassing dient uiterlijk twee jaar na het in bedrijf nemen van het hoogspanningsstation te zijn gerealiseerd en dient in stand te worden gehouden.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

In afwijking van het bepaalde in lid 3.3 kan gemotiveerd worden afgeweken van het landschapsplan dat is opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels, indien:

  • a. blijkt dat niet alle maatregelen uit het landschapsplan op alle punten uitvoerbaar zijn en een minimaal gelijk te stellen maatregel wordt getroffen om te komen tot een goede landschappelijke inpassing;
  • b. door bevoegd gezag hiertoe schriftelijke toestemming is verleend.

Artikel 4 Bedrijf - Opstijgpunt

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Opstijgpunt' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een installatie ten behoeve van de overgang tussen een ondergrondse en een bovengrondse hoogspanningsverbinding;

met de daarbij behorende:

  • b. (hoogspannings)kabels en leidingen;
  • c. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. erven en terreinen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. watergangen en -partijen en andere waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. wegen, paden en verhardingen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • b. de bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 15 m2.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 20 m.
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken van bouwwerken als drager van reclame-uitingen;
  • b. het gebruik van gronden voor het permanent opslaan van goederen, (brandbare) stoffen en/of materialen.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bermen en beplanting;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. fiets- en voetpaden;
  • e. nutsvoorzieningen;

met de/het daarbij behorende:

  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 5 m.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van verharde wegen, paden, banen of parkeerstroken en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het graven van watergangen, vijvers en andere waterpartijen.
5.3.2 Uitzonderingen

De in lid 5.3.1 bedoelde vergunning is niet vereist voor werken en werkzaamheden:

  • a. die verband houden met de bouw en landschappelijke inpassing van het 380/110/20kV-hoogspanningsstation 'Musselkanaal';
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het moment van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
  • c. die het normale onderhoud tot doel hebben.
5.3.3 Voorwaarden

Indien de omgevingsvergunning gevolgen kan hebben voor de waterhuishouding, wordt de aanvraag voor de vergunning voorgelegd aan het betreffende waterschap met het verzoek de aanvraag te voorzien van een deskundigenadvies.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, paden en overige infrastructurele voorzieningen;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen, mits:

  • a. de oppervlakte niet meer dan 10 m2 bedraagt;
  • b. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte, anders dan voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde rechtstreeks ten dienste van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, niet meer mag bedragen dan 10 m.

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en oeverstroken;
  • b. waterhuishouding;
  • c. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • d. openbare nutsvoorzieningen;
  • e. bruggen en dammen;
  • f. groenvoorzieningen.

met de daarbij behorende:

  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Op of in deze grond mogen geen gebouwen worden gebouwd.

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedraagt.

Artikel 8 Leiding - Hoogspanning

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' bestemde gronden zijn, behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, het beheer en de instandhouding van een ondergrondse hoogspanningsverbinding, met de daarbij behorende:

  • a. belemmeringenstrook;
  • b. voorzieningen ten behoeve van de bestemming, zoals glasvezel, kabels, (buis)leidingen, overkluizingen, mantelbuizen en mofputten.
8.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op of in de in dit artikel bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken met een bouwhoogte van maximaal 2 m ten dienste van de in lid 8.1 bedoelde bestemming worden gebouwd;
  • b. behoudens het gestelde onder a zijn op of in de in dit artikel bedoelde gronden geen gebouwen en bouwwerken toegestaan, met uitzondering van bestaande (vergunde) gebouwen en bouwwerken;
  • c. indien bestaande gebouwen en/of bouwwerken worden vervangen, vernieuwd of veranderd is dit toegestaan indien de oppervlakte en hoogte niet worden vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
8.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.2 onder b en c en worden toegestaan dat wordt gebouwd overeenkomstig de andere aan de gronden toegekende bestemming(en), mits:

  • a. de belangen en de veiligheid van de betrokken hoogspanningsverbinding niet worden geschaad;
  • b. uit vooraf ingewonnen advies bij de betreffende leidingbeheerder is gebleken dat hiertegen uit oogpunt van doelmatig leidingbeheer geen bezwaar bestaat.
8.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden voor het permanent opslaan van goederen, (brandbare) stoffen en/of materialen.

