1.1 plan
het bestemmingsplan Ketelstraat 26bij, Groesbeek met identificatienummer NL.IMRO.1945.BpBuKetelstraat26b-VSG1 van de Gemeente Berg en Dal.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij horende bijlagen.
1.3 aan huis verbonden bedrijf
een bedrijf of het bedrijfsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentenverzorging, geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van woonfunctie, kan worden uitgeoefend.
1.4 aan huis verbonden beroep
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.
1.5 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van agrarische producten door middel van het telen van gewassen of het houden van dieren, waaronder begrepen een productiegerichte paardenhouderij.
1.8 agrarische nevenactiviteit
het voortbrengen van producten door middel van het houden van dieren of het telen van gewassen bij een woon- of recreatiebestemming als ondergeschikte activiteit waarbij het ruimtebeslag beperkt is en een substantiële inkomensverwerving geen doelstelling is.
1.9 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een certificaat beschikt, als bedoeld in de Erfgoedwet 2016.
1.10 archeologische verwachtingswaarden
gronden met verwachtingswaarden, die kunnen bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang kunnen zijn en het cultuurhistorisch erfgoed kunnen vertegenwoordigen.
1.11 archeologische waarden
waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.
1.12 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.13 bed en breakfast
logies en ontbijt, het aanbieden van nachtverblijf zonder bijbehorende voorzieningen tot het bereiden van maaltijden.
1.14 bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.
1.15 bedrijfsmatig
in uitoefening van een bedrijf.
1.16 begane grond
de onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder.
1.17 beperkt kwetsbaar object
een object zoals bedoeld in het ‘Besluit externe veiligheid inrichting’ zoals deze is vastgesteld op 27 mei 2004 en bekendgemaakt in de Staatscourant nummer 250 op 10 juni 2004.
1.18 bestaand(e situatie)
- bij bouwwerken: bestaand, legaal ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp;
- bij gebruik: bestaand, legaal ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
1.19 beroep of dienstverlening aan huis
het bij wijze van nevenactiviteit bij het wonen uitoefenen van een beroep of het verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen gebied.
1.20 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.21 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.22 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.23 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.24 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.25 bouwmassa
een complex van aaneen gebouwde bouwwerken.
1.26 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.27 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.28 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.29 buitenopslag
het opslaan of opgeslagen houden van voorwerpen, stoffen of producten en andere materialen op de onbebouwde gronden van (bedrijfs)percelen, daaronder mede begrepen de uitstalling ten verkoop, verhuur, en dergelijke.
1.30 burgerwoning
woning, niet zijnde een bedrijfswoning en recreatiewoning.
1.31 cultuurhistorische waarden
waarden en kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch-geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden.
1.32 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.33 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder belwinkel en internetcafé.
1.34 ecologische verbindingszone (evz)
in dit plan aangeduid langgerekt gebied waarbinnen verbindende landschapselementen zijn of worden gerealiseerd.
1.35 eenheden
verblijfsruimte bedoeld voor recreatief nachtverblijf zoals logies en ontbijt of gastenkamers.
1.36 erfbeplanting
afschermende (rand)beplanting binnen of direct aansluitend bij het bouwvlak van een agrarisch bedrijf of binnen of direct aansluitend bij een ander bedrijf of een woning.
1.37 erfbeplantingsplan (landschappelijk inpassingsplan)
plan, waarin wordt aangegeven hoe de erfbeplanting ingericht en beheerd zal gaan worden.
1.38 erker
hoekige of ronde uitbouw aan een gevel, ondergeschikt aan het hoofdgebouw in vorm en uitstraling.
1.39 erosie
een natuurlijk proces waarbij stenen en aarde loskomen en verplaatst worden van de ene locatie naar de andere.
1.40 extensief agrarisch gebruik
een vorm van grondgebonden landbouw, zoals beweiding in lage veebezetting en de verbouw van akkerbouwproducten, in hoofdzaak gericht op de instandhouding en/of vergroting van de natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden.
1.41 extensief beweiden
beweiding met een maximale bezetting van 1,5 grootveeeenheid per hectare.
1.42 functie
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.
1.43 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.44 (niet-)gebiedsgebonden functie
functie die (g)een nauwe relatie heeft met het buitengebied (gebiedsgebonden). Niet – gebiedsgebonden functies behoren normaliter thuis op een bedrijventerrein.
1.45 geomorfologische waarde
landschappelijke waarden, die samenhangen met de ontstaansgeschiedenis van de grond en die herkenbaar zijn in het bodemreliëf.
