Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening Spierkesweg 13 en Jekschotseweg 30 te Sint-Oedenrode
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.1948.BGO001BP0022023P-ON01
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
  
1.1 plan:
het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening Spierkesweg 13 en Jekschotseweg 30 te Sint-Oedenrode’ met identificatienummer NL.IMRO.1948.BGO001BP0022023P-ON01 van de gemeente Meierijstad.
 
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behoren-de bijlagen;
 
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolgde de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.5 aansluitend terrein
aan een bouwwerk grenzend onbebouwd gedeelte van een perceel of openbaar toeganke-lijk gebied.
 
1.6 aardkundige waarden en kenmerken
waarden en kenmerken van een gebied die vanwege geologische, geomorfologische, bo-demkundige en (geo)hydrologische verschijnselen en processen danwel anderszins van-wege de natuurlijke ontstaansgeschiedenis van de bodem, van algemeen belang zijn vanuit aardkundig oogpunt.
 
1.7 achtererfgebied
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1m achter de voorgevel en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdge-bouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;
 
1.8 achtergevel
een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel.
 
1.9 agrarische activiteiten bij wijze van hobby
activiteiten gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van ge-wassen en/of het houden van dieren ondergeschikt aan de hoofdbestemming en in een omvang die niet als een bedrijfsmatige agrarische activiteit kan worden beschouwd.
 
1.10 archeologische waarden
waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk be-lang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.
 
1.11 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
 
1.12 bed & breakfast
een kleinschalige verblijfsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt.
 
1.13 bedrijfsvloeroppervlakte bij aan huis gebonden beroepen en aan huis gebonden bedrijven
de totale vloeroppervlakte van de ruimten die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, een bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag-, wacht- en administratieruimten en dergelijke.
 
1.14 bestaand(e situatie)
  1. bebouwing: bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aange-vraagde omgevingsvergunning;
  2. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan in werking is getreden.
 
1.15 beroep of bedrijf aan huis
het beroepsmatig of bedrijfsmatig verlenen van diensten of het bedrijfsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, niet zijnde detailhandel (met uitzondering van internetwin-kels zonder afhaalpunt of showroom), horeca en seksuele dienstverlening en dat op kleine schaal in een woning en of in het bijbehorend bouwwerk wordt uitgeoefend.
 
1.16 bestaand aantal woningen
woningen die legaal aanwezig zijn op het moment dat dit bestemmingsplan in werking treedt, woningen die gebouwd mogen worden op grond van een geldend bestemmingsplan en woningen waarvoor een omgevingsvergunning verleend is.
 
1.17 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
 
1.18 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.19 bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aan-vraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsver-gunning.
 
1.20 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw of functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevin-dend hoofdgebouw verbonden, daar wel of niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
 
aanbouw: een met het hoofdgebouw verbonden grondgebonden bouwwerk een geheel vormend met het hoofdgebouw, dat door zijn verschijningsvorm in bouwkundig, (construc-tie), architectonisch en/of ruimtelijk visueel opzicht (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhel-ling) ondergeschikt is aan en in een directe verbinding staat met het hoofdgebouw en een toevoeging van een afzonderlijke ruimte inhoudt;
 
aangebouwd bijgebouw: een met het hoofdgebouw verbonden grondgebonden bouwwerk een geheel vormend met het hoofdgebouw, dat door zijn verschijningsvorm in bouwkundig, (constructie), architectonisch en/of ruimtelijk visueel opzicht (ligging, maatvoering, kap-vorm, dakhelling) ondergeschikt is aan en niet in een directe verbinding staat met het hoofdgebouw en een toevoeging van een afzonderlijke ruimte inhoudt;
 
vrijstaand bijgebouw: een vrijstaand gebouw dat zowel in bouwkundig (constructie), archi-tectonisch en/of ruimtelijk visueel opzicht (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) on-dergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
 
uitbouw: een met het hoofdgebouw verbonden grondgebonden bouwwerk van één bouw-laag een geheel vormend met het hoofdgebouw, dat door zijn verschijningsvorm in bouw-kundig (constructie), architectonisch en/of ruimtelijk visueel opzicht (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) ondergeschikt is aan en in een directe verbinding staat met het hoofdgebouw en een vergroting van een bestaande ruimte inhoudt.
 
1.21 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergro-ten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veran-deren van een standplaats.
 
1.22 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
 
1.23 bouwlaag/verdiepingslaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.
 
1.24 bouwperceel
aaneengesloten (virtueel) vlak waarop functioneel bij elkaar behorende bebouwing en voor-zieningen worden geconcentreerd, bestaande uit een bouwvlak, waarbinnen de gebouwen zijn toegelaten, met de direct daaraan grenzende gronden waar ook bouwwerken geen ge-bouwen zijnde en vergunningvrije bouwwerken zijn toegestaan.
 
1.25 bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel.
 
1.26 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
 
1.27 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij di-rect hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
 
1.28 bruto-vloeroppervlakte
de totale binnen een gebouw beschikbare vloeroppervlakte inclusief die van eventuele ver-diepingen.
 
1.29 cultuurhistorische waarden en kenmerken
waarden en kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch-geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden.
 
1.30 cultuurhistorisch waardevol gebied
gebied met een bepaalde cultuurhistorische waarde, bestaande uit waardevolle structuren (ontsluiting, waterhuishouding, verkaveling, beplanting en percelering)
 
1.31 dagrecreatie
recreatieve activiteiten in de vorm van ontspanning, met gebruikmaking van sport, spel, toerisme, cultuur en/of educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan; huifkarren worden hier mede onder begrepen.
 
1.32 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
 
1.33 detailhandel, ondergeschikte
niet-zelfstandige detailhandel, in een aan de hoofdfunctie of nevenactiviteit ondergeschikte aard, verschijningsvorm en omvang.
 
1.34 ecologische waarden en kenmerken
aanwezige en potentiële waarden, gebaseerd op de beoogde natuurkwaliteit voor het ge-bied, waartoe behoren de natuurdoelen en natuurkwaliteit, geomorfologische processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, de mate van stilte, donker-te en openheid, de landschapsstructuur en de belevingswaarde.
 
1.35 erf
al dan niet bebouwd perceel, of gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdge-bouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en voor zover een bestemmingsplan of een verordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;
 
1.36 erfbeplanting
afschermende (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwperceel van een bedrijf of een woning.
 
1.37 extensief recreatief medegebruik
die vormen van natuurvriendelijke recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, fietsen, picknicken, kanoën en natuurgerichte recrea-tie zoals vogelobservatie.
 
1.38 extensieve recreatieve voorziening
een verblijf of afgebakend terrein geschikt voor recreatieve doeleinden waar weinig mensen tegelijkertijd de mogelijkheid hebben om te recreëren. Het beleven van rust staat voorop en er is een beperkte uitstraling naar de omgeving.
 
1.39 functie
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen de-len daarvan is toegestaan.
 
1.40 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.41 gebruiken
gebruiken en/of te doen en/of te laten gebruiken en/of in gebruik te geven of te nemen.
 
1.42 goothoogte
de afstand gemeten vanaf het peil tot de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boei-boord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, waarbij ondergeschikte bouwdelen niet worden meegerekend.
 
1.43 herbouw
reconstructie, wederopbouw, opnieuw bouwen.
 
1.44 hobbymatig houden van dieren
het houden van enkele dieren voor educatieve of recreatieve doeleinden of als liefhebberij, zonder winstoogmerk.
 