8.5 Afwijken van de specifieke gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.4 en worden toegestaan dat permanente opslag plaatsvindt van goederen, (brandbare) stoffen en/of materialen overeenkomstig de andere aan de gronden toegekende bestemming(en), mits:

  • a. de belangen en de veiligheid van de betrokken hoogspanningsverbinding niet worden geschaad;
  • b. uit vooraf ingewonnen advies bij de betreffende leidingbeheerder is gebleken dat hiertegen uit oogpunt van doelmatig leidingbeheer geen bezwaar bestaat.
8.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.6.1 Verbod

In het belang van de hoogspanningsverbinding als bedoeld in lid 8.1 is het, behoudens het bepaalde in lid 8.6.2, verboden op en in de in lid 8.1 bedoelde gronden zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting en bomen, alsmede het rooien van beplantingen en bomen;
  • b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen of afgraven;
  • c. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. diepploegen;
  • e. het verrichten van grondroeractiviteiten anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • f. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • g. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen, alsmede het verhogen of verlagen van het waterpeil;
  • h. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving aangegeven, en daarmee verband houdende constructies.
8.6.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in lid 8.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. verband houden met de aanleg van de desbetreffende ondergrondse hoogspanningsverbinding, zoals bedoeld in lid 8.1 en de daarbij horende voorzieningen;
  • b. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer van de hoogspanningsverbinding, zoals bedoeld in lid 8.1, en de belemmeringenstrook;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan en in overeenstemming zijn met de op dat moment geldende toepasselijke regelgeving dan wel mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. graafwerkzaamheden betreffen als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken.
8.6.3 Toelaatbaarheid

De vergunning als bedoeld in lid 8.6.1 wordt slechts verleend indien:

  • a. is aangetoond dat de desbetreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de belangen en de veiligheid van de hoogspanningsverbinding;
  • b. uit vooraf ingewonnen advies bij de betreffende leidingbeheerder is gebleken dat hiertegen uit oogpunt van doelmatig leidingbeheer geen bezwaar bestaat.

Artikel 9 Leiding - Hoogspanningsverbinding

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' bestemde gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, het beheer en de instandhouding van een bovengrondse hoogspanningsverbinding, met de daarbij behorende:

  • a. belemmeringenstrook;
  • b. voorzieningen ten behoeve van de bestemming, zoals (veiligheids)voorzieningen.
9.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op of in de in dit artikel bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de in lid 9.1 bedoelde bestemming die voldoen aan de volgende criteria:
    • 1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere aan deze gronden toegekende bestemmingen mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte en hoogte niet worden vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
9.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.2 onder b en worden toegestaan dat wordt gebouwd overeenkomstig de andere aan de gronden toegekende bestemming(en), mits:

  • a. de belangen en de veiligheid van de betrokken hoogspanningsverbinding niet worden geschaad;
  • b. uit vooraf ingewonnen advies bij de betreffende leidingbeheerder is gebleken dat hiertegen uit oogpunt van doelmatig leidingbeheer geen bezwaar bestaat.
9.4 Specifieke gebruiksregels
9.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken van bouwwerken als drager van reclame-uitingen;
  • b. het gebruik van gronden voor het permanent opslaan van goederen, (brandbare) stoffen en/of materialen.
9.5 Afwijken van de specifieke gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.4.1 en worden toegestaan dat permanente opslag plaatsvindt van goederen, (brandbare) stoffen en/of materialen overeenkomstig de andere aan de gronden toegekende bestemming(en), mits:

  • a. de belangen en de veiligheid van de betrokken hoogspanningsverbinding niet worden geschaad;
  • b. uit vooraf ingewonnen advies bij de betreffende leidingbeheerder is gebleken dat hiertegen uit oogpunt van doelmatig leidingbeheer geen bezwaar bestaat.
9.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.6.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting en bomen, alsmede het rooien van beplantingen en bomen;
  • b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen of afgraven;
  • c. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen dieper dan 0,5 m onder maaiveld;
  • d. het verrichten van grondroeractiviteiten dieper dan 0,5 m onder maaiveld anders dan normaal spit- en ploegwerk voor zover dit geen diepploegen dieper dan 1 m onder maaiveld is;
  • e. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • f. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen, alsmede het verhogen of verlagen van het waterpeil;
  • g. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving aangegeven, en daarmee verband houdende constructies.
9.6.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in lid 9.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. verband houden met de aanleg van de desbetreffende bovengrondse hoogspanningsverbinding, zoals bedoeld in lid 9.1 en de daarbij horende voorzieningen;
  • b. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer van de hoogspanningsverbinding, zoals bedoeld in lid 9.1, en de belemmeringenstrook als ook het normaal onderhoud en beheer hetgeen krachtens de onderliggende bestemmingen is toegestaan;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan en in overeenstemming zijn met de op dat moment geldende toepasselijke regelgeving dan wel mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. graafwerkzaamheden betreffen als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken.
9.6.3 Toelaatbaarheid

De vergunning als bedoeld in lid 9.6.1 wordt slechts verleend indien:

  • a. is aangetoond dat de desbetreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de belangen en de veiligheid van de hoogspanningsverbinding;
  • b. uit vooraf ingewonnen advies bij de betreffende leidingbeheerder is gebleken dat hiertegen uit oogpunt van doelmatig leidingbeheer geen bezwaar bestaat.

