direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Wjelsryp - Pastoryleane 7a
Status: vastgesteld
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1949.UPWjePastoryl7a-VAS1

Toelichting

Waadhoeke

uitwerkingsplan

identificatie   planstatus    
identificatiecode:   datum:   status:  
NL.IMRO.1949.UPWjePastoryl7a-VAS1    25-10-2021   concept  
  20-12-2021   voorontwerp  
projectnummer:   30-03-2022   ontwerp  
20210972   31-05-2022   vastgesteld  
     
opdrachtleider:      
     
     
     

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Pastoryleane 7a staat een schuur. De initiatiefnemer wil deze bestaande schuur transformeren tot een zelfstandige woning. Een transformatie van de schuur naar een reguliere woning is niet direct toegestaan op basis van het geldende bestemmingsplan. Hiervoor is wel een uit te werken woonbestemming opgenomen. Door te voldoen aan de uitwerkingscriteria kan door middel van een uitwerkingsplan de nieuwe woning juridisch-planologisch geregeld worden.

Daarbij hoort een onderbouwing van een goede ruimtelijke ordening. Het voorliggende plan voorziet hierin.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt in het oosten van de dorpskern van Wjelsryp. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.UPWjePastoryl7a-VAS1_0001.jpg"

Figuur 1.1 Ligging van het plangebied

1.3 Planologische regeling

Bestemmingsplan Wjelsryp

Het plangebied is momenteel geregeld in het bestemmingsplan Wjelsryp, dat is vastgesteld op 17 september 2012. In dit bestemmingsplan heeft het perceel de bestemming 'Woongebied - Uit te werken'. In figuur 1.2 is een uitsnede hiervan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.UPWjePastoryl7a-VAS1_0002.jpg"

Figuur 1.2 Plangebied met uitsnede geldende bestemmingsplan Wjelsryp

De gronden ter plaatse van de bestemming 'Wonen - Uit te werken' zijn bestemd voor wonen, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen, voet- en fietspaden, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, bruggen en verkeers- en verblijfsdoeleinden. In combinatie met de woonfunctie is een aan-huis-gebonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit toegestaan.

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming uitwerken met inachtneming van het bepaalde in de volgende uitwerkingsregels:

  • a. de uitwerking van de bestemming vindt plaats in goede afstemming met de aangrenzende bestemmingen;
  • b. de goothoogte van woningen mag ten hoogste 3 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van woningen mag ten hoogste 9 meter bedragen;
  • d. het aantal woningen mag niet meer dan 5 bedragen.

Omdat eerst moet worden voldaan aan de uitwerkingsregels is het niet bij recht mogelijk om de voorgenomen woning te realiseren.

Bestemmingsplan Dorpen Archeologie

Daarnaast geldt voor het plangebied eveneens het bestemmingsplan Dorpen Archeologie, dat is vastgesteld op 14 december 2015. Hierin is het archeologiebeleid opgenomen en vertaald in archeologische dubbelbestemmingen. Ter plaatse van het plangebied gelden de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 3'.

Ter plaatse van de dubbelbestemmingen zijn de gronden mede bestemd voor het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische verwachtingswaarden. Voor 'Waarde - Archeologie 2' geldt dat archeologisch onderzoek verricht dient te worden bij ontwikkelingen met een oppervlakte van 500 m2 of groter. Bij de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' ligt deze grenswaarde op 2.500 m2.

Bestemmingsplan Bûtengebied

Het meest zuidoostelijke strookje van het plangebied wordt in de geldende planologische regelingen overlapt door de bestemming 'Agrarisch' in het bestemmingsplan Bûtengebiet. Dit is te wijten aan een fout die is gemaakt bij het opstellen van dit bestemmingsplan. De plannen hadden tegen elkaar aan moeten liggen. Voor dit uitwerkingsplan wordt de oorspronkelijke grens aangehouden van het plan voor Wjelsryp, omdat deze overeenkomt met de eigendomssituatie.

1.4 Leeswijzer

Na deze inleiding, wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de huidige situatie en het voorgenomen plan. Tevens wordt het plan in dit hoofdstuk getoetst aan de geldende uitwerkingsregels. Het voornemen wordt in de hoofdstukken 3 en 4 getoetst aan het beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 geeft een uitleg aan de juridische regeling van het uitwerkingsplan, hoofdstuk 6 gaat tenslotte in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het uitwerkingsplan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

Het mogelijk maken van de beoogde ontwikkeling (het initiatief) is het belangrijkste uitgangspunt voor dit uitwerkingsplan en wordt in dit hoofdstuk beschreven. De ontwikkeling moet op een goede manier worden ingepast in de huidige situatie. Een beschrijving van de huidige situatie is om die reden ook in dit hoofdstuk opgenomen. De inpassing in de huidige situatie wordt ook behandeld. Tot slot wordt het voornemen getoetst aan de geldende uitwerkingsregels uit het bestaande plan.

2.1 De bestaande situatie

Het plangebied ligt aan de Pastoryleane 7a, de meest oostelijke punt van de dorpskern van Wjelsryp. Ter plaatse staat een grote stal met een oppervlakte van circa 350 m2 bestaand uit één bouwlaag met een kap. De gronden rondom de stal zijn verhard. Aan de randen van het perceel staan bomen ter landschappelijke inpassing van het perceel.

Het plangebied is omringd door agrarische gronden. Ten noordwesten van het plangebied loopt de Pastoryleane en staan verscheidene (vrijstaande) woningen. Deze woningen bestaan uit één bouwlaag met een kap. Verder ten westen ligt de rest van de dorpskern van Wjelsryp. In figuur 2.1 is een luchtfoto van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.UPWjePastoryl7a-VAS1_0003.jpg"

Figuur 2.1 Luchtfoto van de bestaande situatie

2.2 Voorgenomen situatie

Het voornemen is om de bestaande schuur in gebruik te nemen als reguliere woning. Hierbij worden voornamelijk interne verbouwingen gepleegd. Daarnaast worden een carport en een bijgebouw gerealiseerd in de zuidwesthoek van het perceel en een berging in de oostelijke hoek van het perceel. De voorgenomen inrichting is weergegeven in figuur 2.2. De bestaande schuur behoudt z'n omvang en uitstraling. Uitsluitend de functie wijzigt, waarbij de huidige stal in gebruik wordt genomen als hoofdgebouw ter reguliere bewoning. Er worden meerdere raampartijen in het gebouw aangebracht. Daarnaast worden rondom de woning en bij de sloot aan de westzijde van het perceel vlonders aangelegd. In figuur 2.3 zijn impressies van de voorgenomen woning weergegeven.

