Knapheideweg 71 en 75, Groesbeek
Status: | vastgesteld |
Identificatie: | NL.IMRO.1945.BpKnapheideweg7175-GVS1 |
Plantype: | gemeentelijke overheid/bestemmingsplan |
Inhoudsopgave
Artikel 3 Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden
Artikel 6 Algemene gebruiksregels
Artikel 7 Algemene aanduidingsregels
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
BIJLAGEN:
1. Staat van Bedrijfsactiviteiten
2. Landschappelijk inrichtingsplan
3. Van toepassing zijnde regels bij binnenplanse wijziging
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
plan:
het bestemmingsplan ‘Knapheideweg 71 en 75, Groesbeek’ met identificatienummer
NL.IMRO.1945.BpKnapheideweg7175-GVS1 van de gemeente Berg en Dal.
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen.
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
afhankelijke woonruimte
een bijbehorend bouwwerk bij een (bedrijfs)woning dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met deze (bedrijfs)woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van agrarische producten door middel van het telen van gewassen of het houden van dieren, waaronder begrepen een productiegerichte paardenhouderij.
archeologische waarden:
waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.
bedrijfsmatig:
in uitoefening van een bedrijf.
bedrijfswoning:
een woning in of bij een bedrijf of instelling, bestemd voor (het gezin van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk is; deze woning wordt begrepen onder de bedrijfsgebouwen;
begane grond:
de onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder;
bestaand(e situatie):
bij bouwwerken: bestaand, legaal ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp;
bij gebruik: bestaand, legaal ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
beroep of dienstverlening aan huis:
het bij wijze van nevenactiviteit bij het wonen uitoefenen van een beroep of het verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen gebied.
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
bijbehorende voorzieningen:
voorzieningen, die horen bij de betreffende bedrijfsvoering op gronden (onder andere weg- en waterbouwkundige voorzieningen) en/of bouwvlakken (onder andere opslag en energievoorziening).
boerenkamer:
een binnen de agrarische bedrijfsgebouwen opgenomen recreatief verblijf, waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.
bouwmassa:
een complex van aaneen gebouwde bouwwerken.
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
buitenopslag:
het opslaan of opgeslagen houden van voorwerpen, stoffen of producten en andere materialen op de onbebouwde gronden van (bedrijfs)percelen, daaronder mede begrepen de uitstalling ten verkoop, verhuur, en dergelijke;
cultuurhistorische waarden:
waarden en kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch-geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden.
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder belwinkel en internetcafé.
eenheden:
verblijfsruimte bedoeld voor recreatief nachtverblijf zoals logies en ontbijt of gastenkamers.
erosie:
een natuurlijk proces waarbij stenen en aarde loskomen en verplaatst worden van de ene locatie naar de andere.
escortbedrijf:
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.
extensief recreatief medegebruik:
een vorm van recreatief medegebruik die nauwelijks of geen invloed heeft op de in de bestemmingsomschrijving van de bestemmingen gegeven doeleinden zoals wandelen, fietsen en dergelijke.
functie:
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
gebruiksgerichte paardenhouderij:
een niet-agrarisch bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op (de ondersteuning bij) het gebruik van het paard als hulpmiddel voor de recreërende mens, zoals maneges, paardenverhuurbedrijven en paardenstallingsbedrijven (pensionstalling).
geomorfologische waarden:
landschappelijke waarden, die samenhangen met de ontstaansgeschiedenis van de grond en die herkenbaar zijn in het bodemreliëf.
herbouw:
gehele of gedeeltelijke reconstructie, wederopbouw, opnieuw bouwen
hoofdfunctie:
een functie waarvoor het hoofdgebouw en/of gronden als zodanig mag worden gebruikt.
hoofdgebouw:
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
hooimijt met boerenterras:
een voorziening voor kleinschalige horeca, behorend bij een agrarisch bedrijf, waarbij er binnen de hooimijt ruimte is voor circa 12 bezoekers en/of gasten van de boerenkamers van hetzelfde agrarisch bedrijf en het terras plaats biedt aan circa 30 bezoekers en/of gasten van die boerenkamers.
houtopstand:
begroeiing die geheel of gedeeltelijk bestaat uit bomen en/of struiken, voorzover niet vallend onder de Boswet en behoudens laagstamfruitbomen met de bijbehorende windsingels.
