Plan: | Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 4 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1948.BGO000BP0042017P-VG01 |
Jaarlijks ontvangt de gemeente Meierijstad diverse verzoeken van mensen die een ruimtelijke of functionele ontwikkeling willen realiseren in het buitengebied. Het merendeel van deze verzoeken ofwel initiatieven passen binnen de geldende regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied' van de voormalige gemeente Sint-Oedenrode en kunnen rechtstreeks worden verleend. Voor de overige initiatieven, waar dus geen omgevingsvergunning voor verleend kan worden op basis van het geldende bestemmingsplan, is een nadere afweging nodig. Er dient te worden gekeken of het initiatief ruimtelijk/functioneel past in het buitengebied, een relatie heeft met het buitengebied en kwalitatief bijdraagt aan de ontwikkeling van het buitengebied. Op basis van deze nadere afweging kan het college al dan niet besluiten om in principe medewerking te verlenen..
Voor de initiatieven die niet passen binnen de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied' en waarvoor het college in principe medewerking heeft verleend, is een (partiële) herziening van het bestemmingsplan nodig. Onderhavige rapportage betreft de partiële herziening voor negen initiatieven in het buitengebied. In onderstaande tabel worden de initiatieven kort beschreven. In hoofdstuk 2 volgt een uitgebreidere beschrijving.
1. | Boskantseweg 58-60 | de bouw van vier vrijstaande of zes halfvrij staande woningen |
2. | Boskantseweg ongenummerd | de bouw van een vrijstaande woning |
3. | Lieshoutseweg 80/80a en Vogelsven ongenummerd | bestemmingswijziging woning Lieshoutseweg 80 en te herbouwen woning |
4. | Ollandseweg 159 | het vergroten van de maximaal toegestane bebouwde oppervlakte |
5. | Schijndelseweg 47 | sanering en vervangende nieuwbouw van de bijgebouwen |
6. | Sloef 7 | omschakeling naar de bestemming Bedrijf ten behoeve van een aannemersbedrijf zonder werkplaats |
7. | Slophoosweg 10a | omschakeling naar de bestemming Bedrijf ten behoeve van statische opslag van goederen en (klassieke) auto’s |
8. | Spierkesweg 13-13a | het in overeenstemming brengen van het juridisch-planologische regime met de feitelijke situatie binnen het bedrijf (legalisatie van activiteiten). |
9. | Strobolse Heidesteeg 10 | Opnemen van de bestemming voor ambachtelijk- historisch museum Hoeve Strobol |
Tabel 1: Korte beschrijving van de initiatieven
Naast de afzonderlijke locaties zijn er door de gemeente wijzigingen doorgevoerd om het plan op punten te verbeteren (ambtshalve wijzigingen). Een overzicht van de wijzigingen die doorgevoerd zijn, staan in paragraaf 2.13.
Het plangebied bestaat uit negen op zichzelf staande locaties. De ligging van deze locaties zijn weergegeven op de navolgende afbeelding. De nummers op de afbeelding corresponderen met de nummers in de tabel hierboven.
Afbeelding 1: Ligging van de planlocaties (1. Boskantseweg 58-60, 2. Boskantseweg Ong., 3. Lieshoutseweg 80, 4. Ollandseweg 159,
5. Schijndelseweg 47, 6. Sloef 7, 7. Slophoosweg 10a, 8. Spierkesweg 13-13a, 9. Strobolse Heisteeg 10 in buitengebied
Sint-Oedenrode.
Voorliggend bestemmingsplan bestaat uit 7 hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 per initiatief gekeken naar de bestaande en beoogde situatie. In hoofdstuk 3 wordt gekeken naar het ruimtelijk relevante beleid. In hoofdstuk 4 wordt de toelaatbaarheid van de initiatieven vanuit milieu- en omgevingsaspecten beoordeeld. Hoofdstuk 5 geeft een toelichting op de juridische opzet van het plan. In hoofdstuk 6 wordt de financiële uitvoerbaarheid behandeld en in hoofdstuk 7 komt de maatschappelijke uitvoerbaarheid ter sprake.
Voor het opstellen van een bestemmingsplan is het van belang dat de uitgangssituatie, de bestaande situatie, goed in beeld wordt gebracht. In dit hoofdstuk volgt per initiatief een korte beschrijving van de bestaande situatie. Ook volgt een korte beschrijving van de beoogde situatie (planbeschrijving). Voor een uitgebreide beschrijving wordt verwezen naar de afzonderlijke ruimtelijke onderbouwingen (zie bijlagen 1 t/m 9 bij de toelichting).
De planlocatie 'Boskantseweg 58-60' (kadastraal bekend sectie M, nummers 146, 147 en 148) ligt ten westen van de kern Sint-Oedenrode aan de rand van de bebouwde kom. Op de locatie was voorheen een agrarisch bedrijf gevestigd. Dit bedrijf is inmiddels beëindigd en de voormalige agrarische bebouwing is gesloopt. Er is een burgerwoning (gesplitste woonboerderij Boskantseweg 58/60) aanwezig, waarin de initiatiefnemer woonachtig is op nr. 58, de woning nr. 60 wordt bewoond door derden. Op het perceel nummer 58 staat een bijgebouw van 300 m2 dat in stand blijft na realisering van het project. Deze wordt aangemerkt als bijgebouw bij (één van) de te bouwen woningen.
Afbeelding 2: Luchtfoto van de planlocatie Boskantseweg 58-60 en directe omgeving
De projectlocatie betreft het aan de weg gelegen deel van de percelen met een totale oppervlakte van ca. 4.000 m2. Het onderhavige bestemmingsplan maakt het mogelijk om maximaal zes half vrijstaande woningen (driemaal twee-aaneen) of vier vrijstaande woningen te bouwen. Hiertoe wordt op de verbeelding een bouwstrook met een diepte van 15 meter opgenomen waarin de woningen (hoofdbebouwing), gerealiseerd moeten worden. Er is een variant voor 6 halvrijstaande woningen en een variant met 4 vrijstaande woningen gemaakt. Er worden dus maximaal vier woningen toegevoegd in vergelijking met de bestaande situatie.
Afbeelding 3: Schets toekomstige situatie planlocatie Boskantseweg 58-60, variant 6 halfvrijstaande woningen
Afbeelding 4: Schets toekomstige situatie planlocatie Boskantseweg 58-60, variant 4 vrijstaande woningen
De planlocatie 'Boskantseweg ong.' behoort tot het perceel Boskantseweg 65 te Sint-Oedenrode, kadastraal bekend sectie M 201. Het is momenteel een onbebouwd agrarisch perceel. Aan de oost- en zuid- oostzijde bevindt zich de bebouwde kom terwijl ten westen en zuidwesten van de locatie sprake is van een overwegend agrarisch gebied. De directe omgeving kenmerkt zich met name door de aanwezigheid van diverse burgerwoningen. Verder zijn er in de buurt een tuincentrum, een autoservice- en productontwikkelingsbedrijf en de waterzuiveringsinstallatie Sint-Oedenrode gelegen.
Afbeelding 5: Luchtfoto van de locatie Boskantseweg ong. en directe omgeving
De voorgenomen ontwikkeling is gericht op de bouw van een nieuwe woning op de locatie Boskantseweg ong. in het kader van de zogenaamde Ruimte-voor-Ruimte regeling. Deze regeling maakt het mogelijk dat in ruil voor sloop van varkensstallen en inleveren van fosfaatrechten nieuwe woningen kunnen worden gebouwd. In dit geval worden elders in het buitengebied stallen gesloopt en worden mestproductierechten uit de markt gehaald.
De beoogde ontwikkeling is kleinschalig van aard en past binnen de stedenbouwkundige structuur. In de principe- uitspraak hebben burgemeester en wethouders aangegeven dat de volgende maatvoeringregels in acht moet worden genomen:
Afbeelding 8:
Afbeelding 6: beoogde bestemming locatie Boskantseweg ong..
De planlocatie 'Lieshoutseweg 80-80a en Vogelsven ongenummerd' ligt ten oosten van de kern van Nijnsel. In de huidige situatie bestaat het plangebied uit een perceel wat bestemd is als ‘Agrarisch met waarden-Landschapswaarden’ met functieaanduiding specifieke vorm van agrarisch met waarden -intensieve veehouderij begrensd en de functieaanduiding persoonsgebonden overgangsrecht. Het (agrarische) bouwvlak heeft een omvang van ca. van 12.000 m²
Afbeelding 7: Luchtfoto van de planlocatie Lieshoutseweg 80-80a en directe omgeving
In de beoogde situatie is er sprake van een passende woonfunctie ter plaatse. Door het handhaven van de bestaande woning aan de Lieshoutseweg 80 en de situering van het bouwvlak aan het Vogelsven ontstaan er vanuit landschappelijk en stedenbouwkundig oogpunt geen bezwaren tegen de voorgenomen verandering. Door het realiseren van twee vrijstaande woningen in het gemengd gebied draagt de ontwikkeling bij aan het gemengde karakter van het gebied en vormt geen belemmering voor de bedrijven in de omgeving.
Afbeelding 8: Beoogde ontwikkeling Lieshoutseweg 80-80a
De Ollandseweg is de doorgaande weg tussen Sint-Oedenrode en Olland. De planlocatie 'Ollandseweg 159' ligt op ongeveer 900 meter ten oosten van de bebouwde kom van Olland. Ter plaatse is een houtverwerkend bedrijf aanwezig. Buitenopslag (tot 5 meter hoog) is op deze locatie toegestaan ingevolge een vrijstelling ex artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening die in 2006 is verleend. De maximum toegestane oppervlakte aan bedrijfsbebouwing is 1679m² binnen het aanwezige bouwvlak. Er is geen bedrijfswoning toegestaan.
Afbeelding 9: Luchtfoto van de planlocatie Ollandseweg 159 en directe omgeving
De nu toegestane bebouwingsoppervlakte van 1679m² voor bedrijfsgebouwen is ontoereikend. Verzocht wordt om een uitbreiding van de bebouwing met 1500m². De ontwikkelingen in de branche maken uitbreiding van de bebouwing om meerdere redenen noodzakelijk. Het feit dat hout een natuurproduct is brengt met zich mee dat opslag en verwerking van hout, plaatmateriaal en gereed product zoveel mogelijk overdekt en/ of inpandig moeten geschieden. Momenteel kan hierin nog niet in voldoende mate worden voorzien.
Op een groot deel van het terrein liggen hout en houtproducten opgeslagen op de grond of op al dan niet overdekte stellingen. Verder is nagenoeg het gehele terrein verhard met uitzondering van enkele stroken aan de randen. Verder maakt de uitbreiding van bebouwing het mogelijk om met meer geavanceerde machines te gaan werken. De aard en intensiteit van de bedrijfsactiviteiten verandert niet.
Afbeelding 10: Voorgenomen ontwkikkeling Ollandseweg 159, gewenste uitbreiding zwart omlijnd
Op de planlocatie 'Schijndelseweg 47' is één woning met in principe 100m² aan bijbehorende bouwwerken toegestaan. De oppervlakte van de bijgebouwen is echter veel groter, namelijk ruim 400m² en ook de (goot) hoogte is meer dan voor bijgebouwen is toegestaan: 3,5 resp. 7 meter. Een deel van de bebouwing bestaat uit een voormalige kas.
Afbeelding 11: Luchtfoto van de planlocatie Schijndelseweg 47 en directe omgeving
Er is een bedrijf aan huis aanwezig. De kernactiviteit is de verhuur van verreikers met machinist. De aard van het bedrijf brengt met zich mee dat de feitelijke bedrijfsactiviteiten op locatie elders worden verricht. Op de locatie aan de Schijndelseweg vinden de administratieve en organisatorische werkzaamheden plaats en verder wordt er materieel gestald waaronder de bedrijfswagen.
De bestaande bebouwing levert absoluut geen bijdrage aan de kwaliteit van het landelijk beeld. Om tot een betere bebouwingssituatie te komen die daarnaast ook mogelijkheden voor het bedrijf ter plaatse biedt, is afgesproken dat de bestaande bijgebouwen ( ± 400m²) worden gesloopt waarna er een nieuw bijgebouw kan worden gebouwd met een oppervlakte van 200m², met een goothoogte van 5 meter en een bouwhoogte van 9 meter. Hiermee is sprake van een win- winsituatie.
Verder is het van belang dat er op het perceel voldoende manoeuvreerruimte is in verband met de draaicirkel van de trekker met oplegger waarmee de verreiker wordt vervoerd. Aan de zuidzijde van het perceel kan een strook van 46 x 10 vervallen, deze krijgt de bestemming Agrarisch. Aan de westzijde wordt een strook van nagenoeg dezelfde oppervlakte ( diepte 11,5 m) aan het bestemmingsvlak Wonen toegevoegd.
Afbeelding 12: Inrichtingsplan Schijndelseweg 47
Het perceel Sloef 7, 5492 TN Sint-Oedenrode heeft in het bestemmingsplan buitengebied de bestemming Agrarisch met de functieaanduiding ‘intensieve veehouderij’. De intensieve veehouderij is gestaakt, de agrarische activiteiten die er nog plaatsvinden hebben betrekking op akkerbouw. Er is 20 ha grond in gebruik voor de teelt van maïs en als grasland. Verder is er op het perceel een aannemingsbedrijf gevestigd, dat ter plaatse een kantoor en opslagruimte heeft. Er is geen werkplaats.
Afbeelding 13: Luchtfoto van de planlocatie Sloef 7 en directe omgeving
Verzocht wordt om een omschakeling van de locatie naar de bestemming Bedrijf ten behoeve van een aannemersbedrijf zonder werkplaats. Hierbij zijn de volgende ruimtelijke randvoorwaarden gesteld door de gemeente:
Afbeelding 14: beoogde inrichting planlocatie Sloef 7
De locatie ligt binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Buitengebied Sint Oedenrode’ en heeft een agrarische bestemming. De aanwezige bebouwing wordt op dit moment niet gebruikt voor agrarische doeleinden. Sinds begin 2016 wordt de gehele bebouwing gebruikt als statische opslag van goederen en (klassieke) auto’s.
Afbeelding 15: luchtfoto planlocatie Slophoosweg 10a
Verzocht wordt om de bestemming in overeenstemming te brengen met het bestaande gebruik. Hiervoor wordt omschakeling naar de bestemming 'Bedrijf' verzocht ten behoeve van de opslag van statische goederen en klassieke auto's. De museumfunctie zal gerealiseerd worden in het voorste bedrijfsgebouw, welke een oppervlakte heeft van 411m². Overtollige bebouwing zal worden gesloopt.
Afbeelding 16: beoogde bestemming Slophoosweg 10a
Het plangebied is gelegen aan de Spierkesweg 13/13a in het buitengebied van Sint-Oedenrode op ruim 3,5 kilometer noordoostelijk van de kern Nijnsel en ruim 4 kilometer oostelijk van de kern Sint-Oedenrode. Op de locatie Spierkesweg 13/13a te Sint-Oedenrode is een bedrijf gevestigd in de training van honden (Police Dogs Centre Holland B.V.).
Deze activiteit is in overeenstemming met het ter plaatse geldende bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode’. Op het perceel is echter sprake van een aantal zaken die niet passen binnen het huidige bestemmingsplan. Dit is door de gemeente geconstateerd in een controlerapport d.d. 27 november 2015 (kenmerk 229162). Dit betreft de volgende zaken:
Afbeelding 17: luchtfoto van de locatie Sperkesweg 13/13a
Afbeelding 18: tekening weergave bestaande situatie Spierkesweg 13/13a.
De door de initiatiefnemer gewenste situatie betreft het juridisch-planologisch vastleggen van de bestaande situatie en het in gebruik nemen van 400 m² van de bedrijfsgebouwen ten behoeve van de productiegerichte paardenhouderij. Ten behoeve van de ontwikkelingen is een landschappelijk inpassingsplan opgesteld.
Afbeelding 19: tekening weergave beoogde situatie Spierkesweg 13/13a.
1. Bedrijfsgebouw (schuur) ten behoeve van hondentrainingscentrum en productiegerichte paardenhouderij (circa 2.530 m², waarvan 400 m² voor paardenhouderij);
2. Bedrijfsgebouw (binnenbak) ten behoeve van hondentrainingscentrum (circa 725 m²);
3. Mestopslag (circa 56,5 m²; dit betreft een bouwwerk, geen gebouw zijnde);
4. Buitenrijbak (circa 1.200 m²);
5. Paardenstal (zie figuur 2.2, circa 45 m²; dit betreft een bedrijfsgebouw);
6. Woning Spierkesweg 13a met aangebouwde overkapping. De woning is omgezet in een ‘plattelandswoning’;
7. Logiesgebouw (circa 70 m²; dit betreft een bedrijfsgebouw).
De inrichtingsmaatregelen voor de inpassing bestaan uit:
- Aanplant van houtsingel met boomvoormers aan de noordzijde (nr. A);
- Aanplant van struweelhaag aan de zuidzijde (nr. B);
- Aanplant lage haag rond de privétuin (nr. C);
- Aanplant ca. 3 hoogstam fruitbomen in de privétuin (nr. D).
