direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Herbaijum - Kiesterzijl 51
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1949.WPKiesterzijl51-VAS1

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 INLEIDING

1.1 Aanleiding

Bij de gemeente Waadhoeke is het verzoek ingediend om het voormalige agrarisch perceel Kiesterzijl 51 te Herbaijum te wijzigen ten behoeve van een woonbestemming, waarbij de voormalige bedrijfswoning in gebruik wordt genomen als burgerwoning.

Het perceel heeft in de huidige situatie een agrarische bestemming. Bewoning van de woning is alleen toegestaan ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering. Het in gebruik nemen ten behoeve van reguliere bewoning is derhalve niet toegestaan. Voor een functiewijziging is in het bestemmingsplan een bevoegdheid opgenomen om een agrarische bestemming te wijzigen naar de bestemming 'Wonen - 2'. Met het voorliggende wijzigingsplan wordt hier toepassing aan gegeven.

1.2 Begrenzing plangebied

Het perceel ligt in het buitengebied van de gemeente Waadhoeke ten westen van bedrijventerrein West te Franeker. De begrenzing van het plangebied is afgestemd op de gewenste bestemmingsvlak van het woonperceel en komt overeen met de huidige begrenzing van het agrarisch bouwvlak. De (globale) ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.WPKiesterzijl51-VAS1_0001.jpg"

Figuur 1 Ligging van het plangebied (bron: Bing Maps)

1.3 Planologische regeling

Het plangebied valt onder de regeling van het bestemmingsplan Buitengebied 2013, dat is vastgesteld op 7 november 2013 en op 25 juni 2015 (partieel) opnieuw is vastgesteld. In dit bestemmingsplan heeft het plangebied de gebiedsbestemming 'Agrarisch' met een bouwvlak waarbinnen gebouwd mag worden, zie figuur 2.

In plangebied is daarnaast een aantal aanduidingen van toepassing, te weten:

  • Ten eerste is dit de aanduiding: 'specifieke vorm van agrarisch – bedrijfskavel grondgebonden agrarisch bedrijf'. Binnen deze aanduiding is een grondgebonden agrarisch bedrijf mogelijk.
  • Ten tweede is er een gebiedsaanduiding van toepassing voor een geluidzone voor industrielawaai vanwege het naastgelegen bedrijventerrein.
  • Ten derde valt het plangebied in een vrijwaringszone. Dit is aangeven met de aanduiding 'vrijwaringszone radarverstoringsgebied'. Deze regeling is bedoeld voor het vrijhouden van een goed radarbeeld van het luchtruim. Dit regelt dat bouwwerken een maximale bouwhoogte mogen hebben.

Daarnaast zijn de kwelderwallen in de gemeente van cultuurhistorische waarde. Deze zijn beschermd door middel van de dubbelbestemming 'Waarde - Reliëf kwelderwal, terpen en kruinige percelen'. Deze is ook op het noordelijke deel van het plangebied het plangebied van toepassing. Dit houdt in dat voor het afgegraven en/of ophogen, dan wel het dempen en/of graven van water een vergunning is vereist.

Binnen de bestemming 'Agrarisch' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestaande bestemming te wijzigen naar de bestemming 'Wonen - 2', ten behoeve van een functieverandering van een bouwperceel (artikel 3.7.10). Dit wijzigingsplan geeft toepassing aan deze wijzigingsbevoegdheid. In paragraaf 2.4 wordt op de voorwaarden ingegaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.WPKiesterzijl51-VAS1_0002.jpg"

Figuur 2 Fragment geldend bestemmingsplan

1.4 Leeswijzer

In het volgende hoofdstuk van dit wijzigingsplan wordt het plan beschreven. Daarbij komt de huidige situatie aan bod en wordt vervolgens ingegaan op de nieuwe situatie. Daarna wordt de nieuwe situatie getoetst aan de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid en de binnenplanse afwijking voor de paardenbak. In hoofdstuk 3 wordt het beleidskader geschetst dat relevant is voor het plan. Daarbij wordt ingegaan op het beleid. Onderwerp van hoofdstuk 4 zijn de omgevingsaspecten waaraan de nieuwe ontwikkeling is getoetst. In hoofdstuk 5 wordt de uitvoerbaarheid van het plan toegelicht. Deze is opgesplitst in maatschappelijke uitvoerbaarheid en economische uitvoerbaarheid. Ten slotte is in hoofdstuk 6 de juridische regeling opgenomen.