1.46 herbouw
gehele of gedeeltelijke reconstructie, wederopbouw, opnieuw bouwen
1.47 hogere waarde
toegestane geluidbelasting op de gevel van een geluidgevoelig object, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.
1.48 hoofdfunctie
een functie waarvoor het hoofdgebouw en/of gronden als zodanig mag worden gebruikt.
1.49 hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.50 houtopstand
begroeiing die geheel of gedeeltelijk bestaat uit bomen en/of struiken, voorzover niet vallend onder de Boswet en behoudens laagstamfruitbomen met de bijbehorende windsingels.
1.51 hydrologische waarde
gronden met een bijzondere betekenis voor het watersysteem van het plansysteem in verband met beekherstel, verdrogingsbestrijding, waterberging en/of waterkering.
1.52 infiltratie
een fijnmazige structuur voor waterinfiltratie met zuiverende werking.
1.53 kantoor
één of meerdere ruimtes in) een gebouw waar bedrijfsmatig diensten worden verleend waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.54 kelder
ruimte die voor meer dan 50% ondergronds is gelegen, waarbinnen geen verblijfsruimtes zijn toegestaan. De inhoud van de kelder telt niet mee bij de inhoud van de woning.
1.55 landschappelijke inpassing
het zodanig inpassen van gebouwen en/of activiteiten in de omgeving dat de landschappelijke waarden behouden blijven.
1.56 landschapsplan
plan, waarin wordt aangegeven hoe de landschappelijke inpassing ingericht en beheerd zal gaan worden.
1.57 landschapswaarden/landschappelijke waarden
bijzondere landschappelijke kenmerken van een gebied of object in de zin van aantrekkelijkheid, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit bestaande uit aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden, afzonderlijk of in onderlinge samenhang.
1.58 nevenactiveit
een activiteit met een zodanige beperkte omvang dat de functie waaraan zij wordt toegevoegd qua aard, omvang en verschijningsvorm als hoofdfunctie herkenbaar blijft.
1.59 omgevingsvergunning
een vergunning voor het uitvoeren van een project dat invloed heeft op de fysieke leefomgeving, op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.60 omgevingsvergunning voor het afwijken
omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met dit plan met toepassing van de in dit plan opgenomen regels inzake afwijking, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder c jo. artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 van de Wabo.
1.61 omgevingsvergunning voor het bouwen
omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wabo.
1.62 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van een werkzaamheid
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder b van de Wabo.
1.63 overkapping
een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal één zijde begrensd door de gevels van belendende gebouwen en welke constructie zelf niet wordt aangemerkt als een gebouw.
1.64 paardrijvereniging
sportvereniging waar de paardrijsport beoefend wordt, waarbij het niet toegestaan is op de paarden waarop gereden wordt te stallen op de locatie, de eigenaar van de locatie mag maximaal 5 paarden stallen.
1.65 permanente bewoning
bewoning van een ruimte als hoofdwoonverblijf.
1.66 recreatief medegebruik
vorm van recreatie waarvoor geen specifieke inrichting van het gebied noodzakelijk is, doch kan worden volstaan met de voorzieningen die reeds ten behoeve van de hoofdfunctie aanwezig zijn en ondergeschikte voorzieningen zoals wegbewijzeringsbordjes, picknickbanken en draaihekjes.
1.67 recreatieweg / recreatiepad
onverhard en/of semiverharde weg/pad in het buitengebied.
1.68 retentievoorziening
voorziening ten behoeve van de tijdelijke opvang van water.
1.69 ruimtelijke eenheid
complex van bij elkaar behorende bouwwerken.
1.70 souterrain
ruimte onder de woning, waarvan minimaal 50% van de inhoud boven het aansluitende maaiveld is gelegen en waarbinnen verblijfsruimtes zijn toegestaan. De inhoud van het souterrain telt mee bij de inhoud van de woning. Onder het souterrain is geen kelder toegestaan.
1.71 voorgevel
de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw.
1.72 voorgevellijn
de lijn waarin de voorgevel van een gebouw is gelegen alsmede het verlengde daarvan (tot aan de zijdelingse perceelsgrens).
1.73 waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen, die het waterhuishoudkundige belang dienen, zoals watergangen, waterlopen, kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang of waterloop.
1.74 werk
een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.
1.75 woning
een complex van ruimten, krachtens zijn indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden.