1.45 hoofdgebouw
een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de gel-dende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het per-ceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
 
1.46 huishouden
een persoon, of groep personen die een (duurzame) gemeenschappelijke huishouding voert. Indien het huishouden uit twee of meer personen bestaat, betreft het een leefvorm of samenlevingsvorm met een continuïteit in de samenstelling en een onderlinge verbon-denheid.
Kenmerken van continuïteit in de samenstelling en een onderlinge verbondenheid zijn:
  • voor onbepaalde tijd samenleven;
  • een ieder neemt deel aan het gezinsleven, bijvoorbeeld samen eten en verdeling huis-houdelijke taken;
  • eigen kamer, maar gemeenschappelijk sanitair, keuken en woonkamer;
  • personen worden niet door instelling geplaatst, er vindt geen behandelingstraject plaats.
Bedrijfsmatige kamerverhuur valt niet onder het begrip 'huishouden'.
 
1.47 huisvestiging in verband met mantelzorg
huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de wo-ning.
 
1.48 hydrologische waarde
gronden met een betekenis binnen het watersysteem van het plangebied als infiltratiege-bied, intermediair gebied en/of kwelgebied.
 
1.49 kamerverhuur
het opdelen van een woning in twee of meer onzelfstandige wooneenheden óf het opdelen van een woning in één zelfstandige en één of meer onzelfstandige wooneenheden;
 
1.50 kampeermiddel
tent, tentwagen, kampeerauto, caravan of enig ander onderkomen of verblijf, geen bouw-werk zijnde, dat geschikt is voor tijdelijk recreatief nachtverblijf;
 
1.51 kleinschalig kamperen
kleinschalig recreatief nachtverblijf op gronden met een andere hoofdfunctie, waarbij het aantal toegestane kampeermiddelen is beperkt tot het in de regels genoemde maximum.
 
1.52 kleinschalig logeren
kleinschalige recreatieve activiteiten in de vorm van logies en ontbijt tot een in de regels aangegeven maximum aantal eenheden, zoals logeren bij de boer en bed&breakfast.
  
1.53 landschappelijke waarden en kenmerken
gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruim-telijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten.
 
1.54 landschapsinpassingsplan
plan waaruit blijkt hoe een gebouw of een gebruik in het landschap wordt ingepast, waarbij afstemming plaatsvindt op de context van het landschap door middel van de architectuur van het gebouw en de aanplant van gebiedseigen beplanting.
 
1.55 landschapselementen
ecologische en/of landschappelijke waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen, poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan 2 ha zonder een agrarische productiefunctie.
 
1.56 landschappelijke waarden en kenmerken
gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruim-telijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten.
 
1.57 mantelzorg
intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, recht-streeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelij-ke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;
 
1.58 natuurwaarden/natuurwetenschappelijke waarden
de aan een gebied toegekende waarde, die bepaald wordt door het voorkomen van geolo-gische, bodemkundige, geomorfologische en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
 
1.59 nevenfunctie/nevenactiviteit
activiteit uitgeoefend in aanvulling op en ondergeschikt aan de hoofdfunctie zoals recreatie-ve functies, agrarisch verwante functies, agrarisch technische functies, statische binnenop-slag en verbrede landbouw, niet zijnde een aan huis gebonden beroep of bedrijf;
 
1.60 nieuwbouw van een woning
het bouwen van een woning.
 
1.61 normaal onderhoud en/of gebruik
tot het normaal onderhoud en/of gebruik behoren onder andere:
  1. maaien, beweiden en bemesten van grasland;
  2. verbeteren van grasland door het scheuren van de grasmat buiten het broedseizoen van weidevogels en het direct opnieuw inzaaien;
  3. ploegen en cultiveren van bouwland niet dieper dan de bouwvoor;
  4. verbouwen van akkerbouwgewassen, zoals maïs in wisselteelt;
  5. maaien en schonen van sloot en slootkant;
  6. vervangen van en onderhoud aan drainage;
  7. normaal landschapsonderhoud, waaronder:
  8. periodiek uitdunnen en snoeien van houtwal of singel;
  9. knotten van bomen;
  10. opvullen van open plekken in houtwal of singel;
  11. normaal bosbeheer, waaronder;
  12. uitdunnen;
  13. verwijderen van dode bomen;
  14. opslag van agrarische producten en gewassen tussen oogst en afvoer voor een perio-de van 2 weken;
  15. opbrengen van houtsnippers;
  16. niet-bedrijfsmatige opslag van organisch materiaal in het kader van kringloopbeheer waarbij voldaan moet worden aan de bepalingen van het Activiteitenbesluit Milieube-heer en de Activiteitenregeling Milieubeheer.
 
1.62 ondergeschikte activiteit
een activiteit van zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft.
 
1.63 ondergeschikte bouwdelen
ondergeschikte delen aan een gebouw zoals trappen, bordessen, funderingen, kelderin-gangen, overstekende daken, goten, luifels, balkons, balkonhekken, schoorstenen, liftop-bouwen en andere ondergeschikte dakopbouwen
 
1.64 overkapping/carport
een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen, die niet wordt aangemerkt als een gebouw;
 
1.65 peil
  • voor hoofdgebouwen: het bouwkundige peil dat gelijk is aan de wegkruin van de voor-liggende weg of, indien niet direct aan een weg gebouwd wordt, de bestaande gemid-delde hoogte van het aansluitend afgewerkt terrein;
  • voor aangebouwde bijbehorende bouwwerken: de bovenkant van de afgewerkte bega-ne grondvloer van het hoofdgebouw;
  • in overige gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, op-hogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven;
  • indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil.
 
1.66 perceelsgrens
de bouwperceelsgrens.
 
1.67 recreatief medegebruik
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.
 
1.68 rijbak
een onoverdekt al dan niet omheind terrein waarvan de natuurlijke bovenlaag is vervangen door zand of een ander doorlatend materiaal ten behoeve van het africhten, trainen en be-rijden van paarden, pony’s of andere daarmee gelijk te stellen dieren en het anderszins be-oefenen van de paardensport.
 
1.69 ruimtelijke kwaliteit
de kwaliteit van de ruimte (woon-, werk- en leefomgeving) als bepaald door de gebruiks-waarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van die ruimte, deze kwaliteit wordt bepaald door expliciete aandacht voor de ruimtelijk-functionele kwaliteit, de stedenbouw-kundige kwaliteit, de beeldkwaliteit, de architectonische kwaliteit, de landschappelijke kwali-teit en de cultuurhistorische kwaliteit van objecten en terreinen, mede in relatie tot het streekeigen karakter van de directe omgeving.
 
1.70 schuilgelegenheid
een overdekte ruimte die direct, hetzij indirect, met de grond is verbonden waarvan het/de betreffende dier(en) in geval van weidegang uit oogpunt van dierwelzijn gebruik moet(en) kunnen maken door vrij in en uit te lopen, met als doel bescherming tegen extreme weers-omstandigheden in zowel zomer als winter.
 
1.71 toename stikstof
er is sprake van een toename van stikstofdepositie wanneer de stikstofdepositie (mol/ha/jaar) als gevolg van de stikstofemissie van een (agrarisch) bedrijf op voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied meer bedraagt dan:
  1. de stikstofdepositie (mol/ha/jaar) ten gevolge van het voorafgaand aan de vaststelling van het plan feitelijk aanwezige planologisch legale gebruik van de gronden en bouw-werken behorend tot dat (agrarisch) bedrijf;
  2. de stikstofdepositie (mol/ha/jaar) die conformeert met een ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan verleende en onherroepelijke vergunning op grond van de natuurbeschermingswet 1998 of de Wet natuurbescherming.
 