Hoofdstuk 2 PLANBESCHRIJVING

Het mogelijk maken van de beoogde ontwikkeling (het initiatief) is het belangrijkste uitgangspunt voor dit wijzigingsplan en wordt in dit hoofdstuk beschreven. De ontwikkeling moet op een goede manier worden ingepast in de huidige situatie. Een beschrijving van de huidige situatie is om die reden ook in dit hoofdstuk opgenomen.

2.1 Omgeving van het plangebied

Het landschap

Het plangebied ligt in het halfopen kwelderwallenlandschap. Dit gebied wordt gekenmerkt door een halfopen agrarisch landschap met een hogere ligging, door een aaneenschakeling van terpen en kruinige percelen. Het open landschap rondom het perceel is opgebouwd uit kruinige percelen met een onregelmatige verkaveling.

Functies in de directe omgeving

Het plangebied is tussen twee woonpercelen gesitueerd en gelegen aan de Kiesterzijl die deel uitmaakt van de cultuurhistorisch waardevolle Slachtedijk. Ten oosten hiervan is het bedrijventerrein West aanwezig. Dit is een gezoneerd bedrijventerrein waar een geluidzone voor industrielawaai omheen van toepassing is, die zijn beloop ook vindt in het plangebied. Op dit deel van het bedrijventerrein is sprake van een concentratie van (bedrijfs)woningen. Ten zuiden van het plangebied is het Van Harinxmakanaal aanwezig. Figuur 3 geeft in een luchtfoto de directe omgeving van het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.WPKiesterzijl51-VAS1_0003.jpg"

Figuur 3 Luchtfoto directe omgeving plangebied 

2.2 De bestaande situatie

Het plangebied bevindt zich aan de Kiesterzijl 51 te Herbaijum. Het betreft een voormalig agrarisch bedrijf. De bedrijfsvoering is beëindigd. Op het perceel staat agrarische bebouwing ten behoeve van een voormalige agrarisch bedrijf bestaande uit schuren en een agrarische bedrijfswoning. Deze bevindt zich aan de noordzijde van het perceel. De bebouwing is ingepast met opgaande beplanting bestaande uit bomen, zoals te zien is in figuur 3.

2.3 Gewenste situatie

De gewenste situatie bestaat uit het in gebruik nemen van de voormalige boerderij ten behoeve van reguliere bewoning (het uiterlijk van de bebouwing blijft ongewijzigd) en het in gebruik nemen van de gronden op het agrarisch bouwvlak ten behoeve van de woonfunctie. De mogelijkheden voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf worden hierbij volledig 'wegbestemd'.

Functionele inpassing

De ontwikkeling vindt plaats in een gebied waar omliggend al woonfuncties voorkomen. Het bedrijventerrein West heeft hiermee al rekening gehouden door de gekozen milieucategorisering en de geluidzone. In paragraaf 4.2 wordt ingegaan op de milieutechnische aanvaardbaarheid van deze situatie.

Landschappelijke inpassing

De inrichting van het perceel blijft in de nieuwe situatie ongewijzigd. Aan de landschappelijke elementen vinden geen aanpassingen plaats. De huidige ruimtelijke kwaliteit wordt hiermee gecontinueerd.

Verkeer en parkeren

De Kiesterzijl is een weg bedoeld voor bestemmingsverkeer. Deze weg vormt geen grote doorgaande route en wordt relatief weinig gebruikt door ander verkeer. Aan deze weg en de ontsluiting daarop worden geen aanpassingen voorgesteld. Het plan vormt geen belemmering voor de verkeersveiligheid. Per saldo heeft het woonperceel een lagere verkeersaantrekkende werking dan het agrarische perceel.

Het parkeren vindt plaats op het bestaande terrein. Hierbij wordt uitgegaan van de parkeernormen volgens kencijfers van het CROW (Publicatie 317). Volgens de publicatie geld dat er 2,0 tot 2,8 parkeerplaatsen op het erf aanwezig moeten zijn als er sprake is van een vrijstaande koopwoning in het buitengebied. Hiervoor is op het terrein voldoende ruimte.