Het perceel Strobolse Heidesteeg 10 ligt ten oosten van Nijnsel en heeft gedeeltelijk een bestemming Wonen en gedeeltelijk betreft het een bestemming Agrarisch met waarden. Ter plaatse is voormalige agrarische bedrijfsbebouwing ( intensieve veehouderij/ stalinrichting) aanwezig, waarin door vrijwilligers een ambachtelijk- historisch museum ingericht onder de naam Hoeve Strobol is ingericht. De geldende bestemmingen laten de exploitatie van een museum met bijkomende activiteiten niet toe.
Het museum is ontstaan vanuit de interesse van de initiatiefnemer in oude werktuigen, voertuigen, gereedschappen en dergelijke die in vroeger jaren in de landbouw en bij diverse ambachten gebruikt werden. Die interesse leidde tot het verzamelen, opknappen en restaureren van allerlei zaken. Na het beëindigen van de bedrijfsmatige activiteiten is de voormalige bedrijfsbebouwing geleidelijk aan in gebruik genomen voor opslag en stalling van materialen en als werkplaats voor restauratie.
Afbeelding 20: luchtfoto van planlocatie Strobolse Heidesteeg 10
De volgende stap is geweest het meer blijvend inrichten van een steeds groter wordend deel van de bebouwing voor het tonen van de collectie aan bezoekers al dan niet in combinatie met demonstraties. Inmiddels heeft dit een omvang genomen die de kwalificatie ‘ambachtelijk- historisch museum’ rechtvaardigt.
De hoofddoelstelling van de stichting is het in stand houden en uitbreiden van het ambachtelijk museum en het organiseren van historische evenementen. Een en ander in combinatie met kleinschalige, ondersteunende horeca zodat de bezoekers ter plaatse een consumptie kunnen gebruiken. De totale bebouwing , exclusief de woning met bijgebouw, heeft een oppervlakte van 1290m². Deze is in gebruik voor museum/ expositie inclusief ontvangstruimte, restauratiewerkplaats en opslag- en stallingruimte.
Afbeelding 25: bestaande bebouwing met functies
De beoogde bestemming wordt Recreatie met de aanduidingen dagrecreatie, ambachtelijk- historisch museum en ondersteunende horeca en een maximaal toegelaten bebouwingsoppervlakte van 1290m², exclusief woning met bijgebouw.
Op 27 mei 2014 is door middel van een wijzigingsplan het bouwvlak aan de Koeveringsedijk 33 uitgebreid. Bij de vaststelling van 'Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2' in juni 2015 is de begrenzing van het wijzigingsplan niet volledig vertaald. Dit heeft tot gevolg dat er twee plannen aanwezig zijn ter plaatse van de Koeveringsedijk met afwijkende bouwvlakken, wat zorgt voor conflicterende regelgeving.
Figuur 2.10.1: vergelijking van de bouwvlakken
In de beoogde situatie wordt de begrenzing van de eerder vastgestelde uitbreiding van het bouwvlak uit het wijzingsplan van 2014 overgenomen, met dien verstande dat de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - veehouderij' die middels "Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2" aan het plan toegevoegd is, gaat gelden voor dat bouwvlak. Het aanvankelijke - bij het eerdergenoemde wijzigingsplan uit 2014 behorende - beplantingsplan is aangepast. Dit beplantingsplan wordt opgenomen in bijlage 7 van de planregels. De uitvoering, beheer en instandhouding van het beplantingsplan wordt door middel van een voorwaardelijke verplichting in de planregels opgenomen (artikel 4.5.11).
Planlocatie 1: Boskantseweg 58-60
In de bestemmingsomschrijving is opgenomen dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwingsregeling' ten hoogste 4 vrijstaande woningen of 6 halfvrijstaande woningen mogen worden gebouwd (artikel 23.1). In de bouwregels van de bestemming Wonen is opgenomen dat de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwingsregeling' 3 meter mag bedragen, ingeval van oprichting van halfvrijstaande woningen (artikel 23.2.2). De wijzigingsbevoegdheid die in artikel 33.4 van bestemmingsplan 'Buitengebied Sint-Oedenrode' opgenomen was om de bestemming van Agrarisch te wijzigen naar Wonen ten behoeve van 6 woningen komt te vervallen.
Planlocatie 3: Lieshoutseweg 80-80a en Vogelsven ongenummerd
Op de verbeelding wordt een functieaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - voorwaarde ingebruikname' opgenomen. Deze aanduiding is opgenomen om te bewerkstelligen dat er per saldo geen sprake is van een toename van het aantal woningen. Als voorwaardelijke verplichting voor de ingebruikname van de nieuwe woning geldt dat het aantal woningen ter plaatse van Lieshoutseweg 80-80a teruggebracht moet worden tot één.
Planlocatie 4: Ollandseweg 159
Planlocatie 5: Schijndelseweg 47
In de bouwregels van de bestemming Wonen is opgenomen dat ter plaatse van de Schijndelseweg 47 de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 200 m2, waarbij de goothoogte van het bijgebouw aan een zijde 5m mag bedragen en waarbij de nokhoogte van het bijgebouw 9m mag bedragen (artikel 23.2.3).
Planlocatie 6: Sloef 7
Akkerbouw ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – akkerbouw'
Akkerbouw is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - akkerbouw', waarbij voor de gebouwen geldt dat:
Planlocatie 7: Slophoosweg 10a
f. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bebouwing voor museumactiviteiten, met dien verstande dat ter plaatse van de locatie Slophoosweg 10a museumactiviteiten als nevenfunctie zijn toegelaten, waarbij geldt dat:
Planlocatie 8: Spierkesweg 13/13a
Planlocatie 9: Strobolse Heidesteeg 10
Onderstaande is aan de tabel bij de bestemming Recreatie toegevoegd (artikel 15).
‘sr – 10’ | Strobolse Heidesteeg | 10 | a. Dagrecreatie b. Ambachtelijk-historisch museum c. Demonstratieruimten d. Ondersteunende horeca e. Onderhoud/werkplaats |
1 | 1.290 |
Aanpassing van de regels en bijlage 07 voor borging van de landschappelijke inpassing
Naar aanleiding van de initiatieven zijn er landschappelijke inpassingsplannen opgesteld of moet de voorwaarde gesteld worden aan de bouw dat deze opgesteld wordt en goedgekeurd wordt door het bevoegd gezag. Dit heeft de volgende wijzigingen tot gevolg:
1. Boskantseweg 58-60
De bestemming wordt gewijzigd in Wonen met een bouwvlak voor hoofdgebouwen. Er een 'specifieke bouwaanduiding - bebouwingsregeling'opgenomen om het aantal woningen, de typologie en de afwijkende afstand tot zijdelingse perceelsgrens indien tweekappers gerealiseerd worden te regelen. De archeologische dubbelbestemming en dubbelbestemming 'attentiegebied EHS' zijn overgenomen uit het vorige plan.
2. Boskantseweg ongenummerd
De bestemming wordt gewijzigd in Wonen met een bouwvlak voor hoofdgebouwen. Er zijn aanduidingen opgenomen waar bijgebouwen toegestaan en waar deze uitgesloten worden. De archeologische dubbelbestemming en dubbelbestemming 'attentiegebied EHS' zijn overgenomen uit het vorige plan.
3. Lieshoutseweg 80/80a en Vogelsven ongenummerd
De bestemming wordt gewijzigd in twee bestemmingsvlakken Wonen met een bouwvlak voor één woning. Er zijn aanduidingen opgenomen waar bijgebouwen toegestaan en waar deze uitgesloten worden. Het overige gebied heeft de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden'. De archeologische dubbelbestemming is overgenomen uit het vorige plan.
4. Ollandseweg 159
Er is een bestemming Bedrijf opgenomen met een aangepast bouwvlak waar de bebouwing plaats dient te vinden. Er is een aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 25' opgenomen die correspondeert met de lijst van bedrijvigheid die opgenomen is binnen de bestemming. De archeologische dubbelbestemming en dubbelbestemming 'attentiegebied EHS' zijn overgenomen uit het vorige plan. Verder de gebiedsaanduidingen 'bebouwingsconcentratie 2' en 'cultuurhistorisch waardevol gebied' opgenomen, ook deze waren reeds aanwezig.
5. Schijndelseweg 47
Aaan de achterzijde van de woning is de bestemming Wonen vergroot, met de aanduiding 'bijgebouwen'. Aan de zuidzijde is de bestemming Wonen voor een gelijk deel gewijzigd in de bestemming Groen.
6. Sloef 7
De bestemming Agrarisch wordt deels omgezet naar de bestemming 'Bedrijf' met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 68'. Voor een deel van het bestemmingsvlak geldt de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - buitenopslag'. De bestaande archeologische dubbelbestemming blijft aanwezig.
7. Slophoosweg 10a
Er wordt een bestemming 'Bedrijf' met aanduiding 'sb-67' opgenomen. De reeds aanwezige dubbelbestemmingen voor archeologie en attentiegebied EHS blijven aanwezig.
8. Spierkesweg 13-13a
Binnen de bestemming 'Bedrijf' met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 50' is de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf stageverblijven' opgenomen. Binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' is de aanduiding 'rijbak' opgenomen.
9. Strobolse Heidesteeg 10
De bestemming 'Wonen' en 'Agrarisch' zijn gewijzigd in een bestemming 'Recreatie' met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 10'. Een deel van de bestemming Agrarisch ten westen van het perceel in gewijzigd in Natuur en een deel van de bestemming Agrarisch ten oosten van de recreatiebestemming heeft de bestemming Groen gekregen. De dubbelbestemmingen voor attentiegebied ecologische hoofdstructuur en voor archeologische waarden zijn overgenomen uit het geldende plan.
Naast de aanpassingen die vanwege de verzoeken tot herziening van het bestemmingsplan tot stand zijn gekomen, zijn er aanpassingen die door de gemeente doorgevoerd zijn ter verbetering van het plan. Deze wijzigingen betreffen:
1. Geconsolideerde planregels
De combinatie van bestemmingsplan 'Buitengebied Sint-Oedenrode', Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 1' en 'Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2' heeft geresulteerd in een set van regels waarin delen doorgehaald zijn, delen geel gemarkeerd zijn en een nummering die niet logisch meer door liep. Ook zijn er in enkele regels verschillen geconstateerd tussen de elektronisch beschikbaar gestelde versie en de analoge versie van 'Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2' (zo zijn bijvoorbeeld de artikelen 3.3.7 en 3.3.8 abusievelijk weggevallen in de digitaal beschikbaar gestelde versie). Ook heeft er een aanpassing van enkele regels plaatsgevonden in 'Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 3'.
Voor de leesbaarheid worden de regels van deze voorgaande plannen in zijn geheel vervangen door de regels van 'Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 4'. Inhoudelijk heeft dit geen verandering tot gevolg.
De verbeeldingen (plankaarten) van bestemmingsplan 'Buitengebied Sint-Oedenrode', Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 1', 'Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2' en 'Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 3' blijven wel gelden, met uitzondering van de onderdelen die herzien worden via de verbeelding van 'Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 4'.
2. Toevoeging van begripsbepalingen
3. Toevoegen van 'overige agrarische bedrijven' aan de agrarische bestemmingen
Aan de bestemmingen 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en 'Agrarisch met waarden - natuur- en Landschapswaarden' wordt in de bestemmingsomschrijving ook 'overige agrarische bedrijven' opgenomen, zodat agrarische bedrijven die niet bij de specifieke omschrijvingen passen niet uitgesloten worden (artikel 3.1, 4.1 en 5.1).
4. Toevoegen van bouwregels over rijhallen bij productiegerichte paardenhouderijen
Volgens de regels mogen rijhallen maximaal 1.000 m2 bedragen per bouwvlak. Dat is niet toereikend voor productiegebonden paardenhouderijen. In de bouwregels van de bestemmingen 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en 'Agrarisch met waarden - natuur- en Landschapswaarden' wordt bepaald dat ter plaatse van de aanduiding 'productiegerichte paardenhouderij' oprichting van een of meerdere rijhallen is toegestaan met een maximaal gezamenlijke oppervlakte van 3.000 m2 (artikel 3.2.5, 4.2.5 en 5.2.5).
5. Uitsluiten van het gebruik van wijzigingsbevoegdheden bij bedrijfsgebouwen buiten het bouwvlak
Binnen de agrarische bestemmingen zijn er gevallen waar bijdrijfsgebouwen aanwezig zijn buiten een bouwvlak. Deze zijn met een specifieke bouwaanduiding aangeduid op de verbeelding. Aan de regels die voor deze gebouwen zijn opgenomen in het plan, is toegevoegd dat de wijzigingsbevoegdheden niet van toepassing zijn (3.2.6, 4.2.6 en 5.2.6).
6. Toevoegen van een afwijkingsbevoegdheid voor vergroten van de inhoud van bedrijfswoningen
In de afwijkingsbevoegdheden van de bestemming 'Wonen' is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om af te wijken van de maximale inhoudsmaat van 750 m3, naar een maximum van 900 m3, mits dit gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied. Voor de bedrijfswoningen die voorkomen in de overige bestemmingen is een dergelijke mogelijkheid nog niet aanwezig, waarmee er een scheve verhouding ontstaat tussen de bouwmogelijkheden van reguliere woningen en bedrijfswoningen. Aan de bestemmingen waar bedrijfswoningen voorkomen ('Agrarisch, 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden', 'Agrarisch met waarden - Natuur- en Landschapswaarden', 'Bedrijf', 'Horeca', 'Maatschappelijk', 'Recreatie' en 'Sport') wordt dezelfde bevoegdheid toegevoegd (3.3.17, 4.3.17, 5.3.15, 6.3.7, 11.3.4, 12.3.4, 15.3.4 en 16.3.6).
7. Aanpassing van de voorwaarden voor de afwijkingsbevoegdheid voor de herbouw van bedrijfswoningen op een andere locatie
De tekst van de voorwaarde dat er een feitelijke opheffing plaats moet vinden van (een deel van) de bestaande woning komt te vervallen. Er wordt voortaan voorgeschreven dat er geen sprake mag zijn van een toename van het aantal woningen. Er wordt een nieuwe voorwaarde toegevoegd, namelijk dat er bij herbouw op een gewijzigde locatie sprake is van een goed woon- en leefklimaat (artikel 3.3.16, 4.3.16 en 5.3.14).
8. Toevoegen van een afwijkingsbevoegdheid voor kleine bouwwerken en gebouwen buiten het bouwvlak.
Er wordt een regeling iopgenomen op te kunnen afwijken van de eis om binnen het bouwvlak te bouwen bij de agrarische bestemmingen voor kleine bouwwerken en gebouwen ten behoeve van het agrarische gebruik buiten bouwvlak (bijvoorbeeld pomphokken). Deze worden beperkt tot maximaal 20m2 en 3m hoog en mogen geen schuilgelegenheden betreffen (3.3.18, 4.3.18 en 5.3.16).
9. Toevoegen van de uitzondering op het als strijdig gebruik aanmerken van het gebruik van agrarisch gebied als tuin nabij bedrijven
In de bepalingen van wat als met het bestemmingsplan strijdig gebruik aangemerkt moet worden is bepaald dat het gebruik van agrarische gronden als tuin strijdig is. Een uitzondering hierop wordt gemaakt voor gronden op een afstand van minder dan 25 m rondom een bestemmingsvlak 'Wonen', die mogen als tuin gebruikt worden. Hieraan wordt toegevoegd dat ook een zone van 25 m romdom een bestemmingsvlak 'Bedrijf' uitgezonderd is van het strijdig gebruik, en dus als tuin gebruikt mag worden (artikel 3.4.1, 4.4.1, en 5.4.1).
10. Toevoegen van de voorwaarde dat er sprake is van cultuurhistorische waarden bij boerderijsplitsing
De provinciale regels stellen dat het toevoegen van woningen aan het buitengebied niet mogelijk is, behoudens enkele uitzonderingen. Een van de uitzonderingen is het splitsen van woonboerderijen, om deze zo in stand te kunnen houden. De voorwaarde van de provincie is dat het cultuurhistorisch waardevolle panden betreft. Dit gaat bij de agrarische bestemmingen altijd gepaard met het omzetten van de agrarische bestemming naar wonen (artikel 3.6.22, 4.7.22, 5.7.21 en 23.6.4).
11. Aanpassing van de uitzondering van het strijdig gebruik voor detailhandel
Binnen de specifieke gebruiksregels van de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' is het gebruik van gronden en opstallen aangemerkt als strijdig gebruik. Voor de locatie Kerkdijk-Zuid 7B is daarbij een uitzondering gemaakt voor productiegebonden detailhandel. Er is nu een extra zinsnede toegevoegd die het mogelijk maakt om showroomruimte ook buiten de aanduiding 'detailhandel' te hebben (artikel 4.4.1).
12. Toevoegen van voorwaarde aan oprichten van eerste bedrijfswoning bij bestemming Bedrijf
Onderstaande passage is toevoegd aan artikel 6.2.5 (bedrijfswoning);
Oprichting van een eerste bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan als is aangetoond dat het bedrijf zonder bedrijfswoning ter plaatse op langere termijn redelijkerwijs niet te exploiteren is (rekening houdend met omvang, continuïteit, en bedrijfstechnische noodzaak). Een en ander moet blijken uit advies van de AAB.