Inmiddels is in de voormalige schuur het asbest al verwijderd en zijn er sloopwerkzaamheden uitgevoerd waar nodig. Dit is middels een sloopmelding aangegeven bij de gemeente. De voormalige bijgebouwen, die bij de entree van het perceel stonden met de bijbehorende verhardingen zijn reeds gesloopt/verwijderd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.UPWjePastoryl7a-VAS1_0004.jpg"

Figuur 2.2 Situatietekening van de voorgenomen inrichting

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.UPWjePastoryl7a-VAS1_0005.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.UPWjePastoryl7a-VAS1_0006.png"

Figuur 2.3 Impressies van de voorgenomen woning

Ruimtelijke inpassing

De kavel waar de transformatie wordt voorzien ligt aan het einde van de Pastoryleane en in lijn met het woonlint aan deze straat. De omvang van het gebouw is groter dan de overige reguliere woningen aan de Pastoryleane, dit is zo omdat het gebouw voorheen in gebruik was als stal. Door deze vorm zoveel mogelijk te behouden blijft ook deze uitstraling behouden. Dit past binnen het plangebied en in de omgeving en verwijst naar het voormalige gebruik. Functioneel wordt aangesloten bij de overige woningen in de straat.

Het plangebied is omringd door agrarische gronden. In de huidige situatie is het plangebied al op goede wijze landschappelijk ingepast door de aanwezigheid van groensingels rondom het perceel. Door deze singels te behouden is het perceel ook in de toekomstige situatie op goede wijze landschappelijk ingepast.

Verkeer en parkeren

Verkeersstructuur

De woning in het plangebied wordt ontsloten via de Pastoryleane. Deze weg sluit aan op de Galemawei, de doorgaande weg in het dorp Wjelsryp. In zuidelijke richting is het dorp ontsloten op de N384 en zijn andere kernen bereikbaar.

Verkeersgeneratie

De toevoeging van één woning in de dorpskern zorgt derhalve niet voor verkeersgeneratie die leidt tot belemmeringen op de bestaande infrastructuur. De verkeersgeneratie is minimaal, namelijk 8 mvt/etmaal, en gaat op in het huidige verkeer.

Parkeren

De parkeerbehoefte van een vrijstaande woning in de dorpskern van Wjelsryp betreft, op basis van de parkeernota van de gemeente Waadhoeke, 3 parkeerplaatsen en wordt geheel voorzien op eigen erf. Daarmee is geen sprake van afwikkeling op de omgeving en wordt op goede wijze voorzien in de parkeerbehoefte.

2.3 Toetsing aan de uitwerkingsregels

In deze paragraaf wordt het voornemen getoetst aan de uitwerkingsregels die zijn opgenomen in de geldende bestemming 'Wonen - Uit te werken'. Door te voldoen aan deze regels kan door middel van dit uitwerkingsplan de voorgenomen ontwikkeling juridisch-planologisch geregeld worden.

De uitwerking van de bestemming vindt plaats in goede afstemming met de aangrenzende bestemmingen

In paragraaf 4.1 is aangegeven dat ter plaatse van het plangebied geen sprake is van hinder door omliggende bedrijven en dat andersom geen bedrijven in hun bedrijfsvoering worden beperkt. Verder sluit het voorgenomen gebruik aan op het bestaande woonlint aan de Pastoryleane.

De goothoogte van woningen mag ten hoogste 3 meter bedragen.

Er wordt gebruikt gemaakt van de bestaande goothoogte en die is niet hoger dan 3 meter. Dit is tevens vastgelegd in de regels van dit uitwerkingsplan.

De bouwhoogte van woningen mag ten hoogste 9 meter bedragen.

Ook hier geldt dat wordt aangesloten op de bestaande bouwhoogte en dat deze niet hoger is dan 9 meter. Dit is eveneens in de regels vastgelegd.

Het aantal woningen mag niet meer dan 5 bedragen.

Binnen het plangebied wordt slechts één woning gerealiseerd, waardoor wordt voldaan aan deze regels.

Geconcludeerd kan worden dat het voornemen aan alle vier de uitwerkingsregels voldoet.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.

Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren

Opgaven

Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:

  • 1. Ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie;
  • 2. De economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden;
  • 3. Steden en regio's sterker en leefbaarder maken;
  • 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Uitvoering

De NOVI gaat vergezeld van een uitvoeringsagenda, waarin staat aangegeven hoe het Rijk invulling geeft aan zijn rol bij de uitvoering van de NOVI. In de Uitvoeringsagenda zijn onder andere een overzicht van instrumenten en (gebiedsgerichte) programma's op de verschillende beleidsterreinen te vinden. De Uitvoeringsagenda zal, indien nodig, jaarlijks worden geactualiseerd.

De ontwikkeling in het plangebied raakt, gezien de relatief zeer kleine omvang, geen opgaven die zijn opgenomen in de NOVI. Bovendien maakt het plangebied geen deel uit van een aandachtsgebied in het NOVI.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving bevat van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.

Toetsing

In het plangebied wordt slechts één woning mogelijk gemaakt in stedelijk gebied. Dit is op basis van jurisprudentie niet aan te merken als een stedelijke ontwikkeling in het kader van de Ladder voor duurzame verstedelijking. Daarom is een toetsing aan de ladder niet noodzakelijk.

3.2 Provinciaal beleid

Het provinciale beleid is uiteengezet in de Omgevingsvisie Provincie Fryslân. De belangrijkste uitgangspunten uit het provinciale beleid zijn in de regelgeving vastgelegd in de Verordening Romte Fryslân. De nieuwe omgevingsverordening is nog niet vastgesteld.

Omgevingsvisie Provincie Fryslân 'De romte diele'

De hoofdambitie van de provincie voor de Friese leefomgeving is brede welvaart in een vitaal, veerkrachtig, karakteristiek en gezond Fryslân. In de Omgevingsvisie werkt de provincie de provinciale ambities, opgaven, doelen en werkwijze voor de komende jaren uit. De werkwijze is gestoeld op negen principes:

Inhoudelijke principes:

  • 1. zuinig ruimtegebruik;
  • 2. omgevingskwaliteit als ontwerpbasis;
  • 3. koppelen van ambities;
  • 4. gezond en veilig;

Samenwerkingsprincipes:

  • 5. rolbewust;
  • 6. decentraal wat kan;
  • 7. ja, mits;
  • 8. aansluiting zoeken;
  • 9. sturen op proces, ruimer op inhoud.