2.4 Planologische inpasbaarheid

De functiewijziging naar de bestemming 'Wonen - 2' wordt planologisch mogelijk gemaakt door het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid die is opgenomen in artikel 3.7.10 van het bestemmingsplan Buitengebied 2013. Hiermee kan het bestemmingsplan door Burgemeester en Wethouders, overeenkomstig artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wro worden gewijzigd. Aan de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid zijn enkele voorwaarden verbonden. Deze worden hieronder besproken en getoetst.

Na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid zijn de regels van artikel 'Wonen - 2' van overeenkomstige toepassing.

De gronden in het plangebied die in het geldende bestemmingsplan de bestemming 'Agrarisch' hebben, krijgen in dit wijzigingsplan de bestemming 'Wonen - 2'.

De wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van een bedrijfskavel.

Hier wordt toepassing aan geven. Het plangebied van dit wijzigingsplan betreft de gronden van de voormalige bedrijfskavel.

De bedrijfskavel en het bouwvlak ter plaatse van de bedrijfsbeëindiging worden verwijderd.

Hier wordt toepassing aan gegeven door op de verbeelding het beoogde woonperceel te voorzien van de bestemming 'Wonen - 2'. Hiermee worden de mogelijkheden tot uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf inclusief het agrarisch bouwvlak verwijderd.

Dat er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt.

In paragraaf 4.2 wordt beschreven dat bedrijven in de omgeving niet worden gehinderd.

Dat de functie ondergebracht wordt in de bestaande gebouwen, die aanwezig zijn op het moment van toepassing van deze wijziging, waarbij de woonfunctie gehandhaafd moet blijven en waarbij in ondergeschikte mate aanvullende nieuwbouw gepleegd mag worden. De woonfunctie moet hierbij ondergebracht worden in de voormalige bedrijfswoning, dan wel het voormalige boerderijpand.

In paragraaf 2.3 is de toekomstige situatie beschreven. Hierbij blijft de woonfunctie in de bestaande bedrijfswoning gehandhaafd. Verder is geen sprake van nieuwbouw.

Met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast.

Met dit wijzigingsplan is slechts sprake van een wijziging van de functie van het plangebied. Zoals in paragraaf 2.3 is beschreven is zowel in de huidige als in de toekomstige situatie sprake van een goede landschappelijke inpassing. Omdat met dit wijzigingsplan geen ingrepen in de landschappelijke kenmerken worden voorgesteld, wordt in dit wijzigingsplan afgezien van een erfinrichtingsplan.

Bij wijziging naar een gebruiksgerichte paardenhouderij of een manege wordt aangesloten bij bestaand stedelijk gebied.

Hier is in dit wijzigingsplan geen sprake van en dit hoeft daarom niet getoetst te worden.

Er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

In hoofdstuk 4 wordt geconcludeerd dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. In paragraaf 2.3 is beschreven dat geen afbreuk gedaan wordt aan de verkeersveiligheid.

Hoofdstuk 3 BELEID

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen brengt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de SVIR. Eén van de aspecten die is opgenomen , betreft de zones rond radarstations. Door het plangebied loopt een radarverstoringsgebied. Er geldt hierbij een verbod op bouwwerken hoger dan 70 meter. Met dit wijzigingsplan worden geen bouwwerken mogelijk gemaakt groter dan 70 meter. Het rijksbeleid vormt dan ook geen belemmering voor dit wijzigingsplan.

Tevens zijn de beleidsregels met betrekking tot de Waddenzee relevant. Bij nieuwe ruimtelijke plannen die betrekking hebben op de Waddenzee en het Waddengebied moet een beoordeling plaatsvinden van de mogelijke gevolgen voor de landschappelijke en cultuurhistorische waarden in het gebied. Deze waarden zijn in de verordening benoemd. Nieuwe bebouwing of verandering van het gebruik is niet toegestaan als dit leidt tot significante aantasting van de waarden in het gebied.

Met dit wijzigingsplan worden geen ingrepen in de landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van het Waddengebied voorgesteld. Er is slechts sprake van een functiewijziging. Het initiatief leidt niet tot aantasting van deze kernkwaliteiten.

Ladder voor Duurzame Verstedelijking

Bij een nieuwe stedelijke ontwikkeling is duurzame verstedelijking het uitgangspunt. Hiertoe wordt de ladder voor duurzame verstedelijking gevolgd die is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6. lid 2 Bro). Een plan om een agrarische bedrijfsfunctie naar woonfunctie om te zetten is, vanwege de kleinschaligheid, geen een stedelijke ontwikkeling). Om deze reden is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking niet van toepassing.