13. Correctie 'tabel bedrijven' voor Schijndelseweg 53
In de 'tabel bedrijven' van de bestemming 'Bedrijf' is voor het garagebedrijf Schijndelseweg 53 een correctie doorgevoerd op het toegestane maximale oppervlakte bebouwing (van een maximale oppervlakte van 1.200 naar 1.660 m2, artikel 6).
14. Toevoegen van het gebruik als galerie aan de bestemmingsomschrijving van de bestemming 'Wonen'
In de bestemmingsomschrijving zijn diverse locaties aangegeven waar een afwijkend toegestaan gebruik aanwezig in de vorm van 'specifieke vorm van wonen'. De reeds bestaande aanduiding 'specifieke vorm van wonen - galerie' die ter plaatse van Bunderdreef 2 en 2a opgenomen is op de verbeelding om een galerie mogelijk te maken wordt daaraan toegevoegd (23.1).
15. Aanpassing van de regeling voor toegestane oppervlakte bijgebouwen bij de bestemming Wonen
Enkele uitzonderingen op de standaardregeling zijn als volgt in de regeling verwerkt (artikel 23.2.3):
16. Toevoegen voorwaarde voor afwijken van de locatie bij herbouw van woningen en woonboerderijen
In de afwijkingsregels van de bestemming Wonen is de mogelijkheid gegeven woningen op een andere locatie terug te bouwen. Als de inhoud van de woning al groter is dan de 'standaard' maximale inhoud van 750 m3, mogen deze woningen met dezelfde oppervlakte herbouwd worden, mits dezelfde goot- en nokhoogte toegepast wordt (artikel 23.3.3). Dit ter behoud van de verschijningsvorm van de woningen. Deze regeling wordt ook toegepast bij de afwijkingsbevoegdheden voor herbouw van woonboerderijen op een andere locatie binnen de agrarische bestemmingen (3.3.16, 4.3.16 en 5.3.14).
17. Toevoegen van uitzonderingen op het strijdig gebruik binnen de bestemming Wonen
Er zijn artikelen toegevoegd voor enkele locaties waar een ambulante handel (artikel 23.4.5) en waar een metselbedrijf (artikel 23.4.6) aanwezig zijn binnen de bestemming Wonen. Deze aanduidingen zijn ook op de verbeelding opgenomen.
18. Toevoegen van een uitsluiting aan de wijzigingsbevoegdheid om de bestemming Wonen te wijzigen naar de bestemming Agrarisch
Aan de wijzigingsbevoegdheid om de bestemming Wonen te wijzigen naar de bestemming Agrarisch is toegevoegd dat er niet eerder gebruik gemaakt mag zijn van de bevoegdheden voor boerderijsplitsing. Bij gebruik van deze bevoegdheden is de bestemming omgezet van Agrarisch naar Wonen. Het is niet de bedoeling om vervolgens de bestemming weer terug naar Agrarisch te wijzigen (artikel 23.6.2).
19. Afwijkingsregeling voor de situering van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen bij niet-agrarische bestemmingen
In de bestemmingen bedrijf, horeca, maatschappelijk, recreatie en sport is bepaald dat bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen minimaal 5 meter en maximaal 20 meter van de woning gebouwd mogen worden. Om daar gemotiveerd van af te kunnen wijken wordt een afwijkingsbevoegdheid opgenomen onder de voorwaarden dat het niet strijdig mag zijn met overige regels van het bestemmingsplan, geen beperking oplevert voor het gebruik van naastgelegen gronden en de locatie stedenbouwkundig acceptabel geacht wordt (6.3.8, 11.3.5, 12.3.5, 15.3.5 en 16.3.7).
20. Toevoegen van opslag aan het algemene strijdig gebruik
In het algemene strijdig gebruik is opgenomen dat het gebruiken of laten gebruiken van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens voor opslag, tenzij er in de regels van de bestemming anders is bepaald (35.1).
21. Verwijderen van bijlage 02 Handleiding duurzame (project)locaties van de Provincie Noord-Brabant bij de regels
Bij de regels van bestemmingsplan ‘Buitengebied Sint-Oedenrode’ (vastgesteld op 15 maart 2012) is een 'bijlage 02 Handleiding duurzame (project)locaties' opgenomen. Deze handleiding uit 2003 is door de provincie Noord-Brabant in 2003 opgesteld als nadere invulling van het Streekplan 2002 en vormde het toetsingskader voor Gedeputeerde Staten voor de beoordeling van duurzame locaties en duurzame projectlocaties voor de intensieve veehouderij. De provinciale regels voor intensieve veehouderijen zijn sindsdien fors gewijzigd en opgenomen in de 'Verordening ruimte 2014'. Via instructieregels zijn deze regels ook in onderhavig bestemmingsplan opgenomen. Daar de bijlage beleidsmatig verouderd is en er geen verwijzingen bestaan vanuit de regels naar bijlage 02, kan deze handleiding komen te vervallen. De verwijzing naar de bijlage is uit begrip 1.72 duurzame locatie verwijderd.
22. Aanpassing Bijlage 05 Nevenactiviteiten
In bijlage 05 Nevenactiviteiten behorende bij de regels is op basis van in het verleden verleende vergunningen voor het adres Lieshoutsedijk 25 opgenomen dat er een nevenactiviteit in de vorm van lichtmasten, mantelzorg en pensionstalling toegestaan is, en voor het adres Watermolenstraat 2 Stalling van caravans (met een oppervlakte 200 m2, goothoogte 2,35 m; nokhoogte 4,35 m) toegestaan is als nevenactiviteit. Voor de locatie Jekschotseweg 4 is toegevoegd dat een inrit in agrarisch gebied als nevenactiviteit toegestaan is op grond van een verleende vergunning (Bijlage 5).
23. Aanpassing bijlage 06 landschappelijke kwaliteitsverbetering
Eind 2016 heeft het college van Sint-Oedenrode de Regeling 'Kwaliteitsverbetering van het landschap gemeente Sint-Oedenrode 2016' hebben vastgesteld. In deze regeling zijn enkele aanpassingen doorgevoerd ten opzichte van de Regeling 'Kwaliteitsverbetering van het landschap gemeente Sint-Oedenrode' zoals die in 2013 is vastgesteld. De bijlage 06 lanschappelijke kwaliteitsverbetering zoals die bij bestemmingsplan 'Buitengebied Sint-Oedenrode', Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 1' en 'Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2' zat, is daardoor vervangen (Bijlage 6).
Spreeuwelen 6:
Vormwijziging van het bestemmingsvlak in verband met situering bijgebouw. Het bijgebouw aan achterzijde wordt gesloopt. Aan de oostzijde wordt een gedeelte aan het bestemmingsvlak toegevoegd. Dezelfde oppervlakte van de woonbestemming aan de zuidzijde wordt gewijzigd naar agrarisch.
Spierkesweg 10:
een zone voor situering bijgebouwen (1m achter voorgevellijn) is toegevoegd alsmede zone "bijgebouwen uitgesloten" aan de voorzijde.
Zijtaartseweg 15
Vresselse - Akkers 7
Voor het hele vlak functieaanduiding 'productiegerichte paardenhouderij opgenomen'.
Weievenseweg 42.
Voor het hele vlak functieaanduiding 'productiegerichte paardenhouderij toegevoegd'.
Weievenseweg 40
Wijzigen van de zones met aanduidingen 'bijgebouwen' en 'bijgebouwen uitgesloten'.
Mosbulten 24
Vormverandering van het bestemmingsvlak Wonen met gelijkblijvend oppervlak.
Vernhout 11
Aanduiding aantal woningen is in overeenstemming gebracht met de feitelijke situatie. De typologie is van "Twee-aaneen" gewijzigd in aanduiding "Vrijstaand".
Gaspeldoorn 1
Toevoeging aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – schuilgelegenheid’ voor wat betreft het gebouw; Voorts toevoeging van de aanduiding ‘rijbak’ voor uitsluitend de rijbak.
Sterrebos 19-21
Het bestemmingsvlak Wonen wordt aan de oostzijde enigszins uitgebreid zodat ook de vergunde woning binnen het bestemmingsvlak is opgenomen.
Liempdseweg 39
Toevoeging aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden – mestopslag" ten behoeve van een lang aanwezige - niet eeder in het bestemmingsplan opgenomen - mestopslag.
Schijndelseweg 45-47
Omdat er tussen deze locaties geen relatie is - functioneel of organisatorisch - wordt het relatie-/koppelteken verwijderd.
Eversestraat 47a
Er is een afwijkingsprocedure gevolgd voor herbouw van de woning elders op het perceel. De daarbij opgenomen voorwaarden worden in herziening 4 verwerkt. Het bestemmingsvlak 'wonen' wordt ingekort tot aan de achtergevel van de nieuwe woning, inclusief de aanbouw/overkapping. Deze grond verkrijgt een agrarische bestemming (geen bijgebouwen in het achtererfgebied van de nieuwe woning) in verband met gewenste landschappelijke openheid als ruimtelijke kwaliteit aan de noordzijde van het perceel Eversestraat 47a. Het voormalig bouwvlakje voor de woning Eversestraat binnen de bestemming Agrarisch met waarden - landschapswaarden vervalt.
Vresselseweg 38
Vormverandering/herbegrenzing bestemmingsvlak ten einde de verbeelding in overeenstemming te brengen met het feitelijk gebruik. De noordoostzijde van het bestemmingsvlak Wonen (zone onbebouwd) wordt toegevoegd. Een gelijke omvang aan de zuidzijde wordt verwijderd.
Nieuwstraat 34
Aanpassing als gevolg van een grondtransactie. Bestemming Verkeer gewijzigd in een woonbestemming.
Kremselen 12
Aanpassing begrenzing van de bestemming "Bedrijf". De verbeelding wordt in overeenstemming gebracht met feitelijke situatie.
Hoogstraat 51
Aanduiding IV wordt verwijderd na overleg met exploitant. Nadruk ligt op akkerbouwactiviteiten.
Sonseweg 19
Aanduiding rijbak wordt opgenomen. Verbeelding in dit bestemmingsplan is in overeenstemming gebracht met de feitelijke situatie.
Sterrebos 13
Herbegrenzing oostzijde bouwvlak.
Erica 1
Gelet op de woonsituatie opname van de aanduiding 'sa-por' (persoonsgebonden overgangsrecht).
Gronden R221 en R267
Gronden zijn eigendom van Brabants Landschap. Deze maken geen deel uit van Natuurnetwerk Brabant (NNB). Feitelijk zijn deze in gebruik voor agrarische doeleinden. Deze zijn daarom onterecht als "Natuur" bestemd en worden als Agrarisch bestemd.
Bakkerpad 16
Bestemmingsvlak Wonen wordt uitgebreid met een juiste opname van zone bijgebouwen en zone bijgebouwen uitgesloten.
Ollandseweg 165
In verband met eerder verleende vergunningen en het feitelijk gebruik worden begrenzingen aangepast en de aanduiding rijbak opgenomen. Aanpassing begrenzing betreft een uitbreiding bestemmingsvlak recreatie en een uitbreiding van het bouwvlak.
Jenne Akkers 5
Herbegrenzing bestemmingsvlak waarbij aan de oostzijde een deel wordt toegevoegd aan het bouwvlak. Een zelfde oppervlakte in het noordelijk deel van het bouwvlak komt te vervallen.
Beheerszone A50 toe- en afritten
Bij de eerdere vaststelling van het plan is op verzoek van Rijkswaterstaat een beheerderszone opgenomen. Deze is opgenomen voor de hoofdrijbaan. De toe- en afritten zijn onlosmakelijk met de rijksweg verbonden. De beheerderszone wordt ook hier van toepassing verklaard.
Pastoor Smitsstraat 53a en 55
Overeenkomstig de feitelijke situatie het maximaal aantal wooneenheden wijzigen van 2 naar 3.
Gasleiding Ollandseweg 185
De desbetreffende zone is deels vervallen en wordt opnieuw opgenomen op de verbeelding.
Koevering 12
De feitelijke situatie wordt in dit bestemmingsplan als zodanig opgenomen door toevoeging op de verbeelding van 'specifieke vorm van agrarisch - sleufsilo'.
Esdoornstraat 4
Conform feitelijke situatie opname van aanduiding 'specifiek vorm van wonen – ambulante handel'
Eversestraat 20
Aanpassing van de begrenzing van het bestemmingsvlak Wonen op de verbeelding om daarmee alle voorzieningen binnen het bestemingsvlak te brengen.
Bunderdreef 2/2a
Opname perceelsgrens op de verbeelding. Aanduidingen worden opgenomen voor: twee-aaneen, zone bijgebouwen en zone bijgebouwen uitgesloten. Conform de feitelijke situatie wordt van de locatie Bunderdreef 2 de aanduiding Galerie verwijderd (de aanduiding blijft gehandhaafd voor 2a).
Jekschotseweg 4
Aanpassing van de begrenzing bestemmingsvlak Wonen ten einde de vergunde bebouwing binnen het bouwvlak op te nemen.
Esdoornstraat
Handhaving van de bestemming Verkeer. Wijzigen van onverhard naar verhard in verband met gewenste verharding.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet rekening worden gehouden met het actuele ruimtelijke beleid op nationaal, provinciaal en gemeentelijk niveau. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op dit voor de negen planlocaties kaderstellende beleid. Het betreft hier hoofdzakelijk het integrale ruimtelijk beleid. Het ruimtelijk relevante facet- en sectorbeleid komt in hoofdstuk 4 ter sprake.
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) in werking getreden. Deze structuurvisie vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Ook vervangt de structuurvisie de ruimtelijke doelen en uitspraken, zoals opgenomen in de Tweede Structuurschema Militaire Terreinen, de Agenda Landschap, de Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.
De structuurvisie schetst de doelen, belangen en opgaven van het Rijk tot 2028 en de ambities tot 2040. Hierbij wil het Rijk zich niet meer met alles bemoeien, maar strategisch op hoofdlijnen sturen. Onder het motto: 'decentraal wat kan, centraal wat moet' hebben decentrale overheden (provincies en gemeenten) meer ruimte gekregen om hun eigen weg te gaan.
Het Rijk gaat uit van de volgende drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
Deze hoofddoelen zijn vertaald naar de volgende 13 nationale belangen:
Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. De juridische borging van deze belangen vindt plaats in het Barro.
Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. Het Barro is gericht op doorwerking van de in de Structuuvisie Ruimte en Infrastructuur opgenomen nationale belangen, in gemeentelijke bestemmingsplannen. In het Barro zijn regels opgenomen voor de volgende nationale belangen:
De volgende nationale belangen hebben doorwerking in de gemeente Meierijstad:
Rijksvaarwegen
De belangrijkste vaarwegen van Nederland, waaronder de Zuid-Willemsvaart, vormen samen het Hoofdvaarwegennet (HVWN), dat in beheer is bij het Rijk. Op de Rijksvaarwegen staat een vlotte en veilige doorvaart van de beroepsvaart centraal. Op dit te waarborgen dienen gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met het voorkomen van belemmeringen voor:
De zone waarbinnen belemmeringen voorkomen moeten worden (vrijwaringszone) is afhankelijk van de CEMT-klasse van de vaarweg. De Zuid-Willemsvaart is een Rijksvaarweg van CEMT-klasse IV. Voor deze CEMT-klasse geldt een vrijwaringszone van 25 meter aan weerszijden van de vaarweg.
Geen van de planlocaties liggen binnen de vrijwaringszone van de Zuid-Willemsvaart.
Defensie
Ten oosten van de gemeente Meierijstad, in de gemeente Uden, ligt militair luchtvaartterrein 'Volkel'. Het radarverstoringsgebied van vliegbasis Volkel (met een straal van 15 kilometer) ligt over het grondgebied van de gemeente Meierijstad.
Afbeelding 28: Bijlage 8.4. bij de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening
Binnen het radarverstoringsgebied is een maximale hoogte opgenomen voor bouwwerken. De in artikel 2.4 van de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) opgenomen maximale hoogtebeperking start op een hoogte 49 meter (hoogte van de radarinstallatie) en loopt op met een hoek van 0,25º tot een hoogte van 114 meter op een afstand van 15 kilometer van de installatie. De hoogte van de bebouwing die mogelijk gemaakt wordt binnen de negen planlocaties blijven daar ruimschoots onder, er worden dus geen rijksbelangen geschaad.
Hoofdwegen en hoofdspoorwegen
De belangrijkste autowegen van Nederland, waaronder de A50, vormen samen met het Hoofdwegennet (HWN), dat in beheer is bij het Rijk. Langs de hoofdwegen zijn reserveringsgebieden (vrijwaringszones) aangewezen ten behoeve van mogelijke toekomstige wegverbreding. Voor de A50 geldt een vrijwaringszone van 34 meter aan weerszijden van de weg. Geen van de planlocaties liggen binnen de vrijwaringszone van de A50.
Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen
Ten zuiden van Boerdonk ligt een voorkeurstrace voor buisleidingen van nationaal belang. Binnen dit trace met een breedte van 70 meter zijn geen nieuwe activiteiten toegestaan die een belemmering vormen voor de aanleg van een buisleiding van nationaal belang. Geen van de acht/negen planlocaties liggen binnen het voorkeurstrace.
