direct naar inhoud van Regels
Plan: Hogewaldseweg 15 Groesbeek
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1945.WPHOGEWALDSEWEG15-VSG1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan ‘Hogewaldseweg 15 Groesbeek’ van de gemeente Berg en Dal.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1945.WPHOGEWALDSEWEG15-VSG1 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan-huis-verbonden bedrijf

een bedrijf of het bedrijfsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentenverzorging, geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van woonfunctie, kan worden uitgeoefend.

1.6 aan-huis-verbonden beroep

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.

1.7 afhankelijke woonruimte

een bijbehorend bouwwerk, met uitzondering van vrijstaande bijgebouwen bij een (bedrijfs)woning dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met deze (bedrijfs) woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.8 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van agrarische producten door middel van het telen van gewassen of het houden van dieren, waaronder begrepen een productiegerichte paardenhouderij.

1.9 agrarische bodemexploitatie

gebruik van onbebouwde gronden ten dienste van een grondgebonden agrarisch bedrijf, bijvoorbeeld als akkerland, weidegrond of voor vollegrondstuinbouw, met uitsluiting van fruitteelt en boomteelt.

1.10 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.11 archeologische waarden

waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.

1.12 archeologische verwachtingswaarden

gronden met verwachtingswaarden, die kunnen bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang kunnen zijn en het cultuurhistorisch erfgoed kunnen vertegenwoordigen.

1.13 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.14 bed en breakfast

logies en ontbijt, het aanbieden van nachtverblijf zonder bijbehorende voorzieningen tot het bereiden van maaltijden.

1.15 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.16 bedrijfsmatig

in uitoefening van een bedrijf.

1.17 bedrijfswoning

een woning in of bij een bedrijf of instelling, bestemd voor (het gezin van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk is; deze woning wordt begrepen onder de bedrijfsgebouwen.

1.18 begane grond

de onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder.

1.19 bestaand(e situatie)
  • bij bouwwerken: bestaand, legaal ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp;
  • bij gebruik: bestaand, legaal ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
1.20 beroep of dienstverlening aan huis

het bij wijze van nevenactiviteit bij het wonen uitoefenen van een beroep of het verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen gebied.

1.21 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.22 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.23 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.24 bijbehorende voorzieningen

voorzieningen, die horen bij de betreffende bedrijfsvoering op gronden (onder andere weg- en waterbouwkundige voorzieningen) en/of bouwvlakken (onder andere opslag en energievoorziening).

1.25 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.26 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.27 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.

1.28 bouwmassa

een complex van aaneen gebouwde bouwwerken.

1.29 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.30 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.31 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.32 buitenopslag

het opslaan of opgeslagen houden van voorwerpen, stoffen of producten en andere materialen op de onbebouwde gronden van (bedrijfs)percelen, daaronder mede begrepen de uitstalling ten verkoop, verhuur, en dergelijke.

1.33 burgerwoning

woning, niet zijnde een bedrijfswoning en recreatiewoning.

1.34 cultuurhistorische waarden

waarden en kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch-geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden.

1.35 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.36 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder belwinkel en internetcafé.

1.37 eenheden

verblijfsruimte bedoeld voor recreatief nachtverblijf zoals logies en ontbijt of gastenkamers.

1.38 erfbeplanting

afschermende (rand)beplanting binnen of direct aansluitend bij het bouwvlak van een agrarisch bedrijf of binnen of direct aansluitend bij een ander bedrijf of een woning.

1.39 erfbeplantingsplan

plan, waarin wordt aangegeven hoe de erfbeplanting ingericht en beheerd zal gaan worden.

1.40 escortbedrijf

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.

1.41 erker

hoekige of ronde uitbouw aan een gevel, ondergeschikt aan het hoofdgebouw in vorm en uitstraling.

1.42 functie

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.

1.43 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.44 geomorfologische waarde

landschappelijke waarden, die samenhangen met de ontstaansgeschiedenis van de grond en die herkenbaar zijn in het bodemreliëf.

1.45 herbouw

gehele of gedeeltelijke reconstructie, wederopbouw, opnieuw bouwen

1.46 hoofdfunctie

een functie waarvoor het hoofdgebouw en/of gronden als zodanig mag worden gebruikt.

1.47 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.48 hydrologische waarde

gronden met een bijzondere betekenis voor het watersysteem van het plansysteem in verband met beekherstel, verdrogingsbestrijding, waterberging en/of waterkering.

