direct naar inhoud van Regels
Plan: Groen Groesbeek
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1945.BPGROENGROESBK-VSG1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Groen Groesbeek', met identificatienummer NL.IMRO.1945.BPGROENGROESBK-VSG1 van de gemeente Berg en Dal;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 achtergevel

de gevel van het oorspronkelijke hoofdgebouw die (bij benadering) evenwijdig loopt aan de voorgevel en die niet als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;

1.6 achtererfgebied

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;

1.7 achtergevelrooilijn

de lijn die gelijk loopt aan de achtergevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan;

1.8 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van agrarische producten door middel van het telen van gewassen of het houden van dieren, waaronder begrepen een productiegerichte paardenhouderij;

1.9 andere bouwwerken

bouwwerken geen hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken zijnde;

1.10 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 Bed&Breakfast

een niet-verkeersaantrekkende aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit bestaande uit het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend recreatief nachtverblijf met ontbijt in een woning

1.12 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.13 begane grond

de onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder;

1.14 bestaand
  • bij gebruik: aanwezig op het moment van de inwerkingtreding van dit plan en in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand gekomen;
  • bij bouwwerken: aanwezig op het moment van de inwerkingtreding van dit plan en in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand gekomen;
1.15 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak;

1.16 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.17 beroep of dienstverlening aan huis

het bij wijze van nevenactiviteit bij het wonen uitoefenen van een beroep of het verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen gebied;

1.18 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.19 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.20 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.21 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.22 bouwlaag

een gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd. Bij de bepaling van het aantal bouwlagen worden de ruimten in de kap (zolder) en de bouwlagen die onder de begane grond zijn gelegen (kelder e.d.) niet meegerekend;

1.23 bouwmassa

een complex van aaneen gebouwde bouwwerken;

1.24 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.25 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.26 buitenopslag

het opslaan of opgeslagen houden van voorwerpen, stoffen of producten en andere materialen op de onbebouwde gronden van (bedrijfs)percelen, daaronder mede begrepen de uitstalling ten verkoop, verhuur, en dergelijke;

1.27 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit en waarbij een showroom en/of verkoopruimte ter plaatse aanwezig is; horeca-activiteiten zijn hieronder niet begrepen;

1.28 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder belwinkel en internetcafé;

1.29 eenheden

verblijfsruimte bedoeld voor recreatief nachtverblijf zoals logies en ontbijt of gastenkamers;

1.30 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover dit bestemmingsplan die inrichting niet verbiedt;

1.31 erfafscheiding

een bouwwerk dat dient ter gehele of gedeeltelijke omheining van een bouwperceel, bouwvlak of ander stuk grond;

1.32 erker

een hoekige of ronde uitbouw aan een gevel, ondergeschikt aan het hoofdgebouw in vorm en uitstraling;

1.33 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.34 gesloten verharding

Asfaltverharding, straatklinkers en sierbestrating zoals tegels. Onder gesloten verharding wordt neit verstaan halfverhardingen zoals grasbetontegels, split en grind.

1.35 hoofdgebouw

een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.36 infiltratie

een fijnmazige structuur voor waterinfiltratie met een zuiverende werking;

1.37 niet-verkeersaantrekkende aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek verkeersaantrekkend zijn, en die op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse;

1.38 nutsvoorzieningen

gebouwde voorzieningen van openbaar nut ten behoeve van water, elektriciteit, gas e.d.;

1.39 mantelzorg

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.40 omgevingsvergunning

een vergunning voor het uitvoeren van een project dat invloed heeft op de fysieke leefomgeving, op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.41 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van een werkzaamheid

omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder b van de Wabo;

1.42 ondergeschikte bouwdelen

ondergeschikte delen aan een gebouw zoals, trappen, bordessen, funderingen, kelderingangen, overstekende daken, goten, luifels, balkons, balkonhekken, schoorstenen, liftopbouwen, technische installaties en andere ondergeschikte (dak)opbouwen;

1.43 openbaar toegankelijk gebied

wegen, vaarwater en openbaar groen;