Artikel 10 Leiding - Middenspanning

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Middenspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergronds middenspanningsnet alsmede voor de hierbij behorende belemmeringenstrook en voorzieningen ten behoeve van de bestemming.

10.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op of in de in dit artikel bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken met een bouwhoogte van maximaal 2 m ten dienste van de in lid 10.1 bedoelde bestemming worden gebouwd;
  • b. behoudens het gestelde onder a zijn op of in de in dit artikel bedoelde gronden geen gebouwen en bouwwerken toegestaan, met uitzondering van bestaande (vergunde) gebouwen en bouwwerken;
  • c. indien bestaande gebouwen en/of bouwwerken worden vervangen, vernieuwd of veranderd is dit toegestaan indien de oppervlakte en hoogte niet worden vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
10.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.2 onder b en c en worden toegestaan dat wordt gebouwd overeenkomstig de andere aan de gronden toegekende bestemming(en), mits:

  • a. de belangen en de veiligheid van het betrokken middenspanningsnet niet worden geschaad;
  • b. uit vooraf ingewonnen advies bij de betreffende leidingbeheerder is gebleken dat hiertegen uit oogpunt van doelmatig leidingbeheer geen bezwaar bestaat.
10.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen het gebruik van gronden voor het permanent opslaan van goederen, (brandbare) stoffen en/of materialen.

10.5 Afwijken van de specifieke gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.4 en worden toegestaan dat permanente opslag plaatsvindt van goederen, (brandbare) stoffen en/of materialen overeenkomstig de andere aan de gronden toegekende bestemming(en), mits:

  • a. de belangen en de veiligheid van de betrokken hoogspanningsverbinding niet worden geschaad;
  • b. uit vooraf ingewonnen advies bij de betreffende leidingbeheerder is gebleken dat hiertegen uit oogpunt van doelmatig leidingbeheer geen bezwaar bestaat.
10.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.6.1 Verbod

In het belang van het middenspanningsnet als bedoeld in lid 10.1 is het, behoudens het bepaalde in lid 10.6.2, verboden op en in de in lid 10.1 bedoelde gronden zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting en bomen, alsmede het rooien van beplantingen en bomen;
  • b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen of afgraven;
  • c. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen dieper dan 0,5 m onder maaiveld;
  • d. het verrichten van grondroeractiviteiten dieper dan 0,5 m onder maaiveld anders dan normaal spit- en ploegwerk voor zover dit geen diepploegen dieper dan 1 m onder maaiveld is;
  • e. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • f. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen, alsmede het verhogen of verlagen van het waterpeil;
  • g. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving aangegeven, en daarmee verband houdende constructies.
10.6.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in lid 10.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. verband houden met de aanleg van het desbetreffende middenspanningsnet, zoals bedoeld in lid 10.1 en de daarbij behorende voorzieningen;
  • b. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer van het middenspanningsnet, zoals bedoeld in lid 10.1, en de belemmeringenstrook;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van inwerkingtreding van dit plan en in overeenstemming zijn met de op dat moment geldende toepasselijke regelgeving dan wel mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. graafwerkzaamheden betreffen als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken.
10.6.3 Toelaatbaarheid

De vergunning als bedoeld in lid 10.5.1 wordt slechts verleend indien:

  • a. is aangetoond dat de desbetreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de belangen en de veiligheid van het middenspanningsnet;
  • b. uit vooraf ingewonnen advies bij de betreffende leidingbeheerder is gebleken dat hiertegen uit oogpunt van doelmatig leidingbeheer geen bezwaar bestaat.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 12 Algemene gebruiksregels

12.1 Strijdig gebruik

Onder een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het niet na graafwerkzaamheden bij de aanleg, het beheer en het onderhoud van de ondergrondse hoogspanningsverbinding en het middenspanningsnet zoveel als redelijkerwijs mogelijk in de oorspronkelijke staat terugbrengen van de aardkundige en ecologische waarden en verkavelingspatronen;

Artikel 13 Algemene aanduidingsregels

13.1 Milieuzone - geluidzonebeheer
13.1.1 Algemeen

De met 'Milieuzone - geluidzonebeheer' aangeduide gronden zijn, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor:

