direct naar inhoud van Regels
Plan: Sonseweg e.o. te Nijnsel
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1948.NIJ000BP0012023P-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Sonseweg e.o. te Nijnsel met identificatienummer NL.IMRO.1948.NIJ000BP0012023P-VG01 van de gemeente Meierijstad;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aaneengebouwde woning

een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van meer dan twee aaneengebouwde woningen, niet zijnde een gestapelde woning;

1.6 achtergevel

een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel;

1.7 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.8 bed & breakfast

een kleinschalige verblijfsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt;

1.9 bedrijf

een inrichting voor de uitoefening van een bepaalde tak van industrie of handel;

1.10 bedrijfsvloeroppervlakte bij aan huis gebonden beroepen en aan huis gebonden bedrijven

de totale vloeroppervlakte van de ruimten die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, een bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag-, wacht- en administratieruimten en dergelijke;

1.11 begane grondlaag

de bouwlaag van een gebouw, welke rechtstreeks omsloten wordt vanaf het straatniveau;

1.12 beroep of bedrijf aan huis

het beroepsmatig of bedrijfsmatig verlenen van diensten of het bedrijfsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, niet zijnde detailhandel (met uitzondering van internetwinkels zonder afhaalpunt of showroom), horeca en seksuele dienstverlening en dat op kleine schaal in een woning en of in het bijbehorend bouwwerk wordt uitgeoefend;

1.13 bestaand
  • bij bebouwing: bebouwing zoals legaal aanwezig conform het ter plaatse geldende bestemmingsplan, dan wel en onherroepelijke omgevingsvergunning voor het bouwen op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, dan wel bebouwing die mag worden gebouwd krachtens of bij de Woningwet;
  • bij gebruik: gebruik zoals legaal aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen conform het voorheen geldende bestemmingsplan, dan wel op basis van een verleende onherroepelijke omgevingsvergunning;
1.14 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; 

1.16 bijbehorend bouwwerk

hieronder wordt verstaan:

  • a. aanbouw: een met het hoofdgebouw verbonden grondgebonden bouwwerk een geheel vormend met het hoofdgebouw, dat door zijn verschijningsvorm in bouwkundig, (constructie), architectonisch en/of ruimtelijk visueel opzicht (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) ondergeschikt is aan en in een directe verbinding staat met het hoofdgebouw en een toevoeging van een afzonderlijke ruimte inhoudt;
  • b. aangebouwd bijbehorend bouwwerk: een met het hoofdgebouw verbonden grondgebonden bouwwerk een geheel vormend met het hoofdgebouw, dat door zijn verschijningsvorm in bouwkundig, (constructie), architectonisch en/of ruimtelijk visueel opzicht (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) ondergeschikt is aan en niet in een directe verbinding staat met het hoofdgebouw en een toevoeging van een afzonderlijke ruimte inhoudt;
  • c. vrijstaand bijbehorend bouwwerk: een vrijstaand gebouw dat zowel in bouwkundig, architectonisch en/of ruimtelijk visueel opzicht (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
  • d. uitbouw: een met het hoofdgebouw verbonden grondgebonden bouwwerk van één bouwlaag een geheel vormend met het hoofdgebouw, dat door zijn verschijningsvorm in bouwkundig (constructie), architectonisch en/of ruimtelijk visueel opzicht (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) ondergeschikt is aan en in een directe verbinding staat met het hoofdgebouw en een vergroting van een bestaande ruimte inhoudt;
1.17 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.18 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.19 bouwlaag

een deel van een gebouw, dat bestaat uit één of meer ruimten, waarbij de bovenkanten van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten niet meer dan 1,50 meter in hoogte verschillen. Bij de bepaling van het aantal bouwlagen wordt de bouwlaag, welke grotendeels in de kap is gelegen (zogenaamde zolderverdieping) evenals de bouwlaag, welke grotendeels onder de begane grond is gelegen (zogenaamde kelder/souterrain) niet meegerekend;

1.20 bouwperceel

aaneengesloten (virtueel) vlak waarop functioneel bij elkaar behorende bebouwing en voorzieningen worden geconcentreerd, bestaande uit een bouwvlak, waarbinnen de gebouwen zijn toegelaten, met de direct daaraan grenzende gronden waar ook bouwwerken geen gebouwen zijnde en vergunningvrije bouwwerken zijn toegestaan;

1.21 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel;

1.22 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.23 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.24 carport

een bouwwerk, vrijstaand of aangebouwd aan een gebouw, ter vergroting van het woongenot, ondersteund door palen of kolommen, dat maximaal aan twee zijden gesloten is. Indien de carport wordt gebouwd tegen een gebouw op het aangrenzend perceel zijn er maximaal drie gesloten zijden toegestaan, tenzij in de bouwregels uitdrukkelijk is bepaald dat het een open constructie moet zijn.

1.25 dakvlak

een hellend vlak in een dak;

1.26 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt;

1.27 dove gevel

en geluidwerende gevel zonder te openen delen, met uitzondering van openingen die toegang bieden naar niet-geluidgevoelige ruimten;

1.28 erker

een aan nader bepaalde maatvoeringseisen verbonden ondergeschikt aangebouwd gedeelte van een woning aan een gevel;

1.29 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.30 geluidgevoelig object

een geluidgevoelig object als bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.31 geluidgevoelige ruimte

een geluidgevoelige ruimte als bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.32 geluidluwe gevel

een gevel die in beperkte mate door geluid wordt belast en waaraan ten minste één verblijfsruimte - met te openen delen - grenst. De gevelbelasting dient voor alle geluidsoorten aan de voorkeursgrenswaarden te voldoen;

1.33 gestapelde woning

boven dan wel beneden en/of naast elkaar gesitueerde woningen waarbij per woning een

zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is;

1.34 hoofdgebouw

een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.35 huishouden

een persoon, of groep personen die een (duurzame) gemeenschappelijke huishouding voert. Indien het huishouden uit twee of meer personen bestaat, betreft het een leefvorm of samenlevingsvorm met een continuïteit in de samenstelling en een onderlinge verbondenheid.