Dit is vertaald naar vier urgente opgaven die de provincie wil aanpakken:

  • 1. Fryslân houdt de leefomgeving vitaal, leefbaar en bereikbaar;
  • 2. Fryslân zet de energietransitie met kracht voort;
  • 3. Fryslân wordt klimaat-adaptief ingericht;
  • 4. Fryslân versterkt de biodiversiteit.

Om de leefomgeving vitaal, leefbaar en bereikbaar te houden moeten onder meer voldoende woningen worden voorzien in de provincie. Daarbij zet de provincie onder meer in op het opknappen en hergebruiken van verouderde bedrijventerreinen, kantoorlocaties, winkelpanden en leegstaande gebouwen. Er staan steeds meer kerken, scholen, industrieel erfgoed en boerderijen leeg. Door onder meer renovatie, sloop, hergebruik en nieuwbouw in samenhang te bezien, kunnen woonkwaliteiten tot ontwikkeling komen die optimaal aansluiten op erfgoed en het cultuurhistorisch DNA van steden en dorpen. Het verbeteren van bestaand bebouwd gebied moet gecombineerd worden met optimale benutting ervan voor nieuwe woningen en bedrijvigheid. Het ontwikkelen van uitleglocaties is weliswaar eenvoudiger, maar heeft tot gevolg dat herstructurering en transformatie moeilijker van de grond komen en het leidt tot verspilling van ruimte.

Toetsing

Binnen het plangebied wordt een bestaande (voormalige) stal getransformeerd en in gebruik genomen als reguliere woning. Hierbij wordt dus bestaande bebouwing herontwikkeld en een nieuwe functie toegewezen. Daarmee is het voornemen in overeenstemming met de provinciale omgevingsvisie.

Verordening Romte

In de Verordening Romte zijn regels gesteld die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen.

De provincie wil stedelijke ontwikkelingen zoveel mogelijk plaats laten vinden binnen bestaand stedelijk gebied. Het plangebied valt vrijwel geheel binnen het bestaand stedelijk gebied. Alleen een strook aan de oostzijde valt hier net buiten. Ter plaatse staan bomen. Het hoofdgebouw, dat is geborgd met een bouwvlak, en het grootste deel van het woonperceel vallen wel volledig binnen het bestaand stedelijk gebied. De ontwikkeling van de woning valt dan ook binnen bestaand stedelijk gebied. Daarmee is de ontwikkeling in overeenstemming is met het provinciaal beleid voor wat betreft de locatie.

In artikel 3 zijn regels opgenomen ten aanzien van wonen:

  • 1. Een ruimtelijk plan kan mogelijkheden voor woningbouw bevatten indien de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met een woonplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft.
  • 2. In afwijking van het eerste lid kan een ruimtelijk plan een woningbouwproject bevatten dat niet is opgenomen in een woonplan, indien:
    • a. het woningbouwproject niet meer dan 3 woningen bevat dan wel, voor zover gelegen binnen het bestaand stedelijk gebied, niet meer dan 11 woningen bevat, en
    • b. in de plantoelichting is gemotiveerd dat en op welke wijze overschrijding van het woningbouwprogramma van het woonplan kan worden voorkomen door uitwisseling of fasering van projecten.

In dit geval past de woning binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma. Dit is nader onderbouwd in paragraaf 3.3.

Grutsk op e Romte

In de structuurvisie Grutsk op e Romte zijn de provinciale belangen vastgesteld en is aangegeven hoe de provincie met het landschap en de cultuurhistorie omgaat. Het plangebied valt binnen het deelgebied 'Kleigebied Westergo'. Hier gelden de volgende provinciale belangen:

  • 1. Het stelsel van smalle kwelderwallen met terpen, terpdorpen en terpsteden, die met hun vaak lineaire structuren de kwelder- en oeverwallen volgen;
  • 2. het uitgestrekte, open kleiterpengebied met een hoge dichtheid aan terpdorpen en boerderijerven;
  • 3. de brede kwelderoeverwallen, die de voormalige Middelzee en de voormalige Marneslenk begrenzen, met hierop verdichtingen in de vorm van terpen en terpdorpen met kerken, boerderijerven en stateterreinen in hun groene context, in contrast met de veelal lege zeepolders;
  • 4. de overgangszone van het klei- naar het veengebied als onderdeel van de strook die diagonaal over Friesland heen loopt;
  • 5. de invloed van de dynamiek van de zee, zichtbaar in de aanwezigheid van terpen, kwelder-, oever- en omslagwallen, ligging van de dorpen, de waterlopen en de verkavelingsinrichting. De relatie tussen de vorm van de nederzettingen, het type landschap, het grondgebruik en de infrastructuur. Fijnmazige en onregelmatige dorpsstructuur;
  • 6. het systeem van zeedijken en voormalige zeedijken, hemdijken en polderdijken;
  • 7. aantal ingepolderde meren: droogmakerijen die als eigenstandige structuren in het landschap liggen.

In dit geval gaat het om een perceelsgebonden ontwikkeling, waarbij een bestaande schuur wordt omgebouwd tot woning. Het gaat om een ontwikkeling die reeds is voorzien in het ter plaatse ter plaatse geldende bestemmingsplan voor het dorp. Voorts blijven de kenmerken van het perceel zoveel mogelijk behouden met een tot woning te verbouwen schuur en rondom het perceel staande bomen als inpassing. Dit doet, gezien de aard en omvang van het voornemen, geen afbreuk aan de provinciale belangen die hier spelen.

3.3 Gemeentelijk beleid

Woonvisie Waadhoeke 2020-2030 Samen Sterk

In 2020 heeft de gemeente Waadhoeke haar eerste Woonvisie vastgesteld. De woonvisie vormt een beginpunt in het behalen van de gemeentelijke doelen op het gebied van wonen, om van daaruit met de dorpen verder te werken aan hun toekomst. De woonvisie is gebaseerd op onder meer een woningmarktonderzoek, prestatieafspraken met corporaties en huurdersorganisaties, uitkomsten van vragen aan bewoners, de schouw van bestaande buurten die de gemeente elke vier jaar doet.

In de woonvisie wordt gesteld dat op korte termijn vraag is naar zowel levensloopbestendige woningen als gezinswoningen. Verder wordt verwacht dat het aantal inwoners in de regio Noordwest-Fryslân de komende 10 jaar daalt. Er is echter nog wel sprake van een groei in het aantal huishoudens, omdat de huishoudensgrootte afneemt.