3.2 Provinciaal beleid

Het provinciale beleid is uiteengezet in het Streekplan 'Om de kwaliteit van de romte' (structuurvisie). De belangrijkste uitgangspunten uit het provinciale beleid zijn vastgelegd in de Verordening Romte Fryslân. Hierin zijn voor de provinciale belangen regels opgenomen, waar in ruimtelijke plannen rekening mee gehouden moet worden.

Streekplan Fryslân

Het ruimtelijk beleid van de provincie vormt een belangrijk kader voor het gemeentelijk (bestemmingsplan)beleid. Dit is onder meer neergelegd in het Streekplan Fryslân, vastgesteld op 13 december 2006.

De provincie geeft aan dat het landelijk gebied primair bestemd is voor functies die een ruimtelijk-functionele relatie met het landelijk gebied hebben. Het gaat daarbij vooral om de functies landbouw, recreatie, natuur en waterberging en bestaande woon- en werkfuncties en voorzieningen. Voor de andere nieuwe functies, waaronder nieuwe woningen, niet-agrarische bedrijven, detailhandel en andere publiekstrekkende functies, wordt de randvoorwaarde gegeven dat ruimte gezocht moet worden in of aansluitend aan kernen en dat een goede landschappelijke inpassing gewaarborgd is.

De provincie wil de vitaliteit van het platteland versterken verder door ‘kwaliteitsarrangementen’. Een kwaliteitsarrangement is een concreet project waarin nieuwe passende vormen van wonen, werken, recreëren, verzorging, cultuur, educatie en/of de wijziging van bestaande functies gelijktijdig worden gecombineerd met een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit in het landelijk gebied. Een voorbeeld hiervan is hergebruik van vrijkomende (agrarische) bebouwing ten behoeve van bewoning.

Dit wijzigingsplan voorziet in het mogelijk maken van vrijkomende agrarische bebouwing ten behoeve van bewoning. In de huidige- en toekomstig situatie is sprake van een goede landschappelijke inpassing (zie paragraaf 2.3). Dat betekent een continuering van de bestaande situatie. Hiermee wordt aangesloten bij de ambities van de provincie.

Grutsk op 'e Romte

De provincie zet in op het in stand houden en verder ontwikkelen van de belangrijke landschappelijke kwaliteiten en waarden in de provincie. Hiervoor heeft de provincie op 26 maart 2014 de structuurvisie 'Grutsk op 'e Romte' vastgesteld. Het plangebied maakt deel uit van het deelgebied 'Kleigebied Westergo'. Voor dit gebied is een aantal kernkwaliteiten (ofwel: provinciale belangen) aangewezen. Voor dit plan is het stelsel van kwelderwallen met daarop terpen en terpdorpen met daartussen kweldervlaktes van belang. Een belangrijke eigenschap van de kwelderwal is het aanwezige microreliëf, zowel natuurlijk als kunstmatig (akkers en terpen).

De functiewijziging, die dit plan voorstelt, doet geen afbreuk aan de provinciale belangen. Er vinden geen ingrepen plaats die afbreuk doen aan het aanwezige microreliëf en daarmee aan de kernkwaliteiten van het gebied.

Verordening Romte Fryslân

In de Verordening Romte Fryslân is het beleid, zoals verwoord in het Streekplan, vertaald naar regels voor bestemmingsplannen.

In artikel 1.2 van de verordening worden regels gegeven gericht op het hergebruiken van vrijkomende (agrarische) bebouwing. Wonen is toegestaan in de voormalige bedrijfswoning.

In artikel 3 is bepaald dat een ruimtelijk plan voor woningbouw in overeenstemming moet zijn met een woonplan dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft. Hiervan mag afgeweken worden indien het woningbouwproject niet meer dan 3 woningen omvat.