1.76 zijdelingse perceelsgrens
de grens tussen twee bouwpercelen, die voor-en achterzijde van een bouwperceel verbindt.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Algemeen
afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:
de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.
bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
de buitenwerks gemeten oppervlakte van het op een bouwperceel staande c.q. op te richten bouwwerken, gemeten op zowel boven als onder maaiveld.
bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:
tussen de buitenzijden van de gevels en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.
inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen, inclusief hieronder gelegen souterrain, exclusief kelder.
goothoogte:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met dien verstande dat:
- de goothoogte van een lessenaarsdak wordt bepaald vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel van de laagste zijde van de kap;
- de goothoogte van een dakvlak met een dakopbouw wordt bepaald vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel van de dakopbouw;
- bij een kap die bestaat uit één of meerdere hellende dakvlakken waarbij de bovenzijde van de hellende dakvlakken grenzen aan een plat dak, deze daken worden ook wel afgetopte of afgesnoten daken genoemd, de goothoogte wordt bepaald vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel aan de laagste zijde van het hellende dakvlak.
oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenzijden van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
peil:
Bovenzijde van de afgewerkte vloer van de laagst gelegen verblijfsruimte.
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken, dakkapellen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.
Artikel 3 Agrarisch met waarden - Natuur en landschapswaarden
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch met waarden – natuur- en landschapswaarden’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- agrarisch grondgebruik, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;
- hobbymatig agrarisch grondgebruik, ten behoeve van het houden van paarden;
- uitsluitend landschappelijke inpassing ter plaatse van een aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - landschappelijke inpassing';
- behoud, herstel en bescherming van natuurwaarden, landschapswaarden, aardkundige waarden, geomorfologische en cultuurhistorische waarden in het algemeen;
- ecologisch beekherstel;
- extensief recreatief medegebruik;
- paden, wegen en parkeervoorzieningen op eigen terrein;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
Binnen de bestemming is niet toegestaan te bouwen, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen met dien verstande dat:
- De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan 1,5 m;
- De afrastering een open karakter dient te hebben.
3.3 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik wordt naast het bepaalde in
lid 8.1 in ieder geval verstaan:
- het gebruik van gronden waardoor er een toename plaatsvindt van de ammoniakemissie;
- het gebruik van gronden buiten een bouwvlak ten behoeve van opslag;
- het gerbuik van gronden aangeduid met 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - landschappelijke inpassing' voor andere doeleinden dan landschappelijk inpassing.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden op of in de bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
Algemeen:
- het ontginnen, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden, waarbij de hoogte van het maaiveld met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd;
- het veranderen en/of verwijderen van verkavelingvorm en/of perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in beplanting, waterlopen en steilranden.
- het doen van ingrepen die een verandering van de waterhuishouding tot gevolg hebben, waaronder het graven en dempen van sloten en oppervlaktewateren;
- het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen groter dan 200 m²;
- het aanbrengen van ondergrondse leidingen;
- het verwijderen van bos-, natuur- en landschapselementen.
3.4.2 Uitzonderingen
Het in
subparagraaf 3.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
- het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
- onderdeel zijn van het aanleggen van het landschappelijk inpassingsplan;
- binnen het bouwvlak plaatsvinden;
- reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
3.4.3 Toelaatbaarheid
De omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend indien aan de volgende criteria wordt voldaan:
- Door de werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke en ecologische waarden en de recreatieve betekenis alsmede de ontwikkelingspotenties voor landschap en natuur, worden niet onevenredig aangetast.
- Voor de in lid subparagraaf 3.4.1 sub a onder 5 genoemde werken en werkzaamheden geldt ook als criterium dat er sprake dient te zijn van noodzaak tot het aanbrengen van leidingen op die locatie.
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- groenvoorzieningen;
- paden;
- speelvoorzieningen, inclusief zwembad;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2.1 Algemeen
Binnen deze bestemming mogen uitsluitend worden opgericht bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 2 m;
- in afwijking van het bepaalde onder a. mag de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen niet meer dan 1,5 m bedragen;
- in afwijking van het bepaalde onder a mag de bouwhoogte van speel- en recreatievoorzieningen maximaal 5 m bedragen;
- een zwembad met een maximale omvang van 60 m² is toegestaan;
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Strijdig gebruik
Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen het gebruik, laten gebruiken of doen gebruiken van de gronden binnen deze bestemming voor:
- een staanplaats voor kampeermiddelen;
- als terrein voor het beproeven van motorvoertuigen en als oefenterrein voor het racen en crossen met motoren en bromfietsen;
- opslag-, stort- of bergplaats van andere, al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of producten behoudens voorzover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik;
- het al dan niet ten verkoop opstellen en opslaan van nieuwe of gebruikte, dan wel geheel of ten dele uit gebruikte onderdelen samengestelde motorvoertuigen, aanhangwagens, machines, c.q. onderdelen daarvan;
- het aanbrengen van verhardingen.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Omgevingsvergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) op en in de gronden als bedoeld in artikel 9 de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
- het ophogen, egaliseren of afgraven en ontginnen van gronden;
- het aanbrengen van verhardingen.