In de woonvisie zijn bandbreedtes per kern opgenomen: een verdeling van de totale behoefte aan woningen tot 2024. Voor de kleine dorpen, waar Wjelsryp ook onder valt, geldt dat de gemeente kiest voor maatwerk. De gemeente kiest voor een niveau dat aansluit bij de behoefte van het dorp. In dit geval was onder het geldende bestemmingsplan al sprake van een uit te werken bestemming met ruimte voor maximaal 5 woningen. Daar is dus, vooruitlopend op deze ontwikkeling, al rekening mee gehouden. De voorgenomen woning die met dit plan wordt mogelijk gemaakt past daarmee binnen deze woonvisie en is een vorm van maatwerk waar de gemeente in de kleine dorpen zich op richt. Daarmee is het voornemen in overeenstemming met het gemeentelijk beleid.

Nota parkeernormen gemeente Waadhoeke

Op 8 december 2020 is door Burgemeester en Wethouders de Nota Parkeernormen vastgesteld. Hierin is vastgelegd welke parkeernorm de gemeente hanteert voor verschillende gebieden en functies. Daarnaast is aangegeven op welke manier de parkeervraag aan de hand van de normen moet worden berekend en welke eisen worden gesteld aan de invulling van de parkeervraag. In beginsel wordt de parkeervraag op eigen terrein opgelost maar onder bepaalde omstandigheden kan hiervan af worden geweken. Benutting van de bestaande openbare parkeercapaciteit is dan een optie. Deze nota geeft aan welke mogelijkheden er zijn en onder welke voorwaarden.

Uit de toetsing in paragraaf 2.2 blijkt dat aan de Nota Parkeernormen wordt voldaan. De parkeerbehoefte wordt volledig op eigen erf opgevangen. In het bestemmingsplan is in artikel 3.1 is hier een regeling voor opgenomen om dit te borgen.

Welstandnota gemeente Waadhoeke

Het welstandsbeleid geeft de gemeente de mogelijkheid om de cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarden, die in een bepaald gebied aanwezig zijn, te benoemen en een rol te laten spelen bij de ontwikkeling en de beoordeling van bouwplannen. Voor de gemeente is in 2019 een nieuwe Welstandsnota opgesteld met daarin een gebiedsgerichte aanpak. Door deze gebiedsgerichte aanpak wil de gemeente de belangrijke karakteristieken van de bebouwing beschermen en zorgen dat nieuwe ontwikkelingen daarop voortbouwen. De gebiedsgerichte aanpak zal eveneens een bijdrage kunnen leveren aan een bewustere omgang met de gebouwde omgeving.

Het bestemmingsplan regelt onder meer de functie en het ruimtebeslag van bouwwerken. Bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan geeft, kunnen niet door welstandscriteria (of een beeldkwaliteitsplan) worden tenietgedaan. De architectonische vormgeving wordt exclusief door de welstandsnota geregeld. Het welstandsadvies kan zich richten op de gekozen invulling binnen de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt. In een situatie waarin een bouwplan in overeenstemming is met het bestemmingsplan, kan toch een negatief welstandsadvies worden gegeven als de gekozen architectonische oplossing te sterk afbreuk doet aan de ruimtelijke beleving van het betreffende gebied. Uiteraard moet in zo'n geval de welstandsnota daartoe de argumentatie leveren.


Door het opstellen van welstandsbeleid wil de gemeente een helder, controleerbaar en klantgericht welstandstoezicht inrichten. Burgers, ondernemers en ontwerpers kunnen in de toekomst in een vroeg stadium worden geïnformeerd over de criteria die bij de welstandsbeoordeling een rol spelen.

Vanuit de welstandsnota is voor de noordwestkant van het plangebied opgenomen dat het gebied 'welstandsvrij' is. De zuidoostkant van het perceel valt binnen de grenzen van het buitengebied.

Welstandsvrij betekent niet dat er helemaal niets geldt. Zo is de excessenregeling van toepassing en ligt bij de initiatiefnemer de verantwoordelijkheid voor een passende woonomgeving. In dit geval zal hier sprake van zijn:

De voorgestelde uitstraling van de woning is vanuit stedenbouwkundig oogpunt passend gekozen. De insteek is om het bestaande pand zoveel mogelijk te bewaren. Dit betekent dat vanuit het landschap en de omgeving het aanzicht niet tot nauwelijks gaat veranderen. Het beeld van een agrarische loods blijft hierdoor bewaard. Tevens wordt aangegeven dat de bestaande groene inpassing bewaard blijft. Ook zorgt dit voor een zachte overgang naar het buitengebied. De voorgestelde materialen zijn eveneens passend, zowel bij de plek en qua kleurstelling als passend in het landschap/buitengebied.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

4.1 Bedrijven en milieuzonering

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. In geval van een gemengd gebied kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand.

Toetsing

Het plangebied vormt het oostelijke uiteinde van de kern van Wjelsryp, en het uiteinde van het woonlint aan de Pastoryleane. Functioneel gezien sluit de transformatie goed aan op de overige woningen aan deze straat. In de omgeving is geen sprake van bedrijven die mogelijk belemmerd worden in hun bedrijfsvoering. Andersom wordt de woning ook niet gehinderd door bedrijfsactiviteiten.

Wel is ten zuiden van het plangebied een paardenbak met een schuilstal aanwezig. Voor een dergelijke inrichting wordt een richtafstand van 50 meter gehanteerd. De afstand betreft in de praktijk ruim 120 meter. Daarmee wordt ruimschoots voldaan aan de richtafstand en is geen onderzoek noodzakelijk. Daarmee vormt het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmering voor dit plan.

Tot slot wordt geconstateerd dat het perceel grotendeels omgeven wordt door agrarische percelen, met agrarische activiteiten tot gevolg. Deze gronden zullen enigszins actief gebruikt worden door nabijgelegen agrarische bedrijven. Hoewel dit niet tot een belemmering leidt op het gebied van milieuzonering, is het goed om dit te constateren. De bewoners van het pand dienen hier rekening mee te houden.

4.2 Ecologie

Toetsingskader

Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn in de Nederlandse wetgeving. In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden. De Natura 2000-gebieden zijn door de Minister van Economische Zaken aangewezen gebieden die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden. Daarnaast bestaat het Natuur Netwerk Nederland (NNN) uit gebieden die worden aangewezen in de provinciale verordening. Binnen de NNN-gebieden mogen in beginsel geen ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden.