Met de onderhavige functiewijziging is sprake van hergebruik van vrijkomende agrarische bebouwing. De woonfunctie gaat plaats vinden in de voormalige boerderij. Hier vinden geen wijzigingen in plaats. Per saldo ontstaat er ook geen extra woning. Op basis van het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het plan in overeenstemming is met de Verordening Romte Fryslân.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie buitengebied Franekeradeel 2010-2020

De gemeenteraad heeft in 2009 een ruimtelijk beleidskader in de vorm van een structuurvisie voor het hele buitengebied vastgesteld om een duurzame ruimtelijke ontwikkeling van het buitengebied van de voormalige gemeente Franekeradeel mogelijk te maken. Voor een gezonde toekomst van het buitengebied is (planologische) ruimte voor nieuwe ontwikkelingen een noodzaak. Deze ontwikkelingen zijn mogelijk mits zorgvuldig wordt omgegaan met de omgeving en de ontwikkeling samen gaat met het behoud, herstel of zelfs het toevoegen van landschappelijke kwaliteiten.

Het bieden van mogelijkheden voor een niet-agrarisch bedrijf in het landelijk gebied past binnen de beleidsuitgangspunten. Door veranderingen in de landbouw (schaalvergroting en extensivering) verliest veel agrarische bebouwing namelijk haar functie. Deze ontwikkeling is ook binnen de gemeente zichtbaar en zal zich op de langere termijn voortzetten. Hergebruik van vrijkomende agrarische percelen (bijvoorbeeld voor wonen of kleinschalige bedrijvigheid) komt de leefbaarheid van het buitengebied ten goede. Door hergebruik kunnen boerderijen worden behouden. Bij functieverandering moet aandacht worden geschonken aan de kwaliteiten van de omgeving. Handhaving van karakteristieke waarden en kwaliteit moet bij herinvulling van vrijkomende boerderijen voorop staan.

Met dit wijzigingsplan wordt de leefbaarheid van het buitengebied bevorderd. Er is sprake van hergebruik van een agrarische perceel dat niet meer als zodanig gebruikt wordt. De bestaande landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten blijven behouden. Er is sprake van een perceelsgebonden ontwikkeling waarbij geen ingrepen aan de natuurlijke en landschappelijke waarden plaats vinden. De bestaande beplanting blijft behouden. Ook aan de woonsituatie en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden wordt geen afbreuk gedaan. Dit is in paragraaf 4.2 beschreven.

Bestemmingsplan Buitengebied

In het geldende bestemmingsplan Buitengebied is binnen de bestemming 'Agrarisch' een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming te wijzigen naar de bestemming 'Wonen - 2'. Hier is een aantal voorwaarden aan verbonden. In paragraaf 2.4 is getoetst aan de voorwaarden die hiervoor gelden.

Geconcludeerd wordt dat de ontwikkeling in lijn is met de voorwaarden en daarmee passend binnen het beleid van de gemeente.

Hoofdstuk 4 OMGEVINGSASPECTEN

 

4.1 Ecologie

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. De Wet natuurbescherming regelt de bescherming van natuurgebieden. Dit gaat om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. In de provinciale verordening worden gebieden die van belang zijn voor het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen de Ecologische Hoofdstructuur) beschermd. De bescherming van soorten en hun verblijfplaatsen is geregeld in de Wet natuurbescherming.

Gebiedsbescherming

De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Wet Natuurbescherming. Indien ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het rijksbeleid voor de Natuur Netwerk Nederland (NNN) (voorheen Ecologisch Hoofdstructuur).

In de omgeving van het plangebied is geen sprake van Natura 2000-gebieden. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ligt op circa 5 kilometer afstand, namelijk de Waddenzee. Dit is tevens een NNN-gebied. Gezien de aard en de schaal van de ontwikkeling in het plangebied treden geen nadelige effecten op voor deze NNN.

Soortenbescherming

De gewenste situatie die de initiatiefnemers voor ogen hebben voorziet niet in het kappen van bomen, het dempen van sloten, en/of het slopen van gebouwen. Aantasting van beschermde soorten en strijdigheid met de Wet natuurbescherming wordt daardoor uitgesloten.

Voor alle soorten blijft de algemene zorgplicht van kracht. Bij verstoring van dieren moeten deze de gelegenheid krijgen te vluchten naar een nieuwe leefomgeving.

4.2 Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. In geval van een gemengd gebied kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand.

Het plangebied ligt op een afstand van circa 50 meter van bedrijventerrein West. Op dit deel van het bedrijventerrein zijn bedrijven uit milieucategorie 2 toegestaan, waar een richtafstand van 30 meter voor van toepassing is. Hier wordt aan voldaan. Ten aanzien van de milieuzonering gelden er geen belemmeringen.