Kenmerken van continuïteit in de samenstelling en een onderlinge verbondenheid zijn:

  • voor onbepaalde tijd samenleven;
  • een ieder neemt deel aan het gezinsleven, bijvoorbeeld samen eten en verdeling huishoudelijke taken;
  • eigen kamer, maar gemeenschappelijk sanitair, keuken en woonkamer;
  • personen worden niet door instelling geplaatst, er vindt geen behandelingstraject plaats.

Bedrijfsmatige kamerverhuur en bijzondere woonvormen vallen niet onder het begrip 'huishouden';

1.36 loggia

een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de

buitenlucht, daaronder begrepen het dak;

1.37 ondergeschikt bouwdeel
  • a. een buiten de gevel of dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van een bouwwerk en/of;
  • b. ondergeschikte delen van een ondergronds bouwwerk die onzichtbaar zijn boven peil;
1.38 ondergronds bouwwerk

een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen onder peil;

1.39 open constructie

een bouwwerk met maximaal twee gesloten wanden;

1.40 overkapping/carport

een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen, die niet wordt aangemerkt als een gebouw;

1.41 peil
  • a. voor hoofdgebouwen: het bouwkundige peil dat gelijk is aan de wegkruin van de voorliggende weg of, indien niet direct aan een weg gebouwd wordt, de bestaande gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkt terrein;
  • b. voor aangebouwde bijbehorende bouwwerken: de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer van het hoofdgebouw;
  • c. in overige gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven;
  • d. indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil.
1.42 perceelsgrens

een grenslijn tussen bouwpercelen onderling;

1.43 pergola
  • a. een vrijstaand of aangebouwd bouwwerk geen gebouw zijnde, bestaande uit een constructie van verticaal geplaatste palen of kolommen op een onderlinge afstand van minimaal 1,50 meter h.o.h., gekoppeld op een bovenlegger met eventueel hierop onder een hoek van 90º geplaatste dwarsligger(s);
  • b. de pergola mag tot maximaal 1 meter boven het maaiveld als een gesloten constructie worden uitgevoerd;
  • c. tussen de kolommen mag gaas ter begeleiding van planten worden aangebracht;
1.44 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.45 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.46 straatmeubilair

openbare voorzieningen van geringe afmetingen, zoals banken, glasbakken, kledingcontainers, bloem- en plantenbakken, gedenktekens, speeltoestellen, straatverlichting, wegbebakening en -bewijzering en andere, hiermee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.47 verdieping

de bouwlagen van een gebouw, gelegen boven de begane grondlaag;

1.48 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;

1.49 voorgevellijn

een denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen;

1.50 voortuin

de gronden gelegen voor de voorgevellijn;

1.51 voorzieningen van algemeen nut

voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;

1.52 vrijstaande woning

een woning waarvan geen van de beide zijgevels van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelgrens staan, en niet door middel van bijbehorende bouwwerken met een andere woning is verbonden;

1.53 waterhuishoudkundige voorzieningen

waterhuishoudkundige voorzieningen zijn voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit;

1.54 weg

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;

1.55 wet/wettelijke regelingen

indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals die luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan;

1.56 woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 afstand tot de bouwperceelsgrens

tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.7 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.8 afstand tussen gebouwen

de kortste afstand van de loodrechte horizontale projecties van de gebouwen;

2.9 lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van scheidsmuren.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor '3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bermen en beplanting;
  • c. voet- en fietspaden, erfontsluitingen;
  • d. parkeervoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • e. speelvoorzieningen, met uitzondering van een jongerenontmoetingsplaats;
  • f. voorzieningen van algemeen nut;
  • g. kunstwerken;
  • h. waterlopen, waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen met bijbehorende werken en werkzaamheden.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd.
  • b. De maximale goothoogte bedraagt 3 meter.
  • c. De maximale oppervlakte van voorzieningen van algemeen nut bedraagt 20 m².
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. De maximale bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van verlichting, speelvoorzieningen, bewegwijzering alsmede kunstobjecten bedraagt 8 meter.
  • b. De maximale bouwhoogte van informatiezuilen, huisvuilcontainers, glasbakken, geluidwerende voorzieningen, met uitzondering van reclame-objecten bedraagt 2 meter.
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt maximaal 5 meter.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. Opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. Het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. Het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
  • d. Het gebruik als jongeren ontmoetingsplaats;
  • e. Prostitutie;
  • f. Het bepaalde in sub a en b is niet van toepassing, voor zover het betreft:
    • 1. tijdelijke opslag van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de in het plan aangegeven bestemming;
    • 2. open opslag in het kader van het normale onderhoud van de gronden.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen conform de defintie 'woning' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 9.3, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis met inachtneming van het bepaalde in artikel 4.5.2;

met de daarbij behorende:

  • b. groen- en speelvoorzieningen;
  • c. voorzieningen van algemeen nut;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. waterlopen en waterpartijen;
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. werken, geen bouwwerken zijnde zoals de aanleg van verhardingen ten behoeve van paden (waaronder brandgangen), in- en uitritten, terrassen en de aanleg van (sier)tuin en/of gazon, alsmede parkeerplaatsen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Het aantal woningen binnen de bestemming mag niet meer bedragen dan 34, met dien verstande dat per bouwvlak maximaal het op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal woningen is toegestaan;
  • b. Hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen een bouwvlak in de volgende typologie:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd', alsmede de gronden binnen 1,5 meter tot de aanduidingsgrenzen: voor aaneengebouwde woningen;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld', alsmede de gronden binnen 1,5 meter tot de aanduidingsgrenzen: voor gestapelde woningen;
  • c. De goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • d. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' dan wel de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • e. De maximale bouwdiepte bedraagt:
    • 1. voor aaneengebouwde woningen en rug aan rug gebouwde woningen: 10 meter;
    • 2. voor gestapelde woningen: de diepte van het aanduidingsvlak 'gestapeld';
  • f. De dakconstructie van een hoofdgebouw dient te bestaan uit een kap, met een minimale dakhelling van 15° en maximale dakhelling van 65°. Deze eis geldt niet voor gestapelde woningen;
  • g. De afstand van een hoofdgebouw tot de voorste bouwperceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 meter. Deze eis geldt niet voor gestapelde woningen.
4.2.2 Gronden achter (denkbeeldig) doorgetrokken voorgevellijn
Bouwwerken     Voorwaarden  
Toegelaten bouwwerken   a.   hoofdgebouwen;  
  b.   bijbehorende bouwwerken;  
  c.   carport;  
  d.   bouwwerken, geen gebouwen zijnde.  
Bebouwd oppervlak   a.   achter de achtergevel van het hoofdgebouw en tussen zijgevel en zijdelingse perceelsgrens voor zover niet bebouwd met hoofdgebouw: maximaal 50%, met dien verstande dat deze eis niet geldt voor gestapelde woningen.  
Hoofdgebouw of uitbreiding van hoofdgebouw   a.   Het bepaalde in lid 4.2.1 is van toepassing.  
Bijbehorende bouwwerken   a.   De minimale afstand tot de voorgevellijn van het hoofdgebouw bedraagt 3 meter.  
  b.   De maximale goothoogte bedraagt 3,30 meter;  
  c.   De maximale bouwhoogte bij volledig platte afdekking bedraagt 3,30 meter;  
  d.   De kapconstructie is vrij te bepalen (platte afdekking of kap). Indien sprake is van een kapconstructie bedraagt de dakhelling minimaal 15° en maximaal 65°.  
  e.   De maximale bouwhoogte bij een kapconstructie bedraagt 6 meter, waarbij de denkbeeldige lijn onder de 45° gemeten op 3,30 meter hoogte ter plaatse van de perceelsgrens niet door het bijbehorend bouwwerk mag worden overschreden.  
  f.   Bij een platte afdekking mag op de uitbreiding geen balkon of dakterras worden opgericht.  
  g.   Het gezamenlijk oppervlak van bijbehorende bouwwerken, inclusief oppervlakte carport, mag per bouwperceel ten hoogste bedragen:
1: 200 m² voor bouwpercelen kleiner of gelijk aan 750 m²;
2: 225 m² voor bouwpercelen groter dan 750 m² en kleiner of
gelijk aan 1000 m²;
3: 250 m² voor bouwpercelen groter dan 1.000 m².  
Carport   a.   Een carport dient minimaal 1 meter achter de voorgevellijn gesitueerd te worden.  
  b.   De maximale bouwhoogte bedraagt 3,30 meter.  
  c.   De maximale oppervlakte bedraagt 25 m².  
  d.   Er is maximaal één carport toegestaan per bouwperceel.  
  e.   Indien bij twee naast elkaar liggende woningen aan dezelfde openbare weg de voorgevels van de woningen niet gelijk liggen, mogen, indien voor de carports 1 aanvraag wordt ingediend, danwel de carport van de dichtst bij de openbare weg gelegen woning reeds is gerealiseerd, de voorzijden van beide carports gelijkliggend worden gebouwd. De voorzijden van de carports moeten dan op 1 meter voor de voorgevel van de dichtst bij de openbare weg gelegen woning of minimaal 1 meter achter de voorgevel van de dichtst bij de openbare weg gelegen woning worden gebouwd.  
Niet-overdekt zwembad   a.   Een 'niet-overdekt zwembad' wordt niet wordt meegenomen in de berekening van het bebouwd oppervlak.  
  b.   De minimale afstand tot perceelsgrens van een niet overdekt zwembad bedraagt 2 meter.  
  c.   De maximale oppervlakte van een niet overdekt zwembad bedraagt 10% van het bouwperceel, met een maximum van 100 m².  
Erfafscheidingen   a.   De maximale bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt 2 meter, met dien verstande dat erfafscheidingen op zijerven grenzend aan het openbaar toegankelijk gebied hoger dan 1 meter uitsluitend met een open constructie mogen worden uitgevoerd.  
Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   a.   De maximale bouwhoogte van afvalcontainers zoals glasbakken bedraagt 2 meter.  
  b.   De maximale bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen bedraagt 2 meter.  
  c.   De maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt 3 meter  
4.2.3 Gronden voor (denkbeeldig doorgetrokken) gevellijn (voortuin)

Bouwwerken     Voorwaarden  
Toegelaten bouwwerken   a.   bijbehorende bouwwerken uitsluitend in de vorm van erkers, entrees of carports;  
  b.   bouwwerken, geen gebouwen zijnde.  
Bijbehorend bouwwerk in de vorm van een erker of entree   a.
 