4.4.2 Uitzonderingen
Het in
subparagraaf 4.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden:
- in het kader van het normale beheer en onderhoud;
- waarmee legaal is of mag worden begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;
- onderdeel zijn van het aanleggen van het landschappelijk inpassingsplan;
- die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning, aanlegvergunning of ontgrondingvergunning;
- indien het aanleggen van (half) verhardingen betrekking heeft op een oppervlakte kleiner of gelijk aan 25 m² per aan deze bestemming grenzend bouwperceel.
4.4.3 Toelaatbaarheid
De in
subparagraaf 4.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien door die werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de waarden vermeld onder
lid 9.1 van het zuidelijk hellinggebied.
Artikel 5 Natuur - Natte Natuur
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemeen
De voor ‘Natuur – Natte natuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- instandhouding de landschappelijke en natuurlijke waarde van het gebied in de vorm van broekbos, niet beboste natuur zoals heide, moeras, gras- en hooiland, poelen, vijvers, waterlopen en paden;
- extensief recreatief medegebruik;
- extensief beweiden en winning van hooi;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.1.2 Nadere detaillering bestemmingsomschrijving / voorwaardeljike verplichting
Het gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – voorwaardelijke verlichting 1’ is alleen toegestaan als de landschappelijke inpassing overeenkomstig het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 1 bij het onderhavige bestemmingsplan of een kwalitatief daarmee vergelijkbaar plan dat door het college van burgemeester en wethouders is geaccordeerd, binnen 12 maanden na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan is uitgevoerd en vervolgens in stand wordt gehouden;
5.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende voorwaarden:
- De bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van het bos- en natuurbeheer en het extensief recreatief medegebruik mag niet meer bedragen dan 1,5 m met een open karakter.
5.3 Specifieke gebruiksregels
Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen het gebruik, laten gebruiken of doen gebruiken van de gronden binnen deze bestemming voor:
- bemesten van de gronden;
- het toepassen van chemische gewasbeschermingsmiddelen.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden op of in de bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
- het ontginnen, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden, waarbij de hoogte van het maaiveld met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd;
- bebossen of anderszins beplanten van dieper dan 0,50 m wortelende houtopstanden, waaronder begrepen het kweken van bomen, struiken en heesters, behoudens ter vervanging van bestaande boomgaarden;
- het doen van ingrepen die een verandering van de waterhuishouding tot gevolg hebben, waaronder het graven en dempen van sloten en oppervlaktewateren;
- het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- het aanbrengen van ondergrondse leidingen;
- het verwijderen en/of rooien van houtopstanden.
5.4.2 Uitzonderingen
Het in
subparagraaf 5.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
- het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
- onderdeel zijn van het aanleggen van het landschappelijk inpassingsplan;
- reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
5.4.3 Toelaatbaarheid
De omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend indien aan de volgende criteria wordt voldaan:
- Door de werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke en ecologische waarden en de recreatieve betekenis alsmede de ontwikkelingspotenties voor landschap en natuur, niet onevenredig worden aangetast.
- De werken en werkzaamheden houden een verbetering in van de ecologische omstandigheden.
- Voor de in subparagraaf 5.4.1 sub e genoemde werken en werkzaamheden geldt ook als criterium dat er sprake dient te zijn van noodzaak tot het aanbrengen van leidingen op die locatie.
6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- burgerwoningen;
- een recreatieve paardenhouderij;
- beroep of dienstverlening aan huis;
- een bed&breakfast;
- paden, wegen en parkeervoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- nutsvoorzieningen;
- behoud, herstel en bescherming van natuurwaarden, landschapswaarden, aardkundige waarden, geomorfologische en cultuurhistorische waarden in het algemeen.