kampeermiddel:
een tent, tentwagen, kampeerauto of een caravan;
enig ander onderkomen en enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is;
een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
kelder:
ruimte die voor meer dan 50% ondergronds is gelegen, waarbinnen geen verblijfsruimtes zijn toegestaan. De inhoud van de kelder telt niet mee bij de inhoud van de woning.
kleinschalige horeca:
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen etenswaren en (niet of licht alcoholhoudende) dranken en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, waarbij het bereiden en verstrekken van etenswaren en dranken hoofdzakelijk overdag plaatsvindt en het betreft horecabedrijven in (horeca)categorie 1. Hieronder worden onder andere verstaan een broodjeszaak, croissanterie, koffiebar, lunchroom, theehuis, traiteur of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf.
kleinschalig kamperen:
kleinschalig recreatief nachtverblijf op gronden met een andere hoofdfunctie, met gebruikmaking van kampeermiddelen tot een in de regels aangegeven maximum aantal (van 15) kampeermiddelen.
landschappelijke inpassing:
het zodanig inpassen van gebouwen en/of activiteiten in de omgeving dat de landschappelijke waarden behouden blijven.
landschappelijk inrichtingsplan:
plan, waarin aangegeven wordt hoe de landschappelijke inpassing zal gaan plaatsvinden.
landschappelijk/ecologisch waardevolle elementen:
houtopstanden die een bijzondere landschappelijke en/of ecologische waarde hebben zoals bosjes, houtwallen, poelen, moerasjes en dergelijke.
landschapswaarden/landschappelijke waarden:
bijzondere landschappelijke kenmerken van een gebied of object in de zin van aantrekkelijkheid, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit bestaande uit aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden, afzonderlijk of in onderlinge samenhang.
mantelzorg:
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
nevenactiviteit:
een activiteit met een zodanige beperkte omvang dat de functie waaraan zij wordt toegevoegd qua aard, omvang en verschijningsvorm als hoofdfunctie herkenbaar blijft.
omgevingsvergunning:
een vergunning voor het uitvoeren van een project dat invloed heeft op de fysieke leefomgeving, op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
omgevingsvergunning voor het afwijken:
omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met dit plan met toepassing van de in dit plan opgenomen regels inzake afwijking, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder c jo. artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 van de Wabo.
omgevingsvergunning voor het bouwen:
omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wabo.
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van een werkzaamheid:
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder b van de Wabo.
onderkomen:
een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark, caravan, voorzover deze/dit niet als een bouwwerk is aan te merken.
(binnen)opslag
(binnen)opslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven en geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben, zoals (seizoens)stalling van (antieke) auto’s, boten, caravans, campers en dergelijke.
overkapping:
een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen en welke constructie zelf niet wordt aangemerkt als een gebouw.
permanente bewoning:
bewoning van een ruimte als hoofdwoonverblijf.
productiegebonden detailhandel:
qua oppervlakte beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van (streek)eigen goederen/producten vanuit een bedrijf dat die goederen/producten vervaardigt/produceert, bewerkt en/of toepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
productiegerichte paardenhouderij:
een agrarisch bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het door middel van een gericht fok- en/of africhtingsprogramma trachten een paard op een hoger niveau te brengen, waardoor de waarde van dat paard in het economisch verkeer toeneemt, zoals (op)fokkerijbedrijven, hengstenstations, africhtings- en trainingsbedrijven.
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.
raamprostitutie:
een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.
recreatief medegebruik:
vorm van recreatie waarvoor geen specifieke inrichting van het gebied noodzakelijk is, doch kan worden volstaan met de voorzieningen die reeds ten behoeve van de hoofdfunctie aanwezig zijn en ondergeschikte voorzieningen zoals wegbewijzeringsbordjes, picknickbanken en draaihekjes.
recreatieve functies:
alle activiteiten die in de vrije tijd plaatsvinden en ontspanning als doel hebben.
ruimtelijke eenheid:
complex van bij elkaar behorende bouwwerken.