Toetsing

Het plangebied maakt geen deel uit van beschermde gebieden als Natura 2000 en Natuur Netwerk Nederland. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is de Waddenzee op circa 13,1 kilometer afstand tot het plangebied. Het dichtstbijzijnde NNN gebied ligt op circa 4,6 kilometer afstand. Het plangebied valt in het landelijk gebied. Binnen het plangebied wordt slechts één woning gerealiseerd in een bestaand gebouw. Omdat het slechts om één woning gaat is de verkeersgeneratie als gevolg hiervan zeer beperkt. Daarom kan redelijkerwijs gesteld worden dat de ontwikkeling in het plangebied geen significante gevolgen heeft voor omringende beschermde natuurgebieden.

Natura 2000-gebieden: stikstofdepositie

In Nederland staan veel Natura 2000-gebieden onder druk door een overbelasting van stikstofdepositie. Conform de wetswijziging die op 1 juli 2021 is aangenomen is het voor ruimtelijke plannen uitsluitend nog noodzakelijk om de gebruiksfase te berekenen. In dit geval is sprake van de realisatie van één woning. Bij kleine stedelijke ontwikkelingsprojecten, zoals dit woningbouwplan geldt dat er in de gebruiksfase alleen vanuit verkeer enige stikstofemissie is te verwachten, aangezien er gasloos gebouwd moet worden. Effecten van stikstof vanwege wegverkeer hebben een beperkt bereik. Dergelijke bronnen zijn namelijk dicht bij de grond geplaatst, waardoor de stikstof snel neerslaat. Het aantal verkeersbewegingen is daarnaast zeer minimaal.

 

Daarom hoeft voor dit plan geen vergunning op grond van de Wnb te worden aangevraagd. Bovendien hebben de gronden in het geldende bestemmingsplan ook al een woonbestemming die voorziet in een bebouwing ter plaatse.


Soortenbescherming

In de Wnb wordt onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn en daarnaast de overige soorten. De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn.

Toetsing

In het plangebied wordt een bestaand gebouw herontwikkeld tot reguliere woning. De benodigde sloopwerkzaamheden en asbestverwijdering is reeds uitgevoerd op basis van een toegekende sloopmelding. De bovenbouw van de bestaande stal is verwijderd omdat er sprake was van asbest en de op het perceel aanwezige kleinere bijgebouwen zijn inmiddels volledig gesloopt. Dit gegeven, en het feit dat een bestaand gebouw wordt herontwikkeld tot woning, zorgt ervoor dat concreet voor dit uitwerkingsplan geen ecologische quickscan nodig is. Wel geldt in het vervolgtraject te allen tijde de zorgplicht vanuit de Wet natuurbescherming.

4.3 Bodem

Toetsingskader

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. In geval van verontreinigingen is de Wet bodembescherming van toepassing. In de wet is geregeld dat als ter plaatse van een plangebied ernstige verontreinigingen worden aangetroffen, er sprake is van een saneringsgeval.

Toetsing

Het plangebied is in het geldende planologisch regime bestemd als uit te werken woonbestemming. Daarom is in het kader van dit uitwerkingsplan een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Deze is opgenomen als bijlage 1.

Uit het bodemonderzoek is het volgende naar voren gekomen:

  • in het mengmonster van de bovengrond wordt de interventiewaarde voor lood en PAK overschreden;
  • dat in het mengmonster van de bovengrond de achtergrondwaarde wordt voor overschreden voor zink, minerale olie en PCB;
  • in het mengmonster van de bovengrond licht verhoogde gehalten met lood, nikkel en zink zijn gemeten (overschrijding achtergrondwaarden);
  • in het mengmonster van de ondergrond zijn geen verhoogde halten aangetoond ten opzichte van de achtergrondwaarden;
  • in het grondwater is een licht verhoogde concentratie molybdeen en xylenen aangetoond die de maximale streefwaarde overschrijd;
  • tijdens het veldonderzoek zijn plaatseljk sporen baksteen waargenomen;
  • na herbemonstering en splitsing van een monter is een overschrijding van de interventiewaarde voor PAK alleen gemeten ter hoogte van 2 uitgevoerde boren in de grondlaag 0-0,5 m-mv.

De vooraf opgestelde hypothese 'verdachte locatie' kan worden aanvaard. Ter hoogte van 2 boringen is in de grondlaag 0-0,5 m-mv een overschrijding van de interventiewaarde voor PAK gemeten. Verder zijn in individuele- en mengmonsters van de bovengrond licht verhoogde waardes zink, mineralie olie, lood, nikkel en PCB aangetoond en een matig verhoogde waarde PAK. In het grondwater zijn licht verhoogde concentraties molybdeen en xylenen gemeten.

Op grond van het uitgevoerde verkennend bodemonderzoek blijkt dat er een verontreiniging met PAK is geconstateerd. Het gehalte PAK is in de ene boring veel hoger dan in de andere. Dit zou aan kunnen duiden dat dit de rand van de verontreiniging is. De vastgestelde verontreiniging heeft een omvang van 25 m2 met een diepte van 0,5 m-mv (12,5 m3). Om de exacte omvang aan de zuidoostzijde vast te stellen, dan wel uit te sluiten, is het advies om aanvullende boringen en analyses uit te laten voeren.

Voor dit plan is het voldoende om de nu vast te stellen dat de omvang van de verontreiniging kleiner is dan 25 m3. Het is aan de gemeente als bevoegd gezag om het vervolg te bepalen. Er geldt geen saneringsplicht op grond van de Wet bodembescherming. Als ervoor wordt gekozen om de verontreiniging te late zitten, dan geldt er een voorkeur om deze af te dekken met een verhardingslaag om zo contact uit te sluiten. Een alternatief is om de verontreiniging af te laten graven onder milieukundige begeleiding, waarna hiervan een evaluatieverslag dient te worden opgesteld. In de uitvoeringsfase zal worden bepaald op welke wijze wordt omgegaan met de verontreiniging.

4.4 Geluid

Toetsingskader

Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd. Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidzone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

Toetsing

Het plangebied ligt in de kern van Wjelsryp. De wegen rondom het plangebied betreffen 30 km/uur wegen, waarvan de Pastoryleane eigenlijk de enige weg is in directe nabijheid van het plangebied. Gezien het feit dat het plangebied aan het uiteinde van deze doodlopende straat ligt, komt er zeer weinig verkeer in nabijheid van de nieuwe woning, en zal er geen hinder van wegverkeerslawaai zijn. Omdat de woning niet binnen de geluidzone van een geluidzoneringsplichtige weg ligt is het niet noodzakelijk een akoestisch onderzoek uit te voeren.