4.3 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd. Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidzone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB en bij een geluidzone voor industrielawaai 50 db(A).

Het plangebied ligt binnen de geluidzone van de Kiesterzijl en op het plangebied is een geluidzone ex artikel 41 van de Wgh vastgesteld ten gevolge van de mogelijkheid voor geluidzoneringsplichtige inrichtingen op het bedrijventerrein West.

Er is echter geen sprake van een nieuwe situatie in de zin van de Wet geluidhinder. De woonfunctie in de voormalige bedrijfswoning houdt deze functie en er worden geen woningen toegevoegd. Op basis van art. 76 lid 3 Wgh hoeft de geluidbelasting van een aanwezige weg (waar geen wijzigingen optreden) op bestaande woningen niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Een akoestisch onderzoek is daarom niet nodig. Het wegverkeers- en industrielawaai is daarmee geen belemmering voor de uitvoering van dit wijzigingsplan.

4.4 Water

Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets kan worden gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân.

Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het Wetterskip Fryslân . Het plan heeft geen invloed op de waterhuishouding en afvalwaterketen. Voor de ontwikkeling wordt daarom de procedure 'geen waterschapsbelang' gevolgd. Verder contact met het Wetterskip is niet noodzakelijk. De watertoets wordt als melding gezien en de watertoets is hiermee voor het Wetterskip afgerond.

4.5 Luchtkwaliteit

In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging zijn op grond van de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden.

Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland is er in de directe omgeving van het plangebied sprake van een goede luchtkwaliteit.

Gemeente Waadhoeke kent ter plaatse van de locatie in het plangebied geen knelpunten met betrekking tot luchtkwaliteit. De ontwikkelingen in het plangebied zijn bovendien dusdanig van schaal en aard dat na realisatie ervan de maatgevende waarden niet overschreden worden.

4.6 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

Voor een globaal inzicht in mogelijke waarden heeft de provincie de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) gepubliceerd. De FAMKE bestaat uit twee advieskaarten, één voor de periode steentijd - bronstijd (300.000 - 800 v Chr.), en één voor de periode ijzertijd - middeleeuwen (800 v Chr. - 1500 n Chr.). Volgens beide kaarten is er in het plangebied geen onderzoek noodzakelijk.

Cultuurhistorie

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting van een wijzigingsplan worden beschreven op welke manier rekening wordt gehouden met de cultuurhistorische waarden in het plangebied.

De kwelderwal in de noordelijke punt van het plangebied een cultuurhistorisch landschapstype in de omgeving. Met dit wijzigingsplan worden geen ingrepen in de kwelderwal voorgesteld. Door middel van de dubbelbestemming 'Waarde - Reliëf kwelderwal, terpen en kruinige percelen' blijft dit beschermd. Binnen het plangebied is verder geen sprake van specifieke cultuurhistorische waarden in de vorm van panden en/of objecten. Wel ligt direct ten oosten van het plangebied de Slachtedijk. Dit is een cultuurhistorisch waardevolle dijk, waarvoor in het vigerende bestemmingsplan een passende regeling is geboden.

4.7 Bodem

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functie gebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. In geval van verontreinigingen is de Wet bodembescherming van toepassing. In de wet is geregeld dat als ter plaatse van een plangebied ernstige verontreinigingen worden aangetroffen, er sprake is van een saneringsgeval.

Verdachte plekken met betrekking tot de kwaliteit van de bodem dienen in het kader van de Wet bodembescherming bij ruimtelijke plannen te worden gesignaleerd vanuit een goede ruimtelijke ordening. De ontwikkeling heeft weliswaar betrekking op uitvoering voor milieugevoelige functie (wonen), maar de situatie is reeds bestaand. In milieuhygiënische zin verandert het gebruik niet. De ontwikkeling vormt op dit punt geen belemmeringen. In het kader van dit wijzigingsplan kan het uitvoeren van een bodemonderzoek achterwege worden gelaten.

4.8 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen. In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart geraadpleegd.

Binnen het plangebied of in de directe omgeving zijn geen risicovolle inrichtingen of transportroutes voor gevaarlijke stoffen aanwezig waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen van toepassing is.