ruimtelijke kwaliteit:
de kwaliteit van de ruimte (woon-, werk- en leefomgeving) als bepaald door de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van die ruimte, deze kwaliteit wordt bepaald door expliciete aandacht voor de ruimtelijk-functionele kwaliteit, de stedenbouwkundige kwaliteit, de beeldkwaliteit, de architectonische kwaliteit, de landschappelijke kwaliteit en de cultuurhistorische kwaliteit van objecten en terreinen, mede in relatie tot het streekeigen karakter van de directe omgeving.
seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
souterrain:
ruimte onder de woning, waarvan minimaal 50% van de inhoud boven het aansluitende maaiveld is gelegen en waarbinnen verblijfsruimtes zijn toegestaan. De inhoud van het souterrain telt mee bij de inhoud van de woning. Onder het souterrain is geen kelder toegestaan.
straatprostitutie:
het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken.
verblijfsrecreatie:
het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten het hoofdverblijf, waarbij ten minste een nacht wordt doorgebracht, met uitzondering van overnachtingen bij familie en kennissen. Hieronder worden onder andere verstaan een camping, groepsaccommodatie, etc.
verbrede landbouw:
activiteiten bij een agrarisch bedrijf die voortvloeien uit de agrarische bedrijfsvoering en die ten dienste staan van het agrarische bedrijf zoals agrotoerisme, agrarisch natuurbeheer, bewerking en waardevermeerdering van ter plaatse geproduceerde producten, productiegebonden/ondergeschikte detailhandel en zorgboerderijen.
voorgevel:
de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw.
voorgevellijn:
de lijn waarin de voorgevel van een gebouw is gelegen alsmede het verlengde daarvan (tot aan de zijdelingse perceelsgrens).
volwaardig(heid van een) bedrijf:
een bedrijf dat jaarrond een arbeidsbehoefte of -omvang heeft van ten minste één volledige arbeidskracht, met een daarbij passend jaarinkomen, en waarvan het behoud ook op langere termijn in voldoende mate en op duurzame wijze is verzekerd, dat wil zeggen zowel bedrijfseconomisch als milieuhygiënisch.
waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen, die het waterhuishoudkundige belang dienen, zoals watergangen, waterlopen, kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang of waterloop.
werk:
een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.
woning:
een complex van ruimten, krachtens zijn indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Algemeen
afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:
de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.
bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
de buitenwerks gemeten oppervlakte van het op een bouwperceel staande c.q. op te richten bouwwerken, gemeten op zowel boven als onder maaiveld.
bebouwingspercentage:
de bebouwde oppervlakte welke ten hoogste gebouwd mag worden, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het desbetreffende bouwperceel.
bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.
goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen, inclusief hieronder gelegen souterrain, exclusief kelder.
oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
peil:
bovenzijde van de afgewerkte vloer van de laagst gelegen verblijfsruimte.
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken, dakkapellen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch met waarden – natuur- en landschapswaarden’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
agrarisch grondgebruik, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;
agrarische bedrijven en bijbehorende voorzieningen ter plaatse van het bouwvlak, waarbij niet meer dan één agrarisch bedrijf aanwezig mag zijn per bouwvlak;
één bedrijfswoning per bouwvlak, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:
'maximum aantal wooneenheden' het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven;
'specifieke vorm van agrarisch met waarden - hooimijt met boerenterras' geen bedrijfswoning is toegestaan;
beroep of dienstverlening aan huis;
een caravanstalling;
kleinschalig kamperen;
uitsluitend boerenkamers en de nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf, zoals genoemd in de 'Tabel Nevenactiviteiten', ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - hooimijt met boerenterras';
productiegebonden detailhandel;
boerenkamers;
mestopslag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – mestopslag’;
voeropslag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – voeropslag’;
behoud, herstel en bescherming van landschapswaarden, aardkundige waarden, geomorfologische en cultuurhistorische waarden in het algemeen en in het bijzonder voor:
het reliëf van erosiedalen ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - erosiedal’.
landschappelijke elementen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'.
extensief recreatief medegebruik;
paden, wegen en parkeervoorzieningen, waaronder begrepen parkeervoorzieningen ten behoeve van de hooimijt met boerenterras en de boerenkamers;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen, voor zover het bouwvlak ten oosten van de Knapheideweg gelegen is;
groenvoorzieningen;
landschappelijke inpassing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing';
nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende voorwaarden:
Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één bedrijf toegestaan, indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.
Gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.