4.5 Water

Toetsingskader

Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets kan worden gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het onderhavige plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân.

Toetsing

Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het Wetterskip Fryslân. De uitkomst van deze toets is dat de normale procedure geldt. Dit houdt in dat de aanwezige wateraspecten niet van invloed zijn op het plan. Het resultaat van de watertoets is opgenomen als bijlage 2.

Verharding

Door ruimtelijke ontwikkelingen neemt de hoeveelheid verhard oppervlak toe met als gevolg een versnelde afvoer van hemelwater. Het is nodig om deze versnelde afvoer te compenseren om de waterberging in een gebied in stand te houden. Dit geldt ook voor oppervlakteverharding die wel past binnen het bestemmingsplan, maar waaraan de grond al meer dan vijf jaar braak ligt en waar in het verleden niet voor gecompenseerd is.

In dit specifieke geval neemt als gevolg van de functiewijziging de verharding niet toe, maar juist af. Een deel van de bestaande verharding wordt verwijderd waardoor het water beter in de bodem kan infiltreren en minder versneld wordt afgevoerd dan in de huidige situatie. Daarom is er geen noodzaak tot watercompensatie.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

hemelwater vasthouden voor benutting,

(in-) filtratie van afstromend hemelwater,

afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,

afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.

In dit geval wordt het afvalwater aangesloten op de bestaande riolering aan de Pastoryleane. Dit is afgestemd met de gemeente Waadhoeke. De initiatiefnemer zal zelf deze aansluiting verzorgen. Vanwege de lengte mag er maximaal één regenpijp op de nieuwe afvoer naar het riool worden aangesloten. Andere regenwaterafvoeren moeten rechtstreeks op de sloot worden afgevoerd.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase. Hier wordt in de uitvoeringsfase rekening mee gehouden.

Veiligheid en waterkeringen

De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden.

Binnen en rondom het plangebied is geen sprake van aanpassingen aan het bestaande watersysteem en is eveneens geen sprake van watergangen en waterkeringen waar een beschermingszone voor in acht moet worden genomen.

Ruimtelijke adaptatie

Om ook in de toekomst prettig te kunnen wonen, werken en recreëren moeten steden en dorpen ingericht worden met het oog op de toekomst. Kansen moeten benut worden om het gebied klimaat robuust in te richten. Zo is het mogelijk om het bebouwd gebied beter bestand te maken tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte en de gevolgen van een mogelijke overstroming.

Bij de inrichting van het plangebied kan hierop geanticipeerd worden door bijvoorbeeld het percentage verhard oppervlak te verminderen en het plangebied groener in te richten. Door nú maatregelen te nemen, worden steden en dorpen mooier en wordt grote schade in de toekomst voorkomen. Voor veel maatregelen geldt bovendien dat ze kosteneffectief zijn, als ze maar in een vroeg stadium in het proces worden meegenomen. Met voorgenoemde advies wordt bij de uitvoering van de plannen rekening gehouden.

Gebruik materialen

Tot slot wordt met het oog op de waterkwaliteit het gebruik van uitloogbare materialen zoals koper, lood en zink zoveel mogelijk voorkomen.

4.6 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging zijn op grond van de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Tevens moet worden bekeken of de luchtkwaliteit ter plaatse voldoende is voor de voorgenomen functie.

Toetsing

Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland is er in de directe omgeving van het plangebied sprake van een goede luchtkwaliteit. Dit vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

In het plangebied wordt één woning gerealiseerd door middel van transformatie van een stal. Dit aantal is dusdanig klein, dat op voorhand gesteld kan worden dat dit niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het project valt ook onder de NIBM-regeling.

4.7 Archeologie

Toetsingskader

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2022 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, ruimtelijke plannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie.

FAMKE

Voor een globaal inzicht in mogelijke waarden heeft de provincie de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) gepubliceerd. De FAMKE bestaat uit twee advieskaarten, één voor de periode steentijd-bronstijd (300.000 - 800 v Chr.), en één voor de periode ijzertijd - middeleeuwen (800 v Chr. - 1500 n Chr.).

Parapluplan Dorpen Archeologie

In het paraplubestemmingsplan Dorpen Archeologie zijn de dorpen binnen de voormalige gemeente Littenseradiel (nu: Waadhoeke) voorzien van archeologische dubbelbestemmingen om de archeologische waarden ter plaatse te beschermen. Ten aanzien van het plangebied geldt voor het noordwestelijke deel dat een archeologisch onderzoek noodzakelijk is bij ingrepen vanaf 500 m2. Voor het oostelijke deel ligt deze grenswaarde op 2.500 m2.

Toetsing

Conform de steentijd-bronstijd advieskaart is geen onderzoek noodzakelijk, ongeacht de grootte van de ontwikkeling. Conform de ijzertijd - middeleeuwen advieskaart is onderzoek nodig vanaf 500 m2 voor het noordwestelijke deel en 2.500 m2 voor het oostelijke deel. Deze grenswaarde geldt eveneens op basis van het parapluplan Dorpen Archeologie voor het oostelijke deel van het perceel. Deze grenswaarde wordt in het plangebied niet overschreden, omdat er geen nieuwbouw plaatsvindt met nieuwe bodemingrepen, behalve een bijgebouw en carport waarvan de oppervlakte kleiner is dan 500 m2. Daarmee vormt het aspect archeologie geen belemmering voor deze ontwikkeling.

Dit uitwerkingsplan maakt na de vaststelling onderdeel uit van het moederplan voor de kom van Wjelsryp. Daarmee blijft het parapluplan 'Dorpen Archeologie' ook in de toekomstige situatie van toepassing op het plangebied. De dubbelbestemmingen Archeologie uit dat plan blijven dus ook na vaststelling van het uitwerkingsplan van toepassing. Om die reden zijn deze dubbelbestemmingen ook niet in dit uitwerkingsplan opgenomen.

4.8 Cultuurhistorie

Toetsingskader

Goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging plaatsvindt van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Een van die belangen is de cultuurhistorie. Per 1 januari 2012 is in het kader van de modernisering van de monumentenzorg (MOMO) in het Besluit ruimtelijke ordening van het rijk opgenomen dat gemeenten bij het maken van ruimtelijke plannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.