6.1.2 Nadere detaillering bestemmingsomschrijving / voorwaardelijke verplichtingen
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - voorwaardelijke verplichting 1' mag niet worden gebouwd voordat de bebouwing ter plaatse van de ‘specifieke bouwaanduiding - voorwaardelijke verplichting 2' is gesloopt;
- het gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – voorwaardelijke verlichting 1’ is alleen toegestaan als de landschappelijke inpassing overeenkomstig het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 1 bij het onderhavige bestemmingsplan of een kwalitatief daarmee vergelijkbaar plan dat door het college van burgemeester en wethouders is geaccordeerd, binnen 12 maanden na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan is uitgevoerd en vervolgens in stand wordt gehouden;
- uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - recreatieve paardenhouderij' is het toegestaan om 5 paarden te houden, waarbij de bestaande aanwezige voorzieningen maximaal 3 dagen per week benut mogen worden door een paardrijvereniging, waarbij de paarden van de paardrijvereniging niet op de locatie gestald mogen worden.
6.2.1 Woningen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende voorwaarden:
- Er mag maximaal 1 woning per bestemmingsvlak aanwezig zijn;
- De woning mag uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd mag worden;
- De inhoud van een woning mag niet meer bedragen dan 750 m³;
- De bouwhoogte van een woning mag niet meer bedragen dan 6 m;
- De dakhelling van een woning mag niet minder bedragen dan 25º ;
- Ter plaatse van de bouwaanduiding 'nokrichting' moet de nokrichting van de woning gelijk zijn aan de nokrichting van het bestaande gebouw ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - recreatieve paardenhouderij';
Kelders en souterrains zijn toegestaan onder de woning en bijbehorende bouwwerken, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- De kelder mag niet dienen als verblijfruimte.
- De kelder en het souterrain mogen maximaal één bouwlaag diep zijn.
- De afstand tot de perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 3 m;
- De woning moet een agrarische verschijningsvorm krijgen, conform de beelden opgenomen in het als bijlage 1 bijgevoegde inpassingsplan.
6.2.2 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen gelden de volgende voorwaarden:
- Bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden opgericht binnen het bouwvlak;
- Bijbehorende bouwwerken mogen niet worden opgericht voor de voorgevellijn van de woning;
- De gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 80 m² per woning;
- De goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m.
- De bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 6,0 m.
- Het bestaande gebouw ten behoeve van het houden van paarden zoals aangeduid met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - recreatieve paardenhouderij' behouden en in stand gehouden mag worden, waarbij de bestaande maatvoering de maximale maatvoering voor dit gebouw is.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen, gelden de volgende voorwaarden:
- De bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingenvóór de voorgevellijn van de woning niet meer mag bedragen dan 1 m.
- De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.
6.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en Wethouders kunnen van het plan afwijken en de realisatie van een tweede woning op het perceel toestaan:
- de bebouwing ten behoeve het houden van paarden zoals aanduid met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - recreatieve paardenhouderij' wordt geheel gesloopt;
- de woning dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
- het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van de omliggende agrarische bedrijven voortvloeiende uit de milieuwetgeving;
- parkeren dient plaats te vinden op eigen terrein, binnen het bestemmingsvlak;
- er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door burgemeester en wethouders goedgekeurd erfbeplantingsplan, waarbij de landschappelijke kenmerken zoals genoemd in lid 9.1 in acht worden genomen en waarbij gebruik wordt gemaakt van inheemse soorten;
- ten behoeve van de bouw van de woning zijn de volgende bouwregels van toepassing:
- Er mag maximaal 1 woning worden opgericht;
- De woning mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - recreatieve paardenhouderij' worden opgericht;
- De inhoud van een woning mag niet meer bedragen dan 750 m³;
- De bouwhoogte van een woning mag niet meer bedragen dan 6 m;
- De dakhelling van een woning mag niet minder bedragen dan 25º;
- de nokrichting van de woning gelijk is gelijk aan de nokrichting van het gebouw dat gesloopt wordt, en zoals gelegen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - recreatieve paardenhouderij';
- Kelders en souterrains zijn toegestaan onder de woning en bijbehorende bouwwerken, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- De kelder mag niet dienen als verblijfruimte.
- De kelder en het souterrain mogen maximaal één bouwlaag diep zijn.
- De afstand tot de perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 3 m;
- De woning moet een agrarische verschijningsvorm krijgen, conform de beelden opgenomen in het als bijlage 1 bijgevoegde inpassingsplan.