  • a. het veiligstellen van de totale beschikbare geluidsruimte binnen de geluidzone op het gezoneerde industrieterrein;
  • b. het bevorderen van een efficiënt gebruik van de totale beschikbare geluidsruimte van het gezoneerde industrieterrein.
13.1.2 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - geluidzonebeheer' mag de gebruikte geluidsruimte als geluidemissiekental niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduidingen 'standaard geluidsruimte - dag in dB(A)/m²', 'standaard geluidsruimte avond in dB(A)/m²' en 'standaard geluidsruimte – nacht in dB(A)/m²' aangegeven standaard geluidsruimte, gemeten in dB(A)/m², voor respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode.

13.1.3 Niet toegestaan gebruik

Binnen deze bestemming is het navolgende gebruik niet toegestaan:

  • a. het gebruik van de gronden door bedrijven voor zover dit gebruik een grotere geluidsruimte tot gevolg heeft dan is aangegeven in lid 13.1.2;
  • b. het bepaalde onder a is niet van toepassing op het bestaande gebruik van gronden en bebouwing op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, tenzij het gebruik reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan, of met het voorheen geldende voorbereidingsbesluit.
13.1.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
  • de totale beschikbare geluidsruimte binnen de zone;

met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.1.3 onder a teneinde een grotere geluidsruimte op een bouwperceel toe te staan. Deze omgevingsvergunning kan alleen worden verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a. de bedrijfseconomische noodzaak voor vergroting van de geluidsruimte is aangetoond;
  • b. uit akoestisch onderzoek is gebleken dat:
    • 1. ondanks toepassing van de beste beschikbare technieken (en eventuele extra maatregelen) en een qua milieuhinder zo goed mogelijke terreinindeling, een grotere geluidsruimte noodzakelijk is ter optimalisering en/of uitbreiding van de bedrijfsvoering. In het akoestisch onderzoek dient de gewenste geluidsruimte te worden aangegeven alsmede een overzicht van de geluidsbronnen, de toegepaste technieken en de bedrijfstijden;
    • 2. door het toestaan van een grotere geluidsruimte de geluidzone, dan wel de maximaal toelaatbare geluidbelasting van bestaande en geprojecteerde woningen niet wordt overschreden.
  • c. in de omgevingsvergunning worden nieuwe toetsingswaarden voor immissiepunten vastgesteld voor het bedrijf of de nieuwe bedrijfsactiviteiten, die niet mogen worden overschreden. Bij het vaststellen van deze toetsingswaarden kan de 'standaard geluidsruimte-dag in dB(A)/m2', 'standaard geluidsruimte avond in dB(A)/m2' en/of 'standaard geluidsruimte nacht in dB(A)/m2' hoger worden vastgesteld;
  • d. de omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend ten behoeve van de betreffende bedrijfsactiviteit en productiecapaciteit;
  • e. voor zover ten aanzien van de inrichting waarvoor de afwijking wordt gevraagd een omgevingsvergunning op grond van artikel 2.1 sub e Wabo is vereist, wordt de afwijking, voor zover deze niet voorafgaand aan de omgevingsvergunning milieu is aangevraagd, als onderdeel van de omgevingsvergunning milieu opgenomen.

Artikel 14 Overige regels

14.1 Voorrangsregels
14.1.1 Voorrang dubbelbestemming

In het geval van strijdigheid van belangen tussen een bestemming en een dubbelbestemming, gaat het belang van de dubbelbestemming voor.

14.1.2 Onderlinge relatie dubbelbestemmingen

Voor zover op gronden meerdere dubbelbestemmingen zoals bedoeld in de artikelen 8 tot en met 10 gelden, wordt, voor zover de voor die dubbelbestemmingen geldende regels ten aanzien van bebouwing of gebruik niet met elkaar verenigbaar zijn, in afnemende mate prioriteit verleend aan de dubbelbestemming:

  • a. Leiding – Hoogspanningsverbinding;
  • b. Leiding - Hoogspanning;
  • c. Leiding - Middenspanning.
14.1.3 Verhouding met onderliggende bestemmingsplannen

Voor zover de dubbelbestemmingen Leiding - Hoogspanning, Leiding - Hoogspanningsverbinding en Leiding - Middenspanning, als bedoeld in artikel 8, 9 en 10 van dit plan samenvallen met de bestemmingen die gelden volgens de onderliggende bestemmingsplannen, gaan de dubbelbestemmingen van dit plan voor.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. geheel of gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk met maximaal 10 %;
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
15.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Station Zuid Groningen (TenneT)).