direct naar inhoud van Regels
Plan: Veghels Buiten, deelgebied Erpseweg-Zuid, 1e herziening
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1948.VHL004BP0022023P-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Veghels Buiten, deelgebied Erpseweg-Zuid, 1e herziening met identificatienummer NL.IMRO.1948.VHL004BP0022023P-VG01 van de gemeente Meierijstad;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aaneengebouwde woning

een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van meer dan twee aaneengebouwde woningen, niet zijnde een gestapelde woning;

1.6 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.7 bed & breakfast

een kleinschalige verblijfsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt;

1.8 bedrijf

een inrichting voor de uitoefening van een bepaalde tak van industrie of handel;

1.9 begane grondlaag

de bouwlaag van een gebouw, welke rechtstreeks omsloten wordt vanaf het straatniveau;

1.10 beroep of bedrijf aan huis

het beroepsmatig of bedrijfsmatig verlenen van diensten of het bedrijfsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, niet zijnde detailhandel (met uitzondering van internetwinkels zonder afhaalpunt of showroom), horeca en seksuele dienstverlening en dat op kleine schaal in een woning en of in het bijbehorend bouwwerk wordt uitgeoefend;

1.11 bestaand
  • bij bebouwing: bebouwing zoals legaal aanwezig conform het ter plaatse geldende bestemmingsplan, dan wel en onherroepelijke omgevingsvergunning voor het bouwen op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, dan wel bebouwing die mag worden gebouwd krachtens of bij de Woningwet;
  • bij gebruik: gebruik zoals legaal aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen conform het voorheen geldende bestemmingsplan, dan wel op basis van een verleende onherroepelijke omgevingsvergunning;
1.12 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; 

1.14 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw of functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar wel of niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

aanbouw: een met het hoofdgebouw verbonden grondgebonden bouwwerk een geheel vormend met het hoofdgebouw, dat door zijn verschijningsvorm in bouwkundig, (constructie), architectonisch en/of ruimtelijk visueel opzicht (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) ondergeschikt is aan en in een directe verbinding staat met het hoofdgebouw en een toevoeging van een afzonderlijke ruimte inhoudt;

aangebouwd bijgebouw: een met het hoofdgebouw verbonden grondgebonden bouwwerk een geheel vormend met het hoofdgebouw, dat door zijn verschijningsvorm in bouwkundig, (constructie), architectonisch en/of ruimtelijk visueel opzicht (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) ondergeschikt is aan en niet in een directe verbinding staat met het hoofdgebouw en een toevoeging van een afzonderlijke ruimte inhoudt;

vrijstaand bijgebouw: een vrijstaand gebouw dat zowel in bouwkundig (constructie), architectonisch en/of ruimtelijk visueel opzicht (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

uitbouw: een met het hoofdgebouw verbonden grondgebonden bouwwerk van één bouwlaag een geheel vormend met het hoofdgebouw, dat door zijn verschijningsvorm in bouwkundig (constructie), architectonisch en/of ruimtelijk visueel opzicht (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) ondergeschikt is aan en in een directe verbinding staat met het hoofdgebouw en een vergroting van een bestaande ruimte inhoudt;

1.15 bijzondere woonvorm
  • a. een woonvorm waar bewoners nagenoeg zelfstandig wonen met (voorzieningen voor) verzorging en begeleiding (ook 24-uurs begeleiding);
  • b. een groep personen die geen (duurzame) gemeenschappelijk huishouden voert, er is geen sprake van continuïteit in de samenstelling en onderlinge verbondenheid;
  • c. woongroepen: een groep personen die er bewust voor kiezen om met elkaar in één woning samen te wonen, zonder dat er sprake is van een gezinsverband of samenlevingsvorm.
1.16 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.17 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.18 bouwlaag

een deel van een gebouw, dat bestaat uit één of meer ruimten, waarbij de bovenkanten van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten niet meer dan 1,50 meter in hoogte verschillen. Bij de bepaling van het aantal bouwlagen wordt de bouwlaag, welke grotendeels in de kap is gelegen (zogenaamde zolderverdieping) evenals de bouwlaag, welke grotendeels onder de begane grond is gelegen (zogenaamde kelder/souterrain) niet meegerekend;

1.19 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.20 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel;

1.21 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.22 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.23 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;

1.24 dakopbouw

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen;

1.25 dakvlak

een hellend vlak in een dak;

1.26 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt;

1.27 eindwoning

woning die het einde vormt van een blok van minimaal drie aaneengebouwde woningen;