In uitzondering op het bepaalde in lid b zijn ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – mestopslag’ en ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – voeropslag’ uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan.
Binnen het bouwvlak mag de oppervlakte van gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en verhardingen niet meer bedragen dan maximaal 75% van het bouwvlak.
In afwijking van het bepaalde in lid d is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - hooimijt met boerenterras' een oppervlakte van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde van maximaal 75 m² toegestaan.
Bedrijfsgebouwen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen mogen niet worden gebouwd voor de voorgevellijn van de bedrijfswoning.
De afstand van gebouwen tot de perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 3 m.
Kelders en souterrains zijn toegestaan onder bedrijfsgebouwen, de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
De kelder mag niet dienen als verblijfruimte.
De kelder en het souterrain mogen maximaal één bouwlaag diep zijn.
3.2.2 Landschappelijke inpassing
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing' is het bouwen van bouwwerken ten behoeve van het in de 'Tabel Nevenactiviteiten' omschreven gebruik uitsluitend toegestaan wanneer de landschappelijke inpassing overeenkomstig het landschappelijk inrichtingsplan als opgenomen in Bijlage 2, voldoende is verzekerd.
3.2.3 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende voorwaarden:
De afstand tussen bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 25 m.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6,5 m.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m.
3.2.4 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:
Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – hooimijt met boerenterras’.
De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m³. Voor zover de bestaande inhoud meer bedraagt, geldt deze bestaande inhoud als maximum.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6,5 m.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m.
De dakhelling mag niet minder bedragen dan 25º.
3.2.5 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen gelden de volgende voorwaarden:
De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 80 m².
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6,5 m.
3.2.6 (Sleuf)silo’s, kuilvoerplaten en voeropslag
Voor (sleuf) silo's, kuilvoerplaten en voeropslag gelden de volgende voorwaarden:
De oppervlakte van voeropslag ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – voeropslag’ mag niet meer bedragen dan 1.300 m².
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2 m.
3.2.7 Mestopslag
Een mestzak is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – mestopslag’, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 250 m² .
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2 m.
3.2.8 Hooimijt met boerenterras
Het bouwen van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van een hooimijt met boerenterras als nevenactiviteit bij het agrarisch bedrijf is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – hooimijt met boerenterras’, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 75 m² .
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8,5 m.
3.2.9 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen, gelden de volgende voorwaarden:
Binnen het bouwvlak gelden de volgende voorwaarden:
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevellijn van de bedrijfswoning en de bouwhoogte van gesloten afrasteringen niet meer mag bedragen dan 1 m.
De bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.
In afwijking van het bepaalde in lid 3.2.1 onder b zijn erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak toegestaan met dien verstande dat:
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan 1 m.
De afrastering een open karakter dient te hebben.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en omvang van bebouwing voor zover zulks noodzakelijk is:
voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en landschappelijke inpassing;
ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.3 onder a voor het bouwen op een grotere afstand dan 25 m van een ander bedrijfsgebouw, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
Een grotere afstand is noodzakelijk voor een doelmatige inrichting van het perceel ten behoeve van de bedrijfsvoering.
Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inrichtingsplan, waarbij de landschappelijke kenmerken zoals genoemd in artikel 7.1 in acht worden genomen en waarbij gebruik wordt gemaakt van inheemse soorten.
3.4.2 Vergroten bebouwde oppervlakte voor bedrijfsbebouwing
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder d uitsluitend voor het toestaan van meer bedrijfsbebouwing, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
De uitbreiding dient plaats te vinden binnen het bouwvlak.
Na uitbreiding mag de oppervlakte van gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, verhardingen, erven en tuinen binnen het bouwvlak niet meer bedragen dan 100% van dat bouwvlak.
De nieuwe bebouwing sluit qua karakter, schaal en situering aan bij de reeds aanwezige bebouwing.
De uitbreiding dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of ontwikkeling van het bedrijf. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij een ter zake deskundige.
De uitbreiding dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.
De uitbreiding dient hydrologisch neutraal zijn. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.
Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inrichtingsplan, waarbij de landschappelijke kenmerken zoals genoemd in artikel 7.1 in acht worden genomen en waarbij gebruik wordt gemaakt van inheemse soorten.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt naast het bepaalde in artikel 6.1 in ieder geval verstaan:
het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van de uitbreiding van de bestaande veestapel waarbij een toename plaatsvindt van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf.
het gebruik van gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van opslag.