1.49 kelder

ruimte die voor meer dan 50% ondergronds is gelegen, waarbinnen geen verblijfsruimtes zijn toegestaan. De inhoud van de kelder telt niet mee bij de inhoud van de woning.

1.50 landschappelijke inpassing

het zodanig inpassen van gebouwen en/of activiteiten in de omgeving dat de landschappelijke waarden behouden blijven.

1.51 landschappelijk/ ecologisch waardevolle elementen

landschappelijke en/of ecologische waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen, poelen, moerasjes, steilranden en dergelijke.

1.52 landschapswaarden/landschappelijke waarden

bijzondere landschappelijke kenmerken van een gebied of object in de zin van aantrekkelijkheid, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit bestaande uit aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden, afzonderlijk of in onderlinge samenhang.

1.53 mantelzorg

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

1.54 nevenactiviteit

een activiteit met een zodanige beperkte omvang dat de functie waaraan zij wordt toegevoegd qua aard, omvang en verschijningsvorm als hoofdfunctie herkenbaar blijft.

1.55 omgevingsvergunning

een vergunning voor het uitvoeren van een project dat invloed heeft op de fysieke leefomgeving, op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.56 omgevingsvergunning voor het afwijken

omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met dit plan met toepassing van de in dit plan opgenomen regels inzake afwijking, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder c jo. artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 van de Wabo.

1.57 omgevingsvergunning voor het bouwen

omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wabo.

1.58 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van een werkzaamheid (voorheen aanlegvergunning):

omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder b van de Wabo.

1.59 (binnen)opslag

(binnen)opslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven en geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben, zoals (seizoens)stalling van (antieke) auto’s, boten, caravans, campers en dergelijke.

1.60 overkapping

een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal één zijde begrensd door de gevels van belendende gebouwen en welke constructie zelf niet wordt aangemerkt als een gebouw.

1.61 paardenbak

een onoverdekte voorziening bedoeld voor het berijden, africhten en laten bewegen van paarden.

1.62 permanente bewoning

bewoning van een ruimte als hoofdwoonverblijf.

1.63 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.

1.64 raamprostitutie

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.

1.65 ruimtelijke eenheid

complex van bij elkaar behorende bouwwerken.

1.66 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.67 souterrain

ruimte onder de woning, waarvan minimaal 50% van de inhoud boven het aansluitende maaiveld is gelegen en waarbinnen verblijfsruimtes zijn toegestaan. De inhoud van het souterrain telt mee bij de inhoud van de woning. Onder het souterrain is geen kelder toegestaan.

1.68 straatprostitutie

het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken.

1.69 voorgevel

de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw.

1.70 voorgevellijn

de lijn waarin de voorgevel van een gebouw is gelegen alsmede het verlengde daarvan (tot aan de zijdelingse perceelsgrens).

1.71 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen, die het waterhuishoudkundige belang dienen, zoals watergangen, waterlopen, kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang of waterloop.

1.72 werk

een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.

1.73 woning

een complex van ruimten, krachtens zijn indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden.

1.74 zijdelingse perceelsgrens

de grens tussen twee bouwpercelen, die voor-en achterzijde van een bouwperceel verbindt.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.

2.2 bebouwd oppervlak van een bouwperceel

de buitenwerks gemeten oppervlakte van het op een bouwperceel staande c.q. op te richten bouwwerken, gemeten op zowel boven als onder maaiveld.

2.3 bebouwingspercentage

de bebouwde oppervlakte welke ten hoogste gebouwd mag worden, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het desbetreffende bouwperceel.

2.4 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk

tussen de buitenzijden van de gevels en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.

2.6 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen, inclusief hieronder gelegen souterrain, exclusief kelder.

2.7 goothoogte

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met dien verstande dat:

  • a. de goothoogte van een lessenaarsdak wordt bepaald vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel van de laagste zijde van de kap;
  • b. de goothoogte van een dakvlak met een dakopbouw wordt bepaald vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel van de dakopbouw;
  • c. bij een kap die bestaat uit één of meerdere hellende dakvlakken waarbij de bovenzijde van de hellende dakvlakken grenzen aan een plat dak, deze daken worden ook wel afgetopte of afgesnoten daken genoemd, de goothoogte wordt bepaald vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel aan de laagste zijde van het hellende dakvlak.
2.8 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenzijden van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 peil

Bovenzijde van de afgewerkte vloer van de laagst gelegen verblijfsruimte.