Ecologische hoofdstructuur
De ecologische hoofdstructuur vormt een stelsel van ecologisch hoogwaardige natuurgebieden van (inter)nationaal belang. De ecologische hoofdstructuur stelt het leefgebied van soorten veilig en helpt te voorkomen dat planten en dieren in gebieden geisoleerd raken en uitsterven. Om zeker te stellen dat wordt voldaan aan de internationale verplichtingen op het vlak van biodiversiteit en dat de samenhang van het stelsel wordt verzekerd, is borging van een landsbreed planologisch beschermingsregime noodzakelijk. Daarom is de ecologische hoofdstructuur als een nationaal ruimtelijk belang opgenomen in de SVIR.
In het Barro is opgenomen dat provincies verantwoordelijk zijn voor de aanwijzing en bescherming van de ecologische hoofdstructuur. Provincies moeten verzekeren dat de begrenzing en het planologische beschermingsregime, doorwerken in gemeentelijke bestemmingsplannen en regels daarbij. Deze doorwerking is geregeld in de provinciale Verordening ruimte. De planlocaties in onderhavig bestemmingsplan maken geen van allen onderdeel uit van een ecologische hoofdstructuur.
Op 1 januari 2011 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant (SVRO) in werking getreden. Deze structuurvisie is in 2014 partieel herzien. In de Structuurvisie ruimtelijke ordening is het provinciaal ruimtelijk beleid vastgelegd tot 2025, met een doorkijk naar 2040. De structuurvisie is opgebouwd uit twee delen (A en B). Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Hierin heeft de provincie haar belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. Deze belangen en keuzes zijn gebaseerd op trends en ontwikkelingen. Ook beschrijft de provincie vanuit welke filosofie ze haar doelen wil bereiken. Deel B van de structuurvisie beschrijft de wijze waarop de provincie de visie uit werkt in vier robuuste ruimtelijke structuren: de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur. In de structuren staat hoe de provincie aankijkt tegen de ontwikkeling van functies.
Deel A: Visie en sturing
Visie
De ruimtelijke visie van de provincie bestaat op hoofdlijnen uit een robuust en veerkrachtig natuur- en watersysteem. Met aandacht voor hoogwaterbescherming, droogte, biodiversiteit. Een multifunctioneel landelijk gebied, waar de functies landbouw, recreatie en natuur in relatie tot elkaar ruimte krijgen. Met aandacht voor cultuurhistorische waarden en de leefbaarheid van kleine kernen. En een gevarieerd en aantrekkelijk stedelijk gebied, met sterke steden, groene geledingszones en uitloopgebieden (intensieve recreatie, stadslandbouw). Met aandacht voor sterke regionale economische clusters, (inter)nationale bereikbaarheid en knooppuntontwikkeling.
Sturing
De provincie zet voor het realiseren van haar doelen vier manieren van sturen in. Het gaat in de eerste plaats over het regionaal samenwerken, want in de ruimtelijke ontwikkeling van Noord-Brabant hebben de verschillende partijen elkaar hard nodig. Daarnaast neemt de provincie
in een aantal gevallen zelf het initiatief bij ruimtelijke ontwikkelingen, door (mee) te gaan ontwikkelen. Ook staat de provincie voor de bescherming van waarden en geeft zij sturing aan de ontwikkeling van functies in bepaalde gebieden. Ten slotte stimuleert de provincie die ruimtelijke ontwikkelingen die een bijdrage leveren aan de realisatie van de provinciale doelen.
De Verordening ruimte is één van de uitvoeringsinstrumenten die de provincie inzet bij de realisatie van haar doelen en het borgen van haar belangen. Bij de keuze voor het instrument verordening is het belangrijk dat dit het enige instrument is voor de provincie dat vooraf aangeeft waarmee de gemeente rekening moet houden én dat rechtstreeks doorwerkt naar de ruimtelijke besluitvorming op gemeentelijk niveau.
Deel B: Structuren: ambitie, beleid en uitvoering
De ruimtelijke belangen en keuzes, zoals opgenomen in deel A, zijn in deel B vertaald in vier concrete ruimtelijke structuren: de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur. De structuren geven een integrale hoofdkoers aan: een ruimtelijk ontwikkelingsperspectief voor een combinatie van functies. Maar ook waar functies worden uitgesloten of welke randvoorwaarden de provincie aan functies stelt.
Groenblauwe structuur
De groenblauwe structuur omvat de samenhangende gebieden in Noord-Brabant, waaronder de ecologische hoofdstructuur, waar natuur- en waterfuncties behouden en ontwikkeld worden. Het is de groenblauwe ruggengraat van het landschap, die zowel het landelijk gebied als stedelijk gebied van Noord-Brabant dooradert. Binnen deze groenblauwe structuur wil de provincie het volgende bereiken:
Om dit te bereiken onderscheidt de provincie binnen de groenblauwe structuur de volgende drie perspectieven:
Landelijk gebied
Het landelijk gebied ligt buiten de groenblauwe structuur en de stedelijke structuur zoals steden, dorpen en bedrijventerreinen. Het landelijk gebied biedt een multifunctionele gebruiksruimte voor land- en tuinbouw, natuur, water, recreatie, toerisme en kleinschalige stedelijke functies. Binnen dit landelijk gebied wil de provincie het volgende bereiken:
Om dit te bereiken onderscheidt de provincie binnen het landelijk gebied de volgende twee perspectieven:
Stedelijke structuur
De stedelijke structuur bestaat uit de steden en dorpen in Noord-Brabant. De verschillen tussen de (middel)grote steden, suburbane kernen, dorpen en plattelandskernen, zowel in ruimtelijk, sociaal als economisch opzicht, zijn een belangrijke kwaliteit van Brabant. Binnen deze stedelijke structuur wil de provincie het volgende bereiken:
Om dit te bereiken onderscheidt de provincie binnen de stedelijke structuur de volgende twee perspectieven:
Infrastructuur
Het infrastructuurnetwerk van de provincie Noord-Brabant bestaat uit een fijnmazig en samenhangend netwerk van wegen, spoorlijnen, vaarwegen, luchthavens en buisleidingen. Voor deze infrastructuur wil de provincie het volgende bereiken:
De Verordening ruimte Noord-Brabant 2014 is op 7 februari 2014 door Provinciale Staten van Noord-Brabant vastgesteld en op 19 maart 2014 in werking getreden. In deze verordening vertaalt de provincie de in de Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant opgenomen visie en structuren in algemene regels waar de gemeenten rekening mee moeten houden bij het opstellen van ruimtelijke plannen. Belangrijke onderwerpen in de Verordening ruimte zijn:
In de Verordening ruimte wordt onderscheid gemaakt in vier structuren. De stedelijke structuur, de ecologische hoofdstructuur, de groenblauwe mantel en het gemengd landelijk gebied. Zoals in de voorgaande paragraaf al gebleken liggen de planlocaties in de groenblauwe mantel en het gemengd landelijk gebied.
Hieronder wordt gekeken naar de algemene regels die voor alle planlocaties gelden. Ook wordt kort stilgestaan bij de locatiespecieke regels. Voor een uitgebreide toelichting wordt verwezen naar de afzonderlijke ruimtelijke onderbouwingen (zie bijlagen 1 t/m 9 bij de toelichting).
Algemene regels
De volgende algemene regels uit de Verordening ruimte 2014 zijn geldend voor de beoogde ontwikkelingen in alle planlocaties:
Bevordering ruimtelijke kwaliteit
De provincie wil de ruimtelijke kwaliteit van Brabant bevorderen. Dit betekent dat nieuwe ontwikkelingen een bijdrage leveren aan de kernkwaliteiten van Brabant. Deze kernkwaliteiten zijn in hoofdlijnen beschreven in de Structuurvisie ruimtelijke ordening en meer concreet en specifiek uitgewerkt in de Gebiedspaspoorten.
In de Verordening ruimte is de bevordering van ruimtelijke kwaliteit concreet vertaald in twee principes: zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit (artikel 3.1) en kwaliteitsverbetering van het landschap (artikel 3.2).
Artikel 3.1: Zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit
De provincie vraagt gemeenten om bij ruimtelijke afwegingen het principe van zorgvuldig ruimtegebruik toe te passen. Dat betekent dat eerst gekeken wordt naar mogelijkheden voor intensivering of hergebruik op of binnen bestaand bebouwd gebied. Nieuw ruimtebeslag moet zo veel mogelijk voorkomen worden.
Artikel 3.2: Kwaliteitsverbetering van het landschap
Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen wil de provincie dat de initiatiefnemer zorgt voor een kwaliteitsverbetering van het landschap om daarmee het verlies aan omgevingskwaliteit te beperken.
Locatie | Gebiedstypew / type ontwikkeling | Voorwaarden en kwaliteitsverbetering |
1. Boskantseweg 58-60 | - Groenblauwe mantel / attentiegebied EHS - stedelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied |
- past in de regionale woningbouwafspraken - kwaliteitsverbetering sanering voormalige veehouderij en aanleg landschapselementen |
2. Boskantseweg ongenummerd | - Groenblauwe mantel / attentiegebied EHS - stedelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied |
- past in de regionale woningbouwafspraken - kwaliteitsverbetering via ruimte-voor-ruimte |
3. Lieshoutseweg 80/80a en Vogelsven ong. | - Gemengd landelijk gebied - Sanerings- en verplaatsingslocatie (BIV) |
- passende herbestemming in het kader van bedrijfsbeeindiging (art. 31.1 VR2014) - kwaliteitswinst in de vorm van milieurechten en sloop van bebouwing |
4. Ollandseweg 159 | - Groenblauwe mantel / attentiegebied EHS - stedelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied (uitbreiding niet-agrarisch bedrijf) |
- aan de voorwaarden wordt voldaan (art. 6.10 VR2014) - Er dient € 26.250,- te worden geïnvesteerd in ruimtelijke kwaliteitsverbetering (contractueel vastgelegd) |
5. Schijndelseweg 47 | - Gemengd landelijk gebied - stedelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied |
- ruimtelijke kwaliteitswinst middels landschappelijke inpassing (inpassingsplan) |
6. Sloef 7 | - Gemengd landelijk gebied - stedelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied (omschakeling van 'Agrarisch' naar 'Bedrijf' (niet-agrarisch)) |
- kwaliteitsverbetering in de vorm van sloop en inleveren milieurechten en een extra investering van € 16928,- in ruimtelijke kwaliteitsverbetering |
7. Slophoosweg 10a | - Groenblauwe mantel - stedelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied (omschakeling van 'Agrarisch' naar 'Bedrijf' (niet-agrarisch)) |
- kwaliteitswinst in de vorm van sloop van overtollige bebouwing en landschappelijke inpassing |
8. Spierkesweg 13/13a | - Gemengd landelijk gebied - stedelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied |
- kwaliteitswinst in de vorm van landschappelijke inpassing (inpassingsplan) |
9. Strobolse Heidesteeg 10 | - Groenblauwe mantel - stedelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied (omschakeling van 'Agrarisch' en 'Wonen' naar 'Recreatie') |
- ruimtelijke kwaliteitsverbetering wordt niet nodig geacht omdat er geen sprake is van waardevermeerdering en landschappelihjke inpassing al aanwezig is |
Tabel 2: verantwoording voor aspect provinciaal beleid
Op 27 oktober 2005 heeft de gemeenteraad van Sint-Oedenrode de visie ‘De Rooi(s)e draad’ vastgesteld. Deze vormt een visie voor de middellange termijn (periode 2005-2020) en kan als toetsingskader worden gebruikt voor strategische beslissingen op het gebied van onder meer woningbouw. De Rooi(s)e Draad onderscheidt een aantal opgaven, waaronder:
In de regeling ‘Kwaliteitsverbetering van het landschap’ heeft de gemeente Sint-Oedenrode de verplichtingen vanuit artikel 3.1 en 3.2 van de provinciale Verordening ruimte 2014 nader uitgewerkt. Ruimtelijke ontwikkelingen worden, overeenkomstig de in de Regio Noord-Oost Brabant gehanteerde notitie Toepassingsbereik, onderscheiden in 3 categorieën ontwikkelingen, waarbij de volgende inspanningen van toepassing zijn:
Vooruitlopend op het bestemmingsplan 'Buitengebied Sint-Oedenrode' heeft de gemeente Sint-Oedenrode in november 2008 een gebiedsvisie voor bebouwingsconcentraties vastgesteld. Op 31 januari 2013 is deze gebiedsvisie herzien in de 'Herziening bebouwingsconcentraties en VAB-beleid'. Deze gebiedsvisie vormt de gemeentelijke uitwerking van het provinciaal en landelijk beleid met betrekking tot de ontwikkeling van het buitengebied, onder meer de beleidsnota 'Buitengebied in ontwikkeling' van de provincie Noord-Brabant. Op basis van deze beleidsnota kunnen gemeenten bebouwingsconcentraties vaststellen, hetgeen is gebeurd in de gebiedsvisie voor bebouwingsconcentraties Sint-Oedenrode.
Op grond van het bepaalde in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient bij het opstellen van een bestemmingsplan te worden verantwoord dat er geen nadelige gevolgen zijn voor de huidige planologische- en milieuhygiënische situatie. Zeker wanneer door middel van een bestemmingsplan wordt voorzien in een nieuwe ontwikkeling.
Artikel 9 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bepaalt dat in het bestemmingsplan rekening gehouden moet worden met de bodemkwaliteit ter plaatse. De reden hiervoor is dat eventueel aanwezige bodemverontreiniging van groot belang kan zijn voor de keuze van bepaalde bestemmingen en/of voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
In principe moet er bij het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan een bodemonderzoek conform NEN 5740 worden uitgevoerd. Er zijn situaties dat de gemeente vrijstelling kan verlenen voor het uitvoeren van een bodemonderzoek. Dit is ondermeer het geval als het bestaande feitelijke gebruik gehandhaafd blijft, als met de wijziging niet wordt voorzien in de oprichting van een woon- of verblijfsfunctie (ruimte waar meer dan 2 uur per dag mensen aanwezig zijn) of als de locatie op de regionale bodemkwaliteitskaart is aangemerkt als 'schone grond' (natuur en landbouw). Alle planlocaties zijn op de regionale bodemkwaliteitskaart aangemerkt als 'schone grond' (natuur en landbouw). De gemeente kan voor alle planlocaties vrijstelling verlenen voor het uitvoeren van een bodemonderzoek.
Vrijstelling wordt door de gemeente verleend indien de locatie onverdacht is met betrekking tot bodemverontreiniging. Om dit te kunnen bepalen is voor alle planlocaties een historische toets uitgevoerd. Zie het formulier 'Historische toets t.b.v. vrijstelling bodemonderzoek' dat onderdeel is van de verschillende ruimtelijke onderbouwingen (zie bijlagen 1 t/m 9 bij de toelichting).
Locatie | Onderzoek uitgevoerd? | Conclusie |
1. Boskantseweg 58-60 | Ja, verkennend bodemonderzoek en aanvullend onderzoek NEN 5740 en 5707 |
Na nog uit te voeren sanering van het oostelijke plandeel zijn er geen belemmeringen meer aanwezig voor het beoogde gebruik. |
2. Boskantseweg ongenummerd | Ja, verkennend bodemonderzoek NEN 5740 |
Er geen sprake is van een noemenswaardige verontreiniging zodat er geen belemmering is voor het huidig en toekomstig gebruik van de locatie. |
3. Lieshoutseweg 80/80a en Vogelsven ong. | Ja, verkennend bodemonderzoek NEN 5740 |
Vanuit het oogpunt van bodemkwaliteit bestaan er geen belemmeringen, indien bij de bouwwerkzaamheden rekening wordt gehouden dat grond ter plaatse wordt hergebruikt. |
4. Ollandseweg 159 | Nee | De bestemming en gebruik van het perceel blijft gelijk, alleen de hoeveelheid bebouwing veranderd. Onderzoek wordt niet nodig geacht. |
5. Schijndelseweg 47 | Nee | Doordat er geen sprake is van gevoelige functies, kan ervan worden uitgegaan dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de beoogde ontwikkelingen en voldoende geschikt is voor het beoogde gebruik. |
6. Sloef 7 | Nee | Het bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe bebouwingsmogelijkheden zodat een bodemonderzoek niet nodig is. |
7. Slophoosweg 10a | Nee | Het bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe bebouwingsmogelijkheden zodat een bodemonderzoek niet nodig is. |
8. Spierkesweg 13/13a | Nee | Doordat er geen sprake is van gevoelige functies, kan ervan worden uitgegaan dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de beoogde ontwikkelingen en voldoende geschikt is voor het beoogde gebruik. |
9. Strobolse Heidesteeg 10 | Nee | Een verkennend bodemonderzoek is niet nodig. De bestemmingswijziging voorziet namelijk niet in nieuwe bebouwing en er vinden ook anderszins geen bouwwerkzaamheden plaats, het betreft alleen het gebruik van bestaande bebouwing. |
Tabel 3: verantwoording voor aspect bodem
De beoordeling van het aspect geluid in ruimtelijke plannen vindt zijn grondslag in de Wet geluidhinder en de Wet luchtvaart. In de Wet geluidhinder zijn normen opgenomen voor industrie-, weg- en spoorweglawaai. De Luchtvaartwet stelt normen aan luchtvaartlawaai.