4.9 Kabels en leidingen

In (de omgeving van) het plangebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleggen voor de bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij leidingen, zoals gas-, water- en rioolpersleidingen, volgen deze belemmeringen uit het zakelijk recht. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden.

In en rond het plangebied zijn geen kabels of leidingen aanwezig waarmee met dit wijzigingsplan rekening gehouden dient te worden. Wel kunnen er enkele kleinere huisaansluitingen voor bijvoorbeeld gas, water en riool zijn. Met de uitvoering van de plannen wordt met deze leidingen rekening gehouden. Voor het bestemmingsplan behoeven deze leidingen geen bescherming. Daarnaast loopt door het plangebied een radarverstoringsgebied met daarbij een verbod op bouwwerken hoger dan 70 meter. Met dit wijzigingsplan worden dergelijke bouwwerken niet mogelijk gemaakt.

Hoofdstuk 5 UITVOERBAARHEID

Het wijzigingsplan doorloopt de in de Wro vastgelegde procedure. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop burgers en belanghebbenden hun zienswijze op het plan kenbaar kunnen maken. In paragraaf 5.1 volgt een nadere toelichting.

Daarnaast is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. Hier wordt in paragraaf 5.1 ingegaan.

5.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het wijzigingsplan eerst voorgelegd aan de betrokken overleginstanties. Alleen provincie Fryslân heeft gereageerd dat het plan hen geen aanleiding geeft tot opmerkingen (zie bijlage 1).

Het ontwerpwijzigingsplan is vervolgens gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze zes weken werd een ieder in de gelegenheid gesteld zijn/haar zienswijzen tegen het ontwerpwijzigingsplan kenbaar te maken. Tijdens deze periode zijn geen zienswijzen ingediend. Vervolgens is het wijzigingsplan op 27 november 2018 ongewijzigd vastgesteld. Na de vaststelling wordt het wijzigingsplan nogmaals zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode is het mogelijk beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

5.2 Economische uitvoerbaarheid

Dit plan heeft betrekking op een particulier initiatief waarmee de gemeente geen directe financiële bemoeienis heeft. In dit geval is er geen sprake van uitvoeringskosten. Het plan wordt hiermee economisch uitvoerbaar geacht.

In het voorliggende plan is er op basis van artikel 6.2.1 Bro geen sprake van een bouwplan. De grondexploitatieregeling is daarom niet van toepassing. Om deze reden wordt door de gemeente van het opstellen van een grondexploitatieplan afgezien. Tevens is bepaald dat bij exploitatiebedragen minder dan € 10.000 er sprake is van een 'kruimelgeval' waarbij het opstellen van een exploitatieplan niet verplicht is. In dit geval kan met leges worden volstaan aangezien er geen sprake is van fysieke kosten voor de gemeente en de gemeentelijke kosten minder bedragen dan € 10.000,-. De plankosten worden via leges op de initiatiefnemer verhaald. Hiermee is het kostenverhaal anderszins verzekerd en is het vaststellen van een exploitatieplan niet verplicht.

Ook wordt er geen anterieure overeenkomsten afgesloten tussen initiatiefnemer en gemeente. De gemeentelijke kosten worden gedekt vanuit de leges. Voor het overige wordt het initiatief volledig door de initiatiefnemer bekostigd. Gemeente en initiatiefnemer sluiten een planschadeverhaalsovereenkomst af.

Hoofdstuk 6 JURIDISCHE REGELING

Verbeelding

Een bijbehorende verbeelding maakt deel uit van dit wijzigingsplan Na onherroepelijk worden van het wijzigingsplan maakt de verbeelding deel uit van het bestemmingsplan Buitengebied.

Regels

De regels die deel uitmaken van het bestemmingsplan Buitengebied 2013. zijn onverkort van toepassing op dit wijzigingsplan. De bestemmingsregels die van toepassing zijn op het plangebied van het wijzigingsplan betreffen in dit geval de bestemmingen 'Wonen - 2', 'Waarde - Reliëf kwelderwal, terpen en kruinige percelen' en de gebiedsaanduidingen 'geluidzone - industrie' en 'vrijwaringszone - radarverstoringsgebied'.

De aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel grondgebonden agrarisch bedrijf' en het bouwvlak uit het geldende bestemmingsplan zijn met toepassing van dit wijzigingsplan verwijderd.