1.28 entreegebouw

een woongebouw, bestaande uit één of meerdere grondgebonden woningen, gesitueerd aan de entree van een erf of woongebied;

1.29 erfwoongebouw

een woongebouw, bestaande uit één of meerdere grondgebonden woningen, gesitueerd op een bouwperceel binnen de bestemming 'Woongebied - Erf', niet zijnde een entreegebouw;

1.30 extensieve dagrecreatie

niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, spelen, paardrijden, vissen, zwemmen, natuurobservatie, dierenweides, heemtuinen en beeldentuinen;

1.31 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.32 geschakelde woning

woningen waarvan de hoofdgebouwen door middel van bijbehorende bouwwerken met elkaar zijn verbonden;

1.33 gestapelde woning

boven dan wel beneden en/of naast elkaar gesitueerde woningen waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is;

1.34 grondgebonden woning

een vrijstaande, aaneengebouwde, twee-aaneengebouwde of geschakelde woning met een zich op hetzelfde bouwperceel bevindend tuin en/of erf;

1.35 huishouden

een persoon, of groep personen die een (duurzame) gemeenschappelijke huishouding voert. Indien het huishouden uit twee of meer personen bestaat, betreft het een leefvorm of samenlevingsvorm met een continuïteit in de samenstelling en een onderlinge verbondenheid.

Kenmerken van continuïteit in de samenstelling en een onderlinge verbondenheid zijn:

  • voor onbepaalde tijd samenleven;
  • een ieder neemt deel aan het gezinsleven, bijvoorbeeld samen eten en verdeling huishoudelijke taken;
  • eigen kamer, maar gemeenschappelijk sanitair, keuken en woonkamer;
  • personen worden niet door instelling geplaatst, er vindt geen behandelingstraject plaats.

Bedrijfsmatige kamerverhuur valt niet onder het begrip 'huishouden'.

1.36 huisvesting in verband met mantelzorg

huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning;

1.37 kamerverhuur

het opdelen van een woning in twee of meer onzelfstandige wooneenheden óf het opdelen van een woning in één zelfstandige en één of meer onzelfstandige wooneenheden;

1.38 kap

een constructie van één of meer dakvlakken;

1.39 Kwaliteitshandboek Erpseweg Zuid

het door de gemeenteraad vastgestelde Kwaliteitshandboek Erpseweg Zuid, dat geldt op het moment van indienen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning;

1.40 landschapszijde

naar de bestemming 'Agrarisch' gekeerde zijde(n) van een bouwperceel, voor zover er geen sprake is van (een) tussenliggend(e) bouwperce(e)l(en);

1.41 mantelzorg

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;

1.42 nevengebouw

een gebouw, niet bestaande uit woningen, gesitueerd binnen een woongebied, niet behorende tot het bouwperceel van één woning;

1.43 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van de kruin van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.44 twee-aaneengebouwde woning

een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee aaneengebouwde woningen, alsmede door garages geschakelde woningen waarbij het hoofdgebouw aan één zijde op de zijdelingse perceelsgrens gebouwd mag worden;

1.45 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;

1.46 voorgevelrooilijn

de lijn waarin de voorgevel van een woongebouw of nevengebouw is gebouwd;

1.47 vrijstaande woning

een woning waarvan geen van de beide zijgevels van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelgrens staan, en niet door middel van bijbehorende bouwwerken met een andere woning is verbonden;

1.48 water

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.;

1.49 waterhuishoudkundige voorzieningen

waterhuishoudkundige voorzieningen zijn voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit;

1.50 wonen

het gehuisvest zijn in een woning;

1.51 woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.52 woongebouw

een gebouw, bestaande uit één of meerdere woningen;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.

2.2 Bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 Breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.4 Dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 Goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 Oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 Inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden veehouderij en akkerbouw;
  • b. behoud, versterking en ontwikkeling van abiotische, landschappelijke, cultuurhistorische en aardkundige waarden;
  • c. extensief recreatief medegebruik;
  • d. voet- en fietspaden;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting', tevens voor:
    • 1. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
    • 2. voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen, water en waterberging.
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'waterberging', tevens voor waterberging in de vorm van greppels, sloten of wadi's en voor groen in de vorm van een houtsingel;
  • g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag ten behoeve van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.2.1 Gebouwen

Gebouwen en overkappingen zijn niet toegestaan, met uitzondering van van gebouwen ten behoeve van de onder artikel 3.1 sub e.2 genoemde doeleinden met een maximale hoogte van 3 meter en een maximale oppervlakte van 15 m².