3.5.2 Gebruiksoppervlakte
Binnen het bouwvlak mag de oppervlakte van bouwwerken en verhardingen niet meer bedragen dan maximaal 75% van het bouwvlak.
3.5.3 Caravanstalling
Binnen deze bestemming is caravanstalling toegestaan, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
De stalling dient plaats te vinden in bestaande bebouwing, buitenstalling is niet toegestaan.
De oppervlakte ten behoeve van de stalling mag niet meer bedragen dan 350 m².
3.5.4 Kleinschalig kamperen
Binnen deze bestemming is kleinschalig kamperen toegestaan, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
De gronden die gebruikt worden ten behoeve van het kleinschalig kamperen dienen gelegen te zijn binnen het bouwvlak of binnen een afstand van 100 m van het bouwvlak.
Het aantal kampeerplaatsen mag niet meer bedragen dan 15.
(Sanitaire) voorzieningen ten behoeve van het kleinschalig kamperen mogen uitsluitend binnen bestaande bebouwing worden gerealiseerd.
Er is geen sprake van onevenredige aantasting van de landschappelijke kenmerken zoals genoemd in artikel 7.1.
3.5.5 Productiegebonden detailhandel
De oppervlakte aan productiegebonden detailhandel binnen het bouwvlak van een agrarisch bedrijf mag niet meer bedragen dan 50 m².
3.5.6 Boerenkamers
Gebruik van en inrichten van bedrijfsbebouwing ten behoeve van boerenkamers bij het agrarisch bedrijf is toegestaan binnen het bouwvlak, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
Het totaal aantal boerenkamers mag niet meer bedragen dan 5.
De oppervlakte per boerenkamer mag niet meer bedragen dan 50 m².
3.5.7 Nevenactiviteiten
De oppervlakte van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf mag niet meer bedragen dan zoals genoemd in de Tabel Nevenactiviteiten.
3.5.8 Landschappelijke inpassing
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing' is het verboden de gronden en de bebouwing te gebruiken voor het in de ‘Tabel Nevenactiviteiten’ omschreven gebruik zonder dat een passende landschappelijke inpassing overeenkomstig het landschappelijk inrichtingsplan als opgenomen in Bijlage 2, aanwezig is en in stand wordt gehouden.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Uitbreiding bestaande veestapel
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.5.1 onder a in die zin dat bij een uitbreiding van de veestapel op een agrarisch bedrijf of een paardenhouderij de ammoniakemissie toeneemt, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
bij gebruik van nieuwe stalruimte het in aanmerking komende beste beschikbare stalsysteem wordt toegepast om emissie van ammoniak te beperken èn de toename van de ammoniakemissie wordt gecompenseerd door middel van mitigerende maatregelen.
Onder een mitigerende maatregel als hiervoor bedoeld wordt mede begrepen: compensatie door middel van een minimaal gelijkwaardige afname van de bestaande depositie op hetzelfde kwetsbare gebied, afkomstig van één of meer andere agrarische bedrijven.
3.6.2 Vergroten gebruiksoppervlakte
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.5.2 voor het vergroten van de gebruiksoppervlakte, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
De uitbreiding dient plaats te vinden binnen het bouwvlak.
Na uitbreiding mag de gebruiksoppervlakte niet meer bedragen dan 100% van het bouwvlak.
De uitbreiding dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of ontwikkeling van het bedrijf. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij een ter zake deskundige.
De uitbreiding dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.
De uitbreiding dient hydrologisch neutraal zijn. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.
Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inrichtingsplan, waarbij de landschappelijke kenmerken zoals genoemd in artikel 7.1 in acht worden genomen en waarbij gebruik wordt gemaakt van inheemse soorten.
3.6.3 Uitbreiding kleinschalig kamperen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 3.5.4 voor het toestaan van een uitbreiding van kleinschalig kamperen bij het agrarisch bedrijf, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
De gronden die gebruikt worden ten behoeve van het kleinschalig kamperen dienen gelegen te zijn binnen of binnen een afstand van 100 m van het bouwvlak.
Het aantal kampeerplaatsen mag niet meer bedragen dan 25.