Toetsing

Om te onderzoeken of sprake is van cultuurhistorische waarden is gebruik gemaakt van de Cultuurhistorische Kaart Fryslân. Hieruit komt naar voren dat het plangebied is aangewezen als een verhoogde boerderijplaats en het plangebied deel uitmaakt van een gebied met 'blokverkaveling met kleinschalige regelmaat'.

In de voorgenomen ontwikkeling blijft de bestaande verkaveling gehandhaafd en wordt geen afbreuk gedaan aan het cultuurhistorisch waardevolle verkavelingspatroon. Daarnaast blijft de indeling van het perceel gelijk aan de huidige situatie en zo ook de ophoging die het perceel al kent. Ook hieraan wordt dus geen afbreuk gedaan.

4.9 Externe veiligheid

Toetsingskader

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

Toetsing

In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart geraadpleegd. In de nabijheid is geen sprake van risicovolle inrichtingen en transportroutes. Daarmee vormt het aspect externe veiligheid voor deze twee aspecten geen belemmering voor de ontwikkeling in het plangebied.

Wel ligt het plangebied in de invloedszone van een buisleiding die nabij de Froonackerdyk loopt, op circa 400 meter afstand van het plangebied. Om die reden is het noodzakelijk om een beknopte verantwoording van het groepsrisico op te nemen ten aanzien van deze buisleiding.

Beknopte verantwoording groepsrisico aardgasleiding

Vanwege de ligging binnen het invloedsgebied van de gasleiding nabij de Froonackerdyk dient op grond van het Besluit externe veiligheid transportroutes het groepsrisico te worden verantwoord. In deze verantwoording wordt ingegaan op de aspecten zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid.

Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid

De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten, in hoeverre zij in staat zijn hun taken goed uit te kunnen voeren en om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/ adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen, maar ook de brandweerzorgnorm wordt hier onder geschaard. Ten aanzien van de aspecten bereikbaarheid en bluswatervoorziening hanteert de regionale brandweer de richtlijnen zoals beschreven in de NVBR publicatie “Handleiding bluswatervoorziening en bereikbaarheid”.

Uit bovengenoemde handreiking volgt het advies dat het plangebied goed bereikbaar moet zijn voor de hulpverleningsdiensten via twee van elkaar onafhankelijke aanvalswegen, waardoor in geval van werkzaamheden of calamiteiten het plangebied goed bereikbaar is. Het plangebied ligt aan het uiteinde van de doodlopende straat Pastoryleane. Dit betreft een vrij korte straat, die zowel in noordelijke richting via de Galemawei, als in zuidelijke richting via de Tillewei wordt ontsloten. Hoewel het plangebied dus aansluit op één straat, is het aan het uiteinde van deze straat mogelijk om twee verschillende kanten op te vluchten. Hiermee kunnen zij van de bron af vluchten. Gelet op bovenstaande zijn de bestrijdbaarheid en bereikbaarheid voor hulpdiensten goed te noemen.

Zelfredzaamheid

Het uitgangspunt is dat de meerderheid van de aanwezige personen binnen het plangebied zelfredzaam zullen zijn. Aanwezige kinderen en ouderen worden beschouwd als minder zelfredzame personen. Er wordt  uitgegaan van het feit dat de ouders/verzorgers de kinderen en ouderen kunnen begeleiden. In het kader van een effectieve zelfredzaamheid kan het hulpsysteem 'Hartveilig Wonen' gehanteerd worden waarbij vrijwilligers opgeroepen kunnen worden om iemand te reanimeren in afwachting van een ambulance.

4.10 Kabels en leidingen

Toetsingskader

In (de omgeving van) het plangebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleggen voor de bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij leidingen, zoals gas-, water- en rioolpersleidingen, volgen deze belemmeringen uit het zakelijk recht. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden.

Toetsing

Binnen het plangebied is geen sprake van kabels en leidingen waar rekening mee gehouden dient te worden. Het aspect kabels en leidingen vormt daarom geen belemmering voor dit plan.

4.11 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Toetsingskader

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

  • Voor de ontwerp-bestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
  • Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt, moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.

Toetsing

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit een perceelsgebonden ontwikkeling, waarbij een bestaande schuur wordt omgebouwd tot woning. Omdat het slechts om een perceelsgebonden ontwikkeling gaat, is in dit geval geen sprake van een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in het Besluit milieueffectrapportage. Daarom is het niet noodzakelijk een vormvrije m.e.r.-beoordeling op te stellen voor dit plan.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

5.1 Het juridisch systeem

Na inwerkingtreding van het uitwerkingsplan maakt dit deel uit van het bestemmingsplan Wjelsryp. De regels van dit bestemmingsplan (zoals de gehanteerde begrippen, wijze van meten en algemene regels) zijn dan ook van toepassing op dit uitwerkingsplan, naast de regels die zijn opgenomen in voorliggend uitwerkingsplan. Dit geldt echter niet voor de algemene afwijkingsregels, die alleen gekoppeld zijn aan de in het bestemmingsplan 'Wjelsryp' opgenomen bestemmingen. Om deze reden zijn deze specifiek in dit uitwerkingsplan geregeld.

Het uitwerkingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om plannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit uitwerkingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden.

Het uitwerkingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

5.2 Toelichting op de bestemmingen

In het voorliggende uitwerkingsplan wordt de beoogde situatie vastgelegd. Het plangebied in dit plan heeft één bestemming gekregen. Deze zijn opgezet volgens het geldende bestemmingsplan en de recente standaarden van de gemeente Waadhoeke.

Woongebied

Het voormalige bijgebouw heeft een woonbestemming gekregen die is afgestemd op de geldende woonbestemming uit het bestemmingsplan Wjelsryp en de huidige systematiek van de gemeente Waadhoeke. Daarmee worden zovele mogelijk gelijke bouw- en gebruiksmogelijkheden geboden als bij de omliggende woningen. De woning dient, overeenkomstig de bestaande bouw, te worden opgebouwd uit één bouwlaag met een kap.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.1.1 Inspraak

Inspraak op grond van de gemeentelijke Inspraakverordening Waadhoeke is niet nodig, omdat het plan een ondergeschikte herziening betreft van een eerder vastgesteld beleidsvoornemen, in casu het vastgestelde bestemmingsplan Wjelsryp. Het onderhavige initiatief om de bestaande schuur op het adres Pastoryleane 7a te Wjelsryp past binnen de uitwerkingregels van de bestemming 'Woongebied - Uit te werken' en daarmee ook binnen het geldende beleid.