Langs alle wegen bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidshinder vanwege de weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen- of buitenstedelijke ligging. In buitenstedelijk gebied geldt voor wegen, bestaande uit vijf of meer rijstroken een zone van 600 m, voor drie of vier rijstroken een zone van 400 m en voor wegen bestaande uit één of twee rijstroken een zone van 250 m, gemeten vanuit de as van de weg. Binnen de zone moet in het geval van een nieuwe situatie, waarbij wordt voorzien in de oprichting van een geluidsgevoelig object, onderzoek worden verricht naar de optredende geluidsbelasting. Een aantal wegen heeft geen zone, te weten:
Langs alle spoorwegen bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidshinder vanwege de spoorweg getoetst moet worden.
Geen van de planlocaties ligt binnen de geluidszone van een spoorweg. Spoorweglawaai vormt dan ook geen belemmering voor de vaststelling van dit plan.
Volgens de Wet geluidhinder moeten alle terreinen, waarop inrichtingen zijn of kunnen worden gevestigd die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, gezoneerd zijn. Bedoelde inrichtingen - voorheen ook wel A-inrichtingen genoemd - zijn te vinden in het Besluit omgevingsrecht. Rondom deze industrieterreinen geldt een geluidzone die wordt vastgelegd in bestemmingsplannen. Geen van de planlocaties ligt binnen een dergelijke geluidszone. Industrielawaai vormt dan ook geen belemmering voor de vaststelling van dit plan.
Ten oosten van de gemeente Meierijstad, in de gemeente Uden, ligt militair luchtvaartterrein 'Volkel'. Het radarverstoringsgebied van vliegbasis Volkel (met een straal van 15 kilometer) ligt over het grondgebied van de gemeente Meierijstad. Geen van de planlocaties ligt binnen deze geluidzone. Luchtvaartlawaai vormt dan ook geen belemmering voor de vaststelling van dit plan.
Locatie | Onderzoek uitgevoerd? | Conclusie |
1. Boskantseweg 58-60 | Ja | De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden. Er dient een hogere grenswaarde van 55 dB vastgesteld te worden. |
2. Boskantseweg ongenummerd | Ja | De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden. Er dient een hogere grenswaarde van 58 dB vastgesteld te worden. |
3. Lieshoutseweg 80/80a en Vogelsven ong. | Nee | Er wordt in het plangebied geen woonfunctie toegevoegd. De bestaande agrarische bedrijfswoning wordt gehandhaafd. Eén woonfunctie wordt verplaatst. |
4. Ollandseweg 159 | Ja | De activiteiten zijn niet wezenlijk veranderd en zullen in de toekomst ook niet wezenlijk veranderen. In het rapport is geconstateerd dat aan de normen voor de representatieve bedrijfsactiviteiten kan worden voldaan. |
5. Schijndelseweg 47 | Nee | Er wordt geen nieuw geluidgevoelig object mogelijk gemaakt. In het kader van de Wet geluidhinder is een onderzoek naar wegverkeerslawaai niet noodzakelijk. |
6. Sloef 7 | Nee | Het is voldoende aannemelijk, dat geluidsniveaus uit het Activiteitenbesluit niet overschreden zullen worden door bedrijfsactiviteiten van de opslag t.b.v. het aannemersbedrijf. |
7. Slophoosweg 10a | Nee | Er wordt geen nieuw geluidgevoelig object mogelijk gemaakt. In het kader van de Wet geluidhinder is een onderzoek naar wegverkeerslawaai niet noodzakelijk. |
8. Spierkesweg 13/13a | Nee | Er wordt geen nieuw geluidgevoelig object mogelijk gemaakt. In het kader van de Wet geluidhinder is een onderzoek naar wegverkeerslawaai niet noodzakelijk. |
9. Strobolse Heidesteeg 10 | Nee | Een museum is geen geluidgevoelig object in de zin van de Wet geluidhinder. Er is dus geen nader onderzoek nodig naar de geluidsbelasting op de gevels van de bedrijfsbebouwing. En wat betreft de woning is er sprake van een bestaande situatie in de zin van de wet. |
Tabel 4: verantwoording voor aspect geluid
Hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, ook wel bekend als de ‘Wet luchtkwaliteit’) bevat de regelgeving op het gebied van luchtkwaliteit. In de Wet milieubeheer zijn luchtkwaliteitseisen opgenomen voor diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). In artikel 5.16 van de Wet milieubeheer is vastgelegd in welke gevallen de luchtkwaliteitseisen geen belemmering vormen voor een nieuwe ontwikkeling. Dit is het geval wanneer:
Een nadere uitwerking van de regelgeving met betrekking tot het begrip ‘niet in betekende mate’ is vastgelegd in het ‘Besluit niet in betekende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)’ en de ‘Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)’. In de Regeling is een lijst met categorieën van gevallen opgenomen, die per definitie niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging.
Locatie | Onderzoek uitgevoerd? | Conclusie |
1. Boskantseweg 58-60 | Nee | Het ontwikkelen van vier nieuwe woningen op de projectlocatie zal nauwelijks tot geen invloed hebben op de luchtkwaliteit. Het aantal extra verkeersbewegingen is zeer beperkt, hooguit ca. 10 per dag per woning. Het plan is zo kleinschalig dat het zonder meer valt onder het Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (Regeling NIBM). |
2. Boskantseweg ongenummerd | Nee | Het bouwen van één nieuwe woning op deze plaatszal nauwelijks tot geen invloed hebben op de luchtkwaliteit. Het aantal extra verkeersbewegingen is zeer beperkt, hooguit ca. 10 per dag. Het plan is zo kleinschalig dat het zonder meer valt onder het Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (Regeling NIBM). |
3. Lieshoutseweg 80/80a en Vogelsven ong. | Nee | De voorgenomen ontwikkeling heeft feitelijk betrekking op het handhaven van één bestaande woning en het verplaatsen van één woning. Hiermee wordt ruimschoots onder de aantallen gebleven zoals genoemd in de ‘Regeling niet in betekende mate bijdragen’. |
4. Ollandseweg 159 | Nee | Het uitbreiden van de bebouwing leidt niet tot andere bedrijfsactiviteiten dan er nu al plaatsvinden. Er is ook geen sprake van meer verkeersbewegingen. De ontwikkeling is zo kleinschalig dat deze valt onder de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (Regeling NIBM, bijlage 3a, voorschrift 3A.2). Nader onderzoek in verband met het aspect luchtkwaliteit is niet nodig. |
5. Schijndelseweg 47 | Nee | Het oprichten van een bijgebouw voor een aan huis verbonden bedrijf heeft geen gevolgen voor de luchtkwaliteit. |
6. Sloef 7 | Nee | Het opheffen van de intensieve veehouderij leidt tot een vermindering van de uitstoot van fijnstof zodat er sprake is van een verbetering van de situatie. De bestemmingswijziging is een ontwikkeling die valt onder het begrip ‘niet in betekenende mate bijdragen’ aan de luchtkwaliteitsituatie. Nader onderzoek is niet nodig. |
7. Slophoosweg 10a | Nee | Het veranderen van functie van agrarisch naar bedrijf (statische opslag) heeft geen gevolgen voor de luchtkwaliteit. |
8. Spierkesweg 13/13a | Ja | Er wordt ruimschoots voldaan aan de norm van 40 ìg/m³ jaargemiddelde voor zowel fijnstof als stikstof in 2015. Gezien de geringe uitstoot van fijn stof van paarden kan gesteld worden dat de productiegerichte paardenhouderij niet in betekende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Uit de verkeersgeneratieberekening komt naar voren dat door de realisatie van de nieuwe functies (logiesfunctie en binnenbak) op locatie 47 extra verkeersbewegingen gegenereerd worden. Gezien de minieme bijdragen kan gesteld worden dat de verkeersbewegingen niet in betekende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. |
9. Strobolse Heidesteeg 10 | Ja (rekentool) | In de rekentool zoals deze onderstaand is toegepast is uitgegaan van een drukke dag met 50 verkeersbewegingen ( 25 motorvoertuigen). De conclusie is dat de verkeersbewegingen niet in betekenende mate van invloed zijn op de luchtkwaliteit. |
Tabel 5: verantwoording voor aspect luchtkwaliteit
De regelgeving voor geur van dierenverblijven ligt vast in de op 1 januari 2007 in werking getreden Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) en het Activiteitenbesluit milieubeheer (Activiteitenbesluit). Deze regelgeving, die onderscheid maakt in voorgrondbelasting en vaste afstanden, dient in de eerste plaats voor de vaststelling van de vraag of voor een veehouderij een omgevingsvergunning kan worden verleend of een melding kan worden geaccepteerd.
Voorgrondbelasting
Op grond van artikel 3, lid 1 van de Wgv en artikel 3.115, lid 1 van het Activiteitenbesluit gelden er normen voor de geurbelasting die een individuele veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object. Deze geurbelasting, uitgedrukt in odour units per kubieke meter lucht (ouE/m³), wordt 'voorgrondbelasting' genoemd. De maximale voorgrondbelasting is afhankelijk van de ligging (concentratiegebied of niet-concentratiegebied en binnen of buiten de bebouwde kom). De standaardnormen uit de Wgv en het Activiteitenbesluit zijn opgenomen in de onderstaande tabel. Deze normen gelden alleen voor dieren (zoals varkens, vleesvee en pluimvee) waarvoor geuremissiefactoren zijn opgenomen in de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv).
Vaste afstanden
Voor dieren zonder geuremissiefactor (zoals melkkoeien, paarden en pelsdieren) gelden op grond van artikel 4, lid 1 en lid 2 van de Wgv en artikel 3.117, lid 1 van het Activiteitenbesluit minimaal aan te houden afstanden. Deze minimaal aan te houden afstanden zijn opgenomen in de onderstaande tabel.
Tabel 6: Vaste afstanden conform Wgv en Activiteitenbesluit
* Andere diercategorieen waar geen emissiefactoren voor bekend zijn
** Indien de pelsdieren in emissiearme huisvesting worden gehouden dan worden de afstanden uit de tweede rij van de tabel (buiten bebouwde kom) met 25 meter verkleind.
Op grond van artikel 6, lid 3 en lid 4 van de Wgv en artikel 3.118, lid 1 van het Activiteitenbesluit kunnen gemeenten bepalen dat binnen een deel van het grondgebied een andere afstand van toepassing is, met dien verstande dat deze ten minste de helft bedraagt van de afstand zoals opgenomen in de bovenstaande tabel. Een eventuele afwijkende afstand dient vastgelegd te worden in een verordening, een gebiedsvisie moet deze verordening onderbouwen. De gebiedsvisie moet aantonen dat een - van de wet afwijkende - afstand nodig is om de gewenste ruimtelijke visie te realiseren.
De van de wet afwijkende vaste afstanden zijn in de onderstaande tabel opgenomen. Deze afwijkende afstanden gelden niet voor pelsdieren.
Tabel 7: Vaste afstanden conform 'Geurverordening'
* Andere diercategorieen waar geen emissiefactoren voor bekend zijn, behoudens pelsdieren
** Vaste afstand is alleen van toepassing op veehouderijen waarin rechtens:
- minder dan 200 stuks melkrundvee (excl. vrouwelijk jongvee), of
- minder dan 340 stuks vrouwelijk jongvee, of
- minder dan 340 stuks melkvee (melkrundvee en jongvee opgeteld), of
- minder dan 100 paarden (excl. bijbehorende dieren in opfok < 3 jaar), of
- minder dan 50 overige landbouwhuisdieren (niet zijnde melkvee, jongvee en paarden) worden gehoude
Achtergrondbelasting
Indirect heeft de regelgeving zoals opgenomen in de Wgv en het Activiteitenbesluit ook gevolgen voor het realiseren van nieuwe geurgevoelige objecten in de omgeving van veehouderijen. Dit noemen we de 'omgekeerde werking'. Er moet aangetoond worden dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Bij het beoordelen van het woon- en leefklimaat wordt gekeken naar de achtergrondbelasting. De achtergrondbelasting is de gezamenlijke geurbelasting van alle rond een geurgevoelig object gelegen agrarische bedrijven. Voor de achtergrondbelasting gelden geen vastgestelde wettelijke normen. Gemeenten zijn vrij om eigen beleid ten aanzien van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te formuleren.
Tabel 8: Achtergrondbelasting conform 'Beleidsregel ruimtelijke ontwikkelingen en geurhinder'
Inmiddels is met de vaststelling van de Verordening ruimte 2014 de gemeentelijke normering zoals opgenomen in de 'Beleidsregel ruimtelijke ontwikkelingen en geurhinder' achterhaald. In de verordening is opgenomen dat de kans op geurhinder in de bebouwde kom niet hoger mag zijn dan 12% (10 ouE/m³) en in het buitengebied niet hoger dan 20% (20 ouE/m³), tenzij er - indien blijkt dat de kans op geurhinder hoger is dan voornoemde percentages - maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert.
De geurnormen zijn opgenomen om ervoor te zorgen dat er geen nieuwe overbelastingen voor geurhinder ontstaan en om bij te dragen aan een afname van de belasting waar deze cumulatief te hoog is. Door onder voorwaarde van een proportionele bijdrage aan de afname van geurhinder ontwikkelingen toe te staan neemt de overbelasting af.
Locatie | Onderzoek uitgevoerd? | Conclusie |
1. Boskantseweg 58-60 | Ja | De dichtst bij gelegen veehouderij ligt op een afstand van ruim 375m¹ten zuidoosten van het plangebied. Dit betreft een rundveehouderij zonder invloed op het plangebied. Er is sprake van een lage geurbelasting, minder dan 14 oue/m³ achtergrondbelasting. Er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. |
2. Boskantseweg ongenummerd | Ja | De dichtst bij gelegen veehouderij ligt op een afstand van ruim 400m¹ ten zuidoosten van het plangebied. Er is sprake van een lage achtergrondbelasting, minder dan 3 oue/m³. Er is dus sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. |
3. Lieshoutseweg 80/80a en Vogelsven ong. | Ja | De dichtst bij gelegen bedrijven op geruime afstand zijn gelegen, waardoor de inrichtingen niet door het voornemen van de Lieshoutseweg 80 en Vogelsven ong. worden geraakt, evenals de locatie aan de Lieshoutseweg 80 en Vogelsven ong. geen hinder ondervindt van deze bedrijven.Uit de berekeningen volgt dat er een achtergrondwaarde is berekend van: • 13,46 voor de Lieshoutseweg 80 (matig tot redelijk goed woon- en leefklimaat); • 11,67 voor het Vogelsven ong. (redelijk goed woon- en leefklimaat). |
4. Ollandseweg 159 | Nee | De uitbreiding van de bebouwing wordt primair gevraagd om het productieproces te optimaliseren en om de opslagcapaciteit uit te breiden, een en ander dient plaats te vinden binnen het reeds toegekende bouwvlak. Dit wordt niet uitgebreid zodat de afstand van nieuwe bebouwing tot in de omgeving gelegen veehouderijen niet kleiner kan worden dan in de huidige situatie al het geval is. Van een beperking van die veehouderijen kan dus geen sprake zijn. Zowel in de huidige als in de nieuwe situatie is het in principe mogelijk om binnen het bouwvlak een geurgevoelig gebouw als bijvoorbeeld een kantine op te richten. Er is geen onderzoek nodig ingevolge de Wet geurhinder en veehouderij. |
5. Schijndelseweg 47 | Nee | Er wordt geen nieuw geurgevoelig object mogelijk gemaakt. |
6. Sloef 7 | Nee | Er wordt geen nieuw geurgevoelig object mogelijk gemaakt. Het opheffen van de intensieve veehouderij levert een positieve bijdrage aan de geursituatie. |
7. Slophoosweg 10a | Nee | Er wordt geen nieuw geurgevoelig object mogelijk gemaakt. |
8. Spierkesweg 13/13a | Nee | Zowel een bedrijfs- als een plattelandswoning worden als geurgevoelige objecten aangemerkt, waarmee bedrijven in de omgeving rekening dienen te houden. Dit wijzigt derhalve niet. Ten opzichte van de huidige situatie wordt daarnaast een productiegerichte paardenhouderij mogelijk gemaakt. Met het toestaan van een logiesgebouw, wordt een nieuw geurgevoelig object toegestaan. Dit gebouw wordt echter op grotere afstand van omliggende (agrarische) bedrijven gerealiseerd dan de woning Spierkesweg 13a. Deze woning blijft derhalve maatgevend. Het initiatief is gelegen buiten de bebouwde kom, waardoor voldaan moet worden aan de vaste afstand van ten minste 50 meter. Er wordt ruimschoots voldaan aan de afstand van 50 meter ten opzichte van de omliggende bedrijven. |
9. Strobolse Heidesteeg 10 | Nee | Er liggen geen agrarische bedrijven in de directe omgeving van de projectlocatie. De achtergrondbelasting ligt tussen 3 en 6 odour units en is daarmee zonder meer acceptabel |
Tabel 9: verantwoording voor aspect geur
Een goede ruimtelijke ordening beoogt het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Door voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen. Deze milieuzonering dient aldus twee doelen:
Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Onder milieuzonering wordt verstaan het waar nodig zorgen voor een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds bedrijven of overige milieubelastende functies en anderzijds milieugevoelige functies zoals woningen. Scheiding van milieubelastende en milieugevoelige functies met behulp van milieuzonering is in de omgeving van sterk milieubelastende activiteiten zonder meer noodzakelijk. Bij de milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (2009).