  • Met 'wegen' wordt bedoeld: voor openbaar verkeer openstaande wegen of paden. Een stoep of parkeerplaats direct naast de weg gelegen behoort ook tot de weg.
  • Onder 'groen' wordt verstaan: parken, plantsoenen en speelveldjes, die voor het publiek algemeen toegankelijk zijn. 'Snippergroen/ restgroen', bijvoorbeeld begroeiing aan de kopzijde van een hoekwoning, is vaak niet bedoeld om te betreden en kan dus niet worden aangemerkt als openbaar toegankelijk gebied. Datzelfde geldt voor weiland, bos of water.
  • Het begrip “vaarwater” geeft aan dat een doorsnee sloot geen openbaar toegankelijk gebied is.
1.44 overkapping

bouwwerken, geen gebouwen zijnde met één dakvlak en maximaal één gesloten wand;

1.45 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.46 souterrain

ruimte onder de woning, waarvan minimaal 50% van de inhoud boven het aansluitende maaiveld is gelegen en waarbinnen verblijfsruimtes zijn toegestaan. De inhoud van het souterrain telt mee bij de inhoud van de woning. Onder het souterrain is geen kelder toegestaan;

1.47 verkeersaantrekkende aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

een verkeersaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak publieksgericht zijn en waarvan de omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan;

1.48 voorgevel

de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw, indien een gebouw met meerdere gevels naar de weg is toegekeerd wordt de naar architectuur, indeling en/of uitstraling meest gezichtsbepalende gevel van een hoofdgebouw aangemerkt als voorgevel;

1.49 voorgevellijn

de lijn waarin de voorgevel van een gebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan (tot aan de zijdelingse perceelsgrens);

1.50 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen, die het waterhuishoudkundige belang dienen, zoals watergangen, waterlopen, kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang of waterloop;

1.51 woning

een complex van ruimten, krachtens zijn indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden;

1.52 zijdelingse perceelsgrens

de grens tussen twee bouwpercelen, die voor-en achterzijde van een bouwperceel verbindt.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

de kortste afstand van enig punt van het op het bouwperceel voorkomende bouwwerk tot het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens;

2.7 de diepte van een bouwwerk

tussen de buitenzijde van de gevels en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren;

2.8 bebouwingspercentage

de oppervlakte die met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, tenzij in de regels anders is bepaald; in dat geval geldt de wijze van meten zoals die dan is gegeven;

2.9 bebouwde oppervlakte

de buitenwerks gemeten oppervlakte van het/de op een bouwperceel staande c.q. op te richten bouwwerk(en), gemeten zowel boven als onder maaiveld;

2.10 peil
  • a. voor gebouwen in niet-geaccidenteerd terrein:
    • 1. indien de hoofdtoegang van het perceel aan een weg grenst, mits het gebouw op een afstand van niet meer dan 12 m van die weg is gelegen: 35 cm boven de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang van het perceel;
    • 2. in andere gevallen: de gemiddelde bestaande hoogte van het aan het gebouw grenzende terrein;
  • b. voor gebouwen in geaccidenteerd terrein: het peil van het hoogst aangrenzende terrein- of weggedeelte nabij de voorgevel van het gebouw.
  • c. voor overige bouwwerken: de gemiddelde bestaande hoogte van het aan het bouwwerk grenzende terrein.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. wandel- en fietspaden;
  • c. speelvoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening';
  • d. voorzieningen ten behoeve van de verkeersgeleiding;
  • e. kunstwerken;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'tuin': mede voor:
    • 1. (sier)tuinen;
    • 2. het behoud van de bestaande groenstructuren;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'waterberging': mede voor voorzieningen voor waterzuivering, infiltratie, waterberging en waterafvoer, waaronder wadi's en infiltratiegebieden;
  • i. nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels

Op of in deze gronden is geen bebouwing toegestaan, met uitzondering van:

  • a. bestaande bebouwing;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van speeltoestellen en kunstwerken niet meer bedraagt dan 5 m;
    • 2. de bouwhoogte van lichtmasten en verkeersinstallaties niet meer bedraagt dan 6 m;
    • 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedraagt dan 3,5 m.
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.3.1 Verbod