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 1,5 m;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen erfafscheidingen zijnde, ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' bedraagt ten hoogste 6 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 4 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.2.2 lid c en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toestaan met een bouwhoogte van ten hoogste 5 m;
  • b. afwijken zoals bedoeld in lid a kan worden toegestaan indien het bouwplan niet leidt tot een onevenredige aantasting van het stedenbouwkundige beeld, zoals omschreven in het Kwaliteitshandboek Erpseweg Zuid.

Artikel 4 Woongebied - Erf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - Erf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen conform de definitie 'woning', al dan niet in combinatie met de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis met inachtneming van het bepaalde in artikel 4.4.1;
  • b. aan het wonen ondergeschikte voorzieningen, zoals zorgvoorzieningen, sportvoorzieningen, centrale restauratieve voorzieningen en dienstverlening;
  • c. bij het wonen behorende parkeervoorzieningen;
  • d. voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, tuinen, voet- en fietspaden, groen, water en waterberging.
4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

4.2.1 Algemeen

De totale oppervlakte gebouwen per bestemmingsvlak bedraagt ten hoogste 30% van het bouwvlak.

4.2.2 Entreegebouwen, erfwoongebouwen en nevengebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen in de vorm van entreegebouwen, erfwoongebouwen en nevengebouwen gelden de volgende regels:

  • a. ten aanzien van het maximum aantal woningen geldt het bepaalde in artikel 8.1;
  • b. de totale oppervlakte gebouwen per bestemmingsvlak bedraagt ten hoogste 30% van het bouwvlak;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten', worden geen entreegebouwen en erfwoongebouwen gebouwd;
  • d. voor de situering van entreegebouwen, erfwoongebouwen en nevengebouwen gelden de stedenbouwkundige uitgangspunten van het Kwaliteitshandboek Veghels Buiten Erpseweg Zuid;
  • e. de hoofdgebouwen dienen aan de maatvoering, zoals aangegeven in tabel 1 te voldoen:


Tabel 1: bouwregels hoofdgebouwen

  entreegebouw   erfwoongebouw   nevengebouw  
Max. aantal gebouwen per bestemmingsvlak   1 gebouw   -   -  
Woningtypologie   grondgebonden   grondgebonden   -  
Situering voorgevelrooilijn   Niet haaks of evenwijdig geordend ten opzichte van de voorgevelrooilijnen van erfwoongebouwen en nevengebouwen binnen hetzelfde bestemmingsvlak   Max. twee naast elkaar gesitueerde gebouwen in dezelfde voorgevelrooilijn.   Max. twee naast elkaar gesitueerde gebouwen in dezelfde voorgevelrooilijn  
Situering gebouwen   vrij van collectieve verharding binnen het bestemmingsvlak   -   -  
Max. goothoogte   3,5 meter   3,5 meter   3 meter  
Max. bouwhoogte   11 meter   10,5 meter   6 meter  
Dakhelling   min. 15°, max. 55°   min. 15°, max. 55°   min. 15°, max. 55°  
Lengte van het gebouw   -   min. 12,5 meter   min. 12,5 meter  
4.2.3 Bijbehorende bouwwerken achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw gelden de volgende bepalingen:

  • a. de afstand tot de voorgevellijn van het hoofdgebouw bedraagt minimaal 1 meter;
  • b. de goothoogte bedraagt ten hoogste 3 meter;
  • c. de bouwhoogte bij volledig platte afdekking bedraagt ten hoogste 3 meter;
  • d. de bouwhoogte bij een kapconstructie bedraagt ten hoogste 6 meter, waarbij de denkbeeldige lijn onder de 45° gemeten op 3 meter hoogte ter plaatse van de perceelsgrens niet door het bijbehorend bouwwerk mag worden overschreden;
  • e. de kapconstructie is vrij te bepalen (platte afdekking of kap), met dien verstande dat:
    • 1. indien sprake is van een kapconstructie de dakhelling moet worden voldaan aan het bepaalde in tabel 1;
    • 2. indien een bijbehorend bouwwerk grenst aan de openbare ruimte een kapverplichting geldt, waarbij moet worden voldaan aan het bepaalde in tabel 1;
  • f. bij een platte afdekking mag op een bijbehorend bouwwerk geen balkon of dakterras worden opgericht;
  • g. het gezamenlijk oppervlak van bijbehorende bouwwerken, inclusief carports, mag per bouwperceel ten hoogste bedragen:
    • 1. 200 m² voor bouwpercelen kleiner of gelijk aan 750 m²;
    • 2. 225 m² voor bouwpercelen groter dan 750 m² en kleiner of gelijk aan 1.000 m²;
    • 3. 250 m² voor bouwpercelen groter dan 1.000 m²;
  • h. achter de achtergevel van het hoofdgebouw en tussen (het verlengde van) de zijgevel(s) en zijdelingse perceelsgrens voor zover niet bebouwd met hoofdgebouw bedraagt het bebouwingspercentage per bouwperceel maximaal 50%;
  • i. bijbehorende bouwwerken mogen in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. gebouwd op een afstand van tenminste 1 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw;
    • 2. indien de zijdelingse perceelsgrens grenst aan de landschapszijde, dient voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken een afstand van 3 meter vanaf de zijdelingse perceelsgrens en een afstand van tenminste 3 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw in acht te worden genomen.
4.2.4 Bijbehorende bouwwerken voor de voorgevellijn van het hoofdgebouw