(Sanitaire) voorzieningen ten behoeve van het kleinschalig kamperen mogen uitsluitend binnen bestaande bebouwing worden gerealiseerd.
Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een landschappelijk inrichtingsplan, waarbij de landschappelijke kenmerken zoals genoemd in artikel 7.1 in acht worden genomen.
3.6.4 Afwijking nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor het toestaan van nevenactiviteiten binnen het bouwvlak bij het agrarische bedrijf, anders dan de nevenactiviteiten als bedoeld in artikel 3.1 onder g en de 'Tabel Nevenactiviteiten', waarbij de volgende voorwaarden gelden:
De agrarische functie op het bouwvlak blijft als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar.
De nevenactiviteit mag uitsluitend worden uitgeoefend door de bewoner(s) en eventuele werknemers van het agrarische bedrijf.
Ten behoeve van de nevenactiviteit mag geen nieuwe bebouwing worden opgericht.
Uitsluitend toegestaan zijn nevenactiviteiten tot en met categorie 2 zoals genoemd in de bijgevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1) danwel bedrijven die daarmee naar aard en invloed vergelijkbaar zijn.
Teneinde het kleinschalige karakter van nevenactiviteiten in het buitengebied te waarborgen, mag maximaal 25% van het bebouwd oppervlak tot een maximum van 350 m² van de bedrijfsgebouwen voor nevenactiviteiten worden gebruikt, waarbij geldt dat hierbinnen per bouwvlak maximaal 50 m² verkoopvloeroppervlak aan productiegebonden detailhandel is toegestaan.
Buitenopslag ten behoeve van de nevenactiviteiten is niet toegestaan.
De activiteiten dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.
Het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van de omliggende agrarische bedrijven voortvloeiende uit de milieuwetgeving;
De verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie en parkeren dient plaats te vinden binnen het bouwvlak.
Er is geen sprake van onevenredige aantasting van de landschappelijke kenmerken zoals genoemd in artikel 7.1.
3.6.5 Tijdelijke huisvesting seizoensarbeiders
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor het inrichten van (een) bedrijfsgebouw(en) voor de tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
Het gebruik als tijdelijke huisvesting slechts is toegestaan gedurende maximaal 9 maanden per jaar.
Deze dienen te worden geplaatst binnen bestaande bedrijfsbebouwing binnen het bouwvlak.
Per bedrijf maximaal 20 seizoensarbeiders mogen worden gehuisvest.
De noodzaak tot het hebben en huisvesten van seizoensarbeiders op het bedrijf afdoende is aangetoond waartoe een advies van terzake deskundige vereist is.
Er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen voor de omliggende bedrijven.
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.7.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden op of in de bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
Algemeen:
het ontginnen, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden, waarbij de hoogte van het maaiveld met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd;
het veranderen en/of verwijderen van verkavelingvorm en/of perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in beplanting, waterlopen en steilranden.
het doen van ingrepen die een verandering van de waterhuishouding tot gevolg hebben, waaronder het graven en dempen van sloten en oppervlaktewateren;
het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen groter dan 200 m²;
het aanbrengen van ondergrondse leidingen;
het verwijderen van bos-, natuur- en landschapselementen;
en tevens ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - erosiedal’:
het omzetten van grasland in bouwland ten behoeve van de teelt van veevoedergewassen, akkerbouw, vollegrondsgroente-, siergewassen- of bloembollenteelt, tenzij gebruik wordt gemaakt van niet kerende grondbewerking (mulchen) en het aanplanten langs hoogtelijnen;
3.7.2 Uitzonderingen
Het in lid 3.7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
Binnen het bouwvlak plaatsvinden.
Dienen ter uitvoering van het landschappelijk inrichtingsplan als opgenomen in Bijlage 2.
3.7.3 Toelaatbaarheid
De omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend indien aan de volgende criteria wordt voldaan:
Door de werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke en ecologische waarden en de recreatieve betekenis alsmede de ontwikkelingspotenties voor landschap en natuur, worden niet onevenredig aangetast.
Voor de in lid 3.7.1 sub a.5 genoemde werken en werkzaamheden geldt ook als criterium dat er sprake dient te zijn van noodzaak tot het aanbrengen van leidingen op die locatie.