Het is verboden, ter plaatse van de aanduiding 'tuin', zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
  • b. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting.
3.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 3.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
3.3.3 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend indien door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de groenstructuren niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder (onverharde) wegen, wandel- en fietspaden en parkeervoorzieningen;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. kunstwerken;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. bruggen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen toegestaan, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • a. De oppervlakte mag per gebouw niet meer bedragen dan 6 m².
  • b. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende voorwaarden:

  • a. De bouwhoogte van lichtmasten en verkeersinstallaties mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • b. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen;
  • b. niet-verkeersaantrekkende aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
  • c. een Bed&Breakfast;
  • d. stalling van landbouwwerktuigen en materialen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - opslag van landbouwwerktuigen en materialen';
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. wandelpaden;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Woningen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende voorwaarden:

  • a. bouwen is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. per bouwvlak mag het aantal woningen niet meer bedragen dan één;
  • c. de inhoud van een woning mag niet meer bedragen dan 750 m³.
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m;
  • e. de dakhelling van een woning mag niet minder bedragen dan 25º ;
  • f. kelders en souterrains zijn toegestaan onder de woning en bijbehorende bouwwerken, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    • 1. de kelder mag niet dienen als verblijfruimte;
    • 2. de kelder en het souterrain mogen maximaal één bouwlaag diep zijn;
  • g. de afstand tot de perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 3 m.
5.2.2 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen gelden de volgende voorwaarden:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen niet worden opgericht voor de voorgevellijn van de woning;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 80 m². Indien de bestaande oppervlakte reeds meer bedraagt, geldt deze bestaande oppervlakte als de maximum toegestane oppervlakte;
  • c. In afwijking van het genoemde onder b geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - opslag van landbouwwerktuigen en materialen' tevens een bijbehorend bouwwerk ten behoeve van de stalling van materieel gerealiseerd mag worden met een oppervlakte van maximaal 150 m²;
  • d. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3,3 m;
  • e. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 6,5 m.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen, gelden de volgende voorwaarden:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen vóór de voorgevellijn van de woning niet meer mag bedragen dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • c. de oppervlakte van zwembaden mag niet meer bedragen dan 50 m², met dien verstande dat deze uitsluitend achter de voorgevellijn zijn toegestaan.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Herbouw woning op andere locatie

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.2.1 onder b voor herbouw op een ander locatie, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • a. De herbouw dient plaats te vinden binnen het bestemmingsvlak.
  • b. De herbouw dient noodzakelijk te zijn op grond van wet- en regelgeving of indien dit leidt tot een landschappelijke, stedenbouwkundige, of milieuhygiënische verbetering.
  • c. De herbouw mag geen aantasting veroorzaken van omliggende natuur-, landschaps-, cultuurhistorische of hydrologische waarden.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Niet-verkeersaantrekkende aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

Binnen deze bestemming is het gebruik van een deel van de woning en/of de daarbij behorende (vrijstaande) bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van een niet-verkeersaantrekkende aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal 50 m² van het vloeroppervlak van de woning (begane grond + verdiepingen) met inbegrip van gerealiseerde bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, met dien verstande dat het bebouwingspercentage ten behoeve van de benodigde ruimte voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit niet meer mag bedragen dan 40%;
  • b. het gebruik dient de woonfunctie te ondersteunen dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning of het daarbij behorende bijbehorend bouwwerk zal uitvoeren, tevens de bewoner van de woning dient te zijn;
  • c. de woning blijft voldoen aan het Bouwbesluit en de gemeentelijke bouwverordening;
  • d. activiteiten die vergunningplichtig zijn krachtens de Wet milieubeheer of krachtens het Activiteitenbesluit als type B of C inrichting worden aangemerkt, zijn niet toegestaan;
  • e. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit;
  • f. het onbebouwde deel van het bouwperceel mag niet worden gebruikt voor de activiteiten, buitenopslag is niet toegestaan.
5.4.2 Bed&Breakfast