2.10 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken, dakkapellen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch grondgebruik, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;
  • b. behoud, herstel en bescherming van natuurwaarden, landschapswaarden, aardkundige waarden, geomorfologische en cultuurhistorische waarden in het algemeen en in het bijzonder voor:
    • 1. behoud en versterking van natuurkerngebied de Bruuk;
    • 2. behoud en versterking van kleinschalig (half)besloten karakter;
    • 3. ontwikkeling van verbindende beplantingselementen en versterking van beken;
    • 4. behoud van hoge grondwaterstanden.
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. extensief recreatief medegebruik.
3.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende voorwaarden:

  • a. Gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn niet toegestaan;
  • b. erf- en terreinafscheidingen zijn toegestaan met dien verstande dat:
    • 1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan 1 m
    • 2. De afrastering een open karakter dient te hebben.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Paardenbakken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2 sub a ten behoeve van paardenbakken, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • a. De paardenbak wordt gesitueerd direct grenzend aan het bestemmingsvlak ‘Wonen’.
  • b. De oppervlakte per paardenbak mag niet meer bedragen dan 800 m².
  • c. De afstand tot bestaande bebouwing mag niet meer bedragen dan 15 m.
  • d. De afstand tot bebouwing van derden mag niet minder bedragen dan 50 m.
  • e. De bouwhoogte van hekwerken mag niet meer bedragen dan 1,5 m en dient te bestaan uit een open constructie.
  • f. Lichtmasten zijn niet toegestaan.
  • g. De paardenbak dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.
  • h. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door burgemeester en wethouders goedgekeurd erfbeplantingsplan, waarbij de landschappelijke kenmerken zoals genoemd in artikel 3.1 in acht worden genomen en waarbij gebruik wordt gemaakt van inheemse soorten
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt naast het bepaalde in artikel 9.1 in ieder geval verstaan het gebruik van gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van opslag.

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in de bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het ontginnen, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden, waarbij de hoogte van het maaiveld met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd;
  • b. het veranderen en/of verwijderen van verkavelingvorm en/of perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in beplanting, waterlopen en steilranden.
  • c. het doen van ingrepen die een verandering van de waterhuishouding tot gevolg hebben, waaronder het graven en dempen van sloten en oppervlaktewateren;
  • d. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen groter dan 200 m²;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse leidingen;
  • f. het verwijderen van bos-, natuur- en landschapselementen.
3.5.2 Uitzonderingen

Het in lid 3.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. binnen het bouwvlak plaatsvinden;
  • c. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
3.5.3 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend indien aan de volgende criteria wordt voldaan:

  • a. Door de werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke en ecologische waarden en de recreatieve betekenis alsmede de ontwikkelingspotenties voor landschap en natuur, worden niet onevenredig aangetast.
  • b. Voor de in lid 3.5.1 sub e genoemde werken en werkzaamheden geldt ook als criterium dat er sprake dient te zijn van noodzaak tot het aanbrengen van leidingen op die locatie.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. burgerwoningen;
  • b. beroep of dienstverlening aan huis;
  • c. een bed&breakfast;
  • d. paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen.
4.1.2 Voorwaardelijke verplichting

Als nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving, geldt voor het bouwen en gebruiken van de in 4.1.1 bedoelde gronden, de volgende voorwaardelijke verplichting:

  • a. een omgevingsvergunning voor de (ver- en/of her-)bouw van een woning kan uitsluitend worden verleend, indien alle voormalige agrarische bedrijfsgebouwen en bouwwerken conform Bijlage 1 Voorwaardelijke verplichting sloop zijn gesloopt c.q. zijn verwijderd;
  • b. vervolgens geldt dat de locatie landschappelijk dient te zijn ingepast conform Bijlage 2 Voorwaardelijke verplichting landschap binnen 24 maanden na de afgifte van de omgevingsvergunning voor de (ver- en/of her-)bouw van een woning; de landschappelijke inpassing dient vervolgens in stand te worden gehouden;
  • c. na afgifte van een omgevingsvergunning voor de (ver- en/of her-)bouw van een woning, geldt dat het gebruik van de woning is uitsluitend toegestaan indien en voor zover op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeervoorzieningen om te voorzien in de parkeerbehoefte van de bewoner(s) en gebruiker(s) van de woning.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Woningen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende voorwaarden:

  • a. Per bouwvlak mag het aantal woningen niet meer bedragen dan één;
  • b. De woningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak;
  • c. De inhoud van een woning mag niet meer bedragen dan 750 m³. Indien de bestaande inhoud reeds meer bedraagt, geldt deze bestaande inhoud als de maximum toegestane inhoud;
  • d. De bouwhoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 11 meter;
  • e. de goothoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • f. De dakhelling van een woning mag niet minder bedragen dan 25º ;
  • g. Kelders en souterrains zijn toegestaan onder de woning en bijbehorende bouwwerken, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    • 1. De kelder mag niet dienen als verblijfruimte;
    • 2. De kelder en het souterrain mogen maximaal één bouwlaag diep zijn;
  • h. De afstand tot de perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 3 m.
4.2.2 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen gelden de volgende voorwaarden:

  • a. Bijbehorende bouwwerken mogen niet worden opgericht voor de voorgevellijn van de woning;
  • b. Bijbehorende bouwwerken mogen niet worden opgericht ter plekke van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bouwwerken';
  • c. De gronden ter plaatse van de aanduiding ''specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bouwwerken' zijn niet aan te merken als erf zoals bedoeld in artikel 1 behorende bij bijlage II van het Besluit omgevingsrecht, zoals dat artikel luidde op het moment van de inwerkingtreding van dit plan;
  • d. De gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 80 m²; De goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3,3 m;
  • e. De bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 6,5 m.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen, gelden de volgende voorwaarden:

  • a. De bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen vóór de voorgevellijn van de woning niet meer mag bedragen dan 1 m.
  • b. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Herbouw woning op andere locatie

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder b voor herbouw op een ander locatie, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • a. De herbouw dient plaats te vinden binnen het bestemmingsvlak.
  • b. De herbouw dient noodzakelijk te zijn op grond van wet- en regelgeving of indien dit leidt tot een landschappelijke, stedenbouwkundige, of milieuhygiënische verbetering.
  • c. De herbouw mag geen aantasting veroorzaken van omliggende natuur-, landschaps-, cultuurhistorische of hydrologische waarden.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Beroep of dienstverlening aan huis

De uitoefening van een beroep of dienstverlening aan huis is toegestaan als nevenactiviteit bij de woning, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • a. De voor het perceel geldende regels met betrekking tot de maximale oppervlakte, de maatvoering en de situering van de bebouwing ingevolge het bepaalde in artikel 4.2 blijven van kracht.
  • b. De oppervlakte ten behoeve van activiteit mag maximaal 40% van de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing van de woning en/of bijbehorende bouwwerken bedragen tot een maximum van 50 m².
  • c. Het onbebouwde gedeelte van het perceel mag niet ten behoeve van beroepsmatige activiteiten c.q. ten behoeve van de genoemde diensten worden gebruikt, zoals bijvoorbeeld voor buitenopslag.
  • d. Cumulatie van beroepsuitoefening/dienstverlening mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefmilieu.
  • e. De bestaande parkeervoorzieningen mogen door het uitoefenen van een beroep c.q. door het verlenen van diensten niet onevenredig worden gebruikt en de parkeerdruk in de omgeving mag niet onevenredig toenemen.
  • f. Parkeren dient plaats te vinden binnen het bestemmingsvlak van de bestemming ‘Wonen’.
4.4.2 Bed and breakfast

Binnen deze bestemming is een Bed&Breakfast voorziening bij woningen toegestaan, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • a. De woonfunctie als hoofdfunctie blijft behouden.
  • b. Bed&Breakfast voorzieningen zijn toegestaan binnen de bestaande woning en bijbehorende bouwwerken.
  • c. Het aantal logeereenheden mag niet meer bedragen dan 2 per woning.
  • d. De totale oppervlakte aan logeereenheden mag niet meer bedragen dan 70 m².
  • e. De voorziening dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.
  • f. Het betreft geen zodanige verkeersaantrekkende activiteit, die kan leiden tot nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van verkeer.
  • g. Het parkeren vindt plaats op eigen terrein.

Artikel 5 Waarde - Archeologische verwachtingswaarden

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologische verwachtingswaarden’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden.

5.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m², een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
    • 2. De verplichting tot het doen van opgravingen.
    • 3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.2 sub a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,40 m en met een oppervlakte groter dan 100 m² onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
  • b. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.
5.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 5.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
5.4.3 Toelaatbaarheid
  • a. De in lid 5.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
  • b. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • c. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

 

Artikel 6 Waterstaat - Beschermingszone natte natuur

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waterstaat - Beschermingszone natte natuur’ aangegeven gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, herstel en/of ontwikkeling van de hydrologische waarden van de beschermingszone rondom de natte natuur kerngebieden.