De twee belangrijkste bouwstenen voor milieuzonering zijn de twee richtafstandenlijsten in bijlage 1 van de VNG-publicatie. Voor een scala aan milieubelastende activiteiten (lijst 1) en opslagen en installaties (lijst 2) zijn richtafstanden aangegeven ten opzichte van een rustige woonwijk. In de lijsten wordt onderscheid gemaakt naar richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Daarbij omvat categorie 1 de lichtste en categorie 6 de zwaarste vormen van bedrijvigheid.
De richtafstanden gaan uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd of aanwezig zijn, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden). De richtafstanden in bijlage 1 van de VNG-publicatie zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype (zoals een rustig buitengebied, een stiltegebied of een natuurgebied). Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven of kantoren) voor.
Indien de aard van de omgeving dit rechtvaardigt, kunnen gemotiveerd kleinere richtafstanden worden aangehouden bij het omgevingstype gemengd gebied, dat gezien de aanwezige functiemenging of ligging nabij drukke wegen al een hogere milieubelasting kent. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. De richtafstanden uit bijlage 1 van de VNG-publicatie gelden ten opzichte van een rustige woonwijk. De afstanden kunnen, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandsstap worden verlaagd indien sprake is van omgevingstype gemengd gebied.
Tabel 10: Richtafstanden conform VNG
Locatie | Onderzoek uitgevoerd? | Conclusie |
1. Boskantseweg 58-60 | Ja | De bouw van de woningen levert voor de omliggende bedrijven geen verdere belemmering op voor hun bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de nieuwe woningen. |
2. Boskantseweg ongenummerd | Ja | Geconcludeerd wordt dat, hoewel strikt genomen niet overal aan de richtafstanden uit de brochure van de VNG wordt voldaan, de nieuwe ontwikkeling voor de omliggende bedrijven geen verdere belemmering voor hun bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden met zich meebrengt. Verder is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de nieuwe woningen. |
3. Lieshoutseweg 80/80a en Vogelsven ong. | Nee | In de directe omgeving van de locatie Lieshoutseweg zijn met uitzondering van agrarische bedrijven geen overige bedrijfsbestemmingen gelegen. |
4. Ollandseweg 159 | Nee | Het overkappen van de houtopslagstellingen heeft geen invloed op de omliggende functies. |
5. Schijndelseweg 47 | Nee | Er liggen geen hindergevoelige objecten in de directe omgeving van de beoogde activiteit. |
6. Sloef 7 | Nee | Voor de ten noorden van het projectgebied gelegen woning wordt de situatie gunstiger: de intensieve veehouderij houdt op te bestaan en in de plaats daarvan komt een aannemingsbedrijf met uitsluitend opslag en zonder werkplaats. Verder blijven er nog enige agrarische activiteiten plaatsvinden te weten akkerbouw. |
7. Slophoosweg 10a | Nee | Er liggen geen hindergevoelige objecten in de directe omgeving van de beoogde activiteit. |
8. Spierkesweg 13/13a | Nee | Ten opzichte van de huidige situatie wordt ten zuiden van de bestemming ‘Bedrijf’ een paardenbak gerealiseerd voor de productiegerichte paardenhouderij. Dit valt onder de activiteit ‘paardenfokkerij’ (milieucategorie 3.1). Voldaan wordt aan de aan te houden richtafstand van 50 meter ten opzichte van de omliggende agrarische bedrijven. |
9. Strobolse Heidesteeg 10 | Nee | Het enige niet- agrarische bedrijf in de omgeving is het garagebedrijf aan de Lieshoutseweg 74 dat op een afstand van ± 150 meter is gelegen. Gezien deze afstand en de tussenliggende bebouwing is er geen sprake van beïnvloeding/ belemmeringen over en weer. |
Tabel 11: verantwoording voor aspect
Externe veiligheid gaat over het beperken en beheersen van risico's die mensen lopen door het gebruik, de opslag en productie van gevaarlijke stoffen (inrichtingen), het vervoer van gevaarlijke stoffen over spoor, weg en water (transportroutes) en het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen in hun omgeving. De meest effectieve manier om die risico's te beperken is het ruimtelijk scheiden van risicobron (inrichtingen, transportroutes, buisleidingen en luchthavens) en risico-ontvanger (kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object). Hiertoe zijn voor inrichtingen, in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi), normeringen opgenomen. Voor transportroutes zijn deze normeringen vastgelegd in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en voor buisleidingen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). In alle gevallen worden bij de normeringen twee kernbegrippen onderscheiden: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).
Plaatsgebonden risico (PR)
Bij het PR gaat het om de kans per jaar, die één persoon loopt om op een bepaalde plek dodelijk getroffen te worden door een ongeluk met gevaarlijke stoffen bij een bedrijf of transportas. Voor het PR geldt een 'harde' grenswaarde van 10-6/jaar (PR10-6) die op een kaart kan worden aangeduid met een contour. Binnen deze contour mogen geen kwetsbare objecten worden gebouwd. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt het PR niet als grenswaarde, maar als richtwaarde. Dit betekent dat op grond van zwaarwegende motieven van de norm kan worden afgeweken.
Groepsrisico (GR)
Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen (minimaal 10) overlijdt, als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een calamiteit. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Dit invloedsgebied wordt begrensd door de 1% letaliteitsgrens (tenzij anders bepaald): de afstand waarop nog 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Het GR kan niet op kaart worden weergegeven, maar wordt weergegeven in een grafiek waar de kans (f) afgezet wordt tegen het aantal slachtoffers (N): de fN-curve.
Het gemeentebestuur heeft beleidsruimte bij het toepassen van de hoogte van het GR bij ruimtelijke ontwikkelingen. Voor het GR geldt echter wel een verantwoordingsplicht. Het bevoegd gezag (vrijwel altijd gemeentebestuur) dient binnen het invloedsgebied een afweging te maken tussen het belang van de ruimtelijke ontwikkeling ten opzichte van het risico dat een groep mensen komt te overlijden als gevolg van een ramp of incident met gevaarlijke stoffen. Ook eventueel te nemen maatregelen en restrisico's dienen in de verantwoording opgenomen te worden.
Kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten
De wetgeving verdeelt gevoelige objecten in beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten. Deze verdeling is gemaakt om bepaalde groepen mensen in het bijzonder te beschermen. Dit onderscheid resulteert enerzijds in een aantal criteria en anderzijds in met naam genoemde objecten. Onderstaand volgt een korte omschrijving van beide objecten.
Kwetsbare objecten
Kwetsbare objecten zijn woningen en gebouwen, waarin (of waarbij) groepen personen verblijven gedurende een aaneengesloten tijd. Ook sommige gebouwen waarin/waarbij kleinere groepen verblijven, worden als kwetsbaar object gezien, wanneer die personen verminderd zelfredzaam zijn (bv. ziekenhuizen, bejaardenhuizen, kinderdagverblijven, etc.).
Beperkt kwetsbare objecten
Beperkt kwetsbare objecten zijn verspreid liggende woningen en bedrijven waarin/waarbij groepen van minder dan 50 personen gedurende een langere aaneengesloten tijd verblijven. In de landelijke wetgeving wordt meer gedetailleerd beschreven wat er onder kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten wordt verstaan. Belangrijk is hierbij dat de opsomming in de wetgeving niet limitatief is, zodat er in verdere uitwerking van het beleid nog enige vrijheid rest.
Locatie | Onderzoek uitgevoerd? | Conclusie |
1. Boskantseweg 58-60 | Ja | Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoering van de voorgestane ontwikkeling. |
2. Boskantseweg ongenummerd | Ja | Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoering van de voorgestane ontwikkeling. |
3. Lieshoutseweg 80/80a en Vogelsven ong. | Ja | Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoering van de voorgestane ontwikkeling. |
4. Ollandseweg 159 | Ja | Er bevinden zich geen inrichtingen met gevaarlijke stoffen in de omgeving. Het bedrijfsperceel inclusief het bouwvlak ligt wel gedeeltelijk binnen de aanduiding ‘Veiligheidszone- leiding’. Een gedeelte van de uitbreiding van de bebouwing is geprojecteerd binnen deze veiligheidszone. In het bestemmingsplan is bepaalt dat binnen deze zone geen kwetsbare objecten zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen mogen worden gebouwd. Daar is geen sprake van. |
5. Schijndelseweg 47 | Nee | Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoering van de voorgestane ontwikkeling. |
6. Sloef 7 | Ja | Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoering van de voorgestane ontwikkeling. |
7. Slophoosweg 10a | Nee | Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoering van de voorgestane ontwikkeling. |
8. Spierkesweg 13/13a | Ja | Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoering van de voorgestane ontwikkeling. |
9. Strobolse Heidesteeg 10 | Ja | Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoering van de voorgestane ontwikkeling. |
Tabel 12: verantwoording voor aspect Externe Veiligheid
Wet natuurbescherming
De Wet natuurbescherming beschermt Nederlandse natuurgebieden en planten- en diersoorten. De wet geldt sinds 1 januari 2017 en vervangt 3 wetten. Met slechts 1 wet en minder regels wordt het overzichtelijker om de wet toe te passen.
Gebiedsbescherming:
De Natuurbeschermingswet was een vertaling van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn naar nationale regelgeving. De Natuurbeschermingswet regelde de bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten. Deze wettelijke bescherming van is anders dan de bescherming van de Ecologische HoofdStructuur (EHS) of het NatuurNetwerk Nederland (NNN).
In Nederland zijn 164 Natura 2000-gebieden aangewezen. In de nieuwe Wet natuurbescherming blijft de bescherming van Natura 2000-gebieden vrijwel hetzelfde. De bescherming van Beschermde Natuurmonumenten komt te vervallen. Wel kunnen provincies ervoor kiezen om deze gebieden alsnog te beschermen via het provinciale beleid. De provincie voegt dan gebieden toe aan de EHS / het NNN of wijst ze aan als bijzonder provinciaal natuurgebied of – landschap.
Soortbescherming:
Zowel in de Flora- en faunawet als in de nieuwe Wet natuurbescherming staan verbodsbepalingen: activiteiten die schadelijk zijn voor beschermde dier- en plantsoorten zijn verboden. Verboden activiteiten wijzigen nauwelijks. Wel zijn enkele definities aangepast. Zo is onopzettelijk verstoren niet meer strafbaar en is opzettelijk verstoren van vogels in sommige situaties toegestaan. Maar verstoren zonder dat tevoren goed onderzoek naar beschermde soorten is uitgevoerd, blijft strafbaar.
Met de nieuwe wet wijzigt wel de lijst van beschermde soorten. Waar de Flora- en faunawet uitgaat van drie beschermingsniveaus, verdeelt de Wet natuurbescherming beschermde soorten in twee groepen: Strikt beschermde soorten waaronder soorten uit de Vogel- en Habitatrichtlijn. In de tweede categore staan andere soorten, bijvoorbeeld uit de Rode Lijst. De bescherming van vaatplanten uit tabel 1 en tabel 2 is vervallen. Onder de Wet natuurbescherming worden nog 75 soorten vaatplanten beschermd, waaronder soorten die niet eerder werden beschermd. De bescherming van mieren vervalt. Vrijwel alle zoogdieren blijven beschermd. Meer soorten libellen en vlinders worden beschermd.
Natuurnetwerk Nederland en Natuurnetwerk Brabant
Natuurnetwerk Nederland (voorheen ecologische hoofdstructuur ofwel EHS) is een netwerk van natuurgebieden en verbindingszones. Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is in de eerste plaats belangrijk als netwerk van leefgebieden voor veel planten en dieren. Op provinciaal niveau is het NNN uitgewerkt in het Natuurnetwerk Brabant (NNB). De provincie Noord-Brabant wil in 2027 alle gaten in het netwerk hebben gedicht met nieuwe natuur.
Binnen het NNN geldt een 'nee, tenzij'-regime: nieuwe plannen, projecten of handelingen zijn niet toegestaan indien deze de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant aantasten, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang. Voor ingrepen die aantoonbaar aan de criteria voldoen geldt het vereiste dat de schade zoveel mogelijk moet worden beperkt door mitigerende maatregelen. Resterende schade dient te worden gecompenseerd.
Locatie | Onderzoek uitgevoerd? | Conclusie |
1. Boskantseweg 58-60 | Ja | De bestaande woning en schuur binnen het plangebied zijn geschikte verblijfplaatsen voor vleermuizen. De eventuele aanwezigheid van vleermuizen kon tijdens de quickscan echter niet worden vastgesteld. Zodoende wordt nader onderzoek voor gebouwbewonende vleermuizen naar de functies kraamverblijf, zomerverblijf en paarverblijf noodzakelijk geacht. Vanwege de aanwezigheid van algemene soorten vogels, dienen de sloop- en kapwerkzaamheden buiten de broedperiode (half maart tot half juli) te worden uitgevoerd. Verder dient bij werkzaamheden tijdens de voortplantingsperiode van de rugstreeppad (half april tot eind augustus) te worden voorkomen dat deze soort zich in het plangebied vestigt en voortplant door stagnatie van hemelwater te voorkomen. |
2. Boskantseweg ongenummerd | Ja | Het perceel is gelegen tussen twee woningen in en het is momenteel extensief agrarisch in gebruik als paardenwei. De meeste beschermde plantensoorten komen alleen voor op plaatsen waar sprake is van geschikte groeiomstandigheden. Op deze locatie is daar gezien de begroeiing (gazon) en het gebruik geen sprake van. Er is geen open water zodat er ook geen geschikte leefomstandigheden zijn voor reptielen, amfibieën, vissen en libellen. Voor vogels en zoogdieren geldt (egel, spitsmuis)dat er weliswaar een stukje gras verdwijnt, maar er blijven in de omgeving nog voldoende verblijfs- en foerageermogelijkheden over. Gelet op het voorgaande en gelet op de gebruiksmogelijkheden die op grond van het geldende bestemmingsplan bij recht zijn toegestaan, kan zonder nader onderzoek worden gesteld dat de beoogde bestemmingswijziging en de daaruit voortvloeiende bouw- en gebruiksmogelijkheden niet stuiten op bezwaren vanwege het aspect flora en fauna. Hierbij is ook van belang dat er geen kwetsbare ( natuur)gebieden in de buurt liggen. |
3. Lieshoutseweg 80/80a en Vogelsven ong. | Ja | Uit de gegevens van natuurloket blijkt dat er ter plaats van de locatie veel vogelsoorten voorkomen. Dit komt mede door het open karakter van het landschap. Door het aanleggen van landschapselementen ter plaatse van de Vogelsven wordt het areaal voor de aanwezige flora en fauna verruimd. Door het inperken van het bestemmingsvlak treedt er eveneens een gunstig effect op. Het nader onderzoeken naar de aanwezige flora en fauna biedt in dit verband weinig meerwaarde. De gegevens van natuurloket geven voldoende inzicht in de mogelijke gevolgen voor de aanwezige flora en fauna. Op grond van deze inventarisatie gelden er geen belemmeringen voor de plannen op grond van de natuurwaarden. |
4. Ollandseweg 159 | Nee | In dit geval gaat het om enkel om het vergroten van de maximaal toegestane bebouwingsoppervlakte binnen het bestaande bouwvlak op een terrein dat al volledig in gebruik is voor bedrijfsdoeleinden. Voor zo ver het terrein niet bebouwd is, is het nagenoeg geheel verhard. Zonder nader onderzoek kan worden gesteld dat de Flora- en faunawet geen belemmering vormt voor het toekennen van de ruimere bebouwingsmogelijkheden. Uiteraard geldt bij de uitvoering van werkzaamheden wel de algemene zorgplicht die genoemd wordt in artikel 2 van de Flora- en faunawet. |
5. Schijndelseweg 47 | Nee | Gelet op de gebruiksmogelijkheden die op grond van het geldende bestemmingsplan bij recht zijn toegestaan, kan zonder nader onderzoek worden gesteld dat de beoogde bestemmingswijziging en de daaruit voortvloeiende bouw- en gebruiksmogelijkheden niet stuiten op bezwaren vanwege het aspect flora en fauna. Hierbij is ook van belang dat er geen kwetsbare ( natuur)gebieden in de buurt liggen. |
6. Sloef 7 | Nee | De feitelijke werkzaamheden hebben grotendeels al plaatsgevonden. Er wordt nog een bedrijfsgebouw gebouwd waarvoor reeds vergunning is verleend. De algemene zorgplicht die is opgenomen in artikel 2, lid 1 van de Flora- en faunawet blijft, voor zo ver relevant, van toepassing bij activiteiten die de nieuwe bestemming mogelijk maakt. Hierbij valt met name te denken aan het uitvoeren van (bouw)werkzaamheden: dit dient te geschieden buiten het broedseizoen. |
7. Slophoosweg 10a | Nee | Gelet op de gebruiksmogelijkheden die op grond van het geldende bestemmingsplan bij recht zijn toegestaan, kan zonder nader onderzoek worden gesteld dat de beoogde bestemmingswijziging en de daaruit voortvloeiende bouw- en gebruiksmogelijkheden niet stuiten op bezwaren vanwege het aspect flora en fauna. Hierbij is ook van belang dat er geen kwetsbare ( natuur)gebieden in de buurt liggen. |
8. Spierkesweg 13/13a | Nee | De bebouwing is reeds gerealiseerd en als zodanig in gebruik. Er vinden dagelijks verkeersbewegingen in verband met de training van de honden voor het Police Dog Centre. Grote delen van het perceel zijn verhard, waardoor de aanwezigheid van kleine landschapselementen kan worden uitgesloten. Er vinden geen activiteiten of verbouwingen plaats, waardoor geen negatieve effecten kunnen optreden voor mogelijke flora- en faunawaarden. Gesteld kan worden dat het initiatief geen onevenredige nadelige gevolgen heeft voor flora- en fauna. |
9. Strobolse Heidesteeg 10 | Nee | Onderhavige bestemmingswijziging leidt niet tot bouwwerkzaamheden of andere werkzaamheden die een fysieke ingreep betekenen, een nader onderzoek naar consequenties ten aanzien van flora en fauna is niet nodig. De algemene zorgplicht die is opgenomen in artikel 2, lid 1 van de Flora- en faunawet blijft, voor zo ver relevant, van toepassing bij activiteiten die de nieuwe bestemming mogelijk maakt. |
Tabel 13: verantwoording voor aspect natuur
Het behoud van cultuurhistorische waarden is belangrijk. Voor bewoners en toeristen, voor nu en in de toekomst. Het cultuurlandschap maakt immers deel uit van ons cultureel erfgoed.