- bijgebouwen bij de woning zijn toegestaan, waarbij de regels zoals in subsubparagraaf 6.2.2 van toepassing zijn.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Bed & Breakfast
Binnen deze bestemming is een Bed&Breakfast voorziening bij woningen toegestaan, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
- De woonfunctie als hoofdfunctie blijft behouden.
- Bed&Breakfast voorzieningen zijn toegestaan binnen de bestaande woning en bijbehorende bouwwerken.
- Het aantal logeereenheden mag niet meer bedragen dan 2 per woning.
- De totale oppervlakte aan logeereenheden mag niet meer bedragen dan 70 m².
- De voorziening dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.
- Het betreft geen zodanige verkeersaantrekkende activiteit, die kan leiden tot nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van verkeer.
- Het parkeren plaatsvindt op eigen terrein.
6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.5.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - landschappelijke inpassing’ de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
- het verwijderen van houtopstanden en/of afschermende groenvoorzieningen.
6.5.2 Uitzonderingen
Het in
subparagraaf 6.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden voorzover:
- het werkzaamheden betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een aanleg- of omgevingsvergunning is verleend;
- onderdeel zijn van het aanleggen van het landschappelijk inpassingsplan;
- voorzover het werkzaamheden betreft die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
- de werken en werkzaamheden het normale beheer betreffen.
6.5.3 Toelaatbaarheid
De omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de afschermende groenvoorzieningen.
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
8.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
- het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
- het gebruik en laten gebruiken van bijbehorende bouwwerken bij een woning als zelfstandige woning;
- het permanent bewonen of laten bewonen van recreatieve nachtverblijven.
8.2 Beroep of dienstverlening aan huis
De uitoefening van een beroep of dienstverlening aan huis is toegestaan als nevenactiviteit bij de (bedrijfs)woning, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
- De voor het perceel geldende regels met betrekking tot de maximale oppervlakte, de maatvoering en de situering van de bebouwing ingevolge het bepaalde in hoofdstuk 2 blijven van kracht.
- De oppervlakte ten behoeve van activiteit mag maximaal 40% van de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing van de (bedrijfs)woning en/of bijbehorende bouwwerken bedragen tot een maximum van 50 m².
- Het onbebouwde gedeelte van het perceel mag niet ten behoeve van beroepsmatige activiteiten c.q. ten behoeve van de genoemde diensten worden gebruikt, zoals bijvoorbeeld voor buitenopslag.
- Cumulatie van beroepsuitoefening/dienstverlening mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefmilieu.
- De bestaande parkeervoorzieningen mogen door het uitoefenen van een beroep c.q. door het verlenen van diensten niet onevenredig worden gebruikt en de parkeerdruk in de omgeving mag niet onevenredig toenemen.
- Parkeren dient plaats te vinden binnen het bouwvlak in de bestemming 'Wonen'.
Artikel 9 Algemene aanduidingsregels
9.1 Zuidelijk deel lage middelgebied
Ter plaatse van de aanduiding ‘zuidelijk deel lage middengebied’ zijn de gronden mede bestemd voor:
- behoud en versterking van natuurkerngebied de Bruuk;
- behoud en versterking van kleinschalig (half)besloten karakter;
- ontwikkeling van verbindende beplantingselementen en versterking van beken;
- behoud van hoge grondwaterstanden.
Artikel 10 Algemene wijzigingsregels
10.1 Wijziging naar ‘Natuur’, ‘Natuur – Natte natuur’ en/of ‘Water’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Agrarisch met waarden – Natuur- en Landschapswaarden’ en ter plaatse van de aanduiding ‘EHS – verweving’ en ‘EHS – EVZ’ te wijzigen in de bestemming ‘Natuur’, ‘Natuur – Natte natuur’ en/of ‘Water’ ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van een ecologische verbindingszone, nieuwe natuur en/of waterbeheer, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
- de wijziging uitsluitend plaats kan vinden ten behoeve van de realisatie van vastgesteld natuur- en landschapsbeleid, zoals het beleid voor de ecologische hoofdstructuur (EHS), een ecologische verbindingszone (EVZ), het landschappelijk raamwerk en bos-, natuur-, en/of landschapscompensatie;
- de inrichting dient zodanig te zijn dat de nabijgelegen agrarische bedrijven, geen onevenredige overlast ondervinden in de bedrijfsontwikkeling;
- de ontwikkeling van deze gebieden geschiedt enkel op basis van vrijwillige medewerking van de grondeigenaren.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.
- Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsvoorwaarden van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Ketelstraat 26bij, Groesbeek