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken voor de voorgevellijn en maximaal 1 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw gelden de volgende bepalingen:

  • a. uitsluitend bijbehorende bouwwerken in de vorm van een erker of entree zijn toegestaan;
  • b. maximaal één bijbehorend bouwwerk in de vorm van een erker mag voor de voorgevel en maximaal 1 meter achter de voorgevel worden opgericht;
  • c. de goothoogte bedraagt maximaal 3 meter bij uitvoering in één bouwlaag;
  • d. de goothoogte bij uitvoering in twee bouwlagen wordt bepaald door de snijlijn van het denkbeeldig doorgetrokken dakvlak van het hoofdgebouw en de voorgevel van het bijbehorend bouwwerk;
  • e. de maximale bouwhoogte bedraagt 3 meter bij volledig platte afdekking in één bouwlaag;
  • f. de diepte bedraagt maximaal 1,60 meter;
  • g. het maximale grondoppervlak bedraagt 8 m², met dien verstande dat het bepaalde in lid 4.2.3 onder g. en h. van toepassing is;
  • h. de breedte over ten hoogste 2/3 van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • i. bij een platte afdekking mag op het bijbehorend bouwwerk geen balkon of dakterras worden opgericht.
4.2.5 Caport

Voor het bouwen van een carport gelden de volgende bepalingen:

  • a. per bouwperceel is maximaal één carport toegestaan;
  • b. een carport dient minimaal 1 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw gesitueerd te worden;
  • c. de maximale bouwhoogte bedraagt 3 meter;
  • d. de maximale oppervlakte bedraagt 25 m², met dien verstande dat het bepaalde in lid 4.2.3 onder g. en h. van toepassing is;
  • e. indien bij twee naast elkaar liggende woningen aan dezelfde openbare weg de voorgevels van de woningen niet gelijk liggen, mogen, indien voor de carports 1 aanvraag wordt ingediend, danwel de carport van de dichtst bij de openbare weg gelegen woning reeds is gerealiseerd, de voorzijden van beide carports gelijkliggend worden gebouwd. De voorzijden van de carports moeten dan op 1 meter voor de voorgevel van de dichtst bij de openbare weg gelegen woning of minimaal 1 meter achter de voorgevel van de dichtst bij de openbare weg gelegen woning worden gebouwd;
  • f. een carport mag in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. gebouwd op een afstand van tenminste 1 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw;
    • 2. indien de zijdelingse perceelsgrens grenst aan openbaar toegankelijk gebied dan wel de landschapszijde dient voor het bouwen van een carport een afstand van 3 meter vanaf de zijdelingse perceelsgrens en een afstand van tenminste 3 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw in acht te worden genomen.
4.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 meter;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 meter, indien:
    • 1. op een bouwperceel tevens een hoofdgebouw aanwezig dan wel vergund is;
    • 2. gebouwd achter de voorgevellijn en/of gebouwd achter (het verlengde van) de naar het openbaar gebied gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw;
    • 3. gebouwd op meer dan 1 meter van de weg of het openbaar groen;
    • 4. niet gelegen binnen een afstand van 1 meter tot de landschapszijde van een bouwperceel;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 4 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen een afstand van 1 meter tot de landschapszijde van een bouwperceel ten hoogste 1 meter bedraagt.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Plaatselijke verhoging goothoogte hoofdgebouw