De wet- en regelgeving met betrekking tot cultuurhistorie is vastgelegd in de Monumentenwet 1988. Deze wet regelt de (objectgerichte) bescherming en aanwijzing van monumenten. Recentelijk is de Monumentenwet 1988 gemoderniseerd. Concreet heeft de modernisering geleid tot aanpassing van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
In het Besluit ruimtelijke ordening is vastgelegd dat cultuurhistorische waarden meegewogen dienen te worden bij het vaststellen van bestemmingsplannen. Het gaat daarbij om het in kaart brengen van historisch-stedenbouwkundige en historisch-geografische waarden en het beschrijven van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige waarden en de aanwezige of te verwachten monumenten, in het op te stellen bestemmingsplan wordt omgegaan. Hierbij is onderscheid te maken in historische bouwkunst, historische stedenbouw, historische geografie (vlak, lijn), historisch groen en historische zichtrelaties (molenbiotoop, enz.).
Historische bouwkunst
Met historische bouwkunst worden 'onroerende zaken' bedoeld. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in Rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten en cultuurhistorisch waardevolle bebouwing. Gemeentelijke monumenten worden beschermd op basis van de Monumentenwet 1988. Om dubbele regelgeving te voorkomen is geen specifieke aanvullende regelgeving en bescherming in het bestemmingsplan opgenomen.
Historische stedenbouw
Deze categorie wordt gevormd door een combinatie van historisch gegroeide ruimtelijke structuren en de historische bebouwing: een gehucht, dorp, stad of industrieel complex. Het gaat om gebieden die door hun samenhang in architectonische en stedenbouwkundige zin een herkenbare eenheid vormen.
Historische geografie
De gemeente is doorweven met waardevolle vlak- en lijnelementen. Het gaat daarbij om historische paden en wegen (veelal zandwegen), maar ook om verschillende landschapsvormen.
In de directe omgeving van alle planlocaties ligt wel een waardevol lijn element. Het gaat hier om oude wegtraces met een redelijk hoge of hoge waarde of een oude verkaveling. Voor alle planlocaties geldt dat de beoogde ontwikkeling geen afbreuk doet aan deze waardevolle lijnelementen.
Historisch groen
Naast historische bouwkunst is in het buitengebied ook historisch groen aanwezig. Dit betreft zowel solitaire bomen, als bosgebieden.
Historische zichtrelaties
Historische zichtrelaties betreft niet de grijpbare elementen zelf, maar de directe omgeving ervan. Ze beschrijven bijvoorbeeld de openheid van een bepaald gebied, de onderlinge visuele relatie tussen cultuurhistorische elementen en/of de visuele relatie tussen deze elementen en het omringende landschap.
Locatie | Onderzoek uitgevoerd? | Conclusie |
1. Boskantseweg 58-60 | Nee | Er is geen sprake van cultuurhistorische waarden die specifieke aandacht vragen. |
2. Boskantseweg ongenummerd | Nee | Het bestemmingsplan 'Buitengebied Sint-Oedenrode' bevat voorde projectlocatie geen aanduiding vanwege cultuurhistorische waarden. |
3. Lieshoutseweg 80/80a en Vogelsven ong. | Ja | Ter plaatse van het plangebied staat geen cultuurhistorisch waardevolle bebouwing. Een dubbelbestemming in het bestemmingsplan Buitengebied is dan ook achterwege gebleven en wordt ook nu niet opgenomen. |
4. Ollandseweg 159 | Nee | Er is geen sprake van cultuurhistorische waarden die specifieke aandacht vragen. |
5. Schijndelseweg 47 | Nee | Er is geen sprake van cultuurhistorische waarden die specifieke aandacht vragen. |
6. Sloef 7 | Nee | Er is geen sprake van cultuurhistorische waarden die specifieke aandacht vragen. |
7. Slophoosweg 10a | Nee | Er is geen sprake van cultuurhistorische waarden die specifieke aandacht vragen. |
8. Spierkesweg 13/13a | Nee | In de nabijheid van het plangebied is het gebied ‘Meierij’ op de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) van Provincie Noord-Brabant gelegen. De cultuurhistorisch waardevolle elementen behorende bij dit landschap blijven behouden en waar mogelijk verbeterd. Verder zijn geen cultuurhistorische waardevolle elementen aanwezig in de omgeving van het plangebied. |
9. Strobolse Heidesteeg 10 | Nee | Het perceel is onderdeel van een groter gebied waaraan in het bestemmingsplan buitengebied de aanduiding cultuurhistorisch waardevol gebied is toegekend. Onder cultuurhistorisch waardevol gebied verstaat het bestemmingsplan een gebied met bepaalde cultuurhistorische waarde, bestaande uit waardevolle structuren (ontsluiting, waterhuishouding, verkaveling, beplanting en percelering). De bestemmingswijziging leidt niet tot enige fysieke ingreep op het perceel noch op de omgeving zodat er geen sprake is van enige aantasting van genoemde cultuurhistorische waarden. |
Tabel 14: verantwoording voor aspect cultuurhistorie
In 1992 werd in Valetta (Malta) door de Ministers van Cultuur van de bij de Raad van Europa aangesloten landen het 'Europees verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed', beter bekend onder de naam 'Verdrag van Malta', ondertekend. Het doel van dit verdrag is het archeologische erfgoed (alle overblijfselen, voorwerpen en andere sporen van de mens uit het verleden) te beschermen als bron van het Europese gemeenschappelijk geheugen en als middel voor geschiedkundige en wetenschappelijke studie. In het verdrag zijn drie uitgangspunten ten aanzien van de omgang met archeologie geïntroduceerd:
Deze uitgangspunten zijn voor Nederland uitgewerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). Deze op 1 september 2007 in werking getreden wet heeft zijn beslag gekregen via een wijziging van de Monumentenwet 1988, de Ontgrondingenwet, de Wet milieubeheer, de Woningwet en de Wet op de ruimtelijke ordening. In de Wamz is o.a. bepaald dat gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening moeten houden met vastgestelde (of gekende) archeologische waarden dan wel te verwachten archeologische waarden. De volgende categorieën van gebieden te onderscheiden:
AMK-terreinen
Dit zijn terreinen waar in het verleden aangetoond is dat zich hier archeologische resten in de bodem bevinden. Deze terreinen zijn aangegeven op de door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed opgestelde archeologische monumentenkaart (AMK). Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen wettelijk beschermde en niet wettelijk beschermde terreinen. Voor AMK-terreinen geldt dat altijd een archeologisch onderzoek nodig is bij werken en/of werkzaamheden.
Terreinen met een hoge archeologische verwachting
Dit zijn terreinen, waar op grond van de landschappelijke ligging, een grote kans is op het aantreffen van archeologische resten. In het buitengebied van de gemeente Meierijstad gaat het hierbij om de dekzandruggen en terreinen waarvan op basis van historische gegevens, oude kaarten, archeologische vondsten of nog aanwezige bebouwing bekend is dat er in het verleden belangrijke gebouwen (kastelen, kloosters, kerken, molens en hoeves) hebben gestaan.
Voor terreinen met een hoge archeologische verwachting geldt dat een archeologisch onderzoek nodig is als met de beoogde ontwikkeling wordt voorzien in werken en/of werkzaamheden groter dan 100 m². Deze regeling geldt alleen als het gaat om werken en/of werkzaamheden dieper dan 0,30 m onder maaiveld.
Terreinen met een middelhoge archeologische verwachting
Dit zijn terreinen, waar op grond van de landschappelijke ligging, een middelhoge kans is op het aantreffen van archeologische resten. In het buitengebied van de gemeente Meierijstad gaat het hierbij om de dekzandwelvingen, delen van beekdalen binnen een straal van 150 meter van dekzandruggen en terreinen binnen een straal van 100 meter van dekzandruggen.
Voor terreinen met een middelhoge archeologische verwachting geldt dat een archeologisch onderzoek nodig is als met de beoogde ontwikkeling wordt voorzien in werken en/of werkzaamheden groter dan 250 m². Deze regeling geldt alleen als het gaat om werken en/of werkzaamheden dieper dan 0,30 m onder maaiveld.
Terreinen met een lage archeologische verwachting
Dit zijn terreinen, waar op grond van de landschappelijke ligging, een kleine kans is op het aantreffen van archeologische resten. In het buitengebied van de gemeente Meierijstad gaat het hierbij om de dekzandvlakten, delen van beekdalen en laagtes.
Voor terreinen met een lage archeologische verwachting geldt dat een archeologisch onderzoek nodig is als met de beoogde ontwikkeling wordt voorzien in werken en/of werkzaamheden groter dan 10.000 m². Deze regeling geldt alleen als het gaat om werken en/of werkzaamheden dieper dan 0,30 m onder maaiveld.
Locatie | Onderzoek uitgevoerd? | Conclusie |
1. Boskantseweg 58-60 | Nee | Het bestemmingsplan bepaalt dat voor bouwwerken met een oppervlakte van meer dan 200m² en een diepte van meer dan 50cm een archeologisch rapport moet worden opgesteld. Deze eis geldt niet voor zover het Wonen betreft en voor het bouwvlak ‘Agrarisch’. |
2. Boskantseweg ongenummerd | Ja, bureauonderzoek | In het bestemmingsplan zal voor het plangebied een andere archeologische dubbelbestemming opgenomen namelijk Waarde Archeologie 3: voormalige hoeves en molens (WR-A3). Binnen deze dubbelbestemming is een archeologisch onderzoek nodig als er een omgevingsvergunning wordt aangevraagd voor ( bouw) werkzaamheden met een oppervlakte groter dan 50 m2 en dieper dan 0,3m¹. Omdat er al onderzoek is verricht , komt er in dit geval een vervolgonderzoek. Dit kan bestaan uit een proefsleuvenonderzoek (met mogelijkheid tot doorstart naar een opgraving) maar er zijn ook andere mogelijkheden zoals archeologische begeleiding bij het uitgraven van de bouwput. |
3. Lieshoutseweg 80/80a en Vogelsven ong. | Nee | Er geldt geen dubbelbestemming Waarde - Archeologie op deze locatie. Bij bodemverstorende activiteiten is initiatiefnemer verplicht om eventuele vondsten en grondsporen te melden bij de Minister van OCW conform artikel 53 van de Monumentenwet uit 1988. |
4. Ollandseweg 159 | Nee | Voor het perceel en omgeving geld de dubbelbestemming Waarde- Archeologie 2. Deze dubbelbestemming ibepaalt dat de eis om een archeologisch rapport over te leggen bij meer dan 500m² bebouwing niet geldt binnen een bestemmingsvlak Bedrijf. |
5. Schijndelseweg 47 | Nee | Er geldt geen dubbelbestemming Waarde - Archeologie op deze locatie. Bij bodemverstorende activiteiten is initiatiefnemer verplicht om eventuele vondsten en grondsporen te melden bij de Minister van OCW conform artikel 53 van de Monumentenwet uit 1988. |
6. Sloef 7 | Nee | Het bestemmingsplan bepaalt dat voor bouwwerken met een oppervlakte van meer dan 200m² en een diepte van meer dan 50cm een archeologisch rapport moet worden opgesteld. Deze eis geldt niet voor zover het bouwvlak ‘Agrarisch’ betreft. |
7. Slophoosweg 10a | Nee | Het bestemmingsplan buitengebied bevat voor enkele delen van het perceel de dubbelbestemming Waarde- Archeologie 1 en een gedeelte Waarde - Archeologie 2. Deze dubbelbestemmingen blijven gehandhaafd ook na wijziging van de bestemming in Bedrijf. De dubbelbestemming heeft pas consequenties bij nieuwe (bouw) werkzaamheden waarbij de bodem wordt verstoord. |
8. Spierkesweg 13/13a | Nee | Het plangebied is gelegen in een gebied met lage verwachting (categorie 7). Volgens de notitie archeologiebeleid hoeft in deze gebieden geen archeologie onderzoek uitgevoerd te worden, behalve wanneer het een MER-plichtig project betreft. |
9. Strobolse Heidesteeg 10 | Het bestemmingsplan buitengebied bevat voor enkele delen van het perceel de dubbelbestemming Waarde- Archeologie 2. Deze dubbelbestemming blijft gehandhaafd ook na wijziging van de bestemmingen in Recreatie. De dubbelbestemming heeft pas consequenties bij nieuwe (bouw) werkzaamheden waarbij de bodem wordt verstoord. |
Tabel 15: verantwoording voor aspect archeologie
Relevante beleidsstukken op het gebied van water zijn de Europese Kaderrichtlijn Water, het Nationaal Bestuursakkoord Water, het Nationaal Waterplan, het Provinciaal Waterplan en het Waterbeheerplan van het waterschap. Belangrijkste gezamenlijke punt uit deze beleidsstukken is dat water een belangrijk sturend element is in de ruimtelijke ordening. Water legt een ruimteclaim op het (stads)landschap waaraan voldaan moet worden. De bekende driestapsstrategieën ´vasthouden-bergen-afvoeren (waterkwantiteit)´ en ´voorkomen-scheidden-zuiveren (waterkwaliteit) zijn leidend.
De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) is op 22 december 2000 in werking getreden. In deze Kaderrichtlijn wordt aan alle lidstaten gevraagd om resultaten te boeken met het schoonhouden en schoonmaken van het water in stad en land (chemisch kwaliteitsdoel) en het beschermen en ontwikkelen van natuur (ecologisch kwaliteitsdoel). De afspraken moeten er voor zorgen dat iedere lidstaat ervoor zorgt dat de kwaliteit van het oppervlaktewater en het grondwater in 2015 op orde is. Uitgangspunt is een indeling in stroomgebieden.
Midden jaren negentig ondervinden verschillende delen van Nederland regelmatig overlast van water. Dit heeft maatschappelijk en politiek de vraag doen rijzen of Nederland zijn waterhuishoudkundige situatie nog wel op orde heeft. En of we wel voldoende zijn voorbereid voor de 21e eeuw op de veranderingen in ons klimaat, ruimte en grondgebruik. Naar aanleiding van deze problematiek is de Commissie Waterbeheer 21e eeuw ingesteld. Deze commissie heeft in haar advies van augustus 2000 gepleit voor 'Ruimte voor Water'. Het Kabinet heeft deze aanbevelingen verwoord in het kabinetsstandpunt 'Anders omgaan met water' en 'Ruimte voor de Rivier'.
Dit heeft uiteindelijk geleid tot het Nationaal Bestuursakkoord Water. In dit akkoord hebben het Rijk en Interprovinciaal Overleg, de Unie van Waterschappen en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten afspraken gemaakt over een gezamenlijke aanpak van de waterproblematiek. Het akkoord heeft tot doel om in de periode tot 2015 het watersysteem in Nederland te verbeteren en op orde te houden.
Het Nationaal Waterplan (NWP) is het rijksplan voor het waterbeleid. Het Nationaal Waterplan is in december 2009 vastgesteld. Het NWP beschrijft de maatregelen die in de periode 2009-2015 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten. De doelstelling van het NWP is van Nederland een veilige en leefbare delta te maken (houden), nu en in de toekomst. De stroomgebiedbeheerplannen zijn een bijlage van het NWP.
Het Provinciaal Waterplan bevat het strategische waterbeleid van de provincie Noord-Brabant voor de periode 2010-2015. Het plan doorloopt samen met de plannen van het Rijk en de waterschappen een 6-jarige beleidscyclus die is afgestemd op de verplichtingen uit de Kaderrichtlijn Water. Naast beleidskader is het Provinciaal Waterplan ook toetsingskader voor de taakuitoefening van lagere overheden op het gebied van water. In het plan hanteert de provincie de principes van de people-planet-profitbenadering. In Noord-Brabant zijn deze uitgangspunten vertaald in de Telos-driehoek. Vanuit de sociaal-maatschappelijke invalshoek (people) krijgen veiligheid tegen overstroming, bescherming tegen wateroverlast, een betrouwbare openbare watervoorziening en goede recreatievoorzieningen aandacht. Vanuit de economische invalshoek (profit) heeft dit plan aandacht voor onder meer een goede watervoorziening voor industrie en landbouw en voor het transport over water. De derde invalshoek (planet) gaat uit van het water als voorwaarde voor een gezonde leefomgeving voor mens en natuur. Belangrijke thema's in dat kader zijn de verbetering van de waterkwaliteit, de verdrogingsbestrijding en de meer natuurlijke inrichting van onze watersystemen.