3.8 Wijzigingsbevoegdheid
3.8.1 Wijzigen naar niet – agrarische functies
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen teneinde bij de beëindiging van het agrarisch bedrijf, dit bedrijf om te zetten ten behoeve van de vestiging van niet-agrarische functies, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.
Het bouwvlak wordt verwijderd en voor de resterende bedrijfsgebouwen en voormalige agrarische bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken en overkappingen, erven, tuinen en verhardingen wordt een bestemmingsvlak 'Gemengd - 1', 'Gemengd - 2' of 'Recreatie - 1' vastgelegd, waarop de regels van de bestemming 'Gemengd - 1', 'Gemengd - 2' of 'Recreatie - 1', als opgenomen in Bijlage 3, van toepassing worden.
De agrarische bedrijvigheid dient te zijn beëindigd.
De oppervlakte aan niet-agrarische activiteiten mag niet meer bedragen dan 50% van de bestaande bedrijfsgebouwen en/of bijbehorende bouwwerken met een maximum van 500 m².
Uitsluitend zijn toegestaan bedrijven uit maximaal categorie 2 van de bijgevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1) dan wel bedrijven die daarmee naar aard en invloed vergelijkbaar zijn.
Vervangende nieuwbouw is niet toegestaan.
Overige bebouwing dient te worden gesloopt met uitzondering van de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken van maximaal 80 m².
Een extra bedrijfswoning bij een niet-agrarisch bedrijf wordt niet toegestaan.
Buitenopslag is niet toegestaan.
De niet-agrarische functie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.
Het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van de omliggende agrarische bedrijven voortvloeiende uit de milieuwetgeving.
De verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie en parkeren dient binnen het bestemmingsvlak plaats te vinden.
Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een landschappelijk inrichtingsplan, waarbij de landschappelijke kenmerken zoals genoemd in artikel 7.1 in acht worden genomen.
3.8.2 Wijzigen naar wonen
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen teneinde bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf, dit bedrijf om te zetten ten behoeve van burgerbewoning, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.
Het bouwvlak wordt verwijderd en voor de voormalige agrarische bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken en overkappingen, erven, tuinen en verhardingen wordt een bestemmingsvlak 'Wonen' vastgelegd, waarop de regels van de bestemming 'Wonen', als opgenomen in Bijlage 3, van toepassing worden verklaard.
De agrarische bedrijvigheid dient te zijn beëindigd.
Het aantal burgerwoningen mag niet meer bedragen dan twee.
In afwijking van het bepaalde onder d dient de voormalige bedrijfsbebouwing te worden gesloopt, waarbij geldt dat:
in geval van sloop van minimaal 750 m² aan bedrijfsbebouwing en/of bijbehorende bouwwerken 1 nieuwe vrijstaande woning is toegestaan;
in aanvulling op sub 1 geldt in geval van sloop van minimaal 1500 m² aan bedrijfsbebouwing en/of bijbehorende bouwwerken dat 2 nieuwe vrijstaande woningen zijn toegestaan;
In afwijking van en in aanvulling op het bepaalde in lid d en e dient karakteristieke en/of monumentale bebouwing gehandhaafd te blijven. Karakteristieke en/of monumentale bebouwing mag worden hergebruikt voor wonen, waarbij geldt dat naast de bestaande (bedrijfs)woningen:
de extra woonfunctie uitsluitend mag plaatsvinden in de karakteristieke en/of monumentale bebouwing;
het gehele gebouw mag worden gebruikt voor de woonfunctie;
de bestaande inhoud van het gebouw niet mag worden vergroot;
de toevoeging van de extra woonfunctie noodzakelijk is in verband met het herstel of de verbetering van de te beschermen cultuurhistorische en/of monumentale waarden;
de nieuwe wooneenheden en/of woningen na splitsing en/of toevoeging ieder een inhoud dienen te hebben van minimaal 300 m³.
De woningen dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.
Het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van de omliggende agrarische bedrijven voortvloeiende uit de milieuwetgeving.
Parkeren dient plaats te vinden op eigen terrein, binnen het bestemmingsvlak.
Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een landschappelijk inrichtingsplan, waarbij de landschappelijke kenmerken zoals genoemd in artikel 7.1 in acht worden genomen.
‘Tabel Nevenactiviteiten’
Aanduiding |
Adres |
Soort activiteit |
Maximum oppervlakte |
‘saw - hb’ |
Knapheideweg ong. (tegenover nr. 75 en 77) |
een hooimijt met boerenterras |
75 m² bebouwing, 50 m² boerenterras |
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene bouwregels
5.1 Maatvoering
In die gevallen dat de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte en/of de afstand tot enige aanduiding van bouwwerken, die krachtens het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze planregels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
5.2 Bebouwingspercentage
In die gevallen dat een bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze planregels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
Artikel 6 Algemene gebruiksregels
6.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
het gebruik en laten gebruiken van bijbehorende bouwwerken bij een woning als zelfstandige woning;
het permanent bewonen of laten bewonen van recreatieve nachtverblijven.
6.2 Beroep of dienstverlening aan huis
De uitoefening van een beroep of dienstverlening aan huis is toegestaan als nevenactiviteit bij de (bedrijfs)woning, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
De voor het perceel geldende regels met betrekking tot de maximale oppervlakte, de maatvoering en de situering van de bebouwing ingevolge het bepaalde in hoofdstuk 2 blijven van kracht.
De oppervlakte ten behoeve van de activiteit mag maximaal 40% van de gezamenlijke oppervlakte van de (bedrijfs)woning en/of bijbehorende bouwwerken bedragen tot een maximum van 50 m².
Het onbebouwde gedeelte van het perceel mag niet ten behoeve van beroepsmatige activiteiten c.q. ten behoeve van de genoemde diensten worden gebruikt, zoals bijvoorbeeld voor buitenopslag.
Cumulatie van beroepsuitoefening/dienstverlening mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefmilieu.
De bestaande parkeervoorzieningen mogen door het uitoefenen van een beroep c.q. door het verlenen van diensten niet onevenredig worden gebruikt en de parkeerdruk in de omgeving mag niet onevenredig toenemen.
Parkeren dient plaats te vinden binnen het bouwvlak danwel bestemmingsvlak van 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden'.
6.3 Mantelzorg
Het tijdelijk gebruik van een deel van de (bedrijfs)woning als afhankelijke woonruimte is toegestaan bij de woonfunctie, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
Een dergelijke tijdelijke bewoning is noodzakelijk vanuit het oogpunt van mantelzorg.
De inhoud van de (bedrijfs)woning mag als gevolg van het realiseren van de afhankelijke woonruimte niet meer bedragen dan 750 m³.
De oppervlakte van de afhankelijke woonruimte mag niet meer bedragen dan 80 m².
De afhankelijke woonruimte is enkel toegestaan op de begane grond en in bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van vrijstaande bijgebouwen.
Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven.
Indien de afhankelijke woonruimte uit oogpunt van mantelzorg niet meer noodzakelijk is dient de voorziening te worden verwijderd.
Artikel 7 Algemene aanduidingsregels
7.1 Landschappelijke kenmerken
7.1.1 Zuidelijk hellinggebied
Ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - zuidelijk hellinggebied’ zijn de gronden mede bestemd voor:
behoud en accentueren van het reliëf, geen vermindering van hoogteverschillen of beplanting van erosiedalen en geen egalisatie van steilranden;
versterking afwisseling van open en besloten delen;
behoud van beplanting, verdichting met enige beplanting mogelijk;
behoud inzijging regenwater in de bodem.
7.2 Overige gebiedsaanduidingen
Voor de overige gebiedsaanduidingen gelden de volgende regels:
ter plaatse van de aanduiding ' overige zone - erosiedal’: van toepassing is het bepaalde in artikel 3.
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
8.1 Algemene afwijkingen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:
de bestemmingsregels en toestaan dat bestemmingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
de bestemmingsregels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
de oppervlakte per gebouwtje niet meer dan 20 m² zal bedragen;
de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m zal bedragen;
de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 20 m;
ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 m;
de onder a tot en met c genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend verleend worden mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
de verkeersveiligheid;
de sociale veiligheid;
de milieusituatie; en
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 9 Overige regels
9.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
het bouwen bij ondergrondse hoofdtransportleidingen;
de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden en
de ruimte tussen bouwwerken.
9.2 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen
Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.
Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als regels van het bestemmingsplan ‘Knapheideweg 71 en 75, Groesbeek’.