Artikel 1 Begrippen
Voor de Begrippen wordt verwezen naar artikel 1 van bestemmingsplan Landelijk Gebied (NL.IMRO.0424.BP0300LANDGEBI2011) vastgesteld op 19 juni 2014. In aanvulling op artikel 1 van het bestemmingsplan Landelijk Gebied worden voor onderhavig uitwerkingsplan de volgende definities opgenomen:
Woonzorgeenheid
Een gedeelte van een bijzonder woongebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen, zoals ouderen, mensen met een lichamelijke of verstandelijke handicap of andere categorieën kwetsbare mensen (zoals uit huis geplaatste kinderen) waarin voor de dagelijkse levensbehoeften en/of zorgbehoeften zorg op maat wordt verleend. Verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden. .
Bijzonder woongebouw
Een gebouw dat bestaat uit meerdere woonzorgeenheden, waarbij gemeenschappelijke voorzieningen, zorgvoorzieningen en afzonderlijke woonruimte ten behoeve van de aan het bijzonder woongebouw verbonden zorgverleners zijn toegestaan.
Winkelvloeroppervlakte(WVO) :
Het voor het publiek zichtbare en toegankelijke vloeroppervlakte in een winkel.
Artikel 2 Wijze van meten
Voor de Wijze van meten wordt verwezen naar artikel 2 van bestemmingsplan Landelijk Gebied (NL.IMRO.0424.BP0300LANDGEBI2011) vastgesteld op 19 juni 2014.
Artikel 3 Maatschappelijk
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- zorglandgoed;
- één bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’
- één plattelandswoning ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – plattelandswoning’
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, ondersteunende horecavoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding.
Binnen het zorglandgoed is het volgende gebruik toegestaan
- dagbesteding;
- een kinderdagverblijf/buitenschoolse opvang (BSO)
- educatie/museum/informatiecentrum;
- agrarische functie;
- boomgaard of moestuin;
- passende recreatieve functies;
- detailhandel tot een maximum van 1500 m2 (WVO) ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
40 woonzorgeenheden binnen maximaal 2 bijzondere woongebouwen ter plaatse van de aanduiding
'bijzonder woongebouw';
- horeca van categorie 1, 2 en 4 ter plaatse van de aanduiding 'horeca'.
3.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen, niet zijnde de plattelandswoning aan de Weesperbinnenweg 8, de bedrijfswoning aan de Weesperbinnenweg 9 en De Vechthoeve aan de Weesperbinnenweg 11, gelden de volgende regels:
- bebouwing dient binnen het bouwvlak gebouwd te worden;
- in afwijking van het gestelde onder a is tevens een kas toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'kas';
- de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen binnen de bouwvlakken en de aanduiding 'kas' bedraagt in totaal maximaal 5.000 m2;
- de goothoogte bedraagt maximaal 4 m;
- de bouwhoogte bedraagt maximaal 8 m;
- de minimale dakhelling bedraagt 15 graden;
- de maximale dakhelling bedraagt 30 graden;
3.2.2 Plattelandswoning en bedrijfswoning
Voor de plattelandswoning aan de Weesperbinnenweg 8 en de bedrijfswoning aan de Weesperbinnenweg 9 gelden de volgende regels:
- bebouwing dient binnen het bouwvlak gebouwd te worden;
- voor het hoofdgebouw geldt dat maximaal 120 m2 is toegestaan, alsmede een gezamenlijk oppervlak van maximaal 50 m2 voor wat betreft de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
- de goothoogte van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 4 m;
- de bouwhoogte van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 8 m;
- de goothoogte van een aan- of uitbouw, aangebouwd bijgebouw of aangebouwde overkapping bedraagt maximaal 3 m dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning + 0,25 m;
- de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw, vrijstaande overkappingen bedraagt maximaal 3 m;
- de minimale dakhelling bedraagt 30 graden;
- de maximale dakhelling bedraagt 60 graden;
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 m.
3.2.3 De Vechthoeve
Voor De Vechthoeve aan de Weesperbinnenweg 11 gelden de volgende regels:
- de afmetingen van het bestaande gebouw De Vechthoeve mag bij herbouw niet worden vergroot;
- binnen het bouwvlak bij de Vechthoeve is tevens een aanbouw toegestaan van 125 m2 met een goothoogte van 2 meter en een bouwhoogte van 8 meter;
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag is bevoegd om met een omgevingsvergunning af te te wijken van het bepaalde in
artikel 3 lid 2 voor het bouwen overeenkomstig de bestemming, met betrekking tot het toestaan van:
- een goothoogte tot maximaal 5,5 m;
- het bepaalde ten aanzien van de minimale en maximale dakhellingen;
- een grotere bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 5,5 m.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Voor de bestemming ‘Maatschappelijk’ gelden de volgende specifieke gebruiksregels:
- Binnen de bestemming dient in de eigen parkeerbehoefte behorende bij het gebruik en of bebouwing voorzien te worden;
- In het geval er door een ontwikkeling sprake is van een toename van de parkeerbehoefte, ten opzichte van het voorgaande gebruik of de voorgaande bebouwing, dient op eigen terrein te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid om deze toename van de parkeerbehoefte op te vangen.