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.2, tabel 1, voor het toestaan van een plaatselijke verhoging van de goothoogte van een erfwoongebouw of nevengebouw, met dien verstande dat de vergunning uitsluitend verleend wordt indien:

  • a. de verhoging niet wordt gerealiseerd aan de naar de landschapszijde gekeerde gevel(s) van een hoofdgebouw;
  • b. de verhoging niet wordt gerealiseerd aan de kopgevel van een hoofdgebouw;
  • c. de verhoging wordt gerealiseerd ter plaatse van een terugliggend geveldeel;
  • d. de verhoging is toegestaan over maximaal 30% van de lengte van de betreffende gevel van een gebouw en niet in combinatie met de verhoging genoemde onder 4.3.2;
  • e. de goothoogte niet meer dan 5,5 meter bedraagt;
  • f. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving in acht genomen wordt, waarbij in ieder geval dient te worden voldaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het Kwaliteitshandboek Veghels Buiten Erpseweg Zuid.
4.3.2 Hogere goothoogte hoofdgebouw

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.2, tabel 1, voor het toestaan van een hogere goothoogte van een entreegebouw, met dien verstande dat de vergunning uitsluitend verleend wordt indien:

  • a. de goothoogte niet meer dan 5,5 meter bedraagt:
  • b. de verhoging niet wordt gerealiseerd aan de naar de landschapszijde gekeerde gevel(s) van een hoofdgebouw;
  • c. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving in acht genomen wordt, waarbij in ieder geval dient te worden voldaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het Kwaliteitshandboek Veghels Buiten Erpseweg Zuid.
4.3.3 Afstand van hoofdgebouw tot zijdelingse perceelsgrens

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2, tabel 1, ten behoeve van een geringere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens, met dien verstande dat de vergunning uitsluitend verleend wordt indien:

  • a. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving in acht genomen wordt, waarbij in ieder geval dient te worden voldaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het Kwaliteitshandboek Veghels Buiten Erpseweg Zuid;
  • b. in voorkomend geval nadere eisen aan de situering en/of afmetingen kunnen worden gesteld met het oog op de verkeersveiligheid en/of de sociale veiligheid.
4.3.4 Afwijkende dakhelling

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2, tabel 1, voor de bouw van een gebouw met een platte dakafdekking of met een kapconstructie met een afwijkende dakhelling, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving in acht genomen wordt, waarbij in ieder geval dient te worden voldaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het Kwaliteitshandboek Veghels Buiten Erpseweg Zuid;
  • b. de gebruiksmogelijkheden: een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken dient voorkomen te worden.
4.3.5 Situering bijbehorende bouwwerken in zijdelingse perceelsgrens

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.3 sub i. voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk in de zijdelingse perceelsgrens, met dien verstande dat de vergunning uitsluitend verleend wordt indien:

  • a. de zijdelingse perceelsgrens grenst aan openbaar groen met een breedte van minimaal 1 meter dan wel de breedte van het openbaar gebied (weg, parkeerstroken, trottoirs, openbaar groen) groter is dan 8 meter;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving in acht genomen wordt, waarbij in ieder geval dient te worden voldaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het Kwaliteitshandboek Veghels Buiten Erpseweg Zuid;
  • c. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • d. in voorkomend geval nadere eisen aan de situering en/of afmetingen kunnen worden gesteld met het oog op de verkeersveiligheid;
  • e. een inrichtingsplan met beplantingsvoorstel voor het zijerf wordt overlegd.
4.3.6 Bouwhoogte bijbehorende bouwwerken in zijdelingse perceelsgrens

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.3 voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk in de zijdelingse perceelsgrens met een maximale bouwhoogte van 6 meter, met dien verstande dat de vergunning uitsluitend verleend wordt als de bebouwing aan weerszijden van de perceelsgrens op dezelfde wijze aaneen gebouwd wordt, met dien verstande dat de vergunning uitsluitend verleend wordt indien:

  • a. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving in acht genomen wordt, waarbij in ieder geval dient te worden voldaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het Kwaliteitshandboek Veghels Buiten Erpseweg Zuid;
  • b. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. in voorkomend geval nadere eisen aan de situering en/of afmetingen kunnen worden gesteld met het oog op de verkeersveiligheid.
4.3.7 Carport voor de voorgevellijn van het hoofdgebouw

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.5 sub b voor het bouwen van een carport voor de voorgevellijn van het hoofdgebouw en/of in de zone tussen de voorgevellijn en 1 meter daarachter, met dien verstande dat de vergunning uitsluitend verleend wordt indien:

  • a. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving in acht genomen wordt, waarbij in ieder geval dient te worden voldaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het Kwaliteitshandboek Veghels Buiten Erpseweg Zuid;
  • b. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. in voorkomend geval nadere eisen aan de situering en/of afmetingen kunnen worden gesteld met het oog op de verkeersveiligheid;
  • d. de carport een open constructie heeft.
4.3.8 Carport voor (het verlengde van) de naar het openbaar gebied gekeerde zijgevel

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.5 sub f.2. voor het bouwen van een caport voor (het verlengde van) de naar het openbaar gebied gekeerde zijgevel van een hoofdgebouw, met dien verstande dat de vergunning uitsluitend verleend wordt indien:

  • a. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving in acht genomen wordt, waarbij in ieder geval dient te worden voldaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het Kwaliteitshandboek Veghels Buiten Erpseweg Zuid;
  • b. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. in voorkomend geval nadere eisen aan de situering en/of afmetingen kunnen worden gesteld met het oog op de verkeersveiligheid;
  • d. een inrichtingsplan met beplantingsvoorstel voor het zijerf wordt overlegd.
4.3.9 Bouwhoogten bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 4.2.6 onder c en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toestaan met een bouwhoogte van ten hoogste 5 meter;
  • b. Afwijken zoals bedoeld in lid a kan worden toegestaan indien de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving in acht genomen wordt, waarbij in ieder geval dient te worden voldaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het Kwaliteitshandboek Veghels Buiten Erpseweg Zuid.
4.3.10 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde aan landschapszijde, openbaar groen of naar de weg gekeerd

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.6 voor het bouwen van hogere bouwwerken, geen gebouwen zijnde in de vorm van open erfafscheidingen, poorten en/of pergola's binnen een afstand van 1 meter tot de landschapszijde, dan wel de naar de weg en/of openbaar groen gekeerde zijde van een bouwperceel, met dien verstande dat de vergunning uitsluitend verleend wordt indien:

  • a. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving in acht genomen wordt, waarbij in ieder geval dient te worden voldaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het Kwaliteitshandboek Veghels Buiten Erpseweg Zuid;
  • b. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan:
    • 1. 2 meter voor open erfafscheidingen;
    • 2. 2,5 meter voor poorten;
    • 3. 2,5 meter voor pergola's.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Beroep of bedrijf aan huis

Binnen een woning of in bijbehorende bouwwerken bij een woning is een beroep of bedrijf aan huis toegestaan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het beroep of bedrijf aan huis vindt plaats in de woning en/of bijbehorende bouwwerken;
  • b. maximaal 40% van de brutovloeroppervlakte van de woning en/of bijbehorende bouwwerken is in gebruik ten behoeve van het beroep of bedrijf aan huis, met een absoluut maximum van 100 m²;
  • c. het beroep of bedrijf aan huis ondersteunt de woonfunctie, dat wil zeggen dat degene die het beroep of bedrijf aan huis in de woning en/of bijbehorende bouwwerken uitoefent, tevens de hoofdbewoner van de woning is;
  • d. het aantal werkzame personen bij een beroep of bedrijf aan huis bedraagt maximaal 2 personen, waaronder inbegrepen de eigenaar van de woning;
  • e. het parkeren ten behoeve van het beroep of bedrijf aan huis vindt plaats op eigen terrein;
  • f. vanaf de openbare weg zichtbare excessieve reclame-uitingen zijn niet toegestaan, voor reclame-uitingen gelden de regels van de welstandsnota;
  • g. het beroep of bedrijf aan huis leidt niet tot een onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking in relatie tot de functie en aard van de omliggende weg(en);
  • h. het beroep of bedrijf aan huis mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
  • i. de belangen van derden (omwonenden) worden niet geschaad;
  • j. het aan huis verbonden beroep of bedrijf komt voor in de milieucategorie 1 of 2 van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' of kan, voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld worden aan een bedrijf behorende tot één van die milieucategorieën;
  • k. er vindt geen buitenopslag plaats ten behoeve van het beroep of bedrijf aan huis;
  • l. beroepen of bedrijven aan huis in de vorm van detailhandel (uitgezonderd internetwinkels zonder afhaalpunt of showroom) of horeca zijn niet toegestaan.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Kamerverhuur