Binnen deze bestemming is een Bed&Breakfast voorziening bij woningen toegestaan, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • a. de woonfunctie als hoofdfunctie blijft behouden;
  • b. Bed&Breakfast voorzieningen zijn toegestaan binnen de bestaande woning en bijbehorende bouwwerken;
  • c. het aantal logeereenheden mag niet meer bedragen dan 2 per woning;
  • d. in de logeereenheden is geen zelfstandige kookgelegenheid toegestaan;
  • e. de totale oppervlakte aan logeereenheden mag niet meer bedragen dan 50 m²;
  • f. de voorziening dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • g. het betreft geen zodanige verkeersaantrekkende activiteit, die kan leiden tot nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van verkeer;
  • h. het parkeren plaatsvindt op eigen terrein.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Afwijking verkeersaantrekkende aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.1, om binnen een woning en/of daarbij behorende bijbehorende bouwwerken de uitoefening van een verkeersaantrekkende aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten toe te staan. Hiervoor dient aan de volgende criteria te worden voldaan:

  • a. maximaal 50 m² van het vloeroppervlak van de woning (begane grond + verdiepingen) met inbegrip van gerealiseerde bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, met dien verstande dat het bebouwingspercentage ten behoeve van de benodigde ruimte voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit niet meer mag bedragen dan 40%;
  • b. de woonfunctie dient behouden te blijven;
  • c. het gebruik dient de woonfunctie te ondersteunen dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning of het daarbij behorende bijbehorend bouwwerk zal uitvoeren, tevens de bewoner van de woning dient te zijn;
  • d. de woning blijft voldoen aan het Bouwbesluit en de gemeentelijke bouwverordening;
  • e. het gebruik mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren en mag ook geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt. Dit betekent bijvoorbeeld dat activiteiten die vergunningplichtig zijn krachtens de Wet milieubeheer of krachtens het Activiteitenbesluit als type B of C inrichting worden aangemerkt, niet zijn toegestaan;
  • f. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit;
  • g. het onbebouwde deel van het bouwperceel mag niet worden gebruikt voor de activiteiten, buitenopslag is niet toegestaan;
  • h. het gebruik mag geen onevenredige nadelige gevolgen hebben voor de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans.
5.6 Wijzigingsbevoegdheid
5.6.1 Splitsing woningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen ten behoeve van de splitsing van vrijstaande woningen in maximaal twee woningen, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • a. de bouwmassa van de te splitsen woning dient een minimale inhoud te hebben van 900 m³;
  • b. bij splitsing mogen maximaal twee volwaardige woningen ontstaan;
  • c. na splitsing mogen de twee woningen niet worden gesloopt en worden vervangen voor twee vrijstaande woningen;
  • d. de inhoud, goot- en bouwhoogte mag niet worden vergroot;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij de woningen niet meer bedragen dan 80 m²;
  • f. de woning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/ bedrijfsontwikkeling van omliggende agrarische bedrijven;
  • g. de woning dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

Artikel 6 Woongebied

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Woongebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen;
  • b. niet-verkeersaantrekkende aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
  • c. een Bed&Breakfast;
  • d. tuinen en erven;
  • e. (wandel- en fiets)paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. voorzieningen ten behoeve van de verkeersgeleiding;
  • i. kunstwerken;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. nutsvoorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht, die ten dienste staan van deze bestemming.

6.2.2 Hoofdgebouwen

Voor hoofdgebouwen geldt het volgende:

  • a. bouwen is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. per bouwvlak mag het aantal woningen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
  • c. voor de bouwwijze van woningen geldt het volgende:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' zijn uitsluitend twee aaneengebouwde woningen toegestaan;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' zijn uitsluitend aaneengebouwde woningen toegestaan;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' zijn uitsluitend gestapelde woningen toegestaan;
    • 5. indien meerdere aanduidingen zijn opgenomen, zijn alle aangeduide bouwwijzen toegestaan;
  • d. indien ter plaatse van het bouwperceel de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is vastgelegd, mogen de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan ter plaatse van deze aanduiding is aangegeven;
  • e. de diepte van aaneengebouwde woningen mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • f. de diepte van halfvrijstaande woningen mag niet meer bedragen dan 12 m;
  • g. de diepte van vrijstaande woningen mag niet meer bedragen dan 15 m;
  • h. de afstand van twee-aaneengebouwde woningen tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m, met dien verstande dat twee-aaneengebouwde woningen aan één zijde tot op de zijdelingse perceelsgrens mogen worden gebouwd;
  • i. de afstand van vrijstaande woningen tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m;
  • j. de afstand van de voorgevel van de woningen tot de bouwgrens mag niet meer bedragen dan 3 m.
6.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken geldt het volgende:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend minimaal 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd,
  • b. de bebouwde oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 100 m² bedragen, met dien verstande dat het achtererfgebied voor niet meer dan 50% bebouwd mag worden;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m, danwel 0,3 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;
  • d. In afwijking van het bepaalde onder a t/m c, mogen tevens ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' bijbehorende bouwwerken worden gebouwd;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
6.2.4 Erkers

In afwijking van het bepaalde in 6.2.3 onder a zijn vóór de voorgevel van het hoofdgebouw kleine aan het hoofdgebouw aangebouwde bijbehorende bouwwerken in de vorm van portieken, erkers en balkons toegestaan, mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  • a. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 6 m2; voor zover het de oppervlakte van balkons betreft wordt deze buitenwerks gemeten ter hoogte van de bovenzijde van de grondvloer van het balkon;
  • b. de diepte mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m, danwel 0,3 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw.
6.2.5 Ondergronds bouwen

Ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in één bouwlaag ondergronds en alleen onder het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken.

6.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt het volgende:

  • a. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw, geldt het volgende:
    • 1. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
    • 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
    • 3. de oppervlakte van zwembaden mag niet meer bedragen dan 50 m²;
  • b. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor de voorgevellijn van het hoofdgebouw, geldt het volgende:
    • 1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 1 m;
    • 2. zwembaden zijn niet toegestaan.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Afwijking van goot- en/of bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.2 onder d om een hogere goot- en bouwhoogte toe te staan, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast.
6.3.2 Afwijking afstand zijdelingse (bouw)perceelsgrens

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.2 onder h en i om een kortere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens toe te staan, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast.
6.3.3 Afwijking bouwwijze

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.2 onder c om een andere bouwwijze toe te staan, mits:

  • a. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. de woningen passen binnen het gemeentelijke woningbouwprogramma;
  • c. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens het bepaalde in 9.2.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen het gebruiken, laten gebruiken of doen gebruiken van de gronden binnen deze bestemming voor:

  • a. een verkeersaantrekkende aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, voor zover hiervoor geen omgevingsvergunning is verleend op grond van 6.5.1;
  • b. zelfstandige bewoning, waaronder niet wordt begrepen het gebruik ten behoeve van mantelzorg, indien dit plaatsvindt in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk.
6.4.2 Niet-verkeersaantrekkende aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

Binnen deze bestemming is het gebruik van een deel van de woning en/of de daarbij behorende (vrijstaande) bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van een niet-verkeersaantrekkende aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal 50 m² van het vloeroppervlak van de woning (begane grond + verdiepingen) met inbegrip van gerealiseerde bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, met dien verstande dat het bebouwingspercentage ten behoeve van de benodigde ruimte voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit niet meer mag bedragen dan 40%;
  • b. het gebruik dient de woonfunctie te ondersteunen dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning of het daarbij behorende bijbehorend bouwwerk zal uitvoeren, tevens de bewoner van de woning dient te zijn;
  • c. de woning blijft voldoen aan het Bouwbesluit en de gemeentelijke bouwverordening;
  • d. activiteiten die vergunningplichtig zijn krachtens de Wet milieubeheer of krachtens het Activiteitenbesluit als type B of C inrichting worden aangemerkt, zijn niet toegestaan;
  • e. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit;
  • f. het onbebouwde deel van het bouwperceel mag niet worden gebruikt voor de activiteiten, buitenopslag is niet toegestaan.
6.4.3 Maximum verhard oppervlakte achtertuin