Maximaal één bijbehorend bouwwerk in de vorm van een erker mag voor de voorgevel en maximaal 1 meter achter de voorgevel worden opgericht.  
  b.   De kapconstructie is vrij te bepalen (platte afdekking of kap). Indien sprake is van een kapconstructie bedraagt de dakhelling minimaal 15° en maximaal 65°.  
  c.   De goothoogte bedraagt maximaal 3,30 meter bij uitvoering in één bouwlaag.  
  d.   De goothoogte bij uitvoering in twee bouwlagen wordt bepaald door de snijlijn van het denkbeeldig doorgetrokken dakvlak van het hoofdgebouw en de voorgevel van het bijbehorend bouwwerk.  
  e.   De maximale bouwhoogte bedraagt 3,30 meter bij volledig platte afdekking in één bouwlaag.  
  f.   De diepte bedraagt maximaal 1,60 meter, behoudens situaties als bedoeld onder d.  
  g.   Het maximale grondoppervlak bedraagt 8 m².  
  h.   De breedte over ten hoogste ½ van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw bij uitvoering in twee bouwlagen.  
  i.   De breedte over ten hoogste 2/3 van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw bij uitvoering in één bouwlaag, waarbij het restant deel van de breedte van de voorgevel mag worden overkapt.  
  j.   In afwijking van het vorenstaande onder a., h. en i.:
- indien voor de voorgevel van het hoofdgebouw van oorsprong al een entree is gerealiseerd, dan mag daarnaast een erker worden gerealiseerd over ten hoogste ½ van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw in twee bouwlagen; of
- indien voor de voorgevel van het hoofdgebouw van oorsprong al een entree is gerealiseerd, dan mag daarnaast een erker worden gerealiseerd over maximaal 2/3 van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw in één bouwlaag, waarbij het restant deel van de breedte van de voorgevel mag worden overkapt.  
  k.   In afwijking van het vorenstaande onder g., h. en i:
- een erker mag vanuit de voorgevel aan de zijgevel van de woning worden gebouwd, waarbij de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 2 meter dient te bedragen en het maximale grondoppervlak 10 m² bedraagt.  
  l.   Bij een platte afdekking mag op het bijbehorend bouwwerk geen balkon of dakterras worden opgericht.  
Carport   a.   De carport heeft een open constructie.  
  b.   De voorkant van de carport wordt op 1 meter voor of minimaal 1 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw gebouwd.  
  c.   De bouwhoogte bedraagt maximaal 3,30 meter.  
  d.   De maximale oppervlakte bedraagt 25 m².  
  e.   Er is maximaal één carport toegestaan per bouwperceel.
Indien bij twee naast elkaar liggende woningen aan dezelfde openbare weg de voorgevels van de woningen niet gelijk liggen, mogen, indien de carports tegelijkertijd worden aangevraagd, danwel de carport van de dichtst bij de openbare weg gelegen woning reeds is gerealiseerd, de voorzijden van beide carports gelijkliggend worden gebouwd. De voorzijden van de carports moeten dan op 1 meter voor de voorgevel van de dichtst bij de openbare weg gelegen woning of minimaal 1 meter achter de voorgevel van de dichtst bij de openbare weg gelegen woning worden gebouwd.  
Erfafscheidingen   a.   De maximale bouwhoogte van erfafscheidingen bij aaneengebouwde woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' bedraagt 2 meter, voor zover het betreft de gronden tot 1,5 meter uit de voorgevel van het hoofdgebouw.  
  b.   De maximale bouwhoogte van erfafscheidingen, anders dan bedoeld onder a., bedraagt 1 meter.  
Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   a.   De maximale bouwhoogte van afvalcontainers zoals glasbakken en geluidwerende voorzieningen bedraagt 2 meter.  
  b.
c.  
De maximale bouwhoogte van een pergola bedraagt 3 meter.
De maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt 1 meter.  
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Afwijken afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse of voorste perceelsgrens

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.1 sub g ten behoeve van een kleinere afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse, dan wel achterste perceelsgrens, mits:

  • a. dit noodzakelijk is voor de praktische uitvoering van het plan c.q. met het oog op een doelmatige verkaveling;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de sociale veiligheid.
4.4.2 Bijbehorende bouwwerken in zijdelingse perceelsgrens

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.2 onder het kopje bijbehorende bouwwerken, voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk in de zijdelingse perceelsgrens met een maximale bouwhoogte van 6 meter, met dien verstande dat de vergunning uitsluitend verleend wordt als de bebouwing aan weerszijden van de perceelsgrens op dezelfde wijze aaneen gebouwd wordt, onder de voorwaarden dat

  • a. er geen afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige kwaliteit van het straatbeeld;
  • b. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. de verkeerssituatie niet nadelig beïnvloed wordt.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het plaatsen, het doen of laten plaatsen van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel, kampeerwagens (waaronder caravans), kampeerauto's en kampeertenten, behoudens het plaatsen van caravans, kampeerauto's en kampeertenten op de gronden achter de voorgevellijn, indien per woning niet meer dan één caravan, kampeerauto en/of tent wordt geplaatst;
  • b. zelfstandige bewoning van bijbehorende bouwwerken.
4.5.2 Beroep of bedrijf aan huis

Binnen een woning of in bijbehorende bouwwerken bij een woning is een beroep of bedrijf aan huis toegestaan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het beroep of bedrijf aan huis vindt plaats in de woning en/of bijbehorende bouwwerken;
  • b. maximaal 40% van de brutovloeroppervlakte van de woning en/of bijbehorende bouwwerken is in gebruik ten behoeve van het beroep of bedrijf aan huis, met een absoluut maximum van 100 m²;
  • c. het beroep of bedrijf aan huis ondersteunt de woonfunctie, dat wil zeggen dat degene die het beroep of bedrijf aan huis in de woning en/of bijbehorende bouwwerken uitoefent, tevens de hoofdbewoner van de woning is;
  • d. het aantal werkzame personen bij een beroep of bedrijf aan huis bedraagt maximaal 2 personen, waaronder inbegrepen de eigenaar van de woning;
  • e. het parkeren ten behoeve van het beroep of bedrijf aan huis vindt plaats op eigen terrein.
  • f. vanaf de openbare weg zichtbare excessieve reclame-uitingen zijn niet toegestaan, voor reclame-uitingen gelden de regels van de welstandsnota;
  • g. het beroep of bedrijf aan huis leidt niet tot een onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking in relatie tot de functie en aard van de omliggende weg(en);
  • h. het beroep of bedrijf aan huis mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
  • i. de belangen van derden (omwonenden) worden niet geschaad;
  • j. het aan huis verbonden beroep of bedrijf komt voor in de milieucategorie 1 of 2 van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' of kan, voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld worden aan een bedrijf behorende tot één van die milieucategorieën;
  • k. er vindt geen buitenopslag plaats ten behoeve van het beroep of bedrijf aan huis;
  • l. beroepen of bedrijven aan huis in de vorm van detailhandel (uitgezonderd internetwinkels zonder afhaalpunt of showroom) of horeca zijn niet toegestaan.
4.5.3 Voorwaardelijke verplichting waterberging

Alvorens de gronden in gebruik genomen worden voor de doeleinden als bedoeld in artikel 4.1 sub a tot

en met g, dient voldaan te worden aan de volgende voorwaarden:

  • a. dient te zijn aangetoond dat de toename van de afvoer van afstromend regenwater ten gevolge van een toename van verhard oppervlak gecompenseerd wordt conform de eisen van het waterschap en de gemeentelijke verordening fysieke leefomgeving en voorzien is een waterberging met voldoende capaciteit;
  • b. de compensatie dient ten minste naar evenredigheid van de realisatie van toename van verhardingen gerealiseerd te worden;
  • c. de compensatie bedraagt ten minste 60 mm per m² verharding.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van artikel 4.1 voor het gebruiken van een deel van een woning voor logies in de vorm van een Bed & Breakfast, onder de volgende voorwaarden:

  • a. het betreft maximaal 4 bedden en 2 slaapkamers;
  • b. de Bed & Breakfast dient in bestaande bebouwing gerealiseerd te worden;
  • c. maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken mag ten behoeve van een Bed & Breakfast in gebruik zijn.
  • d. de woonfunctie dient als hoofdfunctie behouden te blijven;
  • e. bedoeld gebruik mag geen hinder voor het woonmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
  • f. permanente bewoning is niet toegestaan;
  • g. bedoeld gebruik mag geen belemmering voor de omliggende bedrijven opleveren;
  • h. het gebruik dient de woonfunctie te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning of een bijbehorend bouwwerk uitoefent, tevens de hoofdbewoner van de woning is;
  • i. er mag geen duurzame ontwrichting van de evenwichtige opbouw van de voorzieningenstructuur ontstaan;
  • j. de ontwikkeling mag niet leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer;
  • k. er dient voldoende parkeren ten behoeve van de Bed & Breakfast op eigen terrein gerealiseerd te worden.

Artikel 5 Wonen - 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor '5' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen conform de defintie 'woning' en met inachtneming van het bepaalde in artikel 9.3, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis met inachtneming van het bepaalde in artikel 5.4.2;

met de daarbij behorende:

  • b. groen- en speelvoorzieningen;
  • c. voorzieningen van algemeen nut;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. waterlopen en waterpartijen;
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. werken, geen bouwwerken zijnde zoals de aanleg van verhardingen ten behoeve van paden (waaronder brandgangen), in- en uitritten, terrassen en de aanleg van (sier)tuin en/of gazon, alsmede parkeerplaatsen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Hoofgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Het aantal woningen per bouwvlak mag niet meer bedragen dan op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
  • b. Hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen een bouwvlak en in de typologie gestapeld, zoals is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld';
  • c. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • d. De maximale bouwdiepte bedraagt de diepte van het aanduidingsvlak 'gestapeld';
  • e. De geveldelen van hoofdgebouwen, waaraan één of meer geluidgevoelige ruimtes gesitueerd zijn en waarop de gevelbelasting vanwege het wegverkeer op de A50 blijkens het 'Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai, Sonseweg Nijnsel' van De Roever Omgevingsadvies d.d. 10 juni 2024 (kenmerk 20231458.V02) meer bedraagt dan 53 dB, dienen als dove gevel te worden uitgevoerd, tenzij middels akoestisch onderzoek aangetoond wordt dat, al dan niet door afschermende bebouwing of geluidwerende voorzieningen:
      • de geluidbelasting op de gevel lager of gelijk is aan de voorkeursgrenswaarde zoals bedoeld in de Wet geluidhinder; of
      • de geluidbelasting op de voor deze gevels of geveldelen voldoet aan de vastgestelde hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.
  • f. Geluidsgevoelige objecten, waarop de gevelbelasting vanwege het wegverkeer op de A50 blijkens het 'Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai, Sonseweg Nijnsel' van De Roever Omgevingsadvies d.d. 10 juni 2024 (kenmerk 20231458.V02) meer bedraagt dan 53 dB, dienen te beschikken over een geluidluwe gevel, dan wel een loggia;
  • g. De volgens de NEN 5077 bepaalde karakteristieke geluidwering van een uitwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied mag aantoonbaar niet kleiner zijn dan het verschil tussen de hoogst berekende cumulatieve geluidsbelasting uit het 'Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai, Sonseweg Nijnsel' van De Roever Omgevingsadvies d.d. 10 juni 2024 (kenmerk 20231458.V02) en 33 dB.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
a Gronden achter (denkbeeldig) doorgetrokken voorgevellijn
Erfafscheidingen   a.   De maximale bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt 2 meter, met dien verstande dat erfafscheidingen op zijerven grenzend aan het openbaar toegankelijk gebied hoger dan 1 meter uitsluitend met een open constructie mogen worden uitgevoerd.  
Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   a.   De maximale bouwhoogte van afvalcontainers zoals glasbakken bedraagt 2 meter.  
  b.   De maximale bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen bedraagt 2 meter.  
  c.   De maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt 3 meter  
b Gronden voor (denkbeeldig) doorgetrokken voorgevellijn

Erfafscheidingen     De maximale bouwhoogte van erfafscheidingen, anders dan bedoeld onder a., bedraagt 1 meter.  
Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   a.   De maximale bouwhoogte van afvalcontainers zoals glasbakken en geluidwerende voorzieningen bedraagt 2 meter.  
  b.
c.  
De maximale bouwhoogte van een pergola bedraagt 3 meter.
De maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt 1 meter.  

5.2.3 Voorwaardelijke verplichting nader bodemonderzoek

Een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen ten behoeve van de in lid 5.1 bedoelde woningen wordt slechts verleend na uitvoering van een door het bevoegd gezag geaccordeerd nader bodemonderzoek en indien is aangetoond dat de bodemkwaliteit, al dan niet met inachtneming van eventuele blijkens dit onderzoek noodzakelijke maatregelen, geschikt is voor de beoogde functie.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de

bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het plaatsen, het doen of laten plaatsen van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel, kampeerwagens (waaronder caravans), kampeerauto's en kampeertenten, behoudens het plaatsen van caravans, kampeerauto's en kampeertenten op de gronden achter de voorgevellijn, indien per woning niet meer dan één caravan, kampeerauto en/of tent wordt geplaatst;
  • b. zelfstandige bewoning van bijbehorende bouwwerken.
5.4.2 Beroep of bedrijf aan huis

Binnen een woning of in bijbehorende bouwwerken bij een woning is een beroep of bedrijf aan huis toegestaan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het beroep of bedrijf aan huis vindt plaats in de woning en/of bijbehorende bouwwerken;
  • b. maximaal 40% van de brutovloeroppervlakte van de woning en/of bijbehorende bouwwerken is in gebruik ten behoeve van het beroep of bedrijf aan huis, met een absoluut maximum van 100 m²;
  • c. het beroep of bedrijf aan huis ondersteunt de woonfunctie, dat wil zeggen dat degene die het beroep of bedrijf aan huis in de woning en/of bijbehorende bouwwerken uitoefent, tevens de hoofdbewoner van de woning is;
  • d. het aantal werkzame personen bij een beroep of bedrijf aan huis bedraagt maximaal 2 personen, waaronder inbegrepen de eigenaar van de woning;
  • e. het parkeren ten behoeve van het beroep of bedrijf aan huis vindt plaats op eigen terrein;
  • f. vanaf de openbare weg zichtbare excessieve reclame-uitingen zijn niet toegestaan, voor reclame-uitingen gelden de regels van de welstandsnota;
  • g. het beroep of bedrijf aan huis leidt niet tot een onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking in relatie tot de functie en aard van de omliggende weg(en);
  • h. het beroep of bedrijf aan huis mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
  • i. de belangen van derden (omwonenden) worden niet geschaad;
  • j. het aan huis verbonden beroep of bedrijf komt voor in de milieucategorie 1 of 2 van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' of kan, voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld worden aan een bedrijf behorende tot één van die milieucategorieën;
  • k. er vindt geen buitenopslag plaats ten behoeve van het beroep of bedrijf aan huis;
  • l. beroepen of bedrijven aan huis in de vorm van detailhandel (uitgezonderd internetwinkels zonder afhaalpunt of showroom) of horeca zijn niet toegestaan.
5.4.3 Voorwaardelijke verplichting waterberging

Alvorens de gronden in gebruik genomen worden voor de doeleinden als bedoeld in artikel 5.1 sub a tot en met g, dient voldaan te worden aan de volgende voorwaarden:

  • a. dient te zijn aangetoond dat de toename van de afvoer van afstromend regenwater ten gevolge van een toename van verhard oppervlak gecompenseerd wordt conform de eisen van het waterschap en de gemeentelijke verordening fysieke leefomgeving en voorzien is een waterberging met voldoende capaciteit;
  • b. de compensatie dient ten minste naar evenredigheid van de realisatie van toename van verhardingen gerealiseerd te worden;
  • c. de compensatie bedraagt ten minste 60 mm per m² verharding.

5.4.4 Voorwaardelijke verplichting maatregelen ruimtelijke kwaliteitsverbetering

Het in gebruik nemen en het gebruiken van bebouwing overeenkomstig het bepaalde in artikel 5.1 lid a is alleen toegestaan, indien de ruimtelijke kwaliteitsverbeterende maatregelen binnen het plangebied van dit bestemmingsplan, zoals beschreven in 1, worden gerealiseerd en na realisatie in stand worden gehouden, met dien verstande dat:

  • a. de ruimtelijke kwaliteitsverbetering voldoet aan artikel 3.9 van de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant of de rechtsopvolger daarvan;
  • b. ten minste 1% van de grondopbrengsten dient te worden geïnvesteerd als ruimtelijke kwaliteitsverbetering conform de berekening zoals opgenomen in Bijlage 1;
  • c. sloop van bebouwing en verwijdering van verharding, zoals in Bijlage 1 aangeduid als respectievelijk 'bestaande bebouwing' en 'verhardingsoppervlakte binnen kadastrale grens' dient te hebben plaatsgevonden voorafgaand aan eerste ingebruikname als voorgaand bedoeld;
  • d. de ruimtelijke kwaliteitsverbetering zoals bedoeld in sub a t/m c, voor zover te realiseren op eigen terrein binnen het plangebied van dit bestemmingsplan, binnen maximaal 5 jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan wordt gerealiseerd en vervolgens in stand wordt gehouden;
  • e. voor zover de ruimtelijke kwaliteitsverbetering zoals bedoeld onder a en b niet (volledig) binnen het plangebied van dit bestemmingsplan wordt gerealiseerd, voor de resterende opgave een bijdrage in een gemeentelijk groenfonds dient te worden gestort.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van artikel 5.1 voor het gebruiken van een deel van een woning voor logies in de vorm van een Bed & Breakfast, onder de volgende voorwaarden:

  • a. het betreft maximaal 4 bedden en 2 slaapkamers;
  • b. de Bed & Breakfast dient in bestaande bebouwing gerealiseerd te worden;
  • c. maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken mag ten behoeve van een Bed & Breakfast in gebruik zijn.
  • d. de woonfunctie dient als hoofdfunctie behouden te blijven;
  • e. bedoeld gebruik mag geen hinder voor het woonmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
  • f. permanente bewoning is niet toegestaan;
  • g. bedoeld gebruik mag geen belemmering voor de omliggende bedrijven opleveren;
  • h. het gebruik dient de woonfunctie te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning of een bijbehorend bouwwerk uitoefent, tevens de hoofdbewoner van de woning is;
  • i. er mag geen duurzame ontwrichting van de evenwichtige opbouw van de voorzieningenstructuur ontstaan;
  • j. de ontwikkeling mag niet leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer;
  • k. er dient voldoende parkeren ten behoeve van de Bed & Breakfast op eigen terrein gerealiseerd te worden.

Artikel 6 Waarde - Archeologie 1

6.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn primair bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden te verwachten hoge archeologische waarden.
  • b. Al hetgeen in deze regels omtrent de hoofdbestemmingen binnen het gebied met de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' is toegestaan, is uitsluitend toelaatbaar indien het verenigbaar is met het belang van de te verwachten archeologische waarden.
6.2 Bouwregels

Binnen de gronden 'Waarde - Archeologie 1' als bedoeld in artikel 6.1 is het niet toegestaan te bouwen, met uitzondering van:

  • a. ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of veranderd;
  • b. de bouw van een bijbehorend bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 200 m²;
  • c. bouwwerken voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,5 meter ten opzichte van het maaiveld.
6.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om middels een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 6.2 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde indien en voorzover:

  • a. met een archeologisch onderzoek is onherroepelijk dat archeologische waarden daarmee niet onevenredig worden geschaad;
  • b. in voldoende mate is gegarandeerd dat de middels archeologisch onderzoek onherroepelijke waarden worden veiliggesteld door technische maatregelen of een archeologische opgraving.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Verbod

Het is op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verlagen of afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • b. het graven, verbreden, verdiepen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • d. het rooien van diepwortelende beplantingen en bomen, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • e. het omzetten van gras- of akkerland in een teelt waarbij grond wordt afgevoerd, waartoe gerekend wordt boomteelt en graszodenteelt;
  • f. het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 0,5 meter ten opzichte van het maaiveld, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, aanleggen van drainage en ontginnen;
  • g. het aanbrengen van bovengrondse of ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie-, of drainageleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • h. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;
  • i. het aanbrengen van verhardingen, zulks indien de oppervlakte van de aan te brengen verharding meer bedraagt dan 200 m².
6.4.2 Uitzondering verbod

Het verbod als bedoeld in artikel 6.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. voor bodemingrepen tot een diepte van 50 cm onder maaiveld en/of het aanbrengen van verhardingen met een oppervlakte van ten hoogste 200 m²;
  • e. de werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 6.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover met een archeologisch onderzoek is onherroepelijk dat door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de aanwezig archeologische waarden ontstaat of kan ontstaan;
  • f. indien het niet mogelijk is de middels archeologisch onderzoek onherroepelijke aanwezige archeologische waarden geheel of gedeeltelijk te behouden, wordt aan de aanlegvergunning als bedoeld in artikel 6.4.1 het voorschrift verbonden dat voorafgaand van de werken en/of werkzaamheden een archeologische opgraving zal plaatsvinden of dat archeologische begeleiding zal plaatsvinden.
6.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' (geheel of gedeeltelijk) van de verbeelding wordt verwijderd, indien uit archeologisch onderzoek, blijkt dat in het aangewezen gebied geen archeologische waarden zijn aangetroffen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Algemene bepaling m.b.t. ondergronds bouwen
8.1.1 Ondergrondse werken

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden zijnde, gelden behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

8.1.2 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:

  • a. voor delen van bouwwerken behorende bij ondergrondse bouwwerken gesitueerd boven peil gelden de bebouwingsregels als opgenomen bij de bestemmingen in hoofdstuk 2;
  • b. de maximale ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt 3 meter onder peil;
  • c. bij het berekenen van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen niet in aanmerking genomen.
8.2 Ondergeschikte bouwdelen
  • a. Bouwgrenzen mogen worden overschreden door ondergeschikte bouwdelen tot maximaal 1 meter alsmede door liftkokers, trappenhuizen en galerijen.
  • b. De goothoogte van gebouwen mag worden overschreden door ondergeschikte bouwdelen, als goten van dakkapellen en goten van dakconstructies binnen de toegestane bouwgrenzen (denkbeeldige dakvlakken, niet meegerekend).
8.3 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten
8.3.1 Maximale maatvoering

Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

8.3.2 Minimale maatvoering

In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

8.3.3 Heroprichting

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 8.3.1 en 8.3.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

8.4 Parkeernormen
8.4.1 Algemeen
  • a. bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitbreiden van een gebouw en/of voor het veranderen van de functie van een gebouw of bouwperceel, dient voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of op openbaar gebied aanwezig te zijn of gerealiseerd te worden, dan wel in stand te worden gehouden.
  • b. Voor de sub a genoemde voldoende parkeergelegenheid dienen de normen zoals bedoeld in de beleidsregel 'Nota Parkeernormen Meierijstad 2018' als vastgesteld op 18 december 2018, in acht genomen te worden.
  • c. Indien deze beleidsregels of de bijlagen gedurende worden gewijzigd door het bevoegd gezag, dient rekening gehouden te worden met deze wijziging. De parkeernormen uit de beleidsregels en/of bijlagen zoals die gelden ten tijde van de ontvangst van de aanvraag worden toegepast.
8.4.2 Afwijkingsbevoegdheid parkeernorm

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.4.1 indien:

  • a. er in voldoende parkeer- of stallingruimte wordt voorzien op een andere wijze, of;
  • b. het ruimtelijk gezien niet wenselijk is de nodige parkeer- of stallingruimte op eigen terrein te voorzien en er voldoende openbare parkeerplaatsen binnen een acceptabele afstand aanwezig zijn; en;
    • 1. er een parkeertelling aanwezig is die aantoont dat er voldoende parkeerplaatsen in de openbare ruimte aanwezig zijn die benut kunnen worden,

of;

    • 1. aangetoond kan worden dat volstaan kan worden met een lagere parkeernorm.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden als opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe bouwmaterialen, afval, puin, grind en brandstoffen, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden als uitstallings- of opslagplaats van al dan niet voor gebruik geschikte voer- of vaartuigen of onderdelen daarvan, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • c. het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden als uitstallings- of opslagplaats, dan wel staan- of ligplaats voor onderkomens, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • d. het gebruiken of laten gebruiken van woningen voor enige vorm van detailhandel (uitgezonderd internetwinkels zonder afhaalpunt of showroom in het kader van een bedrijf aan huis en/of horeca;
  • e. het gebruiken of laten gebruiken van een gedeelte van een bedrijfsgebouw of bijbehorend bouwwerk bij een woning als woonruimte;
  • f. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting en/of prostitutie.
9.2 Parkeernormen
9.2.1 Algemeen
  • a. bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitbreiden van een gebouw en/of voor het veranderen van de functie van een gebouw of bouwperceel, dient voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of op openbaar gebied aanwezig te zijn of gerealiseerd te worden, dan wel in stand te worden gehouden.
  • b. Voor de sub a genoemde voldoende parkeergelegenheid dienen de normen zoals bedoeld in de beleidsregel 'Nota Parkeernormen Meierijstad 2018' als vastgesteld op 18 december 2018, in acht genomen te worden.
  • c. Indien deze beleidsregels of de bijlagen gedurende worden gewijzigd door het bevoegd gezag, dient rekening gehouden te worden met deze wijziging. De parkeernormen uit de beleidsregels en/of bijlagen zoals die gelden ten tijde van de ontvangst van de aanvraag worden toegepast.
9.2.2 Afwijkingsbevoegdheid parkeernorm

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.2.1 indien:

  • a. er in voldoende parkeer- of stallingruimte wordt voorzien op een andere wijze, of;
  • b. het ruimtelijk gezien niet wenselijk is de nodige parkeer- of stallingruimte op eigen terrein te voorzien en er voldoende openbare parkeerplaatsen binnen een acceptabele afstand aanwezig zijn; en;
    • 1. er een parkeertelling aanwezig is die aantoont dat er voldoende parkeerplaatsen in de openbare ruimte aanwezig zijn die benut kunnen worden,

of;

    • 1. aangetoond kan worden dat volstaan kan worden met een lagere parkeernorm.

9.3 Categorieën woningbouw

Van het maximaal te realiseren aantal woningen binnen de bestemmingen 'Wonen' en 'Wonen - 1' gezamenlijk, dient:

  • a. ten minste 48% van het aantal woningen, als sociale huurwoning zoals bedoeld in de 'Verordening doelgroepen woningbouw gemeente Meierijstad' zoals die geldt ten tijde van de vaststelling van het plan, te worden gerealiseerd en conform de bepalingen in de bedoelde verordening in stand te worden gehouden;
  • b. ten minste 42% van het aantal woningen, als middeldure huur- en/of koopwoning zoals bedoeld in de 'Verordening doelgroepen woningbouw gemeente Meierijstad' zoals die geldt ten tijde van de vaststelling van het plan, te worden gerealiseerd en conform de bepalingen in de bedoelde verordening in stand te worden gehouden.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

10.1 Afwijking
10.1.1 Algemeen

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels een vergunning kan worden verleend, is het bevoegd gezag bevoegd een vergunning te verlenen van de desbetreffende regels van het plan voor:

  • a. het afwijken van de in de regels voorgeschreven goothoogte, bouwhoogte, nokhoogte en oppervlaktematen met ten hoogste 10%, indien zulks in verband met de realisering van een bouwplan noodzakelijk is, met uitzondering van (aangebouwde) bijbehorende bouwwerken en carports;
  • b. het aanbrengen van geringe wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bouwgrenzen, mits het wijzigingen betreft ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden van aanduidingen;
  • c. overschrijdingen van de krachtens de bepalingen in dit plan toegelaten hoogte van bouwwerken, voor de bouw van dakopbouwen voor technische installaties, zoals liftopbouwen, luchtbehandelinginstallaties, ventilatiesystemen, afzuigsystemen en soortgelijke bouwwerken, die anders hun functie niet kunnen vervullen;
  • d. het oprichten van voorzieningen ten dienste van het ontvangen en zenden van radio- en televisiesignalen, voor zover deze voorzieningen een doorsnede hebben van ten hoogste 2 meter en de bouwhoogte niet meer bedraagt dan maximaal 15 meter voor antennes voor privé gebruik en maximaal 30 meter voor antennes voor gemeenschappelijk gebruik;
  • e. het oprichten van antenne-installaties ten dienste van (tele)communicatiedoeleinden, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de aanvrager dient aan te tonen dat:
      • de installatie op de gekozen locatie onmisbaar is voor de realisering van een adequaat dekkend netwerk;
      • de mogelijkheden van sitesharing van de te plaatsen installatie voldoende zijn gewaarborgd of benut;
    • 2. de installatie dient van geringe horizontale afmetingen te zijn; om horizonvervuiling zoveel mogelijk te beperken, wordt gestreefd naar het beperken van het aantal antenne-installaties en het optimaal benutten van sitesharing;
    • 3. er moet zoveel mogelijk gebruik worden gemaakt van bestaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals reclamemasten en hoogspanningsmasten;
    • 4. de hoogte van een nieuwe mast ten behoeve van de antenne-installatie mag maximaal 50 meter bedragen;
    • 5. de installatie moet ruimtelijk en landschappelijk worden ingepast;
  • f. voorzieningen van algemeen nut, met dien verstande dat:
    • 1. de inhoud per gebouwtje niet meer mag bedragen dan 50 m³;
    • 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 meter;
    • 3. de bebouwing landschappelijk inpasbaar is en de natuurlijke en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast.
10.1.2 Voorwaarden verlenen vergunning
  • a. Het bevoegd gezag kan bij de verlening van de vergunning voorwaarden ten aanzien van de situering van voorzieningen als bedoeld in 10.1.1, sub d en sub e stellen teneinde een ruimtelijk verantwoorde plaatsing van de voorzieningen ten opzichte van de omgeving te waarborgen.
  • b. De in 10.1.1, genoemde vergunningen mogen slechts worden verleend indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

11.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  • a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
  • b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  • c. de overschrijdingen als bedoeld in sub a en b mogen echter niet meer dan 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • d. het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar regels in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig afwijken van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van het bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Sonseweg e.o. te Nijnsel'.