- Als parkeernorm zoals bedoeld in artikel 3 lid 4 sub b gelden de richtlijnen zoals opgenomen in de CROW-publicatie 317.
- Ter plaatse van de ‘specifieke aanduiding verkeer – verharding’, is enkel het gebruik toegestaan dat ten tijde van de ter inzage legging van het plan plaatsvond en dient de aanwezige verharding behouden te blijven.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van:
- het toegestaan gebruik zoals bedoeld in artikel 3 lid 1 ten behoeve van een levenseindekliniek:
- het gestelde in artikel 3 lid 4 sub d, waarbij een omgevingsvergunning niet eerder wordt verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem, naar het oordeel van het bevoegd gezag geschikt is, voor het overige gebruik zoals bedoeld in artikel 3 lid 1.
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, ook bestemd voor:
- een ondergrondse gasleiding;
- het beheer en onderhoud van de leiding (belemmeringszone);
- de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mogen geen nieuwe gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd.
4.3 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 4 lid 2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits:
- ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd;
- de veiligheid van de gasleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten;
- hieromtrent advies is verkregen van de leidingbeheerder.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Omgevingsvergunningsplichtige werken
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in
artikel 4 lid 1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:
- het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
- het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
- het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
- het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen.
4.4.2 Weigering
Een omgevingsvergunning als bedoeld in
artikel 4 lid 4.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van het ander-werk dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de leiding en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.
4.4.3 Verlening
Een omgevingsvergunning als bedoeld in dit artikel wordt niet eerder verleend dan nadat hieromtrent advies is verkregen van de leidingbeheerder.
4.4.4 Uitzonderingen
Geen omgevingsvergunning is nodig voor:
- andere-werken die het normale onderhoud en beheer betreffen;
- andere-werken ten behoeve van de aanleg van een ondergrondse gasleiding door de leidingbeheerder, mits deze leiding geen wijziging brengt ten aanzien van de externe veiligheid en de bestaande belemmeringenstrook;
- andere-werken die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip verleende vergunning.
- andere-werken ter uitvoering van het Tracébesluit in het gebied dat is begrepen in het Tracébesluit.
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het geheel of gedeeltelijk verwijderen van de bestemming 'Leiding - Gas' indien de betreffende leiding niet meer wordt of zal worden gebruikt en het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming van de leiding voorziet en positief advies is verkregen van de leidingbeheerder.
Artikel 5 Leiding - Hoogspanning
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
- een ondergrondse hoogspanningsverbinding ter plaatse van de aanduiding 'Leiding - Hoogspanning';
- het beheer en onderhoud van de verbinding;
- de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;
met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mogen geen nieuwe gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 4 lid 2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits:
- ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd;
- de veiligheid van de Hoogspanningsleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten
- hieromtrent advies is verkregen van de leidingbeheerder.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Omgevingsvergunningsplichtige werken
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in
artikel 5 lid 1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:
- het wijzigen van het waterbodemniveau door vergraving of demping;
- het indrijven van voorwerpen in de bodem;
- het ophogen van gronden;
- het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoor-zieningen en andere oppervlakteverhardingen;
- het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en ove-rige waterpartijen;
- het aanbrengen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden.
5.4.2 Weigering
Een omgevingsvergunning als bedoeld in
artikel 5 lid 4.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van het ander-werk dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de leiding en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.
5.4.3 Advies leidingbeheerder
Een omgevingsvergunning als bedoeld in dit artikel wordt niet eerder verleend dan nadat hieromtrent advies is verkregen van de leidingbeheerder.
5.4.4 Uitzonderingen
Geen omgevingsvergunning is nodig voor:
- andere-werken die het normale onderhoud en beheer betreffen;
- andere-werken ten behoeve van de aanleg van een ondergrondse hoogspanningsleiding door de leidingbeheerder, mits deze leiding geen wijziging brengt ten aanzien van de externe veiligheid en de bestaande belemmeringenstrook;
- andere-werken die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip verleende vergunning.