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.1 en bewoning in afwijking van het begrip 'woning' toestaan voor kamerverhuur, indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de huisvesting vindt plaats in een grondgebonden woning;
  • b. bij het gebruik voor de huisvesting van kamerhuurders mogen, indien er een huishouden in de woning woont, naast dit huishouden maximaal 3 kamerhuurders in de woning worden gehuisvest. Indien er geen huishouden woonachtig is, mogen er maximaal 4 kamerhuurders worden gehuisvest;
  • c. bij het gebruik voor de huisvesting van kamerhuurders mag huisvesting alleen plaatsvinden op de begane grond en op de eerste verdieping;
  • d. er mag geen zodanige verkeersaantrekkende werking optreden dat deze leidt of kan leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • e. er ontstaat geen onevenredige aantasting van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en nabijgelegen bedrijven;
  • f. er dient te worden aangetoond dat er sprake is van een verantwoord woon- en leefmilieu/klimaat;
  • g. in een straal van 75 meter wordt voor niet meer dan één perceel/gebouw een omgevingsvergunning verleend voor kamerverhuur.
4.5.2 Bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van artikel 4.1 voor het gebruiken van een deel van een woning voor logies in de vorm van een Bed & Breakfast, onder de volgende voorwaarden:

  • a. het betreft maximaal 4 bedden en 2 slaapkamers;
  • b. het uitoefenen van een Bed & Breakfast mag uitsluitend plaatsvinden bij grondgebonden woningen;
  • c. de Bed & Breakfast dient in bestaande bebouwing gerealiseerd te worden;
  • d. maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken mag ten behoeve van een Bed & Breakfast in gebruik zijn;
  • e. de woonfunctie dient als hoofdfunctie behouden te blijven;
  • f. bedoeld gebruik mag geen hinder voor het woonmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
  • g. permanente bewoning is niet toegestaan;
  • h. bedoeld gebruik mag geen belemmering voor de omliggende bedrijven opleveren;
  • i. het gebruik dient de woonfunctie te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning of een bijbehorend bouwwerk uitoefent, tevens de hoofdbewoner van de woning is;
  • j. er mag geen duurzame ontwrichting van de evenwichtige opbouw van de voorzieningenstructuur ontstaan;
  • k. de ontwikkeling mag niet leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
4.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de aanduiding 'wonen uitgesloten' te verkleinen of te verwijderen, indien:

  • a. de geurhinderveroorzakende activiteit is beëindigd; of
  • b. verwijderen van de aanduiding niet in strijd is met geurverordening of de Wet geurhinder en veehouderij;
  • c. er vanuit het oogpunt van geurhinder er een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd;
  • d. geen andere milieu-technische belemmeringen zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 meter bedraagt;
  • b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 meter bedraagt.
6.2 Algemene bepaling m.b.t. ondergronds bouwen
6.2.1 Ondergrondse werken

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden zijnde, gelden behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

6.2.2 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:

  • a. voor delen van bouwwerken behorende bij ondergrondse bouwwerken gesitueerd boven peil gelden de bebouwingsregels als opgenomen bij de bestemmingen in hoofdstuk 2;
  • b. de maximale ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt 3 meter onder peil;
  • c. bij het berekenen van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen niet in aanmerking genomen.
6.3 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten
6.3.1 Maximale maatvoering

Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

6.3.2 Minimale maatvoering

In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

6.3.3 Heroprichting

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 6.3.1 en 6.3.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

6.4 Parkeernormen
6.4.1 Voorwaardelijke verplichting parkeren
  • a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt uitsluitend verleend, indien voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of op openbaar gebied aanwezig is of wordt gerealiseerd.
  • b. Voor de in lid a genoemde voldoende parkeergelegenheid dienen de normen zoals bedoeld in de beleidsregel 'Nota Parkeernormen Meierijstad 2018' als vastgesteld op 18 december 2018, in acht genomen te worden.
  • c. Indien deze beleidsregels en/of de bijlagen gedurende worden gewijzigd door het bevoegd gezag, dient rekening gehouden te worden met deze wijziging. De parkeernormen uit de beleidsregels en/of bijlagen zoals die gelden ten tijde van de ontvangst van de aanvraag worden toegepast.
6.4.2 Afwijkingsbevoegdheid parkeren

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.4.1 indien:

  • a. er in voldoende parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien op een andere wijze, of;
  • b. het ruimteljk gezien niet wenselijk is de nodige parkeer- of stallingsruimte op eigen terrein te voorzien en er voldoende openbare parkeerplaatsen binnen een acceptabele afstand aanwezig zijn, en;
    • 1. er een parkeertelling aanwezig is die aantoont dat er voldoende parkeerplaatsen in de openbare ruimte aanwezig zijn die benut kunnen worden, of;
    • 2. aangetoond kan worden dat volstaan kan worden met minder parkeerplaatsen dan de norm.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Strijdig gebruik onbebouwde gronden

Onder met dit plan een strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan een gebruik van de onbebouwde gronden als:

  • a. opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe bouwmaterialen, afval, puin, grind en brandstoffen;
  • b. uitstallings- of opslagplaats voor al dan niet voor gebruik geschikte voer- of vaartuigen of onderdelen daarvan;
  • c. uitstallings- of opslagplaats dan wel staan- of ligplaats voor onderkomens.
7.2 Strijdig gebruik

Onder een strijdig gebruik strijdig met het plan wordt in ieder geval verstaan (een):

  • a. gebruik van woningen voor enige vorm van detailhandel en/of horeca;
  • b. gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
  • c. prostitutie;
  • d. het gebruik van een woning in strijd met het begrip 'woning', met uitzondering van het in de bestemmingsomschrijvingen genoemde gebruik;
  • e. het niet-instandhouden van de verplichte parkeervoorzieningen als bedoeld in artikel 6.4.
7.3 Waterberging
  • a. Alvorens de gronden in gebruik genomen worden voor de doeleinden als bedoeld in de bestemming 'Woongebied - Erf', dient voldaan te worden aan de volgende voorwaarden:
    • 1. dient te zijn aangetoond dat de toename van de afvoer van afstromend regenwater ten gevolge van een toename van verhard oppervlak gecompenseerd wordt conform de eisen van het waterschap en de gemeente en voorzien is een waterberging met voldoende capaciteit;
    • 2. de compensatie dient ten minste naar evenredigheid van de realisatie van toename van verhardingen gerealiseerd te worden;
    • 3. de compensatie bedraagt ten minste de conform de Verordening fysieke leefomgeving van de gemeente Meierijstad vereiste omvang.
  • b. Ongeacht het bepaalde onder a., dient bij het toevoegen of vervangen van verhard oppervlak te allen tijden te worden voldaan aan de Verordening fysieke leefomgeving van de gemeente Meierijstad. Indien deze beleidsregels en/of de bijlagen gedurende worden gewijzigd door het bevoegd gezag, dient rekening gehouden te worden met deze wijziging.

Artikel 8 Algemene aanduidingsregels

8.1 Overige zone - aanpassing woningaantallen
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - aanpassing woningaantallen', met uitzondering van de gronden met de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Woongebied - Erf' en de op de betreffende gronden tevens van toepassing zijnde gebiedsaanduidingen, zijn de regels, bestemmingen en aanduidingen van de navolgende plannen van overeenkomstige toepassing:
    • 1. Bestemmingsplan 'Veghels Buiten - Erpseweg Zuid 2016' met kenmerk NL.IMRO.1948.VHL004BP0012017M-VG01;
    • 2. Bestemmingsplan 'Parapluplan parkeren' met kenmerk NL.IMRO.1948.PAR000BP0012018-VG02;
    • 3. Bestemmingsplan 'Harmonisatie van diverse regelingen - laaghangend fruit' met kenmerk NL.IMRO.1948.PAR000BP0012020-VG01.
  • b. Aanvullend op het bepaalde onder a. worden artikelen 9.1 sub b, 10.1 sub b, 11.1 sub b van het bestemmingsplan 'Veghels Buiten - Erpseweg Zuid 2016' met kenmerk NL.IMRO.1948.VHL004BP0012017M-VG01 als volgt aangepast:
    • 1. Het maximum aantal woningen dat gebouwd mag worden in de gezamenlijke bestemmingen, Wonen-2, Woongebied - Erf, Woongebied - Gehofte en Woongebied - Klooster bedraagt 765.
8.2 Milieuzone - boringsvrije zone

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - boringsvrije zone' zijn behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bedoeld voor het behoud van de beschermende kleilaag in de bodem. Voor deze gronden gelden de regels zoals opgenomen in de Interim omgevingsverordening van de provincie Noord-Brabant, dan wel de opvolger van de betreffende verordening.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1 Algemeen
  • a. Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afgeweken kan worden – bij omgevingsvergunning afwijken van de regels voor overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
  • b. Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld onder a., wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Veghels Buiten, deelgebied Erpseweg-Zuid, 1e herziening'.