6.1.2 Overleg

Het concept-ontwerp van voorliggend uitwerkingsplan is in het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) voorgelegd aan de provinsje Fryslân, het Wetterskip Fryslân, Brandweer Fryslân en Liander. Liander en Wetterskip Fryslân hebben aangegeven geen opmerkingen te hebben.

De opmerkingen van de provincie en de brandweer zijn hierna samengevat en van een gemeentelijk standpunt voorzien.

Provincie Fryslân

De provincie Fryslân heeft van de mogelijkheid tot het indienen van een overlegreactie gebruik gemaakt. De reactie gaat in op drie onderdelen:

1. Archeologie

De provincie stelt dat het aspect 'archeologie' geen belemmering vormt voor de voorgenomen ontwikkeling. Wel verzoekt de provincie om de dubbelbestemming op te nemen in het uitwerkingsplan. Deze is nu wel opgenomen in het parapluplan 'Dorpen Archeologie', maar de provincie stelt dat wanneer het uitwerkingsplan in werking treedt, de voorwaarden uit dit uitwerkingsplan gelden en daarmee de archeologische dubbelbestemming uit het parapluplan ter plaatse van het plangebied vervalt.

Reactie:

Dit is een misvatting. Het onderhavige initiatief is uitgewerkt binnen de kaders van het bestemmingsplan Wjelsryp en blijft juridisch gezien onderdeel uitmaken van dat plan. Een uitwerkingsplan is geen zelfstandig plan, maar moet worden gezien als een uitgewerkt onderdeel van het plan op basis waarvan de uitwerking is toegestaan. Na vaststelling van dit uitwerkingsplan blijft, ook al is het uitwerkingsplan later vastgesteld als het paraplubestemmingsplan 'Dorpen Archeologie', het paraplubestemmingsplan ook voor deze locatie vigerend. Dit omdat het uitwerkingsplan juridisch gezien uitsluitend onderdeel van het bestemmingsplan Wjelsryp uitmaakt en de uitwerkingsbevoegdheid geen grondslag heeft in het paraplubestemmingsplan.

Technisch gezien zal er online ook voor worden gezorgd dat beide plannen op de betreffende locatie zichtbaar blijven.

Cultuurhistorie

De provincie concludeert op basis van de Chk dat sprake is van een verhoogde boerderijplaats en blokverkaveling met kleinschalige regelmaat en adviseert hier in de toelichting van het plan aandacht aan te besteden.

Reactie:

Aan de opmerking van de provincie is tegemoetgekomen in die zin dat paragraaf 4.8 van de toelichting hierop is aangevuld.

Landschappelijke inpassing

De provincie adviseert om de instandhouding van de bomen rondom het plangebied te borgen in het bestemmingsplan, om zo te garanderen dat wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing.

Reactie:

Het is in principe niet de bedoeling van de initiatiefnemers om de bomen rond het perceel te kappen, maar voor een borging daarvan is geen aanleiding. Het gaat hier om een bestaand woonperceel dat binnen het 'bestaand bebouwd gebied' van de Verordening Romte Fryslân 2014 ligt. De voorwaarde voor een goede landschappelijke inpassing of de borging daarvan is op grond van de verordening binnen bestaand bebouwd gebied niet aan de orde. Ook stelt de in het bestemmingsplan opgenomen uitwerkingsbevoegdheid die op het perceel van toepassing is hieraan geen voorwaarden.

De gemeente ziet derhalve geen aanleiding en ook geen grondslag om voor de handhaving van de bomen een regeling op te nemen.

Brandweer Fryslân

De Brandweer Fryslân heeft in reactie aangegeven dat ten onrechte in de paragraaf 'Externe veiligheid' is aangegeven dat dit aspect niet relevant is. De Brandweer wijst erop dat het plangebied in een invloedsgebied van een buisleiding met gevaarlijke stoffen ligt. Daarom adviseert de Brandweer Fryslân om in de paragraaf 'Externe veiligheid' en beperkte verantwoording van het groepsrisico op te nemen en in de verantwoording in te gaan op de onderdelen bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid. De overige punten uit de overlegreactie zijn niet relevant voor het uitwerkingsplan.

Reactie:

Naar aanleiding van deze reactie is paragraaf 4.9 aangepast en is een beperkte verantwoording van het groepsrisico opgenomen.

Daarnaast heeft Brandweer Fryslân geconstateerd dat de toegangsweg tot het perceel erg smal is. De brandweer geeft in reactie aan dat deze toegangsweg minimaal 3,25 meter in de breedte verhard moet zijn en de totale breedte minimaal 3,5 meter moet bedragen. Anders is het niet mogelijk voor een brandweerwagen om het perceel te bereiken.

Reactie:

In principe is dit een uitvoeringskwestie die niet relevant is voor het bestemmingsplan. Desalniettemin is overleg geweest met de eigenaar van het perceel. Deze heeft geconstateerd dat de toegangsweg feitelijk 3,55 meter breed is, maar zal worden verbreedt tot 4 meter. Hiermee is de toegangsweg breed genoeg voor toegankelijkheid voor de brandweer. Ook kan worden opgemerkt dat er langs deze toegangsweg niet in de berm wordt geparkeerd, zodat de weg altijd vrij is.

Tot slot benoemt de brandweer dat, om veiligheid te garanderen, het noodzakelijk is om een opstelplaats voor open water op het erf te realiseren, die zo dicht mogelijk bij de ingang van de woning en in de schouwsloot ten zuiden van de woning is gesitueerd.

Reactie:

De initiatiefnemer heeft bevestigd dat deze opstelplaats wordt gerealiseerd in overeenstemming met het advies van de brandweer.

Zienswijze

Vervolgens heeft het uitwerkingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode werd een ieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen (artikel 3.8 Wro). Er zijn geen zienswijzen binnen gekomen tijdens deze periode.

Vaststelling

Het uitwerkingsplan is vervolgens vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het uitwerkingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens deze periode bestaat voor belanghebbenden de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

Het uitwerkingsplan vormt het toetsingskader voor een particuliere ontwikkeling. De initiatiefnemer heeft aannemelijk gemaakt dat het plan financieel haalbaar is.

Grondexploitatie

Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.

Tussen de gemeente en initiatiefnemer wordt een anterieure overeenkomst gesloten waarmee de kosten voldoende zijn verzekerd. Daarnaast wordt een planschadeovereenkomst gesloten.