6.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.2.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. Het verzetten van grond van meer dan 100 m³ of op een diepte van meer dan 0,50 m beneden maaiveld, voor zover geen vergunning is vereist in het kader van de Ontgrondingenwet.
  • b. De aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van een al bestaande drainage.
  • c. Het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen;
  • d. Het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en/of verharde oppervlakten van meer dan 100 m² anders dan een bouwwerk.
6.2.2 Uitzonderingen

Het in lid 6.2.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. plaatsvinden binnen het bestemmingsvlak van de bestemming ‘Wonen’;
  • c. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
6.2.3 Toelaatbaarheid
  • a. De in lid 6.2.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de hydrologische waarden van de natte natuur kern.
  • b. Voor de verlening van de omgevingsvergunning wordt door het bevoegd gezag advies ingewonnen bij de beheerder van de natte natuur kern.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Maatvoering

In die gevallen dat de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte en/of de afstand tot enige aanduiding van bouwwerken, die krachtens het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in Hoofdstuk 2 van deze planregels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
  • b. het gebruik en laten gebruiken van bijbehorende bouwwerken bij een woning als zelfstandige woning;
  • c. het permanent bewonen of laten bewonen van recreatieve nachtverblijven.

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

10.1 Landschappelijke kenmerken
10.1.1 Zuidelijk deel lage middengebied

Ter plaatse van de aanduiding ‘zuidelijk hellinggebied’ zijn de gronden mede bestemd voor:

  • a. behoud en accentueren van het reliëf, geen vermindering van hoogteverschillen of beplanting van erosiedalen en geen egalisatie van steilranden;
  • b. versterking afwisseling van open en besloten delen;
  • c. behoud van beplanting, verdichting met enige beplanting mogelijk;
  • d. behoud inzijging regenwater in de bodem.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

11.1 Algemene afwijkingen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  • a. de bestemmingsregels en toestaan dat bestemmingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • b. de bestemmingsregels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
    • 1. de oppervlakte per gebouwtje niet meer dan 20 m² zal bedragen;
    • 2. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m zal bedragen;
  • a. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
    • 1. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 20 m;
    • 2. ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 m;
  • a. de onder a tot en met c genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend verleend worden mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. de milieusituatie; en
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
11.2 Evenementen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de bestemmingsregels en toestaan dat binnen de in dit plan opgenomen bestemmingen het tijdelijk gebruik van gronden voor evenementen is toegestaan, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • a. Er dient sprake te zijn van een evenement in de vorm van een voor publiek bestemde uitvoering/verrichting van vermaak, op het gebied van sport/recreatie, toerisme, muziek, of op sociaal-cultureel vlak.
  • b. Omgevingsvergunning kan worden verleend voor evenementen van maximaal 3 aaneengesloten dagen.
  • c. In afwijking van het bepaalde onder b kan maximaal 5 keer per jaar een meerdaags evenement worden toegestaan van minimaal 3 tot maximaal 7 aaneengesloten dagen.
  • d. Detailhandel is niet toegestaan, behoudens detailhandel ten dienste van en ondergeschikt aan het evenement.
  • e. Er dienen voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein te worden gerealiseerd.
  • f. De aan te brengen voorzieningen dienen tijdelijk te zijn; dit betekent dat het houden van een evenement niet mag leiden tot onomkeerbare voorzieningen/ingrepen.
  • g. Er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de binnen het gebied aanwezige waarden.

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

12.1 Wijziging naar 'Natuur', 'Natuur - Natte natuur' en/of 'Water'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Agrarisch met waarden – Natuur- en Landschapswaarden’ en ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ehs verweving' te wijzigen in de bestemming ‘Natuur’, ‘Natuur – Natte natuur’ en/of ‘Water’ conform bestemmingsplan 'Buitengebied Groesbeek' ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van een ecologische verbindingszone, nieuwe natuur en/of waterbeheer, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • a. De wijziging kan uitsluitend plaatsvinden ten behoeve van de realisatie van vastgesteld natuur- en landschapsbeleid, zoals het beleid voor het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en groene ontwikkelingszone (GO) van de provincie Gelderland, een ecologische verbindingszone (EVZ), het landschappelijk raamwerk en bos-, natuur-, en/of landschapscompensatie.
  • b. De inrichting dient zodanig te zijn dat de nabijgelegen agrarische bedrijven, geen onevenredige overlast ondervinden in de bedrijfsontwikkeling.
  • c. De ontwikkeling van deze gebieden geschiedt enkel op basis van vrijwillige medewerking van de grondeigenaren.

Artikel 13 Overige regels

13.1 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsvoorwaarden van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het wijzigingsplan ‘Hogewaldseweg 15 Groesbeek’.