Artikel 6 Leiding - Hoogspanningsverbinding
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
- een bovengrondse hoogspanningsverbinding ter plaatse van de aanduiding 'Leiding - Hoogspanningsverbinding';
- het beheer en onderhoud van de verbinding;
- de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;
met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.
6.2.1 Algemeen
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.
6.2.2 Gebouwen
Gebouwen mogen niet worden gebouwd.
6.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal:
- hoogspanningsmasten 80 m;
- overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 3 m.
6.3 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 6 lid 2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits hieromtrent advies is verkregen van de leidingbeheerder.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Omgevingsvergunningsplichtige werken
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in
artikel 6 lid 1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:
- het wijzigen van het maaiveldniveau;
- het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
- het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
- het aanbrengen van diepwortelende of hoogopgaande beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden;
- het aanleggen van kabels en leidingen.
6.4.2 Advies leidingbeheerder
Een omgevingsvergunning als bedoeld in
artikel 6 lid 4.1 wordt niet eerder verleend dan nadat hieromtrent advies is verkregen van de leidingbeheerder.
6.4.3 Uitzonderingen
- andere-werken die het normale onderhoud en beheer betreffen;
- andere-werken die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip verleende omgevingsvergunning;
- andere-werken ter uitvoering van het Tracébesluit in het gebied dat is begrepen in het Tracébesluit.
Artikel 7 Waarde - Archeologie 1
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie 1’ aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, ook bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.
7.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de bestemming 'Maatschappelijk' mag op de in
artikel 7 lid 1 bedoelde gronden alleen worden gebouwd ten behoeve van aanvullend of definitief archeologisch onderzoek.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Afwijking
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 7 lid 2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
7.3.2 Uitzonderingen
- het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van be-staande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn.
7.3.3 Voorwaarden
- Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
- Indien uit het archeologisch rapport, zoals bepaald in artikel 7 lid 3.3 sub a, blijkt dat het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, kan leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan het bevoegd gezag in ieder geval voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning, inhoudende een verplichting:
- tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- tot het doen van opgravingen, of;
- de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties.
7.3.4 Advies archeologische deskundige
Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de archeologische deskundige, omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Omgevingsvergunningsplichtige werken
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in
artikel 7 lid 1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:
- het afgraven, woelen, menging, diepploegen, egaliseren en ontginnen en aanleggen van drainage;
- het ophogen van gronden;
- het aanleggen, vergraven, verruimen, baggeren of dempen van sloten, vijvers en andere watergangen;
- het verlagen of verhogen van het grondwaterpeil;
- het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
- het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
7.4.2 Voorwaarden
- Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
- Een omgevingsvergunning wordt verleend indien gebleken is dat de in artikel 7 lid 4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan niet zullen leiden tot verstoring van archeologische resten.
- Voor zover de in artikel 7 lid 4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan een omgevingsvergunning worden verleend indien daaraan een of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
- de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties.
7.4.3 Advies archeologische deskundige
Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de archeologische deskundige, omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
7.4.4 Uitzonderingen
- het gaat om werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;
de werken en werkzaamheden:
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip verleende vergunning;
- de werken en werkzaamheden op aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht;
- op basis van bureauonderzoek, inventariserend of aanvullend archeologisch vooronderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn.
7.4.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het geheel of gedeeltelijk verwijderen van de bestemming ‘
Waarde - Archeologie 1’, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn en het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
Artikel 8 Waarde - Archeologie 3
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie 3’ aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, ook bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.
8.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de bestemming 'Maatschappelijk' mag op de in
artikel 8 lid 1 bedoelde gronden alleen worden gebouwd ten behoeve van aanvullend of definitief archeologisch onderzoek.
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Afwijking
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 8 lid 2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
8.3.2 Uitzonderingen
- het nieuw te bebouwen oppervlak kleiner is dan 50 m2 of de grondbewerking niet dieper is dan 35 cm vanaf het maaiveld;
- het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn.
8.3.3 Voorwaarden
- Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
- Indien uit het archeologisch rapport, zoals bepaald in artikel 8 lid 3.3 sub a, blijkt dat het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, kan leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan het bevoegd gezag in ieder geval voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning, inhoudende een verplichting:
- tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- tot het doen van opgravingen, of;
- de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties.
8.3.4 Advies archeologische deskundige
Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de archeologische deskundige, omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Omgevingsvergunningsplichtige werken
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in
artikel 8 lid 1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:
- het afgraven, woelen, menging, diepploegen, egaliseren en ontginnen en aanleggen van drainage;
- het ophogen van gronden;
- het aanleggen, vergraven, verruimen, baggeren of dempen van sloten, vijvers en andere watergangen;
- het verlagen of verhogen van het grondwaterpeil;
- het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
- het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
8.4.2 Voorwaarden
- Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
- Een omgevingsvergunning wordt verleend indien gebleken is dat de in artikel 8 lid 4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan niet zullen leiden tot verstoring van archeologische resten.
- Voor zover de in artikel 8 lid 4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan een omgevingsvergunning worden verleend indien daaraan een of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor monumen-ten in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
- de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties.
8.4.3 Advies archeologische deskundige
Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de archeologische deskundige, omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
8.4.4 Uitzonderingen
- de oppervlakte van het werk kleiner is dan 50 m2 of de grondbewerking niet dieper is dan 35 cm vanaf het maaiveld;
- het gaat om werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;
de werken en werkzaamheden:
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip verleende vergunning;
- de werken en werkzaamheden op aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht;
- op basis van bureauonderzoek, inventariserend of aanvullend archeologisch vooronderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudswaardige archeologische relicten aanwezig zijn.
8.4.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het geheel of gedeeltelijk verwijderen van de bestemming ‘
Waarde - Archeologie 3’, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn en het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
Artikel 9 Waarde - Cultuurhistorie
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de cultuurhistorische waarden.
9.2.1 Bouwwerken
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd.
9.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag is bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en maatvoering van bouwwerken alsmede groene omzoming indien en voor zover dat noodzakelijk is om de cultuurhistorische waarden te beschermen.
9.4 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 9 lid 2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits:
- dat niet leidt tot een aantasting van de cultuurhistorische waarden, en/of;
- strikte toepassing daarvan zou leiden tot een onevenredig grote beperking van het op de bestemming gerichte gebruik;
- het betreft het aanpassen en/of vernieuwen van agrarische opstallen op agrarische bouwvlakken, mits ingepast in het landschap en passend binnen het omgevingsbeleid;
- de uitgewerkte uitzonderlijke universele waarden van het Unesco-werelderfgoed De Stelling van Amsterdam, niet worden aangetast of verdwijnen;
- het betreft een kleinschalige incidentele ontwikkeling indien deze tot doel hebben de ruimtelijke kwaliteit van De Stelling van Amsterdam en de Nieuwe Hollandse Waterlinie te versterken. De ontwikkeling dient ingepast te zijn in het landschap en met respect voor zichtlijnen en mag niet leiden tot een significant hoger geluidsniveau in de open ruimte en tot een significante aantasting van het groene en open landschap.
9.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.5.1 Omgevingsvergunningsplichtige werken
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in
artikel 9 lid 1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:
- het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
- het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
- het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
- het aanleggen van bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
- het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen.
9.5.2 Weigeringen
Een omgevingsvergunning als bedoeld in
artikel 9 lid 5.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van het ander-werk dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.
9.5.3 Uitzonderingen
Geen omgevingsvergunning is nodig voor:
- andere-werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
- andere-werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip verleende vergunning;
- andere-werken ter uitvoering van het Tracébesluit in het gebied dat is begrepen in het Tracébesluit.
Artikel 10 Waterstaat - Waterkering
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – primair bestemd voor de aanleg, het behoud en het herstel van de waterkering met bijbehorende bouwwerken zoals duikers, keerwanden en merktekens. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
10.2 Bouwregels
Het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen is, voor zover voor dat bouwen volgens de regels van de water(kering)beheerder, zoals de Waterwet of de Keur, een (water)vergunning is vereist, uitsluitend toegestaan na inwerkingtreding van die vergunning.
10.3 Specifieke gebruiksregels
Het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden op de in
artikel 10 lid 1 bedoelde gronden is, voor zover voor het uitvoeren van die werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden volgens de regels van de water(kering)beheerder, zoals de Waterwet of de Keur, een (water)vergunning is vereist, uitsluitend toegestaan na inwerkingtreding van die vergunning.
Artikel 11 Algemene regels
Voor de Algemene regels wordt verwezen naar de artikelen 43 tot en met 49 van bestemmingsplan Landelijk Gebied (NL.IMRO.0424.BP0300LANDGEBI2011) vastgesteld op 19 juni 2014.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
Voor het Overgangsrecht wordt verwezen naar artikel 50 van bestemmingsplan Landelijk Gebied (NL.IMRO.0424.BP0300LANDGEBI2011) vastgesteld op 19 juni 2014.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het uitwerkingsplan 'Landelijk Gebied-Zorglandgoed Hoogerlust'.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van ..-..-....