Voor vrijstaande, twee aaneengebouwde en aaneengebouwde woningen geldt het volgende:

  • a. Bij vrijstaande woningen mag, per bouwperceel, de oppervlakte aan gesloten verharding van het achtererfgebied maximaal 50% bedragen. De resterende gronden, van ten minste 50% van de oppervlakte van het achtererfgebied, moeten zijn ingericht zonder verharding (volle grond).
  • b. Bij twee aaneengebouwde woningen mag, per bouwperceel, de oppervlakte aan gesloten verharding van het achtererfgebied maximaal 60% bedragen. De resterende gronden, van ten minste 40% van de oppervlakte van het achtererfgebied, moeten zijn ingericht zonder verharding (volle grond).
  • c. Bij aaneengebouwde woningen mag, per bouwperceel, de oppervlakte aan gesloten verharding van het achtererfgebied maximaal 70% bedragen. De resterende gronden, van ten minste 30% van de oppervlakte van het achtererfgebied, moeten zijn ingericht zonder verharding (volle grond).
6.4.4 Verplichting haag

Op bouwpercelen waarop een aanduiding 'specifieke vorm van groen - haag' is opgenomen, is het gebruik van gronden zoals beschreven in 6.1, uitsluitend toegestaan indien de erafscheidingen op betreffende bouwpercelen worden uitgevoerd in een in de winter bladdragende haag met een minimale hoogte van 0,75 m, met dien verstande dat:

  • a. deze bepaling alleen van toepassing is op de erfafscheidingen aan de zijde van het bouwperceel waarop de aanduiding 'specifieke vorm van groen - haag' is opgenomen;
  • b. per betreffend bouwperceel maximaal 1 onderbreking ten behoeve van een inrit, erftoegangspad, dan wel achterpad, is toegestaan met een maximale breedte van 3,5 m;
  • c. de haag niet benodigd is, indien de de erfscheiding wordt gevormd door een gebouw.
6.4.5 Bed&Breakfast

Binnen deze bestemming is een Bed&Breakfast voorziening bij woningen toegestaan, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • a. de woonfunctie als hoofdfunctie blijft behouden;
  • b. Bed&Breakfast voorzieningen zijn toegestaan binnen de bestaande woning en bijbehorende bouwwerken;
  • c. het aantal logeereenheden mag niet meer bedragen dan 2 per woning;
  • d. in de logeereenheden is geen zelfstandige kookgelegenheid toegestaan;
  • e. de totale oppervlakte aan logeereenheden mag niet meer bedragen dan 50 m²;
  • f. de voorziening dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • g. het betreft geen zodanige verkeersaantrekkende activiteit, die kan leiden tot nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van verkeer;
  • h. het parkeren plaatsvindt op eigen terrein.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Afwijking verkeersaantrekkende aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.4.1 onder a, om binnen een woning en/of daarbij behorende bijbehorende bouwwerken de uitoefening van een verkeersaantrekkende aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten toe te staan. Hiervoor dient aan de volgende criteria te worden voldaan:

  • a. maximaal 50 m² van het vloeroppervlak van de woning (begane grond + verdiepingen) met inbegrip van gerealiseerde bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, met dien verstande dat het bebouwingspercentage ten behoeve van de benodigde ruimte voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit niet meer mag bedragen dan 40%;
  • b. de woonfunctie dient behouden te blijven;
  • c. het gebruik dient de woonfunctie te ondersteunen dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning of het daarbij behorende bijbehorend bouwwerk zal uitvoeren, tevens de bewoner van de woning dient te zijn;
  • d. de woning blijft voldoen aan het Bouwbesluit en de gemeentelijke bouwverordening;
  • e. het gebruik mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren en mag ook geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt. Dit betekent bijvoorbeeld dat activiteiten die vergunningplichtig zijn krachtens de Wet milieubeheer of krachtens het Activiteitenbesluit als type B of C inrichting worden aangemerkt, niet zijn toegestaan;
  • f. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit;
  • g. het onbebouwde deel van het bouwperceel mag niet worden gebruikt voor de activiteiten, buitenopslag is niet toegestaan;
  • h. het gebruik mag geen onevenredige nadelige gevolgen hebben voor de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Maatvoering

In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 geldt voor bestaande gebouwen en andere bouwwerken, gebouwd krachtens en overeenkomstig een bouw- danwel omgevingsvergunning, het volgende: indien en voor zover de bestaande maatvoering en/of oppervlaktes en/of situering van gebouwen en andere bouwwerken, de voorgeschreven situering en/of de genoemde maxima, danwel minima overschrijden, geldt de bestaande situering en/of de bestaande maatvoering als maximum respectievelijk minimum.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Strijdig gebruik
  • a. Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen het gebruik of het laten gebruiken van:
    • 1. onbebouwde gronden als staan- of ligplaats voor onderkomens;
    • 2. onbebouwde gronden, bouwwerken en/of onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
    • 3. onbebouwde gronden als kampeerterrein;
    • 4. vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
    • 5. onbebouwde gronden als opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
    • 6. onbebouwde gronden als stortplaats voor puin en afvalstoffen, voor zover dit niet betreft het storten of opslaan in bij gebouwen behorende tuinen van geringe hoeveelheden afvalstoffen die afkomstig zijn van het onderhoud van die tuinen.
  • b. Nieuwe bouwwerken worden gebruikt overeenkomstig het ter plaatse bestaande gebruik van de gronden of van bestaande gebouwen waarbij deze worden gebouwd.
  • c. Het plaatsen van zendmasten is niet toegestaan.
9.2 Parkeren
  • a. Bij het bouwen en het wijzigen van het bestaande gebruik zoals toegestaan op grond van de bestemmingen genoemd in hoofdstuk 2, dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid. Van voldoende parkeergelegenheid is sprake indien voldaan wordt aan het gemiddelde van de parkeerkengetallen uit CROW-publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren', uitgaande van 'weinig stedelijk' en 'rest bebouwde kom'.
  • b. Van het bepaalde onder a. kan worden afgeweken, indien kan worden aangetoond dat op andere wijze is voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

10.1 Maatvoering

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het plan voor het afwijken van de voorgeschreven goothoogte, (bouw)hoogte, oppervlakte, inhoud en afstand van bouwwerken, dan wel een voorgeschreven bebouwingspercentage, eventueel met overschrijding van de bouwgrenzen, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in deze regels voorgeschreven afmetingen en afstanden.

10.2 Bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het plan om bij de uitvoering van het plan af te wijken van bouwgrenzen en overige aanduidingsgrenzen in het horizontale vlak op de verbeelding, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein en er geen dringende reden zijn die zich tegen de afwijking verzetten, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 2,5 m bedraagt.

10.3 Nutsvoorzieningen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bestemmingsplan om het oprichten van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende regels:

  • a. de bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m²;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,0 m;
  • c. de omgevingsvergunning mag de verkeersveiligheid niet in gevaar brengen;
  • d. de omgevingsvergunning leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.

Artikel 11 Overige regels

11.1 Waterberging

Het gebruik van woningen zoals bedoeld in artikel 6.1 is toegestaan als waterberging met een totale inhoud van ten minste 529 m3 is gerealiseerd en in stand worden gehouden.

11.2 Infiltratie op eigen terrein
11.2.1 Infiltratieplicht

Het gebruik van vrijstaande dan wel twee aaneengebouwde woningen zoals bedoeld in artikel 5.2.1 en artikel 6.2.2 is toegestaan als op eigen terrein volledig wordt voorzien in infiltratie van hemelwater afkomstig van verhardingen en daken binnen dit eigen terrein.

11.2.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 11.2.1 voor zover op andere wijze in de nodige infiltratievoorziening wordt voorzien.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.
  • c. Lid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in lid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Lid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Groen Groesbeek'.