1.72 tuin
omheind of afgeperkt stuk grond, behorende bij een hoofdgebouw en/of woning, dat is in-gericht met (open) water en/of waterhuishoudkundige voorzieningen, groen en/of groen-voorzieningen en/of verharding(en) ten behoeve van het gebruiksgenot en ten dienste van het gebruik van het hoofdgebouw en/of woning.
 
1.73 verblijfsrecreatie
het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten het hoofdverblijf, waarbij ten minste een nacht wordt doorgebracht, met uitzondering van gratis overnachtingen bij familie en ken-nissen. Hieronder worden onder andere verstaan een camping, groepsaccommodatie, etc.
 
1.74 verhard
een verharding, bestaande uit baksteen, tegels, beton en/of asfalt, alsmede daarmede ver-gelijkbare vaste/gesloten materialen.
 
1.75 vervangende nieuwbouw
nieuw te realiseren gebouw dat een bestaand gebouw direct vervangt op vrijwel dezelfde plaats en waardoor op die plaats geen wezenlijke wijziging van de stedebouwkundige struc-tuur ontstaat.
 
1.76 voorgevelrooilijn
de op de weg georienteerde gevel van een hoofdgebouw waaraan de hoofdentree van de woning gesitueerd is.
 
1.77 voorzieningen van algemeen nut
voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.
 
1.78 vrijstaande woning
een woning, waarbij het hoofdgebouw met bijbehorende aanbouwen en aangebouwde bij-gebouwen, geen gemeenschappelijke wand heeft met een naastgelegen hoofdgebouw dan wel daar bijbehorende aanbouwen en aangebouwde bijgebouwen;
 
1.79 waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen, die het belang van de waterhuishouding dienen, zoals watergangen, water-lopen, kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang of waterloop en dergelijke.
 
1.80 werk
een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.
 
1.81 woning/wooneenheid
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishou-den;
 
1.82 woonruimte
besloten ruimte die, al dan niet tezamen met een of meer andere ruimten, bestemd of ge-schikt is voor bewoning door een huishouden;
 
1.83 zelfstandige woonruimte
woonruimte die een eigen toegang heeft en die door een huishouden kan worden bewoond zonder dat dit huishouden daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten de woonruimte.
 
1.84 zijdelingse (bouw)perceelsgrens
de perceelsgrenzen van een bouwperceel, niet zijnde de begrenzing van het perceel aan de achter- of voorzijde.
 
1.85 zone erf
gronden gelegen aan de achterkant en zijkant van het hoofdgebouw tot op 1 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan en niet behorende tot het bouwvlak.
 
1.86 zone tuin
gronden gelegen aan de voorkant en zijkant van het hoofdgebouw vanaf 1 meter teruglig-gend vanaf de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan tot aan het open-baar gebied of de openbare weg waaraan de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen en niet behorende tot het bouwvlak.
 
1.87 zorgvuldige landschappelijke inpassing
het aanbrengen van gebiedseigen beplanting, het gebruik van gebiedseigen natuurlijke ma-terialen op grond van een goedgekeurd landschapsinrichtingsplan en waarbij bij de situe-ring zoveel mogelijk aansluiting wordt gezocht bij bestaande landschapselementen, per-ceelsafscheidingen of aangrenzende bebouwing om de bebouwing minder nadrukkelijk in het landschap te plaatsen.
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 de afstand tot de bouwperceelsgrens
tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
 
2.2 de afstand tussen gebouwen
de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen;
 
2.3 de brutovloeroppervlak van een gebouw
gemeten (op alle bouwlagen) op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande schei-dingsconstructies, of tot het hart van de desbetreffende scheidingsconstructie, indien de bin-nenruimte van het gebouw grenst aan de binnenruimte van een ander gebouw;
 
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
 
2.5 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
 
2.6 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
 
2.7 de inhoud van een bouwwerk
tussen de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmu-ren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
 
2.8 de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of hart van scheidsmuren);
 
2.9 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk
vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;
 
2.10 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts ge-projecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
 
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden – Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. agrarische doeleinden, in het kader van bedrijfsmatige agrarische activiteiten, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;
  2. grondgebonden agrarische bedrijven, te exploiteren als bedrijfsmatige agrarische activi-teiten, met uitzondering van glastuinbouwbedrijven, intensieve kwekerijen, intensieve veehouderijen en veehouderijen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:
    1. ’intensieve veehouderij uitgesloten' geen intensieve veehouderij is toegestaan, ook niet als vervolgactiviteit;
  3. een rijbak ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden- rijbak’;
  4. de uitoefening van nevenfuncties, ondergeschikt aan het agrarisch bedrijf;
  5. agrarische activiteiten bij wijze van hobby;
  6. aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;
  7. mestbewerking en -verwerking voor het eigen bedrijf;
  8. een hondenoefenterrein ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – hondenoefenterrein”;
  9. (onverharde) paden en wegen en parkeervoorzieningen;
  10. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuurwaarden in het algemeen en in het bij-zonder voor:
    1. leefgebied struweelvogels ter plaatse van de aanduiding 'leefgebied struweel-vogels';
  11. behoud, herstel en/of versterking van de waterhuishoudkundige waarden;
  12. water en waterhuishoudkundige voorzieningen en (kikker)poelen;
  13. groenvoorzieningen;
  14. extensief recreatief medegebruik;
  15. productiegerichte paardenhouderijen;
  16. overige agrarische bedrijven.
 
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
  1. Uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.
 
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde, buiten het bouwvlak
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak gelden de vol-gende bepalingen:
  1. Rijbakken, longeercirkels, sleufsilo's, keerwanden en overkappingen zijn niet toege-staan, tenzij er sprake is van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waar-den - rijbak'.
  2. De bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer bedraagt dan 1 m en met dien verstande dat de afrastering een open karakter dient te hebben.
  3. Terreinafscheidingen (niet zijnde erfafscheidingen) zijn toegestaan in de vorm van vee-kerende afrasteringen tot een bouwhoogte van 1,50 m.
 
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Overige kleine bouwwerken en gebouwen buiten het bouwvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.1 onder 'd' voor het oprichten van kleine bouwwerken en gebouwen buiten het bouwvlak. Hierbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. de oppervlakte bedraagt maximaal 20 m2;
  2. de hoogte bedraagt maximaal 3 meter;
  3. er is geen sprake van een schuilgelegenheid.
 
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
  1. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van de uitoefening van ne-venfuncties, met uitzondering van nevenfuncties genoemd in de bestemmingsomschrij-ving.
  2. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen voor detailhandel;
  3. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van opslag buiten het bouwvlak, met uitzondering van tijdelijke opslag van bieten.
  4. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van permanente teeltonder-steunende voorzieningen.
  5. Een toename van ammoniakemissie als gevolg van wijziging van aanwezige dieraantal-len, diersoorten en/of stalsystemen is niet toegestaan.
  6. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van een tennisbaan.
  7. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van rij-bakken, tenzij er sprake is van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waar-den - rijbak'. In dat geval gelden de volgende voorwaarden:
    1. De rijbak wordt gesitueerd direct grenzend aan het bouwvlak of bestemmings-vlak van de functie waarbij de rijbak wordt gerealiseerd.
    2. De afstand tot woningen van derden mag niet minder bedragen dan 50 m.
    3. De oppervlakte niet meer mag bedragen dan 1200 m².
    4. De bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 9 m.
    5. Het aantal lichtmasten per rijbak mag niet meer bedragen dan 4
    6. Lichtmasten mogen niet worden gerealiseerd binnen een afstand van 100 m van gronden met de bestemming 'Bos' en 'Natuur'.
    7. De bouwhoogte van overige bouwwerken ten behoeve van de rijbak, geen ge-bouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.
    8. De belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
    9. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aange-tast.
    10. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
    11. Deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast mits dit gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van ex-tensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de re-geling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in Bijlage 3 van de planregels.
  8. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van hoge en lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor een periode langer dan 8 maanden.
  9. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden met een oppervlakte van meer dan 3 ha per bedrijf ten behoeve van lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen.
  10. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van mestzakken.
  11. Het gebruiken van gronden voor het racen of crossen met gemotoriseerde voertuigen.
  12. Het gebruik van agrarische gronden als tuin, met uitzondering van gronden op een af-stand van minder dan 25 m rondom een bestemmingsvlak 'Bedrijf'.
  13. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van een hondenoefenterrein met dien verstande dat deze activiteiten zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - hondenoefenterrein'
 
3.4.2 (Kikker)poelen
Binnen deze bestemming mogen gronden gebruikt worden ten behoeve van (kikker)poelen, met dien verstande dat de oppervlakte van een (kikker)poel niet meer mag bedragen dan 200 m² en dat de diepte niet meer mag bedragen dan 1,5 m.
 
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Verboden werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de werken, geen bouw-werken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zoals aangegeven in on-derstaande tabel:
 
Tabel omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden
'Lgs' Leefgebied struweelvogels'
 
Aanduiding
Werken en werkzaamheden 
 
Lgs  
1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² of met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van steilranden worden gewijzigd, m.u.v. waterpoelen tot een oppervlakte van 200 m² en een diepte van 1,5 m of indien een ontgrondingvergunning is vereist  
-  
2. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld, m.u.v. de vervanging van ondergrondse leidingen  
-  
3. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling en/of bronnering  
-  
4. het verlagen van de grondwaterstand door het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren  
-  
6. het wijzigen van de bergingscapaciteit via het ophogen van gronden en het aanleggen van dammen, dijken of kaden  
-  
7. het verwijderen of rooien(vellen) van bos en/of andere grote houtopstanden  
NVT  
8. het verwijderen of rooien (vellen) van natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie  
OV  
9. het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand houtgewas met agrarische productiefunctie  
-  
10. het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie  
-  
11. het permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een andere bodemcultuur  
-  
12. het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, waterlopen of steilranden en het verwijderen van paden en onverharde wegen  
OV  
13. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, geen containervelden zijnde en indien meer dan 100 m² per perceel  
OV  
14. het omzetten van grasland naar een andere bodemcultuur  
-  
  
OV = omgevingsvergunning vereist
NT = niet toegestaan
NVT = niet van toepassing
- = toegestaan zonder omgevingsvergunning
 
3.5.2 Uitzonderingen
Het in artikel 3.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een vastgesteld projectplan en/of een ver-leende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  3. binnen het bouwvlak en/of het differentiatievlak plaatsvinden;
  4. het aanleggen en/of wijzigen van (kikker)poelen, zoals genoemd in artikel 3.5.1, betref-fen.
 
3.5.3 Toelaatbaarheid
  1. De in artikel 3.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikke-ling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.
 
Artikel 4 Bedrijf
  
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. hondentrainingscentrum met bijbehorende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – hondentrainingscentrum’;
  2. opleidingscentrum met bijbehorende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘spe-cifieke vorm van bedrijf – opleidingscentrum’;
  3. stageverblijven met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 165 m2 ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - stageverblijven', voor maximaal 6 per-sonen en maximaal 250 dagen per jaar;
  4. huisvesting van maximaal 300 honden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – hondentrainingscentrum’, waarvan 200 honden op de locatie Spierkesweg 13 en 100 honden op de locatie Jekschotseweg 30;
  5. huisvesting van maximaal 18 paarden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – hondentrainingscentrum’, waarvan 10 paarden op de locatie Spierkesweg 13 en 8 paarden op de locatie Jekschotseweg 30
  6. bedrijfswoning;
  7. aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;
  8. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  9. behoud, herstel en/of versterking van de waterhuishoudkundige waarden;
  10. groenvoorzieningen;
  11. nevenactiviteit in de vorm van een productiegerichte paardenhouderij.
 
4.2 Bouwregels
 
4.2.1 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. De gezamelijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan:
    1. 4200 m2 ter plaatse van de locatie Spierkesweg 13;
    2. 1100 m2 ter plaatse van de locatie Jekschotseweg 30.
  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m;
  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m;
  4. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 12º;
  5. In afwijking van de in de planregels voorgeschreven dakhelling mag, indien een gebouw wordt voorzien van een kap, maximaal 40% van een gebouw worden voorzien van een platte afdekking; in dat geval is de aangegeven goothoogte tevens de maximale hoogte van de platte afdekking.
 
4.2.2 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
  1. Het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan:
    1. één ter plaatse van de locatie Spierkesweg 13;
    2. nul ter plaatse van de locatie Jekschotseweg 30.
  2. De inhoud van een bedrijfswoning, inclusief de bijgebouwen, met uitzondering van de vrijstaande bijgebouwen, die ten dienste staan van de primaire woonfunctie, mag niet meer bedragen dan 750 m³.
  3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m.
  5. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 12º.
  6. De dakhelling mag niet meer bedragen dan 60º.
 
4.2.3 Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
  1. Bijgebouwen en overkappingen dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.
  2. Vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen dienen op een afstand van ten minste 5 m van de woning te worden gebouwd.
  3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.
  5. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m², met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen niet meer dan 130 m2 mag bedragen op de locatie Spierkesweg 13/13a.
  6. De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 20 m.
  7. In uitzondering op het bepaalde in lid c en d mag de bouwhoogte van plat afgedekte bijgebouwen en overkappingen niet meer bedragen dan 3,5 m.
 
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, onder de volgende voorwaarden:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer bedraagt dan 1 m;
  2. de bouwhoogte van transparante toegangspoorten of penanten in de erfafscheiding bedraagt maximaal 3 m;
  3. de bouwhoogte van sleufsilo's en keerwanden mag niet meer mag bedragen dan 3 m. sleufsilo's niet zijn toegestaan vóór de voorgevelrooilijn;
  4. de bouwhoogte van stapmolens en longeercirkels mag niet meer bedragen dan 5 m;
  5. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt maximaal 6 meter;
  6. de bouwhoogte van torensilo's, voedersilo's, melksilo's, mestsilo's en warmtebuffers mag niet meer bedragen dan 15 m, met dien verstande dat de afstand tot de grens van het 'bouwvlak' minimaal 5 m bedraagt;
  7. de bouwhoogte van een mestbassin bedraagt maximaal 8,5 m;
  8. de bouwhoogte van boomteelthekken mag niet meer bedragen dan 3 m.
  9. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer be-dragen dan 3 m;
  10. reclame-uitingen zijn toegestaan in de vorm van een reclamebord (naam en aard van het bedrijf), daarbij gelden de criteria uit de Welstandsnota 2018 Meierijstad of een nieuwere welstandsnota die deze vervangt.
  11. Voor het bouwen van onoverdekte zwembaden bij de bedrijfswoning gelden de volgen-de bepalingen:
    1. Onoverdekte zwembaden dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd.
    2. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².
    3. De afstand tot woningen van derden mag niet minder bedragen dan 15 m.
 
4.3 Afwijken van de bouwregels
 
4.3.1 Vergroten inhoud bedrijfswoning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.2 voor het vergroten van de inhoud van een bedrijfswo-ning tot maximaal 900 m³. Hierbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De ontwikkeling gaat gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbe-tering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, land-schap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plange-bied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in Bijlage 4 van de planregels.
  2. De in het gebied aanwezige waarden worden niet onevenredig aantast.
  3. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  4. De afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmoge-lijkheden van de naastgelegen percelen.
 
4.3.2 Afwijkingsbevoegdheid voor het vergroten van het oppervlakte bedrijfsbebou-wing
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.1 voor het vergroten van de maximaal toegestane bebouwde oppervlakte, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. de vergroting vindt plaats binnen het bestaande bestemmingsvlak of wanneer er een bouwvlak is aangegeven binnen het bestaande bouwvlak;
  2. de vergroting is noodzakelijk uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering of -ontwikkeling van het bedrijf of de vergroting vormt een aanmerkelijke verbetering in landschappelijk en/of milieuhygiënisch opzicht, doordat bestaande buitenopslag of be-drijvigheid die plaatsvindt in de openlucht, ondergebracht kan worden in bedrijfsbebou-wing;
  3. er is aangetoond dat de financiële, juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken om de vergroting binnen bestaande bebouwing te doen plaatsvinden;
  4. de vergroting is zowel vanuit milieuoogpunt als vanuit ruimtelijk oogpunt aanvaardbaar;
  5. de vergroting niet meer bedraagt dan 15% van de maximaal toegestane bebouwde op-pervlakte;
  6. agrarisch-technische hulpbedrijven en agrarische-verwante bedrijven mogen uitbreiden met maximaal 25% van de aangegeven bebouwde oppervlakte.
  7. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waar-onder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven.
  8. er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  9. de vergroting leidt niet tot een onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking in relatie tot de functie en aard van de omliggende weg(en);
  10. deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast mits dit gepaard gaat met een aan-toonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatie-ve mogelijkheden van het plangebied, hetgeen wordt geborgd in een door de gemeente goedgekeurd erfinrichtingsplan.
 
4.3.3 Gebruik van bebouwing voor een beroep of bedrijf aan huis
Binnen een (bedrijfs)woning of in bijbehorende bouwwerken bij een woning is een beroep of bedrijf aan huis toegestaan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. het beroep of bedrijf aan huis vindt plaats in de (bedrijfs)woning en/of bijbehorende bouwwerken;
  2. het beroep of bedrijf aan huis ondersteunt de woonfunctie, dat wil zeggen dat degene die het beroep of bedrijf aan huis in de (bedrijfs)woning en/of bijbehorende bouwwerken uitoefent, tevens de hoofdbewoner van de (bedrijfs)woning is;
  3. het aantal werkzame personen bij een beroep of bedrijf aan huis bedraagt maximaal 2 personen, waaronder inbegrepen de eigenaar van de woning;
  4. maximaal 40% van de brutovloeroppervlakte van de (bedrijfs)woning en/of bijbehoren-de bouwwerken is in gebruik ten behoeve van het beroep of bedrijf aan huis, met een absoluut maximum van 100 m²;
  5. het parkeren ten behoeve van het beroep of bedrijf aan huis vindt plaats op eigen ter-rein.
  6. vanaf de openbare weg zichtbare excessieve reclame-uitingen zijn niet toegestaan, hiervoor gelden de regels van de welstandsnota;
  7. het beroep of bedrijf aan huis leidt niet tot een onevenredige publieks- en/of verkeers-aantrekkende werking in relatie tot de functie en aard van de omliggende weg(en);
  8. het beroep of bedrijf aan huis mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
  9. de belangen van derden (omwonenden) worden niet geschaad;
  10. het aan huis verbonden beroep of bedrijf komt voor in de milieucategorie 1 of 2 van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' of kan, voor wat betreft de aard en om-vang van de milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld worden aan een bedrijf be-horende tot één van die milieucategorieën;
  11. er vindt geen buitenopslag plaats ten behoeve van het beroep of bedrijf aan huis;
  12. beroepen of bedrijven aan huis in vorm van detailhandel, uitgezonderd internetwinkels zonder afhaalpunt of showroom en productiegebonden detailhandel als nevenfunctie bij agrarische bedrijfswoningen, of in de vorm van horeca (uitgezonderd ondersteunende horeca als nevenactiviteit bij agrarische bedrijfswoningen) zijn niet toegestaan.
 
4.3.4 Afwijkingsbevoegdheid voor het uitoefenen van een Bed & Breakfast
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van arti-kel 4.1 voor het gebruiken van een deel van een woning voor logies in de vorm van een Bed & Breakfast, onder de volgende voorwaarden:
  1. het betreft maximaal 4 bedden en 2 slaapkamers;
  2. de Bed & Breakfast dient in bestaande bebouwing gerealiseerd te worden;
  3. maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken mag ten behoeve van een Bed & Breakfast in gebruik zijn.
  4. de woonfunctie dient als hoofdfunctie behouden te blijven;
  5. bedoeld gebruik mag geen hinder voor het woonmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
  6. permanente bewoning is niet toegestaan;
  7. bedoeld gebruik mag geen belemmering voor de omliggende bedrijven opleveren;
  8. het gebruik dient de woonfunctie te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de ac-tiviteiten in de woning of een bijbehorend bouwwerk uitoefent, tevens de hoofdbewoner van de woning is;
  9. er mag geen duurzame ontwrichting van de evenwichtige opbouw van de voorzienin-genstructuur ontstaan;
  10. de ontwikkeling mag niet leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikke-ling van het verkeer;
  11. er dient voldoende parkeren ten behoeve van de Bed & Breakfast op eigen terrein ge-realiseerd te worden.
 
4.3.5 Afwijkingsbevoegdheid herbouw van een (bedrijfs)woning buiten de bestaande fundamenten
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.1, voor het herbouwen van een bestaande woning buiten de bestaande fundamen-ten, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. de herbouw vindt plaats binnen het bestaande bouwvlak of bouwperceel;
  2. de nieuwe situering van de woning is stedenbouwkundig, verkeerskundig, landschappe-lijk en milieukundig aanvaardbaar, waaronder dat moet worden voldaan aan de Wet ge-luidhinder;
  3. de situering levert geen beperking op voor de bedrijfsvoering of -ontwikkeling van om-liggende (agrarische) bedrijven of onevenredige aantasting van de in geding zijnde be-langen, waaronder die van omwonenden;
  4. de in het gebied aanwezige waarden worden niet onevenredig aangetast;
  5. de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbou-wen woning(en) wijkt niet af van de bouwwijze van de oorspronkelijke woning(en).
  6. er sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
  7. er geen sprake is van een toename van het aantal woningen.
  8. de sloop van de bestaande woning is verzekerd;
  9. de maatvoering van de woning sluit aan op het bepaalde in artikel 4.2.2;
  10. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing hetgeen wordt geborgd in een door de gemeente goedgekeurd erfinrichtingsplan.
 
4.3.6 Afwijkingsbevoegdheid voor het toestaan van een grotere afstand tussen (be-drijfs)woning en bijbehorende bouwwerken
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van artikel 4.2. en bijbehorende bouwwerken op een afstand van maximaal 30 meter van de (bedrijfs)woning toe-staan als er redenen zijn van stedenbouwkundige, architectonische, cultuurhistorische of bouw-technische aard.
 
4.3.7 Afwijkingsbevoegdheid voor het toestaan van een grotere inhoud van een wo-ning in het kader van verduurzaming
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2. en een grotere inhoud en/of goot- of bouwhoogte voor een woning toestaan, in-dien dit het gevolg is van verduurzaming van een bestaande woning, door bijvoorbeeld het aanbrengen van isolatie in of op de wanden of het dak.
 
4.3.8 Afwijkingsbevoegdheid voor ondergronds bouwen buiten de gevelgrenzen van gebouwen
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in arti-kel 4.2 voor het toestaan van ondergrondse gebouwen van maximaal één bouwlaag (3,5 m onder peil) buiten de gevelgrenzen van de gebouwen mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. de oppervlakte mag maximaal 10% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak of van een bestaand bouwperceel bedragen met een absoluut maximum van 150 m²;
  2. de afstand tot de as van de weg dient minimaal 15 m¹ te bedragen behalve als de be-staande gebouwen dichter op de as van de weg staat; dan is deze afstand bepalend;
  3. het bouwwerk dient geheel onder het maaiveld te worden gebouwd;
  4. afhankelijk van de situatie kan een landschappelijke inpassing worden geëist;
  5. de inhoud van wat ondergronds wordt gebouwd telt niet mee bij het bepalen van de maximale toegestane inhoud.
 
4.3.9 Afwijkingsbevoegdheid voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken, geen gebouw zijnde tot 10 m bouwdiepte
Het bevoegd gezag kan in afwijking van het bepaalde in artikel 4.2 een omgevingsvergunning verlenen voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarden dat:
  1. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
  2. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.
 
4.3.10 Afwijkingsbevoegdheid voor het toestaan van een grotere inhoud van een wo-ning (sloop-bonus)
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2 en een grotere inhoud van een woning toestaan, mits voldaan wordt aan de vol-gende voorwaarden:
  1. er is geen sprake meer van een agrarisch of niet-agrarisch bedrijf, uitgezonderd bedrij-ven aan huis;
  2. alle voormalige (agrarische) bedrijfsgebouwen worden gesloopt;
  3. cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is uitgezonderd van verplichte sloop;
  4. voor de eerste 750 m2 aan bebouwing die gesloopt wordt, geldt dat per m2 sloop er een vergroting van de maximale inhoud van de woning plaats kan vinden van 0,5 m3;
  5. voor iedere m2 boven de 750 m2 aan bebouwing die gesloopt wordt, geldt dat per m2 sloop er een vergroting van de maximale inhoud van de woning plaats kan vinden van 0,35 m3;
  6. de maximale inhoud van een woning na toepassing van deze regeling (uitgezonderd de hoeveelheid bij recht toegestane bijbehorende bouwwerken), bedraagt 1.000 m3.
 
4.3.11 Afwijkingsbevoegdheid voor het toestaan van een grotere oppervlakte van bijbe-horende bouwwerken (sloop-bonus)
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2, en een grotere oppervlakte van bijbehorende bouwwerken toestaan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. alle voormalige (agrarische) bedrijfsgebouwen worden gesloopt;
  2. cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is uitgezonderd van verplichte sloop;
  3. voor iedere m2 aan bebouwing die gesloopt wordt, geldt dat per m2 sloop er een ver-groting van de maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken plaats kan vinden van 0,5 m2;
  4. de maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij een woning na toepassing van deze regeling bedraagt 300 m2;
  5. de overige bepalingen uit artikel 4.2 blijven onverminderd van toepassing.
 
4.3.12 Afwijkingsbevoegdheid voor het toestaan van een grotere oppervlakte van bijbe-horende bouwwerken (sloop-bonus) voor hobbymatig houden van vee
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2 voor extra oppervlak aan bijbehorende bouwwerken voor het hobbymatig houden van vee, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. de woning heeft een bouwperceel met een minimale oppervlakte van 1 hectare;
  2. het aantal bijbehorende bouwwerken voor het hobbymatig houden van dieren dat toe-gestaan wordt op grond van deze regeling, bedraagt niet meer dan 1 per woning;
  3. het betreft een dierenverblijf voor het hobbymatig houden van vee;
  4. er wordt vrijgekomen (agrarische) bebouwing gesloopt waarbij 50% van de gesloopte oppervlakte mag worden teruggebouwd;
  5. cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is uitgezonderd van verplichte sloop;
  6. de maximale oppervlakte van het bijbehorende bouwwerk (dierenverblijf) bedraagt niet meer dan 50 m²;
  7. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken op het bouwperceel be-draagt na realisatie van het bijbehorende bouwwerk niet meer dan de maximale opper-vlakte van 150 m2, dan wel de toegelaten maximale oppervlakte van 300 m², indien er toepassing gegeven is aan artikel 4.3.11;
  8. de goothoogte bedraagt niet meer dan 3 meter;
  9. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 4,5 meter;
  10. er is voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een uitvoer-baar beplantingsplan, dat is afgestemd op de specifieke omgevingskenmerken;
  11. de overige bepalingen uit artikel 4.2 blijven onverminderd van toepassing.
 
4.3.13 Algemene bepalingen voor de toepassing van Sloop-Bonus
  1. de bevoegdheden bedoeld in artikel 4.3.10, 4.3.11 en 4.3.12 mogen gecombineerd toegepast worden;
  2. voor iedere m2 die gesloopt wordt, geldt dat deze slechts voor één van de sloop-bonus regelingen ingezet mag worden, ter voorkoming van dubbeltelling;
  3. sloop op eigen terrein ten behoeve van de regelingen kan gecombineerd worden met sloop elders, mits zeker is gesteld dat de elders gesloopte bebouwing niet herbouwd kan worden;
  4. er mag niet tevens gebruik gemaakt zijn of worden van een provinciale of nationale subsidieregeling voor het slopen van deze bebouwing;
  5. cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is uitgezonderd van verplichte sloop.
 
4.3.14 Afwijkingsbevoegdheid voor huisvesting in afwijking van het begrip 'woning' (kamerverhuur)
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2 en bewoning in afwijking van het begrip 'woning' toestaan voor kamerverhuur, indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. de huisvesting vindt plaats in een bestaande (bedrijfs)woning, die reeds aanwezig is ten tijde van terinzagelegging van dit ontwerpbestemmingsplan;
  2. bij het gebruik voor de huisvesting van kamerhuurders mogen, indien er een huishou-den in de woning woont, naast dit huishouden maximaal 3 kamerhuurders in de (be-drijfs)woning te worden gehuisvest. Indien er geen huishouden woonachtig is, mogen er maximaal 4 kamerhuurders worden gehuisvest;
  3. bij het gebruik voor de huisvesting van kamerhuurders mag huisvesting alleen plaats-vinden op de begane grond en op de eerste verdieping;
  4. er mag geen zodanige verkeersaantrekkende werking optreden dat deze leidt of kan leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  5. er ontstaat geen onevenredige aantasting van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en nabijgelegen bedrijven;
  6. er dient te worden aangetoond dat er sprake is van een verantwoord woon- en leefmili-eu/klimaat;
  7. in een straal van 75 meter wordt voor niet meer dan één perceel/gebouw een omge-vingsvergunning verleend voor kamerverhuur.
 
4.3.15 Afwijkingsbevoegdheid voor het gebruik van een woning als plattelandswoning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om omgevingsvergunning te verlenen voor het ge-bruik van een bedrijfswoning bij een agrarisch bedrijf als plattelandswoning, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. herbestemming tot de bestemming 'Wonen' is niet mogelijk vanwege de milieusituatie van het bijbehorende eigen bedrijf (ook een bedrijf met een mengvorm van agrarische activiteiten gecombineerd met verbrede activiteiten valt hieronder);
  2. er is sprake van een legale situatie, zowel voor de bedrijfswoning(en) als het agrarisch bedrijf;
  3. er is sprake van een bestaand en in gebruik zijnde levensvatbaar agrarisch bedrijf, het-zij zelfstandig, hetzij als onderdeel van een ander agrarisch bedrijf;
  4. er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor de plattelandswoning. Ten behoeve van de toetsing van de normen voor geur en geluid stelt het bevoegd ge-zag een beleidsregel vast;
  5. de milieueffecten van de omliggende bedrijven mogen op het moment van de aanvraag gelet op het woon- en leefklimaat, geen belemmering vormen voor een eventuele om-zetting naar burgerwoning op een later moment;
  6. de toekenning van de aanwijzing tot plattelandswoning mag niet leiden tot het oprichten van een extra bedrijfswoning (cumulatie);
  7. nieuwe bedrijfsgebouwen en/of nieuwe emissiepunten zijn uitsluitend toegestaan op een afstand van minimaal 25 m van de gevel van de plattelandswoning;
  8. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing hetgeen wordt geborgd in een door de gemeente goedgekeurd erfinrichtingsplan.
 
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
  1. het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van buitenopslag
  2. het gebruiken of laten gebruiken van gronden in strijd met de bestemming;
  3. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen voor puinbreken en/of shredderen van hout en snoeiafval;
  4. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bebouwing ten behoeve van het huis-vesten van stagiaires, tenzij op grond van de regels van dit plan een dergelijk gebruik wordt toegestaan.
  5. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bebouwing voor museumactiviteiten;
  6. het gebruiken of laten gebruiken van een weegbrug door derden.
 
4.4.2 Landschappelijke inpassing
De gronden en bouwwerken mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van de bij de aan-duiding genoemde bedrijven, indien de landschappelijke inpassing is gerealiseerd, wordt be-heerd en duurzaam in stand wordt gehouden conform het beplantingsplan zoals opgenomen in Bijlage 2 bij deze regels.
 
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Andere bedrijfsactiviteiten
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 4.1 voor het vestigen van een ander soort bedrijf en/of be-drijfsactiviteit, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De oppervlakte bedrijfsbebouwing mag niet worden vergroot.
  2. Het nieuw te vestigen bedrijf mag naar aard en invloed niet meer milieuhinder voor de omgeving opleveren dan de oorspronkelijk toegestane bedrijfssoort.
  3. Uitsluitend bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1), alsmede bedrijven in categorie 3.1 voor zover deze naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met bedrijven in de categorieën 1 of 2, zijn toegestaan, met uitzondering van bedrijven met agrarische activiteiten.
  4. Het toepassen van de afwijking mag geen onevenredige beperking opleveren van de bestaande bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven tot gevolg hebben.
  5. Het nieuw te vestigen bedrijf mag geen grotere publieks- en/of verkeersaantrekkende werking hebben dan de oorspronkelijk toegestane bedrijfssoort.
  6. Er mag geen uitbreiding van bestaande detailhandel of nieuwvestiging van detailhandel plaatsvinden.
  7. Bij de vestiging van een ander soort bedrijf/bedrijfsactiviteit wordt de maximaal toegela-ten bedrijfsvloeroppervlakte afgestemd op de maximaal toegelaten bedrijfsvloeropper-vlakte per bedrijfscategorie (statische opslag, agrarisch verwant bedrijf, agrarisch tech-nisch hulpbedrijf, niet-agrarisch bedrijf).
 
4.5.2 Buitenopslag
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van de regels voor het toestaan van (permanente) buitenopslag, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Het toepassen van de afwijking mag geen onevenredige beperking opleveren van de bestaande bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven tot gevolg hebben.
  2. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  3. Ten minste 10% van de oppervlakte wordt aangewend voor een goede landschappelij-ke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
  4. De hoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
 
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
4.6.1 Vormverandering bouwvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaar-den:
  1. De totale oppervlakte van het bouwvlak niet mag worden vergroot.
  2. De vormverandering is noodzakelijk voor de ontwikkeling van het bedrijf.
  3. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  4. De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmoge-lijkheden van de naastgelegen percelen.
 
4.6.2 Wijzigen naar Agrarisch
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch' ten behoeve van de vestiging van een reëel agrarisch bedrijf of een te ontwikkelen grondgebonden reëel agrarisch bedrijf, met inachtneming van de volgende bepalingen:
  1. De wijziging is niet toegestaan ten behoeve van de vestiging van een glastuinbouwbe-drijf.
  2. De wijziging ten behoeve van een veehouderij is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’.
  3. De wijziging ten behoeve van een veehouderij is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'beperkingen veehouderij', tenzij er sprake is van een grondgebonden vee-houderij waarbij, naast de voorwaarden als genoemd onder i tot en met m, tevens moet worden voldaan aan het bepaalde onder d tot en met h.
  4. Er dienen maatregelen te worden getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij .
  5. De ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volksgezondheid, in-pasbaar in de omgeving.
  6. Er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buiten-gebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdra-ge aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert.
  7. Er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroor-zaakt van maximaal 31,2 µ/ m³.
  8. Er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief.
  9. Naast de hiervoor aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene voorwaar-den:
    1. De omvang van het bouwvlak mag na toepassing van deze wijzigingsbevoegd-heid niet meer bedragen dan 1,5 ha.
    2. Er is geen sprake van een onevenredige verkeersaantrekkende werking.
    3. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
    4. De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikke-lingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
    5. Deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast mits dit gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van ex-tensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de re-geling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in Bijlage 4 van de planregels.
 
4.6.3 Wijzigen naar Wonen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Het bouwvlak wordt verkleind tot de voormalige bedrijfswoning en het bestemmingsvlak wordt verkleind tot de voormalige bedrijfswoning, bijgebouwen, overkappingen en bij-behorende tuinen.
  2. De oppervlakte aan bijgebouwen bij de woning dient door sloop van overtollige bebou-wing teruggebracht te worden tot 100 m², tenzij toepassing wordt gegeven aan de re-geling in lid c of sprake is van een situatie als bedoeld in lid d.
  3. Bij sloop van alle overtollige bedrijfsbebouwing geldt dat, ofwel 25% van de oppervlakte van de overtollige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een maximum van 900 m³ ofwel 25% van de oppervlakte van de overtollige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de toegelaten oppervlakte aan bijge-bouwen van 100 m² tot een maximum van 200 m² waarbij alle bijgebouwen en over-kappingen, met een oppervlakte groter dan 100 m², dienen te worden gesloopt.
  4. Cultuurhistorisch waardevolle gebouwen dienen te allen tijde gehandhaafd dienen te blijven.
  5. De woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verant-woord woon- en leefklimaat.
  6. Het bedrijf ter plaatse is beëindigd.
  7. Er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen.
  8. De woning leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmoge-lijkheden van de naastgelegen percelen.
  9. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuur-historie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkom-stig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Sint-Oedenrode zoals opgenomen in Bijlage 4 van de planregels.
  10. Aan de gronden die met toepassing van deze wijziging vallen buiten het bestemmings-vlak wonen, wordt de agrarische gebiedsbestemming toegekend, met de belendende agrarische gebiedsbestemming.
 
Artikel 5 Groen
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groenvoorzieningen;
  2. gazons, bermen en beplanting;
  3. paden;
  4. extensief recreatief medegebruik.
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. landschappelijke inpassing, zoals opgenomen als bijlagen bij de regels;
 
met de daarbij behorende:
  1. voorzieningen van algemeen nut.
 
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
Op of in de in 5.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van extensief dagrecreatief medegebruik, zoals informatieborden, picknickplekken, banken en afvalbakken worden gebouwd met een maximale hoogte van 2,5 m.
 
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Verbod
Het is verboden op of in de in 5.1 genoemde gronden zonder of in afwijking van een omge-vingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
  1. het aanleggen en/of verharden van wegen en paden of het aanbrengen van andere op-pervlakteverhardingen groter dan 100 m²;
  2. het ophogen, verlagen, afgraven, egaliseren of anderszins wijzigen van het maaiveldni-veau;
  3. het vellen en/of rooien van waardevolle beplanting en/of bomen;
  4. het aanleggen, vergraven of dempen van waterlopen en andere waterpartijen;
  5. het mengen, woelen, diepploegen of uitvoeren van andere grondbewerkingen;
  6. het aanbrengen of verwijderen van transport-, energie-, telecommunicatie-, of draina-geleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  7. het aanbrengen van onderbemaling of anderszins wijzigen van de grondwaterstand.
 
5.3.2 Uitzonderingen
Het in 5.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde en/of werkzaamheden welke:
  1. het normale onderhoud, beheer en/of gebruik betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
  4. ter uitvoering van de als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen beplantingsplan-nen cq inpassingsplannen.
 
5.3.3 Toelaatbaarheid
De in 5.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien er is aange-toond dat de werken, geen bouwwerken zijnde en/of werkzaamheden geen belemmering vor-men voor het behoud, herstel en/of duurzame ontwikkeling van de ecologisch, landschappelijk en/of cultuurhistorisch waardevolle landschapselementen.
 
3 Algemene regels
 
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouw-plannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene bouwregels
 
Voor een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan, met inachtneming van het bepaalde in of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, aanwezig is, dan wel gebouwd mag worden krachtens een omgevingsvergunning, gelden de bestaande maat-voering en situering, met dien verstande dat:
  1. bestaande maten die meer of minder bedragen dan in dit plan zijn voorgeschreven, ter plaatse van de afwijking als respectievelijk ten hoogste of ten laagste toelaatbaar wor-den geacht;
  2. de (onderdelen van) bouwwerken waarvan de maten afwijken van wat in dit plan is be-paald, mogen worden vergroot of verhoogd tot de in het plan opgenomen maten;
  3. bij herbouw het bepaalde onder a uitsluitend van toepassing is, indien herbouw op de-zelfde plaats (op de bestaande fundamenten) geschiedt;
  4. op een bouwwerk als bedoeld onder c, het overgangsrecht niet van toepassing is.
 
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
  
8.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
  1. het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden als opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daar-van, oude en nieuwe bouwmaterialen, afval, puin, grind en brandstoffen, tenzij dit ge-bruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  2. het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden als uitstallings- of opslag-plaats van al dan niet voor gebruik geschikte voer- of vaartuigen of onderdelen daar-van, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  3. het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden als uitstallings- of opslag-plaats, dan wel staan- of ligplaats voor onderkomens, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  4. het gebruiken of laten gebruiken van woningen voor enige vorm van detailhandel (uit-gezonderd internetwinkels zonder afhaalpunt of showroom in het kader van aan-huis-verbonden bedrijvigheid en productiegebonden detailhandel als nevenactiviteit bij agra-rische bedrijfswoningen in het buitengebied) en/of horeca (uitgezonderd ondersteunen-de horeca als nevenfunctie bij agrarische bedrijfswoningen in het buitengebied);
  5. het gebruiken of laten gebruiken van een gedeelte van een bedrijfsgebouw of bijbeho-rend bouwwerk bij een (bedrijfs)woning als woonruimte;
  6. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting en/of prostitutie;
  7. het niet-instandhouden van de verplichte parkeervoorzieningen, behoudens als daar-voor een omgevingsvergunning verleend is op grond van lid 8.2.
 
8.2 Voorwaardelijke verplichting parkeren
  1. bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitbreiden van een gebouw en/of voor het veranderen van de functie van een gebouw of bouwperceel, dient voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of op openbaar gebied aanwezig te zijn of gerealiseerd te worden, dan wel in stand te worden gehouden.
  2. Voor de sub a genoemde voldoende parkeergelegenheid dienen de normen zoals be-doeld in de beleidsregel 'Nota Parkeernormen Meierijstad 2018' als vastgesteld op 18 december 2018, in acht genomen te worden.
  3. Indien deze beleidsregels of de bijlagen gedurende worden gewijzigd door het bevoegd gezag, dient rekening gehouden te worden met deze wijziging. De parkeernormen uit de beleidsregels en/of bijlagen zoals die gelden ten tijde van de ontvangst van de aan-vraag worden toegepast.
 
8.3 Afwijkingsbevoegdheid parkeernorm
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.2 in-dien:
  1. er in voldoende parkeer- of stallingruimte wordt voorzien op een andere wijze, of;
  2. het ruimtelijk gezien niet wenselijk is de nodige parkeer- of stallingruimte op eigen ter-rein te voorzien en er voldoende openbare parkeerplaatsen binnen een acceptabele af-stand aanwezig zijn; en;
    • er een parkeertelling aanwezig is die aantoont dat er voldoende parkeerplaat-sen in de openbare ruimte aanwezig zijn die benut kunnen worden, of;
    • aangetoond kan worden dat volstaan kan worden met een lagere parkeernorm.
 
8.4 Manoevreerruimte en ruimte voor laden en lossen bij parkeren
  1. Er dient voldoende manoeuvreerruimte beschikbaar te zijn voor het kunnen functione-ren van de parkeerplaatsen;
  2. Een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitbreiden van een gebouw en/of voor het veranderen van de functie van een bouwperceel waarbij een behoefte bestaat voor ruimte voor het laden of lossen van goederen wordt slechts verleend, indien is aange-toond dat op het betreffende bouwperceel in voldoende mate ruimte voor het laden of lossen van goederen is of zal worden aangebracht.
 
4 Overgangs- en slotregels
 
Artikel 9 Overgangsrecht
  
9.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aan-wezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsver-gunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet ge-gaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergun-ning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijd-stip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
 
9.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaal-de in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig ge-bruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepa-lingen van dat plan.
 
9.3 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwe-gende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende be-stemmingsplan kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.
 
Artikel 10 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening Spierkesweg 13 en Jekschotseweg 30 te Sint-Oedenrode’.