Deze driedeling (people-planet-profit) heeft geleid tot de volgende in ruimtelijk opzicht van belang zijnde wateraspecten:
Locatie | Onderzoek uitgevoerd? | Conclusie |
1. Boskantseweg 58-60 | Ja | In verband met de sanering van het agrarisch bedrijf is er in totaal 2000m² bebouwing gesloopt en verharding verwijderd. Er is vervolgens een nieuw bijgebouw gebouwd dat een oppervlakte heeft van 300m². Per saldo is de hoeveelheid bebouwing en verharding op het perceel dus afgenomen met 1700m² (2000m² minus de oppervlakte van de nieuwe schuur). De oppervlakte van de nieuw te realiseren bebouwing en verharding is aanmerkelijk minder, zodat er wordt voldaan aan het vereiste van hydrologisch neutraal bouwen. Het hemelwater dat op de bestaande schuur van 300m² terecht komt, wordt in de huidige situatie al afgevoerd naar de op het perceel aanwezige vijver. Dit blijft zo. Voor de nieuwe woningen wordt op eigen perceel een voorziening getroffen om het hemelwater op te vangen en tijdelijk vast te houden zodat het op eigen terrein in de bodem kan infiltreren. Het vuilwater wordt afgevoerd op het bestaande riool. Dit wijzigt niet ten opzichte van de huidige situatie. |
2. Boskantseweg ongenummerd | Nee | Het onderhavige project wordt hydrologisch neutraal uitgevoerd en past dus binnen het uitgangspunt om voldoende water veilig te stellen. Er is geen oppervlaktewater op de locatie of in de directe omgeving aanwezig. Het project heeft geen negatieve invloed op de doelstellingen van het waterschap, zoals deze zijn vastgelegd in het waterbeheerplan. Door het project hydrologisch neutraal uit te voeren wordt bijgedragen aan de doelstellingen waterverontreiniging te voorkomen en verdroging te voorkomen. De initiatiefnemer kiest voor een bovengrondse voorziening in de vorm van een zakvijver met een bergingsvermogen van 2,15m³. De oppervlakte van het perceel is ruimschoots voldoende om hierin te voorzien. Hiermee wordt voldaan aan de uitgangspunten van het waterschap en de bergingseis van de gemeente en wordt hydrologisch neutraal ontwikkeld. Huishoudelijk afvalwater dat vrijkomt bij de toekomstige bebouwing wordt, in overleg met de rioolbeheerder van de gemeente Sint-Oedenrode, afgevoerd naar het gemeentelijk rioolstelsel. |
3. Lieshoutseweg 80/80a en Vogelsven ong. | Nee | Het huishoudelijk vuilwater van de woning blijft en wordt afgevoerd naar het gemeentelijk rioleringsstelsel. Hemelwater van daken zal ter plaatse in het milieu worden gebracht. Voor het waarborgen van een goede grond- en/of oppervlaktewaterkwaliteit is het van groot belang dat oppervlakken waarvan water afstroomt niet worden vervaardigd van uitlogende bouwmaterialen (zoals koper, lood en zink), zonder dat daarbij gebruik wordt gemaakt van een coating. De afstand tussen maaiveld en grondwaterspiegel is voldoende groot om zonder ophoging bebouwing te realiseren. De ontwateringdiepte vormt geen belemmering. |
4. Ollandseweg 159 | Nee | Het bedrijfsterrein is, voor zo ver het niet is bebouwd, al nagenoeg geheel verhard met klinkers en betonplaten. Het regenwater dat nu op de bebouwing valt, komt op de verharding terecht en loopt naar de onverharde stroken rondom en het terrein en trekt daar de grond in of komt in de sloot terecht. Voor de nieuwe bebouwing geldt hetzelfde. Er verandert in dit opzicht niets zodat er sprake is van een hydrologisch neutrale ontwikkeling. Afvalwater wordt afgevoerd via de drukriolering. Zoals hiervoor al is aangegeven leidt uitbreiding van bebouwing op zich niet tot uitbreiding van het personeelsbestand zodat er ook geen sprake is van toename van de afvalwaterstromen. |
5. Schijndelseweg 47 | Nee | De invloed op het milieukundige aspect water is met betrekking tot dit plan en de daarbij behorende activiteiten nihil te noemen. |
6. Sloef 7 | Nee | Het afvalwater wordt afgevoerd via de drukriolering. Een deel van het regenwater loopt naar een afgedamde sloot rechts op het perceel terwijl de rest ter plaatse de grond intrekt. |
7. Slophoosweg 10a | Nee | Het verharde oppervlakte wordt minder doordat overtollige bebouwing gesloopt wordt. |
8. Spierkesweg 13/13a | Nee | In de Keur is opgenomen onder artikel 15, lid 1 dat compensatie voor de toename van verhard oppervlakte niet nodig is, wanneer het oppervlakte kleiner dan 2.000 m² is. Het initiatief heeft geen invloed op deze watergang, aangezien er nauwelijks vermeerdering van verhard oppervlakte plaatsvindt. Er worden een mestopslag, een paardenstal en een overkapping gerealiseerd met een gezamenlijke oppervlakte van circa 127 m². De rest van de bebouwing wordt hoogstens intern verbouwd. Geconcludeerd wordt dat de toename minimaal is (ruimschoots onder de gestelde 2.000 m2) en er geen compensatiemaatregelen getroffen hoeven worden. Er zijn voldoende mogelijkheden in het plangebied zelf om het hemelwater af te voeren. In de huidige situatie is er in en nabij het plangebied drukriolering aanwezig. De woning en het logiesgebouw zijn aangesloten op de riolering. Vuilwater wordt afgevoerd via de drukriolering. Drukriolering heeft een beperkte capaciteit en is daarom niet geschikt voor de afvoer van hemelwater. Afvloeiend hemelwater wordt derhalve niet afgevoerd via de riolering. |
9. Strobolse Heidesteeg 10 | Nee | Nieuwe ontwikkelingen dienen hydrologisch neutraal te worden uitgevoerd. Aan dit uitgangspunt wordt in dit geval zonder meer voldaan aangezien het project uitsluitend voorziet in een planologisch- juridische regeling van reeds bestaande activiteiten in bestaande bebouwing. Er wordt geen nieuwe bebouwing of verharding toegevoegd. |
Tabel 16: verantwoording voor aspect water
De aanwezigheid van kabels en/of leidingen in een gebied kunnen de realisatie van eventuele bouwplannen in de weg staan. Voor alle locaties geldt dat er buiten de normale huis- en bedrijfsaansluitingen geen leidingen aanwezig zijn die een fysieke belemmering vormen.
Een bestemmingsplan bepaalt wat er in een gemeente met de ruimte mag gebeuren. De verbeelding en de regels vormen in dit geval de juridische basis van het bestemmingsplan. Op de verbeelding zijn de bestemmingen van het gebied waarop het bestemmingsplan betrekking heeft, aangegeven en in de regels is bepaald wat er wel en niet mag binnen deze bestemmingen. De toelichting heeft geen juridische status maar vormt een motivering van wat er op de verbeelding en in de regels is vastgelegd.
In dit hoofdstuk worden de bij het bestemmingsplan behorende regels en verbeelding van een toelichting voorzien. Eerst wordt op grond van enkele (wettelijke) verplichtingen/veranderingen ingegaan op de algemene opzet (SVBP 2012 en Wabo). In daaropvolgende paragraaf wordt kort ingegaan op de verbeelding. De rest van het hoofdstuk staat in het teken van de regels.
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten te digitaliseren. Hiervoor is de Standaard voor vergelijkbare bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012) ontwikkeld. Onder vorige wetten werden bijna geen regels gesteld over de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan. Hierdoor zijn er in de praktijk zeer verschillende bestemmingsplannen ontstaan. SVBP 2012 maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. Zo zijn bijvoorbeeld de bestemmingen en begripsbepalingen in alfabetische volgorde opgenomen en vloeit de naam van een bestemming voort uit een standaardlijst, waaruit ingevolge de SVBP 2012 gekozen dient te worden. Kenmerk van de bestemmingen is dat het gehele plangebied ermee (vlaksgewijs) is bedekt.
Een bestemmingsplan kan ook dubbelbestemmingen bevatten. Deze overlappen bestemmingen en geven eigen regels, waarbij sprake is van een rangorde tussen de bestemmingen en de dubbelbestemmingen. De dubbelbestemmingen hoeven het gehele plangebied niet te bedekken. Aanduidingen (functie-, bouw- en gebiedsaanduidingen) worden gebruikt om bepaalde zaken binnen een bestemming of dubbelbestemming nader of specifieker te regelen. Het gaat hierbij om specificaties met betrekking tot het gebruik of de bouwmogelijkheden.
De SVBP 2012 voorziet overigens uitsluitend in een systematische wijze van bestemmen en er wordt uitdrukkelijk op gewezen dat de standaarden geen betrekking hebben op de inhoud van een bestemmingsplan. Wel kent het SVBP 2012 een aantal onderdelen die verplicht moeten worden overgenomen in een bestemmingsplan, zoals de wijze van meten.
Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. Het doel van deze wet is om te komen tot een samenhangende beoordeling in één procedure van verschillende activiteiten die invloed hebben op de fysieke leefomgeving. De Wabo heeft tot gevolg dat verschillende vergunningen worden verleend in één besluit, de omgevingsvergunning. Ook de thans in de wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen vergunningen en ontheffingen vallen onder de Wabo. Voor het bestemmingsplan heeft dit gevolgen voor de gebruikte terminologie. De ontheffing heet nu 'omgevingsvergunning voor het afwijken'. De bouwvergunning heet 'omgevingsvergunning voor het bouwen'. De sloop- en aanlegvergunning zijn gewijzigd in 'omgevingsvergunning voor het slopen' respectievelijk 'omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden´. De terminologie in dit bestemmingsplan is conform de Wabo.
De verbeelding heeft een belangrijke rol bij het bepalen van de gebruiks- en bouwmogelijkheden binnen de verschillende planlocaties. Daartoe zijn op de verbeelding bestemmings- en bouwvlakken en aanduidingen opgenomen. De verbeelding is zowel digitaal als analoog beschikbaar.
Aan de ondergrondgegevens op de verbeelding, zoals ingetekende gebouwen, kunnen geen rechten worden ontleend. Daar staat tegenover dat het ontbreken van dergelijke ondergrondgegevens ook niet leidt tot een beperking van rechten. De ondergrondgegevens hebben dus uitsluitend een illustratief karakter.
De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:
Deze hoofdstukindeling is opgebouwd conform de richtlijnen uit de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2012). Hierna worden de hoofdstukken nader toegelicht.
Begrippen (Artikel 1)
In dit artikel is omschreven wat in onderhavig plan onder een aantal van de in de regels gebruikte begrippen wordt verstaan.
Wijze van meten (Artikel 2)
In dit artikel is vastgelegd hoe bij de toepassing van de regels van onderhavig plan moet worden gemeten.
Enkelbestemmingen (Artikel 3 t/m 24)
Iedere bestemming is opgebouwd conform de richtlijnen uit de SVBP 2012, waarin een vaste opzet voor de bestemmingsregels is vastgelegd. De in dit plan opgenomen bestemmingen zijn:
Dubbelbestemmingen (Artikel 25 t/m 32)
Voor het bestemmingsplan gelden ook een aantal dubbelbestemmingen. De regels uit de hoofdbestemmingen en de dubbelbestemmingen zijn beide van toepassing. Bij strijd tussen de regels prevaleren de regels van de dubbelbestemming. De in dit plan opgenomen dubbelbestemmingen zijn:
Anti-dubbeltelregel (Artikel 33)
Om misbruik van de bouwregels te voorkomen, is in dit artikel bepaald dat gronden die al eens als berekeningsgrondslag voor een omgevingsvergunning hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen. Doel van deze zogenaamde anti-dubbeltelregel is te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Algemene bouwregels (Artikel 34)
In de algemene bouwregels zijn regelingen opgenomen met betrekking tot ondergronds bouwen en met betrekking tot ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, kozijnen, schoorstenen etc.
Algemene gebruiksregels (Artikel 35)
Hierin is bepaald dat het verboden is de gronden en bouwwerken in strijd met de bestemmingen te gebruiken. In de 'Overige regels' is hier een strafbepaling aan gekoppeld. Tevens zijn hier enkele afwijkingsbevoegdheden opgenomen:
Algemene aanduidingsregels (Artikel 36)
De algemene aanduidingsregels bevatten regelingen voor de gebiedsaanduidingen die op de verbeelding zijn opgenomen. Dit betreffen gebiedsaanduidingen die doorwerking hebben op meerdere verschillende (hoofd)bestemmingen. De in dit plan opgenomen gebiedsaanduidingen zijn:
Algemene afwijkingsregels (Artikel 37)
In deze regel wordt aan het bevoegd gezag de bevoegdheid gegeven om af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsregels die gelden voor meerdere dan wel alle bestemmingen in het plan.
Overgangsrecht (Artikel 40)
In deze regel wordt vorm en inhoud gegeven aan het overgangsrecht. Deze regeling is op grond van de Wro verplicht.
Slotregel (Artikel 41)
Als laatste wordt de slotregel opgenomen. Deze regel bevat zowel de titel van het plan als de vaststellingsdatum.
Sinds de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro, 1 juli 2008) is de gemeente verplicht tot kostenverhaal in geval in een nieuw bestemmingsplan bouwmogelijkheden worden voorzien als bedoeld in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening. Het gaat hier onder meer om de bouw van een woning.
Met het oog op dit kostenverhaal is de gemeenteraad verplicht bij een bestemmingsplan een exploitatieplan vast te stellen (artikel 6.12 Wro). Van de vaststelling van een exploitatieplan mag alleen worden afgezien, als het kostenverhaal anderszins is verzekerd, geen locatie-eisen hoeven te worden gesteld en/of geen fasering aan de orde is. Van deze laatste twee punten is geen sprake in dit bestemmingsplan. Anderszins verzekerd is het geval als de gemeente de gronden waarvoor de bedoelde bouwmogelijkheid geldt, in eigendom heeft dan wel de gemeente met de eigenaar van de betreffende gronden een overeenkomst heeft gesloten waarin het kostenverhaal is geregeld.
De gemeente heeft voor alle planlocaties een overeenkomst gesloten waarin het kostenverhaal is geregeld. Dit betekent dat het kostenverhaal in het kader van het onderhavige bestemmingsplan anderszins is geregeld en geen exploitatieplan verplicht is.
Een bestemmingsplan is één van de oorzaken waardoor schade als bedoeld in artikel 6.1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) kan ontstaan. Door deze planschade kan de economische uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan in het geding komen. Om de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan te waarborgen, is voor alle planlocaties een planschadeovereenkomst afgesloten. Op basis hiervan komt de eventuele planschade voor rekening van de initiatiefnemers.
Een van de uitgangspunten bij het ontwikkelen van een bestemmingsplan is dat het plan handhaafbaar dient te zijn. Handhaving van het ruimtelijk beleid is een voorwaarde voor het behoud en de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit.
De handhaving van de regelgeving van het bestemmingsplan is de bevoegdheid van burgemeester en wethouders. De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) bevat hiervoor de wettelijke grondslag. Het gaat daarbij met name om de planregels inzake het bouwen en het gebruik van gronden en bouwwerken. De Wabo bevat een algemeen verbod om gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan.
Handhaving is niet alleen van belang om de ruimtelijke kwaliteit in stand te houden, daarnaast heeft handhaving uiteraard ook een belangrijke functie in het kader van de rechtszekerheid en de rechtsgelijkheid.
De planregels in dit plan zijn voldoende duidelijk, concreet en toepasbaar om te kunnen handhaven. Handhaving van het plan zal in de praktijk primair plaatsvinden via de bestemmingsplantoets in het kader van de omgevingsvergunning en door feitelijk toezicht op de aanwezigheid van bouwwerken en op de gebruiksactiviteiten.
Een goede handhaving begint al bij de totstandkoming van het bestemmingsplan. Indien bij het maken van het bestemmingsplan met een aantal factoren rekening wordt gehouden, kan de handhaving van het plan na inwerkingtreding worden vereenvoudigd.
De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Pas daarna wordt de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan opgestart (artikel 3.8 Wro). Het plan is voorgelegd aan het waterschap en de provincie. Vooralsnog zijn er geen opmerkingen gemaakt.
Het college van burgemeester en wethouders heeft afgezien van een inspraakprocedure over een voorontwerp voorafgaand aan de wettelijke vaststellingsprocedure. Gezien de aard en de omvang (beperkte planologische verandering) van de voorgenomen ontwikkelingen wordt de aan de zienswijzenprocedure voorafgaande inspraakprocedure overgeslagen.
De vaststellingsprocedure van het bestemmingsplan dient plaats te vinden volgens artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening. Het ontwerpbestemmingsplan zal gedurende een periode van zes weken ter inzage worden gelegd. Van 20 oktober 2017 tot en met 30 november 2017 heeft het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegen.