Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Schootsvelden Muiden Zuidoost
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1942.BPMuidenZuidoost-va01

Toelichting

1 Inleiding
 
1.1 Aanleiding
Ten zuidoosten van de vesting Muiden was voorheen de Rijksweg A1 gelegen. Inmiddels is de A1 verplaatst en op ruimere afstand van Muiden komen te liggen. Daardoor is de mogelijkheid ontstaan om het gebied ten zuidoosten van de vesting Muiden te herontwikkelen, om de identiteit van Muiden te versterken en tegelijkertijd de oorspronkelijke landschapsstructuur van de vestingstad en bijbehorende schootsvelden te herstellen, conform het programma 'Verder met de Vesting Muiden' (april 2017). In dat verband hebben de gemeente Gooise Meren, Rijkswaterstaat, provincie Noord-Holland en Regio Gooi en Vechtstreek bestuurlijke afspraken gemaakt over het gezamenlijke programma voor de schootsvelden. Dit is nader uitgewerkt in de 'Nota van Uitgangspunten Schootsvelden Muiden' (MTD Landschapsarchitecten). In deze nota, die op 20 mei 2020 is vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Gooise Meren, wordt een aantal deelprojecten omschreven die een bijdragen leveren aan de herontwikkeling van de gronden ten zuidoosten van Muiden, zoals de verlegging van de Mariahoeveweg, de verlaging van parkeerplaats P2, herverkaveling en inpassing van Parenclub Fata Morgana en het herstel van de historische landschapsstructuur in de vorm van open schootsvelden. De Nota van Uitgangspunten heeft vervolgens centraal gestaan bij het opstellen van het Inrichtingsplan ('Planbeschrijving inrichtingsplan Schootsvelden Zuidoost, MTD Landschapsarchitecten). Op basis hiervan heeft de gemeenteraad op 6 oktober 2021 besloten om krediet te verstrekken voor de herinrichting.
 
De beoogde herontwikkeling van gronden ten zuidoosten van Muiden past niet geheel binnen de mogelijkheden van het geldende bestemmingsplan 'Landelijk Gebied', vastgesteld op 19 juni 2014. Het voorliggende bestemmingsplan is de juridisch-planologische vertaling van het Inrichtingsplan dat op 6 oktober 2021 als basis heeft gediend voor kredietverstrekking door de gemeenteraad.
 
1.2 Ligging plangebied
Het plangebied is gelegen ten zuidoosten van de vesting Muiden, tussen de kern Muiden en Rijksweg A1. Binnen de plangrens is de Mariahoeveweg gelegen, deze weg liep voorheen parallel aan de A1. Via de Mariahoeveweg is de parkeerplaats P2 te bereiken. Verder is Parenclub Fata Morgana binnen de plangrens gelegen.
   
De locatie valt onder de kadastrale gemeente Muiden, sectie E en is gelegen binnen de grens van de verschillende percelenIn totaal beslaat het plangebied een oppervlakte van ca. 23 hectare.
 
De navolgende afbeeldingen geven de globale ligging en begrenzing van het plangebied weer.
 
Ligging van het plangebied, plangebied rood omkaderd. (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Begrenzing van het plangebied, plangebied rood omkaderd. (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
1.3 Geldend bestemmingsplan
Het plangebied ligt binnen de plangrenzen van het geldende bestemmingsplan 'Landelijk Gebied'. De gemeenteraad van de toenmalige gemeente Muiden heeft dit bestemmingsplan op 19 juni 2014 vastgesteld.
 
Voorts geldt het paraplubestemmingsplan 'Parkeernormen Gooise Meren' (vastgesteld op 3 april 2019) en is het paraplubestemmingsplan 'Archeologie Gooise Meren' in voorbereiding.
 
De volgende afbeelding toont een fragment van de verbeelding van het geldende bestemmingsplan.    
     
Fragment verbeelding bestemmingsplan 'Landelijk Gebied ; plangebied is rood omkaderd (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
 
In het geldende bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemming 'Groen', 'Cultuur en Ontspanning', 'Water', 'Verkeer - 1' en 'Verkeer - 2'. De bestemming 'Cultuur en ontspanning' is voorzien van de functieaanduiding 'seksinrichting', waarmee hier uitsluitend een seksinrichting is toegestaan. Tevens is een bedrijfswoning toegelaten.
 
Tevens geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' en deels de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsleiding' en 'Waterstaat - Waterkering'. Nagenoeg het hele plangebied is voorzien van de gebiedsaanduiding 'Wetgevingszone - wijzigingsgebied 3', waarmee de bestemmingen kunnen worden gewijzigd in 'Groen', 'Verkeer - 1' en 'Verkeer - 2'. Deze wijzigingsbevoegdheid is er vooral gericht om een betere verkeersafwikkeling of een beter behoud  van waarden mogelijk te maken. 
 
Voorts geldt het paraplubestemmingsplan 'Parkeernormen Gooise Meren' (vastgesteld op 3 april 2019) en is het op 21 december 2022 vastgestelde paraplubestemmingsplan 'Archeologie Gooise Meren' van toepassing. Het 'Paraplubestemmingsplan parkeernormen Gooise Meren' voorziet in een uniforme regeling voor het parkeren en voor laden en lossen. In het 'Paraplubestemmingsplan Archeologie Gooise Meren' heeft het plangebied de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 1', 'Waarde - Archeologie 2', 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waarde - Archeologie 5'.
  
De voorgenomen herontwikkelingen van de gronden ten zuidoosten van Muiden passen niet geheel binnen de mogelijkheden van het geldende bestemmingsplan. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in een nieuw en actueel planologisch-juridisch kader dat de voorgenomen ontwikkelingen planologisch mogelijk maakt.
     
1.4 Leeswijzer
Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 het plan beschreven. In hoofdstuk 3 is een beschrijving van het relevante beleid opgenomen. In hoofdstuk 4 komen de verschillende omgevingsaspecten aan de orde. Tot slot wordt in hoofdstuk 5 een juridische planbeschrijving gegeven en wordt in hoofdstuk 6 ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.
2 Projectbeschrijving
2.1 Huidige situatie
Context
Muiden is een vestingstadje uit 1577. Vanwege de ligging aan de monding van de Vecht en als laatste voorpost voor Amsterdam is Muiden van oudsher van groot militair belang geweest. De ligging is de belangrijkste reden voor onder meer de bouw en aanleg van grote werken als het Muiderslot, de Vesting Muiden, de Westbatterij en forteiland Pampus en het behoud van het kenmerkende open landschap met de karakteristieke verkaveling. De militaire geschiedenis van Muiden heeft een belangrijk deel van haar identiteit bepaald. 
 
Rondom een vesting was een vrij uitzicht cruciaal om een vrij schootsveld te hebben en om te voorkomen dat vijanden ongezien dichtbij konden komen. Het poldergebied werd in tijden van oorlog onder water gezet (inundatie). Rondom de vesting golden in verboden kringen beperkingen om te bouwen. De ligging in het inundatiegebied en de verboden kringen hebben er lang voor gezorgd dat de omgeving van de vesting onbebouwd is gebleven. Dit  systeem is erkend door het aanwijzen van de Stelling van Amsterdam als Unesco werelderfgoed. Tevens is op 26 juni 2021 de Nieuwe Hollandse Waterlinie op de Unesco werelderfgoedlijst gekomen als uitbreiding van de Stelling van Amsterdam.
 
De volgende afbeelding toont een historische kaart uit omstreeks 1885. Op de kaart zijn de open schootsvelden aan de zuidkant van Muiden en de voormalige toegangswegen tot de vesting zichtbaar. 
 
Historische kaart van de zuidkant van Muiden, omstreeks 1885  (bron: MTD Architecten, d.d. juni 2021)
 
Huidige situatie omgeving plangebied
Het plangebied is gelegen ten zuidoosten van de kern Muiden. Voorheen was binnen de plangrens de A1 gelegen, echter is de A1 inmiddels verplaatst en op ruimere afstand van Muiden komen te liggen. Het plangebied is aan de westzijde te bereiken via de Weesperweg en vervolgens via de nieuw aangelegde Spieringbrug en de Mariahoeveweg.
 
De navolgende afbeelding toont de voormalige ligging van A1 binnen het plangebied.
 
Oude ligging A1 binnen het plangebied  (bron: gemeente Gooise Meren)
 
Aan de noordzijde van de plangrens is de woonwijk Mariahoeve gelegen welke wordt begrensd door bosschages van populieren. Deze groenstructuur biedt ruimte voor sport en spel. Echter verhindert de beplanting langs de singels het zicht op het vestingwerk en aanzicht van Muiden. Via de Herengracht wordt de vesting Muiden bereikt. Ten westen hiervan bevindt zich Fort H, met een restaurant en een passantenhaven. Ten zuiden van het plangebied is de A1 gelegen. De A1 wordt afgeschermd middels beplanting en een geluidscherm. De planlocatie grenst aan de oostzijde aan de verzorgingsplaats 'Hackelaar', bestaande uit een tankstation en enkele eetgelegenheden.
 
Bestaande situatie, gezien vanaf de Mariahoeveweg in oostelijke richting (bron: Google streetview mei 2019)
 
Huidige situatie binnen de plangrens
Er zijn reeds diverse acties ondernomen om het gebied opnieuw de kenmerkende landschappelijke structuur  van voor de aanleg van de oude rijksweg A1 te geven; een open weide- en rietgebied met parallelle sloten.
Er is nog een bunker van de Nieuwe Hollandse Waterlinie aanwezig in het plangebied. Het betreft een groepsschuilplaats type P, gebouwd rond 1940. Deze bunker is samen met de naastgelegen G-kazemat in 2016 boven de grond gekomen tijdens het omleggen van Rijksweg A1.
 
Door het plangebied loop de Mariahoeveweg, die met de Spieringbrug over de Vecht gaat. Aan de westkant sluit de Mariahoeveweg aan op de Weesperweg en vervolgens via de Verlengde Maxisweg is er een aansluiting op de rijksweg A1. De Mariahoeveweg gaat in oostelijke richting verder richting Naarden. De Mariahoeveweg ontsluit Parkeerplaats P2 aan de Lange Muiderweg, een parkeerterrein met 150 parkeerplaatsen. De Lange Muiderweg sluit aan de noordzijde aan op de Herengracht, de toegangsweg tot het oostelijke deel van de vesting Muiden. In zuidelijke richting volgt de Lange Muiderweg de Vecht.
Daarnaast is binnen de plangrens Parenclub Fata Morgana gevestigd, met een daar bijhorende vrijstaande bedrijfswoning. Op het perceel is een ruime parkeervoorziening aanwezig en een buitenterras.
 
De navolgende afbeelding toont een functiekaart van de huidige situatie.
 
Functiekaart huidige situatie (bron: Buro SRO d.d. 22 november 2021)
 
2.2 Toekomstige situatie
Met de verlegging van de A1 rondom Muiden is de mogelijkheid ontstaan de omliggende gronden te herontwikkelen om de identiteit van Muiden als vestingstad meer zichtbaar en tastbaar te maken. Tegelijkertijd is het streven om de landschappelijke structuur van de open schootvelden te herstellen en beleefbaarder te maken.
Voor de beoogde ontwikkeling is door de gemeente Gooise Meren de 'Nota van Uitgangspunten Schootsvelden Muiden' op 20 mei 2020 vastgesteld door de gemeenteraad (zie bijlage 1 van bijlagen bij toelichting). Dit is nader uitgewerkt in een Inrichtingsplan: 'Planbeschrijving inrichtingsplan Schootsvelden Zuidoost', MTD Landschapsarchitecten, concept d.d. 16 juni 2021). Dit inrichtingsplan is als bijlagen bij de regels bijgevoegd. Het voorliggende bestemmingsplan 'Schootsvelden Muiden Zuidoost' is de juridisch-planologische vertaling van dit Inrichtingsplan.
 
De beoogde ontwikkeling bestaat uit een aantal deelprojecten die een bijdragen leveren aan de herontwikkeling van de gronden ten zuidoosten van Muiden. In grote lijnen betreft de beoogde ontwikkeling de verlegging van de Mariahoeveweg, de verlaging van parkeerplaats P2, herverkaveling en inpassing van Parenclub Fata Morgana en het afronden van het herstel van de historische landschapsstructuur in de vorm van open schootsvelden. Uitgangspunt hierbij is de instandhouding en beheer van de landschappelijke kwaliteiten die verband houden met het Unesco werelderfgoed Stelling van Amsterdam en de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Dat uit zich in onbebouwd en onverhard weidegebied (overwegend open graslanden) met sloten en historische relicten. Daarnaast wordt ruimte geboden aan enkele initiatieven, zoals een natuurijsbaan en een voedselbos.
 
De onderstaande afbeelding toont een globale situatietekening van de toekomstige situatie.
 
Plattegrond van de toekomstige situatie binnen de plangrens (bron: MTD Architecten, d.d. 16 juni 2021)
 
2.2.1 Ruimtelijke opgaven
Verleggen van de Mariahoeveweg
De Mariahoeveweg wordt verlegd en komt weer parallel aan de A1 te liggen. Doordat de Mariahoeveweg op een ruimere afstand van de kern Muiden komt te liggen, ontstaat een aaneengesloten poldergebied direct aan de kern Muiden. Het poldergebied biedt daarmee nog meer mogelijkheden voor het herstel van de polder met het karakteristieke slotenpatroon. Daarnaast draagt de verlegging van de  Mariahoeveweg bij aan een afname van geluidsoverlast voor de kern Muiden.
Er worden twee bestaande betonnen verdedigingswerken (een Groepsschuilplaats Type P - M2 en een G Kazemat) ingepast in de nieuwe rotonde, waarmee de geschiedenis van de plek gemarkeerd wordt.
 
Langs de toekomstige Mariahoeveweg, tussen de Spieringsbrug naar de Zuidpolderlaan en de Spieringsbrug naar Herengracht zal een vrijliggend fietspad worden gerealiseerd. Tevens zal de bestaande fietsverbinding van de Spieringbrug langs de Vecht behouden blijven. Een bestaand pad in zuidelijke richting (Lange Muiderweg) blijft eveneens behouden. Bovendien wordt aan de noordzijde van het plangebied een utilitair fietspad beoogd tussen de Herengracht en de woonwijk Mariahoeve. Daarnaast zijn in het gebied recreatieve wandel- en fietsroutes toegestaan.
 
De onderstaande afbeelding toont de toekomstige verkeersstructuur binnen het plangebied.
 
Verkeersstructuur binnen de plangrens in de toekomstige situatie (bron: MTD Architecten, d.d. 16 juni 2021)
 
Verleggen van Parkeerplaats P2
Door het verleggen van de Mariahoeveweg ontstaat ruimte om Parkeerplaats P2 naar het oosten te verplaatsen en te verlagen. De parkeerplaats ligt nu ca. 3 m boven het maaiveld en belemmert het vrije zicht op de vesting Muiden. Met het verleggen en verlagen van Parkeerplaats P2 wordt het vrije zicht vanaf de zuidkant van Muiden op het vesting Muiden hersteld. Vervolgens kan de oorspronkelijke toegangsweg naar de vesting worden hersteld (zie toelichting paragraaf 2.1). Dit maakt het weer mogelijk om de entree van Muiden in lijn met de oorspronkelijke situatie te brengen. De beoogde Parkeerplaats P2 krijgt een groene uitstraling en is overzichtelijk van opzet. Hierdoor ontstaat een veilig gevoel voor bezoekers. Verder is een goede bewegwijzering voorzien voor bezoekers van het Muiderslot en voor de ondernemers van Muiden.
 
Op de beoogde locatie voor Parkeerplaats P2 wordt het aantal parkeerplaatsen uitgebreid. Dit geldt als een belangrijke stap richting het autoluwer maken van de vesting. In de toekomstige situatie zal het aantal parkeerplaatsen worden verhoogd van 150 parkeerplaatsen in de huidige situatie naar 200 parkeerplaatsen in de toekomstige situatie. Tevens worden er parkeermogelijkheden ten behoeve van twee touringbussen gerealiseerd op dit terrein.
 
Ten zuidwesten van Parkeerplaats P2 wordt voorzien in een overloop-parkeerterrein in de schootsvelden. Dit parkeerterrein zal o.a. tijdens evenementen in gebruik worden genomen. Er wordt ruimte geboden voor een capaciteitsuitbreiding van ca. 100 extra parkeerplaatsen. Dit overloop-parkeerterrein bestaat uit een verstevigd grasveld dat ook geschikt is als natuurijsbaan.
     
Landschapsherstel schootsvelden en groene inrichting van de Vechtzone
De schootsvelden aan de zuidkant van de vesting bepalen in grote mate het zicht op de vesting, onder meer vanaf de snelweg A1 en de Spieringbrug. Door verlegging van de A1 is de mogelijkheid ontstaan tot herstel van het landschap rond deze schootsvelden en de historische achtergrond van de schootsvelden zelf. Met het open maken van schootsvelden worden de contouren van Muiden meer zichtbaar. Openheid en de typische verkaveling kenmerken het oorspronkelijke polderlandschap rond Muiden. De karakteristieke slotenpatronen zijn al vele eeuwen oud. Dit slotenpatroon heeft als basis gediend voor de deels reeds gerealiseerde herinrichting.   
 
Om het gebied beleefbaar te maken voor bewoners en recreanten worden de betreffende gebieden ook toegankelijk gemaakt met zogenaamde natuurbelevingsroutes. Deze routes laat de recreant de natuur, het landschap en de historie van de vesting Muiden en omgeving beleven. Het voornemen is de belevingsroutes te voorzien van informatie en bijzondere wetenswaardigheden waardoor tevens een bijdrage wordt geleverd aan de bekendheid van het Unesco werelderfgoed de Stelling van Amsterdam en de Nieuwe Hollandse Waterlinie.
 
Inpassing Parenclub Fata Morgana  
Onderdeel van de herinrichting van de gronden binnen de plangrens betreft de ruimtelijke inpassing van Parenclub Fata Morgana. In de toekomstige situatie zal de bestaande toegangsweg worden verlegd en wordt de begrenzing van het perceel aangepast. Hierdoor past het toekomstige perceel van de club beter binnen het landschap en de typische verkavelingsstructuur van de schootsvelden. De randen van het perceel worden voorzien van gebiedseigen beplanting. Voor wat betreft het parkeren wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, conform het 'Paraplubestemmingsplan parkeernormen Gooise Meren'.
 
De onderstaande afbeelding toont de beoogde herinrichting van het perceel horende bij Parenclub Fata Morgana.
 
Plattegrond van de beoogde herinrichting van het perceel horende bij Parenclub Fata Morgana (bron: MTD Architecten, d.d. 16 juni 2021)
   
Overige ontwikkelingen
Naast de hierboven genoemde ruimtelijke opgaven is het voornemen om aan de noordzijde van de plangrens, ter plaatse van de bestaande bosschages, op de grens met de woonwijk Mariahoeve, een voedselbos te realiseren met een houten berging voor beheer en onderhoud van maximaal 50 m². Daarnaast zal de overloop-parkeerplaats in de schootsvelden in vorstperiodes gebruikt kunnen worden als natuurijsbaan. 
 
3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Nationale omgevingsvisie
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) 'Duurzaam perspectief voor onze leefomgeving' in werking getreden. Deze visie bevat de hoofdzaken van het strategisch rijksbeleid voor de fysieke leefomgeving. Dit is een combinatie van beleid uit de bestaande beleidsdocumenten, met en zonder wettelijke grondslag, en nieuw strategisch beleid. De grote en complexe opgaven, zoals klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw, zullen Nederland gaan veranderen. De NOVI bevat een toekomstperspectief met de ambities van het Rijk. In de NOVI zijn 21 nationale belangen met bijbehorende opgaven geformuleerd.
 
De NOVI benoemt de volgende nationale belangen:
  1. Bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en van alle onderdelen van de fysieke leefomgeving.
  2. Realiseren van een goede leefomgevingskwaliteit.
  3. Waarborgen en versterken van grensoverschrijdende en internationale relaties.
  4. Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving.
  5. Zorg dragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoeften.
  6. Waarborgen en realiseren van een veilig, robuust en duurzaam mobiliteitssysteem.
  7. In stand houden en ontwikkelen van de hoofdinfrastructuur voor mobiliteit.
  8. Waarborgen van een goede toegankelijkheid van de leefomgeving.
  9. Zorg dragen voor nationale veiligheid en ruimte bieden voor militaire activiteiten.
  10. Beperken van klimaatverandering.
  11. Realiseren van een betrouwbare, betaalbare en veilige energievoorziening, die in 2050 CO₂-arm is, en de daarbij benodigde hoofdinfrastructuur.
  12. Waarborgen van de hoofdinfrastructuur voor transport van stoffen via (buis)leidingen.
  13. Realiseren van een toekomstbestendige, circulaire economie.
  14. Waarborgen van de waterveiligheid en de klimaatbestendigheid (inclusief vitale infrastructuur voor water en mobiliteit).
  15. Waarborgen van een goede waterkwaliteit, duurzame drinkwatervoorziening en voldoende beschikbaarheid van zoetwater.
  16. Waarborgen en versterken van een aantrekkelijk ruimtelijk-economisch vestigingsklimaat.
  17. Realiseren en behouden van een kwalitatief hoogwaardige digitale connectiviteit.
  18. Ontwikkelen van een duurzame voedsel- en agroproductie.
  19. Behouden en versterken van cultureel erfgoed en landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten van (inter)nationaal belang.
  20. Verbeteren en beschermen van natuur en biodiversiteit.
  21. Ontwikkelen van een duurzame visserij.
Deze nationale belangen komen samen in vier prioriteiten:
  1. ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  2. duurzaam economisch groeipotentieel;
  3. sterke en gezonde steden en regio's;
  4. toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied. 
Voor de vier NOVI-prioriteiten geldt steeds dat zowel voor de lange als de korte termijn maatregelen nodig zijn. Deze maatregelen dienen in de praktijk voortdurend op elkaar in te spelen. Bij de afweging van de belangen staat een evenwichtig gebruik van de fysieke leefomgeving centraal voor zowel de boven- als de ondergrond.
 
Planspecifiek
Het beoogde plan is in lijn met de bovengenoemde nationale belangen, in het bijzonder het behouden en versterken van cultureel erfgoed en landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten van (inter)nationaal belang. De NOVI vormt daarom geen belemmering voor dit plan.
 
3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
De wetgever heeft in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), ter waarborging van de nationale of provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien nationale of provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur respectievelijk bij of krachtens provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn 14 nationale belangen opgenomen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Het Barro is op 30 december 2011 in werking getreden en op 1 oktober 2012, 1 juli 2014, 1 juli 2016, 1 januari 2017 en 1 december 2020 op onderdelen aangevuld.
 
Planspecifiek
De voorgenomen ontwikkeling is gelegen binnen kaart 7 'Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde', gebied als bedoeld in artikel 2.13.2 van het Barro. Als erfgoed van uitzonderlijke universele waarde worden aangewezen 'Werelderfgoed De Stelling van Amsterdam' en 'Nieuwe Hollandse Waterlinie'.
 
In het belang van de instandhouding en versterking van de door het provinciaal bestuur uitgewerkte en geobjectiveerde kernkwaliteiten voor te onderscheiden delen van de erfgoederen worden bij provinciale verordening regels gesteld over de inhoud van of de toelichting bij ruimtelijke plannen. Bij de verordening worden in ieder geval regels over de inhoud van ruimtelijke plannen gesteld die bewerkstelligen dat een bestemmingsplan ten opzichte van het daaraan voorafgaande geldende bestemmingsplan nieuwe bestemmingen of een wijziging van regels ter zake van het gebruik van de grond kan bevatten, mits de uitgewerkte kernkwaliteiten, bedoeld in het eerste lid, worden behouden of versterkt. Voor toetsing aan de voorwaarden gesteld in het voorgaande en de Omgevingsverordening NH2020  wordt verwezen naar toelichting paragraaf 3.2.2
 
Verder is de planlocatie gelegen binnen kaart 14 'Electriciteitsvoorziening'. In artikel 2.8.7 van het Barro wordt bepaald dat een bestemmingsplan geen ander tracé van de hoogspanningsverbinding aanwijst. Langs de zuidzijde van het plangebied is een tracé van een hoogspanningsleiding aanwezig  dat tevens middels een dubbelbestemming is opgenomen in het geldende bestemmingsplan 'Landelijk Gebied'. Het betreft een hoogspanningsleiding van 380 kV, tussen Diemen en Lelystad. Met het voorliggende bestemmingsplan zal de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' behouden blijven. 
 
Conclusie 
Geconcludeerd wordt dat het bestemmingsplan 'Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde'; 'Werelderfgoed De stelling van Amsterdam' en 'Nieuwe Hollandse Waterlinie' behoud en versterkt zoals nader onderbouwd in toelichting paragraaf 3.2.2. Verder wordt met voorliggend bestemmingsplan de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' behouden. Om deze redenen voldoet het bestemmingsplan aan de Barro en worden de nationale belangen niet gehinderd.
3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de verplichting opgenomen om in het geval van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Hierbij wordt uitgegaan van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'.
De 'stappen van de ladder' worden in artikel 3.1.6, leden 2 - 4 Bro als volgt omschreven:
  1. De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
  2. Indien in een bestemmingsplan als bedoeld in het tweede lid toepassing is gegeven aan artikel 3.6, eerste lid, onder a of b, van de wet kan bij dat bestemmingsplan worden bepaald dat de beschrijving van de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling en een motivering als bedoeld in het tweede lid eerst wordt opgenomen in de toelichting bij het wijzigings- of het uitwerkingsplan als bedoeld in dat artikel.
  3. Een onderzoek naar de behoefte als bedoeld in het tweede lid, heeft, in het geval dat een bestemmingsplan als bedoeld in het tweede lid, ziet op de vestiging van een dienst als bedoeld in artikel 1 van de Dienstenwet en dit onderzoek betrekking heeft op de economische behoefte, de marktvraag of de beoordeling van de mogelijke of actuele economische gevolgen van die vestiging, slechts tot doel na te gaan of de vestiging van een dienst in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.
 
Planspecifiek
Stedelijke ontwikkeling
Conform artikel 1.1.1, eerste lid onder i van het Bro wordt onder een stedelijke ontwikkeling verstaan: een 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.' De beoogde herontwikkeling van de gronden ten zuidoosten van Muiden wordt niet gezien als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Derhalve is er geen verantwoording van de ladder voor duurzame verstedelijking noodzakelijk.
  
Conclusie 
Geconcludeerd wordt dat de voorgenomen ontwikkeling past binnen de Ladder voor duurzame verstedelijking omdat de herontwikkeling niet als nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt gezien.
 
3.2 Provinciaal beleid
3.2.1 Omgevingsvisie NH 2050
De Omgevingsvisie NH2050 is op 19 november 2018 vastgesteld door Provinciale Staten van Noord-Holland. Deze vervangt de Structuurvisie Noord-Holland 2040, het Provinciaal Verkeers- en Vervoerplan, het Provinciaal Milieubeleidsplan 2015-2018 en de Agenda Groen. De leidende hoofdambitie in de Omgevingsvisie NH2050 is de balans tussen economische groei en leefbaarheid. Een gezonde en veilige leefomgeving, die goed is voor mens, plant én dier, is een voorwaarde voor een goed economisch vestigingsklimaat. Tegelijkertijd is duurzame economische ontwikkeling een voorwaarde voor het kunnen investeren in een prettige leefomgeving.
De hoofdambitie is opgedeeld in de volgende aspecten met bijbehorende ambities:
 
Leefomgeving
  1. Klimaatverandering: een klimaat bestendig en waterrobuust Noord-Holland. Stad, land en infrastructuur worden klimaatbestendig en waterrobuust ingericht.
  2. Gezondheid en veiligheid: het behouden en waar mogelijk verbeteren van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving.
  3. Biodiversiteit en natuur: de biodiversiteit in Noord-Holland vergroten, ook omdat daarmee andere ambities/doelen kunnen worden bereikt.
Gebruik van de leefomgeving
  1. Economische transitie: een duurzame economie met innovatie als belangrijke motor. De provincie biedt ruimte aan ontwikkeling van circulaire economie, duurzame landbouw, energietransitie en experimenten.
  2. Wonen en werken: woon- en werklocaties dienen beter met elkaar in overeenstemming te zijn. Woningbouw wordt vooral in en aansluitend op de bestaande verstedelijkte gebieden gepland, in overeenstemming met de kwalitatieve behoeftes en trends.
  3. Mobiliteit: inwoners en bedrijven van Noord-Holland kunnen zichzelf of producten effectief, veilig en efficiënt verplaatsen.
  4. Landschap: het benoemen, behouden en versterken van de unieke kwaliteiten van de diverse landschappen en de cultuurhistorie.
Noord-Holland in beweging: Op weg naar een economisch duurzame toekomst
De ambitie van de Provincie is dat Noord-Holland als samenleving in 2050 volledig klimaatneutraal en gebaseerd is op hernieuwbare energie. Daarnaast wordt er met de Omgevingsvisie NH2050 geprobeerd om een richting uit te zetten om houvast te bieden naar de onzekere toekomst. Daarvoor wordt een aantal bewegingen naar de toekomst toe benoemd:
  1. Dynamisch schiereiland: Benutten van een unieke ligging
  2. Metropool in ontwikkeling: Vergroten agglomeratiekracht door het ontwikkelen van een samenhangend internationaal concurrerend metropolitaan systeem
  3. Sterke kernen, sterke regio's: Sterke kernen houden regio's vitaal
  4. Nieuwe energie: Economische kansen benutten van energietransitie
  5. Natuurlijk en vitaal landelijke omgeving: vergroten van biodiversiteit en ontwikkelen van een economisch duurzame agrifoodsector
Er wordt in de Omgevingsvisie NH2050 uitgegaan van het principe ‘lokaal wat kan, regionaal wat moet’. Hierbij wordt gelet op de diversiteit aan regio's en wordt ruimte geboden aan maatwerk en ruimte om vorm te kunnen geven aan een wendbare samenleving.
 
Planspecifiek
Leefomgevingskwaliteit
Noord-Holland beschikt over een unieke en rijke variatie aan (open) landschappen, ruimtelijke structuren, aardkundige en archeologische waarden, cultuurhistorie en gebouwd (wereld)erfgoed. De provincie onderscheidt zich door haar openheid, de grote afwisseling en de contrasten in het landschap. Deze karakteristieken reflecteren de rijke ontstaansgeschiedenis en maken het aantrekkelijk voor mensen om hier te wonen, voor bedrijven om zich hier te vestigen en voor recreanten en toeristen om hier te verblijven. Voor de leefomgevingskwaliteit is het essentieel deze waarden en karakteristieken van landschap en cultuurhistorie te benoemen, te behouden, waar nodig adequaat te herstellen en waar mogelijk te versterken en te ontwikkelen. En het gaat er om ontwikkelingen en transities te benutten om een goede landschapskwaliteit in stand te houden en zo nodig te creëren. Het plangebied is gelegen binnen de Stelling van Amsterdam en Nieuwe Hollandse Waterlinie. Met het voorgenomen plan wordt rekening gehouden met de karakteristieke eigenschappen van het landschap en wordt er een bijdrage geleverd aan het versterken van het landschap door de landschappelijke structuur van de open schootvelden verder te herstellen en beleefbaarder te maken.
   
Conclusie
Voorliggend plan is in lijn met de ambities van de Provincie Noord-Holland.
 
3.2.2 Omgevingsverordening NH2020
Provinciale Staten van Noord-Holland hebben op 22 oktober 2020 de Omgevingsverordening NH2020 vastgesteld. In de Omgevingsverordening NH2020 zijn de eerste stappen gezet om de ambities, ontwikkelprincipes en sturingsfilosofie uit de Omgevingsvisie, vastgesteld op 19 november 2018, vorm te geven en wordt er een start gemaakt met werken in de geest van de Omgevingswet. Echter valt de Omgevingsverordening NH2020 nog onder de huidige wet- en regelgeving.
 
In de Omgevingsverordening NH2020 zijn alle regels van de provincie die gaan over de fysieke leefomgeving samengevoegd. Merendeel van de regels in deze verordening zijn vrijwel ongewijzigd gebleven ten opzichte van de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2010. Echter zijn een aantal onderdelen wel gewijzigd of nieuw. Belangrijke gewijzigde en nieuwe onderdelen zijn het Landelijk gebied, Bijzonder provinciaal landschap, de mogelijkheden voor kleinschalige woningbouw in landelijk gebied en de ruimte voor windenergie in de MRA regio. De omgevingsverordening heeft de volgende doelstellingen:
  • het bereiken van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit te bereiken;
  • het behoud en herstel van de biologische diversiteit;
  • het in standhouden en doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke behoeften.  
Daarnaast is het doel om de provinciale regels in meer samenhang en op een meer overzichtelijke manier kenbaar te maken.
 
Planspecifiek
Navolgend wordt het initiatief getoetst aan de relevante artikelen van de omgevingsverordening.
         
Bijzonder Provinciaal Landschap
Het onderhavige perceel maakt deel uit van het Bijzonder Provinciaal Landschap Vechtstreek-Noord, bestaande uit veenpolderlandschap met een uitgebreid stelsel van plassen, petgaten en legakkers (de Vechtplassen). Het veenpolderlandschap heeft een open karakter en is in gebruik als grasland. Aan de oostzijde van de Vecht heeft de openheid zijn oorsprong in de aanwezigheid van de schoots- en inundatievelden van de Nieuwe Hollandse Waterline. De beoogde ontwikkeling binnen het plangebied voorziet o.a. in het herstel van de oorspronkelijke landschapsstructuur van de vestingstad en bijbehorende schootsvelden. Hiermee wordt er een bijdrage geleverd aan het versterken van de waarden van het Bijzonder Provinciaal Landschap Vechtstreek-Noord.
  
Het derde lid van artikel 6.46 bevat een verbod op nieuwe stedelijke ontwikkelingen in het Bijzonder provinciaal landschap. Uit toelichting paragraaf 3.1.3 blijkt dat er geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
 
Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde - Cultureel Erfgoed
Het plangebied bevindt zich binnen de kaartlaag 'Cultureel Erfgoed', waarbinnen wordt verwezen naar de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam. Conform artikel 6.49 van de Omgevingsverordening NH2020 geldt dat er in het bestemmingsplan regels dienen te worden opgenomen ten behoeve van het behoud of versterking van de kernkwaliteiten van de erfgoederen van de uitzonderlijke universele waarde, zoals omschreven in de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie.  
 
De Stelling van Amsterdam en de Nieuwe Hollandse Waterlinie zijn militaire waterlinies. De vijand wordt op afstand gehouden door onderwaterzettingen (inundaties). De linies vormen een samen hangend geheel van inundatievelden, sluizen, inundatiekanalen, forten, vestingen, schootsvelden, verboden kringen en andere werken. De Nieuwe Hollandse Waterlinie dateert uit 1815 en loopt over een lengte van 85 kilometer vanaf Muiden tot aan de Biesbosch en is opvolger van de Oude Hollandse Water linie (1672). De Stelling van Amsterdam is gebouwd tussen 1880-1920 als verdedigingsgordel van 135 kilometer rondom Amsterdam. De Stelling van Amsterdam is UNESCO wereld erfgoed en op 26 juni 2021 de Nieuwe Hollandse Waterlinie op de Unesco werelderfgoedlijst gekomen als uitbreiding van de Stelling van Amsterdam. 
 
De beoogde ontwikkeling binnen het plangebied voorziet in het herstel van de oorspronkelijke landschapsstructuur van de vestingstad en bijbehorende schootsvelden. De schootsvelden binnen de plangrens bepalen in grote mate het zicht op de vesting, onder meer vanaf de snelweg A1 en de Spieringbrug. Met het verleggen van de Mariahoeveweg en het herschikken van het parkeren worden de waarden van schootsvelden benadrukt en worden de contouren van Muiden meer zichtbaar. Tevens wordt de bunker van de Nieuwe Hollandse Waterlinie ingepast. Hiermee wordt met het beoogde plan een bijdrage geleverd aan het herstel van de kernkwaliteiten van de erfgoederen van de uitzonderlijke universele waarde. Voorts wordt de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' gehanteerd waarmee de cultuurhistorische en landschappelijke waarden worden beschermd die verband houden met het Unesco werelderfgoed Stelling van Amsterdam en de Nieuwe Hollandse Waterlinie.
 
Natuurverbindingen - Natuurnetwerk Nederland
Artikel 6.43 van de Omgevingsverordening NH2020 regelt dat een bestemmingsplan binnen Natuurnetwerk Nederland (NNN)  of een natuurverbinding geen nieuwe activiteiten mogelijk maakt die per saldo leiden tot een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden, of tot een significante vermindering van de oppervlakte van het Natuurnetwerk Nederland of de natuurverbindingen, of van de samenhang tussen die gebieden. Een deel van het plangebied is gelegen binnen een natuurverbinding. Navolgende afbeelding laat de ligging van de natuurverbinding zien:
 
Natuurverbinding in en in de omgeving van het plangebied (bron: Omgevingsverordening NH2020)
 
Bovenstaande natuurverbinding is bekend als Natuurboog Amsterdam zuidoost. Deze natte natuurverbinding bestaat uit een 42 kilometer lang netwerk van waterlopen tussen Amsterdam zuidoost, Naardermeer, IJmeer en Amsterdam-Noord. Deze verbinding is de verbinding met het Naardermeer. In de omgevingsverordening is opgenomen dat deze tak heringericht wordt, ondermeer door voorliggende ontwikkeling. Het potentieel is groot door de aanwezigheid van een aantal moeraszones van aanzienlijk oppervlak in dit gebied. Navolgende afbeelding geeft aan waar en hoe de natte verbindingen zijn opgenomen in het plangebied.
 
Natte verbindingszone t.b.v. de Natuurboog Amsterdam zuidoost (rood gearceerd) (bron: Inrichtingsplan Schootsvelden ZO)
 
Met de beoogde ontwikkeling, het landschapsherstel van de schootsvelden ontstaan direct goede mogelijkheden om de ecologische structuren binnen de plangrens te versterken. Gedacht wordt aan de volgende maatregelen:
  • Versterking van de ecologische betekenis van de schootsvelden met agrarisch natuurbeheer, natuurvriendelijke oevers en verbindingen die aansluiten op de bestaande ecopassage onder de A1, de Vechtoever en de Muiderpolder. Dimensionering van de sloten gelijk aan reeds aanwezige sloten, maar wel met natuurlijke oevers;
  • In het beoogde tracé van de Mariahoeveweg tussen de rotonde naar de nieuwe parkeerplaats en de toegangsweg naar Parenclub Fata Morgana worden twee fauna-/ amfibieëntunnels gerealiseerd, voor de doelsoorten ringslang, noordse woelmuis en (kleine) marterachtigen.
  • Ten noordoosten van de toekomstige ligging van parkeerplaats P2 worden de groenstructuren versterkt en natuurlijke geleiding gerealiseerd, in de richting van het water voor de vestingwal en in de richting van de oevers van de Vecht. Op de toegangsweg naar de parkeerplaats en de toegangsweg naar de Herengracht wordt naar verwachting met lage snelheid gereden, waardoor hier geen faunavoorzieningen zijn gepland.
 
Omdat inmiddels een concreet beeld is van de zones waarbinnen deze fysiek gerealiseerd worden zijn deze in het bestemmingsplan van een dubbelbestemming ‘Waarde – Ecologische verbindingszone’ voorzien. Met de aan deze dubbelbestemming gekoppelde regels t.a.v. het gebruik van de gronden en de mogelijkheden tot het uitvoeren van (bouw)werkzaamheden wordt geborgd dat het realiseren van de natuurfunctie niet wordt belemmerd en de wezenlijke kenmerken en waarden van de natuurverbinding niet worden aangetast.
 
Met de getroffen maatregelen is er geen sprake van een significante aantasting van de kernkwaliteiten van het Natuurnetwerk Nederland of een natuurverbinding. Met het voorgenomen plan wordt een bijdrage geleverd aan het versterken van de natuurwaarde binnen de plangrens.
 
Zonne-energie
Op grond van artikel 6.30 van de Omgevingsverordening NH2020 kan in het landelijk gebied de oprichting van een of meer opstellingen voor zonne-energie uitsluitend mogelijk worden gemaakt door middel van een omgevingsvergunning waarbij anders dan door middel van een binnnenplanse afwijking van het bestemmingsplan wordt afgeweken. In lid 3 van dit artikel is een uitzondering opgenomen die het op gronden bestemd en feitelijk in gebruik voor infrastructuur toch mogelijk maakt om het oprichten van een of meer opstellingen voor zonne-energie in het bestemmingsplan toe te staan. In een dergelijk geval is daar wel afdeling 6.5 van de Omgevingsverordening NH2020 met eisen aan de ruimtelijke inpassing in het landelijk gebied op van toepassing.
 
Het plaatsen van opstellingen met zonne-panelen maakt in min of meerdere mate inbreuk op de openheid van het gebied, zal een meer verstedelijkt beeld oproepen en raakt de inhoudelijke kernkwaliteiten van de Stelling van Amsterdam. Al met al kan het direct de doelstellingen van het project schaden, wat op zijn beurt weer vragen kan oproepen of subsidiegelden die met dit doel verstrekt zijn, correct besteed worden.
 
Het niet gebruik maken van de uitzonderingsregeling uit de omgevingsverordening staat geenszins in de weg aan het, op basis van latere besluitvorming, alsnog plaatsen van zonnepanelen op basis van de standaardregeling (buitenplanse omgevingsverordening) zoals benoemd in de Omgevingsverordening NH2020. Ten behoeve van een dergelijk besluit kan dan het specifiek gewenste onderzoek over een juiste inpassing in het cultuurhistorische landschap gedaan worden en kan op basis daarvan besloten worden.
 
Conclusie 
Verder zijn er geen relevante aanvullende eisen ten aanzien van het voorgenomen plan vanuit de Omgevingsverordening NH2020. Daarmee gesteld kan worden dat het plan in overeenstemming is met het provinciale ruimtelijke beleid.
3.3 Gemeentelijk beleid
3.3.1 Samen Sneller Duurzaam Gooise Meren
De gemeente Gooise Meren streeft naar een toekomstbestendige en duurzame gemeente. De basis voor het bereiken van een toekomstbestendig Gooise Meren is samenwerken. Daarom heeft de gemeente op 31 mei en 1 juni 2017 het werkatelier Samen Sneller Duurzaam Gooise Meren georganiseerd. In twee dagen tijd is met inwoners, ondernemers, verenigingen, maatschappelijke organisaties, politici en ambtenaren de basis gelegd voor het actieplan Samen Sneller Duurzaam Gooise Meren. Het actieplan laat de uitdagingen zien: het creëren van een breed duurzaam bewustzijn bij iedereen die in Gooise Meren woont of werkt. Hierin zijn acht duurzaamheidsopgaven uitgewerkt: 
  • Alle gebouwen en woningen aangesloten op niet-fossiele energie
  • Slimmere en groenere mobiliteit
  • Een afvalloze samenleving
  • Gezond lokaal voedsel
  • Biodiversiteit als maat der dingen
  • Een waarderende economie
  • Duurzaam onderwijs
  • Samen duurzaam voor(t)leven
 
Planspecifiek
De gemeente Gooise Meren streeft naar duurzame ontwikkelingen. Het voorgenomen plan voldoet aan het gemeentelijk beleid op het gebied van duurzaamheid. Met het voorgenomen plan wordt de biodiversiteit binnen de plangrens verbeterd en er wordt gestreefd naar duurzaam natuurbeheer. Daarnaast maakt de realisatie van een voedselbos onderdeel uit van de beoogde ontwikkeling. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan het lokaal voorzien in gezond voedsel.
 
3.3.2 Erfgoedvisie Gooise Meren
De gemeente Gooise Meren beschikt over een bijzondere diversiteit aan natuur- en cultuurlandschappen, met vier kernen te weten Muiden, Muiderberg, Naarden en Bussum met historische kenmerken en tradities. Deze kernen waren afzonderlijke gemeenten. Drie van de vier gemeenten beschikte over beleid ten aanzien van cultureel erfgoed. Nu deze gemeenten samen de gemeente Gooise Meren vormen is een gezamenlijke erfgoedvisie opgesteld. De erfgoedvisie heeft betrekking op de fysieke leefomgeving en concentreert zich op het onroerend materieel erfgoed.
 
In de erfgoedvisie wordt aangegeven dat het kansrijke tijden zijn voor plekken met een rijke geschiedenis. Erfgoed krijgt allerlei meerwaarden toebedeeld, als kennisbron, verbinder en inspirator. Het materiële erfgoed vormt de zichtbare en tastbare basis van het karakter van Gooise Meren. Behoud van erfgoed rijkt verder dan instandhouding. Behoud kan namelijk niet zonder ontwikkeling. Alleen als erfgoed mee kan groeien met zijn tijd behoudt het zijn bestaansrecht. Voor Gooise Meren hebben zijn er een vijftal ambities geformuleerd om die kansen voor erfgoed te benutten.
  1. De basis in stand houden;
  2. Erfgoed als vertrekpunt en dragende kracht inzetten bij ruimtelijke ontwikkelingen;
  3. De toegankelijkheid en de beleefbaarheid van erfgoed vergroten;
  4. Inspiratie en richting bieden aan maatschappelijke opgaven;
  5. Kennis en dialoog organiseren.
Planspecifiek
Muiden is in grote mate beïnvloed door de ligging binnen de militaire verdedigingslinies Oude en Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam. Overal in de gemeente zijn sporen van de militaire linies te vinden, van grote werken als de Vesting Muiden tot kleine sluisjes en groepschuilplaatsen. De samenhang tussen de verschillende onderdelen is de kracht van de linies en daarom van groot belang. Doordat de A1 is verplaatst en op ruimere afstand van Muiden is komen te liggen is er ruimte vrijgekomen om de identiteit van Muiden meer zichtbaar te maken. Met voorliggend bestemmingsplan wordt invulling gegeven aan de herontwikkeling van de gronden ten zuidoosten van Muiden met als doel om de oorspronkelijke landschapsstructuur van de vestingstad en bijbehorende schootsvelden te herstellen. Hierbij wordt rekening gehouden met de kwaliteiten van de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam.
 
Op deze manier wordt het erfgoed terug gebracht zodat dit vervolgens in stand gehouden kan worden, dit sluit aan bij de eerste ambitie. De ontwikkeling draagt daarnaast bij aan het toegankelijk en beleefbaar maken van de schootsvelden en de (restanten van) verdedigingswerken, zodat bezoekers, recreanten en toeristen de natuur en historie van de gemeente kunnen beleven. Dit sluit aan bij de derde ambitie.
De ontwikkeling is daarmee in lijn met de Erfgoedvisie Gooise Meren.
 
3.3.3 Omgevingsvisie Gooise Meren
Op dit moment bereidt de gemeente Gooise Meren de 'Omgevingsvisie Gooise Meren - Samen wonen, werken, ondernemen en recreëren in een groen en historisch gebied' voor. De Omgevingsvisie houdt verband met de Omgevingswet, die naar verwachting op 1 januari 2024 in werking treedt, waarin de kwaliteit van de leefomgeving het uitgangspunt vormt.
 
Met de omgevingsvisie wil de gemeente de gewenste weg naar de toekomst laten zien. Daarbij is de centrale vraag: 'Welke kwaliteiten vinden we in Gooise Meren belangrijk en hoe kunnen we die beschermen?'.
 
Gooise Meren is een aantrekkelijke woon- en leefomgeving in de regio Gooi- en Vechtstreek. Alles wat nodig is voor een goed leven is er aanwezig. De gemeente maakt tevens deel uit van de Metropoolregio Amsterdam. Sinds 2016 vormen de kernen Naarden, Muiden, Bussum en Muiderberg samen de gemeente Gooise Meren. Iedere kern heeft in de gemeente heeft zijn speciale kwaliteiten. De identiteit van de Gooise Meren wordt bepaald door de volgende 'kernkwaliteiten', de meest waardevolle eigenschappen van de gemeente:
  1. Goed leven in Gooise Meren: ruim en rustig wonen met een hoge ‘leefkwaliteit’;
  2. Verbondenheid in de kernen met een uniek historisch en eigen karakter;
  3. Een bijzondere parel van natuur-, water- en geschiedenis;
  4. Centrale ligging, midden in Nederland en goed bereikbaar via goede wegen, het water, fietspaden en openbaar vervoer.
 
De gemeente heeft de doelen voor de toekomst van de leefomgeving samengebracht in de schijf van vijf van Gooise Meren. Deze geeft richting aan een gezonde toekomst, via de omgevingsvisie, maar straks ook bij het beoordelen van plannen en ideeën. De schijf van vijf bestaat uit vijf ambities (gemeentelijke doelen):
  1. Samen werken en veilig op weg in de regio;
  2. Samen leven in buurt, wijk en gemeente;
  3. Natuur- en erfgoedparels (de mooie plekken met natuur en geschiedenis) verder versterken;
  4. Verduurzaming als vliegwiel voor de toekomst (we gebruiken het duurzaam maken van de gemeente om ook andere doelen te halen);
  5. De leefomgeving (nog) mooier en gezonder maken.
 
Planspecifiek
Het plangebied is gelegen tussen de historische kern Muiden en de A1 in de schootsvelden. Voor dit gebied zijn op de visiekaart diverse aanduidingen opgenomen, zoals weergegeven op navolgende afbeelding.
 
Visiekaart Ontwerp-Omgevingsvisie Gooise Meren (plangebied globaal zwart omkaderd)
 
Het plangebied is op de Visiekaart aangeduid als ‘Recreatiegebied’, waarmee beoogd wordt het nóg aantrekkelijker te maken om Gooise Meren te bezoeken. Op de visiekaart zijn verder diverse doelen voor de omgeving weergegeven. Zo wordt het plangebied onder andere aangeduid voor: ‘Open karakter schootsvelden met ruimte voor wandelen, fietsen en paardrijden’, ‘Parkeervoorzieningen aan de randen van de kernen’, Stelling van Amsterdam en Hollandse Waterlinie optimaal recreatief benutten en promoten als belangrijk onderdeel van het MRA landschap’. In dit verband kan worden opgemerkt dat door de verlegging van de A1 de mogelijkheid is ontstaan om de omliggende gronden in dit gebied te herontwikkelen om de identiteit van Muiden als vestingstad meer zichtbaar te maken. Het gaat hierbij om het afronden van het herstel van de historische landschapsstructuur in de vorm van open schootsvelden, wat gepaard gaat met de landschappelijke inpassing en uitbreiding van parkeerplaats P2 en met de verlegging van de Mariahoeveweg. Uitgangspunt hierbij is de instandhouding en beheer van de landschappelijke kwaliteiten die verband houden met het Unesco werelderfgoed Stelling van Amsterdam en de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Op deze manier wordt bijgedragen aan de genoemde doelen.
Verder wordt het plangebied aangeduid voor: ‘Onderzoeken haalbaarheid van binnenhaven in Muiden’, ‘Opstappunt Veerboot richting Pampus’ en ‘Zoekgebied zonnepanelen langs de A1 en A6 grens’. Deze onderwerpen komen aan bod buiten de context van het voorliggende bestemmingsplan.
 
Verder wordt in de Omgevingsvisie ingezet op een klimaatadaptieve inrichting, met meer ruimte voor water en groen, om hitte tegen te gaan en hevige regenval op te vangen. Met het voorliggende plan wordt meer ruimte geboden aan water en groen, met ook enkele klimaatadaptieve maatregelen zoals sloten met natuurlijke oevers en de opzet en inrichting van parkeerplaats P2.
 
Gezien het voorgaande is het voorliggende initiatief in lijn met de Omgevingsvisie Gooise Meren.
   
4 Haalbaarheid omgevingsaspecten
4.1 Milieueffectrapportage
De milieueffectrapportage (m.e.r.) is een hulpmiddel om bij diverse procedures het milieubelang een volwaardige plaats in de besluitvorming te geven. Een m.e.r. is verplicht bij de voorbereiding van plannen en besluiten van de overheid over initiatieven en activiteiten van publieke en private partijen die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben. De m.e.r. is wettelijk verankerd in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer. Naast de Wet milieubeheer is het Besluit m.e.r. belangrijk om te kunnen bepalen of bij de voorbereiding van een plan of een besluit de m.e.r.-procedure moet worden doorlopen. Bij toetsing aan het Besluit m.e.r. zijn er vier mogelijkheden:
  1. het plan of besluit is direct m.e.r.- plichtig;
  2. het plan of besluit bevat activiteiten uit kolom 1 van onderdeel D, en ligt boven de (indicatieve) drempelwaarden, zoals beschreven in kolom 2 ‘gevallen’, van onderdeel D. Het besluit moet eerst worden beoordeeld om na te gaan of er sprake is van m.e.r.-plicht: het besluit is dan m.e.r.- beoordelingsplichtig. Voor een plan in kolom 3 ‘plannen’ geldt geen m.e.r-beoordelingsplicht, maar direct een (plan-)m.e.r.-plicht;
  3. het plan of besluit bevat wel de activiteiten uit kolom 1, maar ligt beneden de drempelwaarden, zoals beschreven in kolom 2 ‘gevallen’, van onderdeel D: er dient in overleg met de aanvrager van het bijbehorende plan of besluit beoordeeld te worden of er aanleiding is voor het uitvoeren van een m.e.r.-beoordeling (als sprake is van een besluit) of het direct uitvoeren van een m.e.r. (als sprake is van een plan). Deze keuze wordt uiteindelijk in het bijbehorende plan of besluit gemotiveerd;
  4. de activiteit(en) of het betreffende plan en/of besluit worden niet genoemd in het Besluit m.e.r.: er geldt geen m.e.r.- (beoordelings)plicht.
Sinds 16 mei 2017 geldt er een directe werking van het Europees recht. Daarom is per 7 juli 2017 het gewijzigde Besluit m.e.r. in werking getreden. In de gewijzigde Besluit m.e.r. staat de nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Voor elke aanvraag, waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde is, moet:
  • Door de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie worden opgesteld;
  • Het bevoegd gezag binnen 6 weken een m.e.r.-beoordelingsbesluit nemen. Dit besluit hoeft niet in de Staatscourant gepubliceerd te worden;
  • De initiatiefnemer het (vormvrije) m.e.r.-beoordelingsbesluit bij de vergunningaanvraag voegen (Artikel 7.28 Wet milieubeheer).
De artikelen 7.16 tot en met 7.20a Wm zijn in de nieuwe wetgeving voor alle in het Besluit m.e.r. genoemde activiteiten van de D-lijst van toepassing.
 
Planspecifiek
Uit toetsing aan het Besluit m.e.r. volgt dat het besluit tot vaststelling van dit bestemmingsplan valt onder mogelijkheid c. Het besluit bevat namelijk wel een activiteit uit kolom 1 (de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen), maar er wordt niet voldaan aan de gegeven drempelwaarden van een oppervlakte van 100 hectare of meer of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m² of meer. Er kan daarmee worden afgezien van een m.e.r.-beoordeling en volstaan kan worden met een vormvrije m.e.r.-beoordeling. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:
  1. belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r.(-beoordeling) noodzakelijk;
  2. belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet toch een m.e.r.-beoordeling plaatsvinden of er kan direct worden gekozen voor een m.e.r.
In het kader van de voorgenomen ontwikkeling zijn de belangrijkste milieuaspecten waaronder bodem, luchtkwaliteit, geluid, externe veiligheid en ecologie in beeld gebracht in hoofdstuk 4. Tezamen met de overige hoofdstukken vormen deze paragrafen de zogenaamde aanmeldingsnotitie in het kader van het Besluit m.e.r.
 
Geconcludeerd wordt dat er geen sprake is van een ontwikkeling die een forse invloed heeft op het milieu. Belangrijke milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. De huidige onderzoeken geven voldoende inzicht in de milieugevolgen om een gewogen besluit omtrent voorliggend bestemmingsplan en een eventueel op te stellen m.e.r. Het opstellen van een milieueffectrapportage zal geen verder inzicht verschaffen op de relevante milieuaspecten. Op basis van deze plantoelichting, welke gezien kan worden als aanmeldingsnotitie, kan het bevoegd gezag de gevolgen van het project beoordelen en de beslissing nemen of er een m.e.r.(-beoordeling) noodzakelijk is voor het project. Het bevoegd gezag dient het m.e.r.-beoordelingsbesluit voorafgaand aan het in procedure brengen van het bestemmingsplan te nemen. 
4.2 Bodem
In het kader van een ruimtelijk plan dient aangetoond te worden dat de kwaliteit van de bodem en de kwaliteit van het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik. Dit is geregeld in de Wet Bodembescherming. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied. Indien sprake is van een functiewijziging zal er soms een bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd in het plangebied. Ontwikkelingen kunnen pas plaatsvinden als de bodem waarop deze ontwikkelingen plaatsvinden geschikt is of geschikt is gemaakt voor het beoogde doel.
 
Bij een bestemmingswijziging is een bodemonderzoek slechts noodzakelijk, indien de bestemmingswijziging tevens een wijziging naar een strenger bodemgebruik inhoudt. Bij een bestemmingswijziging die een gelijkblijvend of minder streng bodemgebruik oplevert, is de bodemkwaliteit in het kader van de bestemmingswijziging niet relevant en is bodemonderzoek niet noodzakelijk.
 
Planspecifiek
Met de voorgenomen ontwikkeling worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt waarbij sprake is van ‘strenger gebruik’. De gronden hebben nu ook veelal reeds een groenbestemming en voor de omzettingen naar de bestemming 'Verkeer' is geen sprake van strenger grondgebruik. Geconcludeerd wordt dat het aspect bodem geen belemmering vormt voor de beoogde ontwikkeling.
4.3 Ecologie
Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Gebiedsbescherming kan volgen uit de aanwijzing van een gebied. Wat betreft soortenbescherming is per 1 januari 2017 de huidige Flora- en faunawet samen met de Boswet en Natuurbeschermingswet vervangen door de Wet natuurbescherming (Wnb). Onder de Wet natuurbescherming vervallen de huidige tabellen 1, 2 en 3 waarin de beschermde soorten zijn opgenomen. Tevens zijn er circa 200 soorten niet langer beschermd en worden enkele bedreigde soorten toegevoegd. De soortenbescherming binnen de Wet natuurbescherming is opgedeeld in de volgende beschermingsregimes: Vogelrichtlijnsoorten, Habitatrichtlijnsoorten en andere soorten. Voor alle beschermde soorten geldt een ontheffingsplicht. Het bevoegd gezag (de provincie) kan voor de soorten die zijn opgenomen in het ‘beschermingsregime andere soorten’ een vrijstellingsbesluit nemen en hierin onderscheid maken tussen meer en minder strikt beschermde soorten.
 
Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Voor menig soort geldt dat indien deze zorgplicht nagekomen wordt, een bepaald beoogd project uitvoerbaar is.
 
Planspecifiek
De werken en werkzaamheden die verband houden met de realisatie van het Inrichtingsplan Schootsvelden Zuid-Oost en de benodigde tijdelijke werkterreinen, bouwwegen, omleidingsroutes en parkeerterreinen hebben mogelijk een negatief effect op beschermde flora en fauna (soortenbescherming), beschermde natuurgebieden (gebiedsbescherming) en/of beschermde houtopstanden. Ten behoeve van de beoogde ontwikkeling geldt de wettelijke verplichting onderzoek te verrichten naar de aanwezigheid van beschermde flora en fauna en de mogelijke effecten van de ruimtelijke ingreep daarop. Derhalve is een quickscan flora en fauna uitgevoerd op basis van de 'Nota van Uitgangspunten Schootsvelden Muiden' (Blom Ecologie B.V., 17 maart 2021, zie bijlage 2 van bijlagen bij toelichting).
 
Soortenbescherming
Uit de quickscan Wet natuurbescherming (‘Quickscan Wet nb Mariahoeveweg ong. te Muiden’, d.d. 17-03-2021; zie bijlagen bij toelichting, bijlage 2) komt naar voren dat de planlocatie mogelijk een essentiële betekenis heeft voor beschermde soorten. Volgend op de quickscan is aanvullend onderzoek uitgevoerd naar de volgende soorten of soortgroepen: kleine marterachtigen, heikikker, rugstreeppad, ringslang en platte schijfhoren. Bij dit aanvullend onderzoek (‘Aanvullend onderzoek ecologie’, d.d. 06-07-2022; zie bijlagen bij toelichting, bijlage 3) zijn de betreffende soorten niet aangetroffen. Omdat de planlocatie tevens mogelijk geschikt leefgebied is voor algemene zoogdieren, foeragerende vleermuizen, amfibieën, insecten en broedvogels welke niet beschermd zijn (behoudens de Algemene zorgplicht) onder de Wet natuurbescherming, is hier in het aanvullende onderzoek ook onderzoek naar gedaan en zijn er enkele aanvullend te treffen maatregelen geadviseerd die in het kader van de algemene zorgplicht genomen dienen te worden.
 
Gebiedsbescherming
De planlocatie maakt geen onderdeel uit van een Natura 2000-gebied en het Natuurnetwerk Nederland. Wel maakt de planlocatie deel uit van een Bijzonder Provinciaal Landschap. Aangezien het een kleinschalige ontwikkeling betreft, worden er geen negatieve effecten verwacht op de kenmerken van het Bijzonder Provinciaals Landschap.
 
Stikstofdepositie
De effecten ten aanzien van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden dient inzichtelijk gemaakt te worden. De planlocatie ligt op een afstand van circa 1 km tot het Natura 2000-gebied ‘Markermeer en IJmeer’.
Het voorgenomen plan betreft in hoofdzaak een aanpassing (verlegging) van de bestaande verkeersstructuur en de inpassing van een bestaande functie. Er worden geen nieuwe functies mogelijk gemaakt. Wel zal het aantal parkeerplaatsen met 50 toenemen. Dat zal gepaard gaan met extra verkeersbewegingen van en naar dit parkeerterrein. Het betreft hier over het algemeen langparkeren, waarbij kan worden uitgegaan van 4 voertuigbewegingen per parkeerplaats per etmaal. Dat komt neer op een toename van (50 x 4 =) 200 motorvoertuigbewegingen per etmaal. Dat is een relatief geringe toename. Derhalve is het niet noodzakelijk om de effecten van stikstofemissie inzichtelijk te maken middels een AERIUS-berekening. 
Met de inwerkingtreding van de Wet stikstofreductie en natuurverbetering op 1 juli 2021, was er een vrijstelling voor de bouw, sloop en eenmalige aanlegactiviteiten ('bouwvrijstelling'). Op 2 november 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State echter geoordeeld dat de bouwvrijstelling niet aan het Europees natuurbeschermingsrecht voldoet. Om de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in verband met de wet- en regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming die samenhangt met stikstofdepositie aan te tonen is daarom een Aeriusberekening uitgevoerd. Deze berekening toont dat het mogelijk is de werken die het bestemmingsplan mogelijk maakt te realiseren met een stikstofdepositie die voldoet aan de wettelijk norm. Een notitie met de berekening en de daaraan ten grondslag gelegde uitgangspunten is bij dit bestemmingsplan opgenomen (‘AERIUS-berekening Schootsvelden incl. bijlagen’, d.d. 22-03-2023); zie bijlagen bij toelichting, bijlage 4).
 
Houtopstanden
Op de planlocatie zijn geen houtopstanden aanwezig waarvoor bij kap een meldingsplicht geldt in het kader van de Wet natuurbescherming.
 
Uitvoerbaarheid
Voorafgaand aan de werkzaamheden dient met aanvullend onderzoek te worden vastgesteld of de planlocatie een relevante functie heeft voor de kleine marterachtigen, heikikker, rugstreeppad, ringslang en platte schijfhoren. (soortenbescherming). Indien er sprake is van overtreding van verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming kan bevoegd gezag onder voorwaarden een ontheffing verlenen. De voorwaarden betreffen: er is geen andere bevredigende oplossing, er is sprake van een wettelijk belang en er wordt geen afbreuk gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort (een robuust en ruim maatregelenpakket van tijdelijke en permanente voorzieningen wordt hiertoe voorgesteld en uitgevoerd).
 
De planlocatie ligt midden in een Bijzonder Provinciaal Landschap. Om inzichtelijk te maken of de beoogde werkzaamheden een negatief effect sorteren op de kenmerken van het Bijzonder Provinciaal Landschap dient er een Landschapstoets uitgevoerd te worden. In dit verband wordt verwezen naar 'Planbeschrijving inrichtingsplan Schootsvelden Zuidoost' (MTD Landschapsarchitecten, concept d.d. 16 juni 2021). Dit inrichtingsplan is als bijlagen bij de regels bijgevoegd.
   
Conclusie
De beoogde ontwikkeling en werkzaamheden zijn uitvoerbaar, zoals bepaald in de Wro (art. 3.1.6 Bro). Wel dienen er voor de uitvoerbaarheid de volgende maatregelen te worden getroffen ten aanzien van de aanvullend onderzoek en de Algemene zorgplicht: 
  • Er dient aanvullend onderzoek naar de kleine marterachtigen uitgevoerd te worden om vast te stellen of het plangebied deel uitmaakt van het functioneel leefgebied. Ten aanzien van de bunzing wordt het gebruik van cameravallen geadviseerd. Voor kleinere marterachtigen als de hermelijn en wezel wordt geadviseerd om een cameraval te plaatsen in een marterbox. Ten tijde van de actieve periode, respectievelijk maart – augustus, dienen de cameravallen ten minste zes weken in het gebied te worden geplaatst. Buiten de actieve periode dienen de cameravallen minsten twaalf weken geplaatst te worden. Additief kunnen er tevens sporenbuizen geplaatst worden. Voor het aantal te plaatsen cameravallen en marterboxen is maatwerk benodigd.
  • Voor de beoogde ontwikkeling dient aanvullend onderzoek naar de heikikker en rugstreeppad plaats te vinden. Ten aanzien van de heikikker dient aanvullend onderzoek plaats te vinden middels twee veldbezoeken in de periode 1 februari t/m 1 april en/of middels 2 veldbezoeken in de periode mei t/m september. Ten aanzien van de rugstreeppad kan dit middels vier veldbezoeken in de periode 15 april t/m 1 augustus. Op basis van de potentie en ligging voortplantingsbiotoop kan een inschatting gemaakt worden op het gebruik van het landbiotoop.
  • Voor de beoogde ontwikkeling dient aanvullend onderzoek naar de ringslang plaats te vinden. Dit kan middels het plaatsen van platen en lopen van transecten in de periode april t/m september.
  • Voor de beoogde ontwikkeling dient aanvullend onderzoek naar de platte schijfhoren plaats te vinden. De platte schijfhoren kan aangetoond worden door met een schepnet monsters van de te onderzoeken sloten te nemen. Deze monsters dienen onder een binoculair gedetermineerd te worden om andere gelijkende soorten uit te sluiten. De beste periode voor het inventariseren is van juni t/m augustus.
  • Tijdens de werkzaamheden moet voorzichtig worden gehandeld met alle voorkomende flora en fauna (Algemene zorgplicht). Wanneer ondanks zorgvuldig handelen, onderzoek en advies schade lijkt te ontstaan voor beschermde flora en fauna, dient direct contact opgenomen te worden met een ter zake deskundige.
  • Alle aanwezige vegetatie of bodemmateriaal (takken, stronken) gefaseerd verwijderen. Dit om bodembewonende dieren de kans te bieden in de nabijgelegen omgeving een ander leefgebied te benutten.
  • Er wordt gelegenheid gegeven aan dieren, die tijdens de werkzaamheden worden gevonden, te vluchten of zich te verplaatsen naar een schuilplaats buiten het bereik van de werkzaamheden.
  • De planlocatie tijdens de werkzaamheden en in de nieuwe situatie bij voorkeur niet verlichten en in de periode april-oktober de werkzaamheden tussen zonsopgang en zonsondergang uitvoeren (buiten schemerperiodes). Mocht verlichting noodzakelijk zijn hierbij een vleermuisvriendelijke verlichtingswijze toepassen (amberkleurig licht, lichtbundel nederwaarts richten, toepassen geconvergeerde lichtbundel).
  • Mogelijke overwinteringslocaties van reptielen/amfibieën (vorstvrije structuren als stenenstapels, houtwallen, dichte struwelen etc.) dienen verwijderd of ongeschikt gemaakt te worden buiten de overwinteringsperiode oktober – april.
  • Ten aanzien van algemene vis- en amfibiesoorten dienen de werkzaamheden aan de watergangen plaats te vinden door gefaseerd en in één werkrichting te werken. Indien sloten volledig gedempt worden dienen deze voorafgaand afgevist te worden.
  • De werkzaamheden opstarten/uitvoeren buiten het broedseizoen van vogels (medio maart t/m medio juli). Als de werkzaamheden in het broedseizoen worden uitgevoerd dient voor de aanvang door een ter zake deskundig gecontroleerd te worden of er broedvogels aanwezig zijn. E.e.a. op aanwijzing van deskundige. Als dit niet mogelijk is dienen de potentiële nestlocaties buiten het broedseizoen ongeschikt gemaakt te worden.
 
4.4 Geluid
De mate waarin het geluid, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd (artikel 1 Wgh):
  • woningen;
  • geluidsgevoelige terreinen (terreinen die behoren bij andere gezondheidszorggebouwen dan categorale en academische ziekenhuizen, verpleeghuizen, woonwagenstandplaatsen);
  • andere geluidsgevoelige gebouwen, waaronder onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen, andere gezondheidszorggebouwen dan ziekenhuizen en verpleeghuizen die zijn aangegeven in artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder (Bgh):
    • verzorgingstehuizen;
    • psychiatrische inrichtingen;
    • medisch centra;
    • poliklinieken;
    • medische kleuterdagverblijven.
Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. De belangrijkste geluidsbronnen die in de Wet geluidhinder worden geregeld zijn: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. Verder gaat deze wet onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen en geluidbelastingkaarten en actieplannen.
 
Planspecifiek
Met de beoogde herontwikkeling van de gronden zuidoost van Muiden worden geen nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt. Het voorgenomen plan voorziet onder andere in de verplaatsing van de Mariahoeveweg waardoor de Mariahoeveweg op ruimere afstand van de kern Muiden komt te liggen. Binnen het plangebied is aan de Rijksweg 15 een bedrijfswoning gelegen. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient beoordeeld te worden of na de verplaatsing van de Mariahoeveweg ter plaatse van de bedrijfswoning aan de Rijksweg 15 sprake is van een goed woon- en leefklimaat en of aan de eisen die volgen uit de Wet geluidhinder voldaan wordt. Ten behoeve van deze beoordeling is een akoestisch onderzoek verricht ('Akoestisch onderzoek reconstructie Mariahoeveweg', d.d. 05-10-2023; zie bijlagen bij toelichting, bijlage 5) waarin het volgende wordt geconcludeerd:
“Op basis van het onderzoek kan geconcludeerd worden dat het verleggen van de Mariahoeveweg, inclusief het realiseren van een rotonde, niet leidt tot een significante toename in de geluidbelasting ter plaatse van de woning aan de Rijksweg 15. In de huidige situatie bedraagt de geluidbelasting ten hoogste 42 dB, 10 jaar na de wegaanpassing bedraagt de geluidbelasting ten hoogste 46 dB. In beide gevallen is de geluidbelasting lager dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB en is er geen sprake van reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder.”
 
Conclusie 
Geconcludeerd wordt dat het aspect geluid geen belemmering vormt voor het voorliggende initiatief.
 
4.5 Bedrijven en milieuzonering
Het aspect bedrijven en milieuzonering gaat in op de invloed die bedrijven kunnen hebben op hun omgeving. Deze invloed is afhankelijk van de afstand tussen een gevoelige bestemming en de bedrijvigheid. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven.
 
Bij een ruimtelijke ontwikkeling kan sprake zijn van reeds aanwezige bedrijvigheid en van nieuwe bedrijvigheid. Milieuzonering zorgt er voor dat nieuwe bedrijven een juiste plek in de nabijheid van de gevoelige functie krijgen en dat de (nieuwe) gevoelige functie op een verantwoorde afstand van bedrijven komen te staan. Doel hiervan is het waarborgen van de veiligheid en het garanderen van de continuïteit van de bedrijven als ook een goed klimaat voor de gevoelige functie.
 
Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie zoals: geluid, geur, gevaar en stof. De mate waarin de milieuaspecten gelden en waaraan de milieucontour wordt vastgesteld, is voor elk type bedrijvigheid verschillend. De 'Vereniging van Nederlandse Gemeenten' (VNG) geeft sinds 1986 de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' uit. In deze publicatie is een lijst opgenomen, met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Indien van deze richtafstanden afgeweken wordt dient een nadere motivering gegeven te worden waarom dat wordt gedaan.
 
Het belang van milieuzonering wordt steeds groter aangezien functiemenging steeds vaker voorkomt. Hierbij is het motto: 'scheiden waar het moet, mengen waar het kan'. Het scheiden van milieubelastende en milieugevoelige bestemmingen dient twee doelen:
  • het reeds in het ruimtelijk spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij gevoelige bestemmingen;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan de milieubelastende activiteiten (bijvoorbeeld bedrijven) zodat zij de activiteiten duurzaam, en binnen aanvaardbare voorwaarden, kunnen uitoefenen.
 
Planspecifiek
Met voorliggend bestemmingsplan worden geen nieuwe milieugevoelige bebouwing of functies mogelijk gemaakt. Anderzijds worden de bestaande omliggende functies niet vanuit milieuoogpunt belemmerd door de beoogde ontwikkeling binnen de plangrens. Het aspect milieuzonering vormt derhalve geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.  
4.6 Luchtkwaliteit
In de Wet Milieubeheer gaat paragraaf 5.2 over luchtkwaliteit. Deze paragraaf vervangt het Besluit Luchtkwaliteit 2005 en staat ook wel bekend als de ‘Wet luchtkwaliteit’. De Wet luchtkwaliteit introduceert het onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).
 
Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in een de algemene maatregel van bestuur ‘Niet in betekenende mate bijdragen’ (Besluit NIBM). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3 % bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof en stikstofdioxide (1,2 μg/ m³) een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 % bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een aanvraag om toestemming voor een woonwijk van minder dan 1.500 huizen niet projectmatig hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit. Deze kwantitatieve vertaling naar verschillende functies is neergelegd in de Regeling 'niet in betekenende mate bijdragen'. Een belangrijk onderdeel voor de verbetering van de luchtkwaliteit is het Nationale Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Binnen dit NSL, dat sinds 1 augustus 2009 in werking is, werken het Rijk, de provincies en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren.
 
Planspecifiek
De beoogde ontwikkeling betreft in hoofdzaak een aanpassing (verlegging) van de bestaande verkeersstructuur, er worden geen nieuwe functies met een verkeersaantrekkende werking mogelijk gemaakt. De ontwikkeling kan daarom gezien de beperkte omvang aangemerkt worden als een NIBM-project. Toetsing van het aspect luchtkwaliteit is daardoor, op grond van artikel 4 van de Regeling NIBM, niet noodzakelijk. Het project heeft 'niet in betekenende mate' invloed op de luchtkwaliteit ter plaatse.  
 
Wel is, met behulp van de Atlas Leefomgeving, gekeken naar de luchtkwaliteit in en rondom het plangebied. Uit de Atlas blijkt dat ter plaatse de achtergrondconcentraties over 2019 van fijnstof (PM10), fijnstof (PM2,5) en stikstofdioxide (NO2) in het plangebied respectievelijk 18 μg/m³ PM10, 10 μg/m³ PM2,5 en 30 μg/m³ NO2 bedragen. Daarmee worden de wettelijke grenswaarden niet overschreden. Daaruit volgt dat er sprake is van een aanvaardbaar leefklimaat.
 
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat de voorgenomen ontwikkeling wordt aangemerkt als een NIBM-project. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de voorgenomen ontwikkeling.
 
4.7 Externe veiligheid
Sommige activiteiten brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van deze risico's. Het gaat daarbij om onder meer de productie, opslag, transport en het gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten kunnen een beperking opleggen aan de omgeving. Door voldoende afstand tot de risicovolle activiteiten aan te houden kan voldaan worden aan de normen. Aan de andere kant is de ruimte schaars en het rijksbeleid erop gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten. Het ruimtelijk beleid en het externe veiligheidsbeleid moeten dus goed worden afgestemd. De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op de volgende risico’s:
  • risicovolle (Bevi-)inrichtingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.
Daarnaast wordt er in de wetgeving onderscheid gemaakt tussen de begrippen kwetsbaar en beperkt kwetsbaar en plaatsgebonden risico en groepsrisico.
  
Risicovolle (Bevi-)inrichtingen
Voor (de omgeving van) de meest risicovolle bedrijven is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van belang. Het Bevi legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor mensen buiten de inrichting. Het Bevi is opgesteld om de risico's, waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle bedrijven, te beperken. Het besluit heeft tot doel zowel individuele als groepen burgers een minimaal (aanvaard) beschermingsniveau te bieden. Via een bijhorende ministeriële regeling (Revi) worden diverse veiligheidsafstanden tot kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten gegeven. Aanvullend op het Bevi zijn in het Vuurwerkbesluit en het Activiteitenbesluit (Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer) veiligheidsafstanden genoemd die rond minder risicovolle inrichtingen moeten worden aangehouden.
   
Planspecifiek
Met de beoogde herinrichting van de gronden binnen het plangebied worden geen (beperkt) kwetsbaar object in de zin van het Bevi, nieuwe risicovolle inrichtingen of een route voor gevaarlijke stoffen mogelijk gemaakt. Het onderdeel externe veiligheid is daarmee niet aan de orde en behoeft niet verder te worden onderzocht.
4.8 Water
Het aspect water is van groot belang binnen de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast (waaronder ook risico van overstromingen e.d.) voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog gehouden worden.
 
4.8.1 Generiek beleid
Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan.
 
Waterbeleid voor de 21e eeuw
De Commissie Waterbeheer 21ste eeuw heeft in augustus 2000 advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport ‘Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21e eeuw’ (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:
  • vasthouden, bergen en afvoeren: dit houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren wordt het water afgevoerd.
  • schoonhouden, scheiden en zuiveren: hier gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod.
Waterwet
Centraal in de Waterwet staat een integraal waterbeheer op basis van de ‘watersysteembenadering’. Deze benadering gaat uit van het geheel van relaties binnen watersystemen. Denk hierbij aan de relaties tussen waterkwaliteit, -kwantiteit, oppervlakte- en grondwater, maar ook aan de samenhang tussen water, grondgebruik en watergebruikers. Het doel van de Waterwet is het integreren van acht bestaande wetten voor waterbeheer. Door middel van één watervergunning regelt de wet het beheer van oppervlaktewater en grondwater en de juridische implementatie van Europese richtlijnen, waaronder de Kaderrichtlijn Water. Via de Waterwet gelden verschillende algemene regels. Niet alles is onder algemene regels te vangen en daarom is er de integrale watervergunning. In deze integrale watervergunning zijn zes vergunningen uit eerdere wetten (inclusief keurvergunning) opgegaan in één aparte watervergunning.  
 
Nationaal Waterplan
Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan vastgesteld door het kabinet. Het Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2016 - 2021 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2016 - 2021 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.
 
4.8.2 Beleid Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vechtstreek
Waterschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV) heeft de zorg voor het regionale watersysteem. Het waterschap streeft op een duurzame en kosteneffectieve wijze naar optimale bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van schoon water en efficiënte zuivering van afvalwater. Daarnaast draagt het waterschap op het gebied van recreatie, landschap en cultuurhistorie bij aan verbetering. Het Waterbeheerplan 2016-2021, vastgesteld op 8 oktober 2015, bouwt voort op het plan voor de periode 2010-2015 en houdt tegelijk rekening met nieuwe ontwikkelingen. Voor de komende periode heeft het AGV per thema een aantal wensbeelden voor 2030 genoemd, te weten:
  1. Waterveiligheid: Bij waterveiligheid gaat het over bescherming tegen overstroming vanuit buitenwater of boezemstelsels. Insteek van het AGV is een waterrobuuste inrichting van de omgeving. Wanneer de veiligheid in het gedrang dreigt te komen houdt het AGV rekening met economische, landschappelijke en natuurwaarden. Voor de primaire waterkeringen heeft het Rijk het vereiste veiligheidsniveau opnieuw bepaald. In 2050 moeten alle primaire keringen aan de normen voldoen.
  2. Voldoende water: Voldoende water gaat over de inrichting en het beheer van het watersysteem, zodanig dat het optimaal functioneert. Doel voor 2021 is dat er sprake is van een robuust watersysteem dat de functies van gebieden faciliteren, en wateroverlast en watertekort voorkomen. Er is voldoende water beschikbaar voor vitale functies, nu en in de toekomst. 
  3. Schoon water: Schoon water betekent voor het waterschap een goede waterkwaliteit, zowel chemisch als ecologisch. De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn hierbij leidend. Maatregelen liggen op waterzuivering, samenwerking met de agrarische sector en het toekennen van een extra beschermde status aan innamepunten voor drinkwater. Het AGV wil zorgen dat al het water in het beheergebied geschikt is voor de vastgestelde gebruiksfunctie: voor veeteelt en akkerbouw, als grondstof voor drinkwater, voor recreatie en visserij, als proceswater en voor de natuur. Het doel is dat inwoners en bezoekers het water in het gebied ervaren als een verrijking van de omgeving. 
  4. Waterketen: Binnen de waterketen zorgt het waterschap voor het transporteren en zuiveren van stedelijk afvalwater. Om te zorgen dat het gezuiverde water blijft voldoen aan de lozingseisen werkt het waterschap in de planperiode aan het onderhouden, vernieuwen en optimaliseren van de zuiveringsinstallaties en -processen. Een belangrijk aandachtspunt daarbij is de microverontreinigingen zoals microplastics en medicijnresten. Het waterschap richt zich ook op het terugwinnen van grondstoffen en energie uit afvalwater. Tevens wil het waterschap innoveren en nieuwe technologische mogelijkheden doelmatig toepassen in de praktijk. Verder heeft het AGV als doel om in 2020 klimaatneutraal te zijn. Hiervoor worden extra maatregelen genomen.
  5. Op en om het water: Het waterschap vindt het belangrijk dat inwoners en bezoekers van het gebied volop kunnen genieten van water, als onlosmakelijk onderdeel van het landschap. Het AGV heeft als doel voor 2030 in een groot deel van het beheersgebied de integrale uitvoerder te zijn van alle watertaken. In de komende planperiode wordt nagegaan of het wenselijk en haalbaar is om vaarwegbeheer en nautisch beheer tot zelfstandige taken van het waterschap te maken.
Keur en uitvoeringsregels
Op grond van de Waterwet is AGV als waterschap bevoegd via een eigen verordening, de Keur, regels te stellen aan handelingen die het watersysteem beïnvloeden.
De Keur kent een flink aantal bepalingen die bedoeld zijn om het goed functioneren van de waterkeringen te beschermen. Ook de bepalingen die betrekking hebben op het beschermen van de aan- en afvoer van water zijn van belang om droge voeten te houden én van betekenis in tijden van waterschaarste. Maar ook de bescherming van de ecologische toestand van het watersysteem neemt een belangrijke plaats in. Het hoogheemraadschap streeft een goede ecologische toestand na van de watersystemen in zijn beheergebied, conform de Europese Kaderrichtlijn Water en conform nationaal en provinciaal beleid. Een goede ecologische toestand betekent dat water, oever en waterbodem voldoende leefmogelijkheden bieden aan de daar van nature thuis horende planten en dieren. 
 
De Keur vermeldt expliciet welke handelingen vergunningplichtig zijn en welke aan algemene regels of aan de zorgplicht moeten voldoen. Wie bijvoorbeeld water wil lozen, moet een watervergunning aanvragen bij AGV. Vergunningaanvragen worden getoetst aan beleidsregels. In de uitvoeringsregels die bij de Keur horen is dit nader uitgewerkt.  
4.8.3 Watertoets
De ‘watertoets’ is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is geen technische toets maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek brengt in een zo vroeg mogelijk stadium. In de waterparagraaf worden de watertoets en de uitkomsten van een eventueel overleg opgenomen.
 
Planspecifiek
Op 3 november 2021 is er overleg met Waternet geweest, waarin het waterhuishoudkundige belang aan de orde is gesteld.
 
Waterkering
In het kader van het herstel van de schootsvelden zal de huidige Parkeerplaats P2 tegen de waterkering aan worden verlegd en worden verlaagd om het zicht op de vesting en daarmee de historische schootsvelden te herstellen.
 
Aan de westzijde van de planlocatie ligt een waterkering van het waterschap Amstel Gooi en Vecht (AGV). Binnen de waterkering wordt onderscheid gemaakt tussen een beschermingszone en een kernzone. In de kernzone mag niet gebouwd worden. In de beschermingszone van de waterkering mag onder voorwaarden gebouwd worden, waarvoor een watervergunning benodigd is. Indien binnen de beschermingszone werkzaamheden zullen plaatsvinden, moet er een aparte watervergunning worden aangevraagd. In dat kader zal de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' behouden blijven in onderhavig bestemmingsplan.
 
Oppervlaktewater
Het primaire water heeft de bestemming ‘Water’ gekregen en is als zodanig herkenbaar op de verbeelding. Binnen de mogelijkheden van de bestemming 'Groen' is de realisatie van een waterstructuur mogelijk en voorzien die voldoet aan de Keur en het PvE Beheer en Onderhoud van Waterschap Amstel, Gooi en Vecht. Het beheer van de watergangen wordt bij de aangrenzende eigenaren belegd.
 
Grondwater
Zoals in het Gemeentelijk rioleringsplan 2019-2022 is vastgelegd hanteert Gooise Meren een richtlijn voor de ontwateringsdiepte onder de kruin van de weg van tenminste 80 cm, of te wel, 90% van de grondwaterstandmetingen van een peilbuis hebben over een geheel (hydrologische) jaar een lagere ontwateringsdiepte.
 
Het bestemmingsplan en de fysieke omstandigheden bieden de mogelijkheden om deze richtlijn ook bij de realisatie van de nieuwe wegenstructuur die het bestemmingsplan voorstaat, in acht te nemen.
 
Hemelwater
Volgens het Gemeentelijk rioleringsplan 2019-2022 infiltreert bij neerslag het hemelwater bij voorkeur in de ondergrond of voert het af naar het oppervlaktewater. Het overgrote deel van het plangebied heeft de bestemming 'Groen', binnen deze bestemming kan het oppervlaktewater direct infiltreren en/of afvloeien in de daar aanwezige oppervlaktewateren.
 
Wegen en paden voeren het water rechtstreeks af op de bermen, alwaar het kan infiltreren of in een naastgelegen oppervlaktewater kan vloeien.
 
Ter plekke van het parkeerterrein wordt een hemelwaterriool gerealiseerd waarmee het water op de omliggende watergangen wordt afgevoerd. Tevens wordt op onderdelen gebruik gemaakt van open verharding waardoor hemelwater rechtstreeks kan infiltreren. Het overloopparkeerterrein zal worden gerealiseerd als verstevigd grasveld waardoor hemelwater direct kan infiltreren en middels een drainagesysteem op het oppervlaktewater kan worden afgevoerd.
 
Waterkwaliteit
Het onderhavige plan voorziet in hoofdzaak in een verplaatsing van de wegenstructuur. Deze verplaatsing heeft geen negatief effect op de waterkwaliteit. In het kader van het plan zullen de schootsvelden en het historische slotenpatroon in de polder verder hersteld worden. Bij nieuwe sloten zullen natuurvriendelijke oevers worden toegepast, wat de waterkwaliteit ten goede komt. Door de goede aaneengeslotenheid van de waterstructuur, die in mindere mate door de weg doorsneden wordt, is de doorstroombaarheid goed wat de waterkwaliteit ten goede komt.
 
Om verontreiniging van afstromend hemelwater, oppervlaktewater en grondwater te voorkomen wordt geadviseerd duurzaam te bouwen. Dit houdt in dat het gebruik van uitlogende materialen zoals lood, zink, koper, bitumineuze materialen en geïmpregneerd hout voorkomen dienen te worden. Bij de verdere uitwerkingen zal hier rekening mee gehouden worden.
 
Klimaatadaptatie
Het bestemmingsplan heeft betrekking op een deel van het buitengebied van Muiden en maakt geen nieuwe functies mogelijk waarbij aanpassing aan het veranderende klimaat een specifiek aandachtspunt is. Het plangebied bestaat voor het overgrote deel uit groen en daar zijn de mogelijkheden voor het oppervlaktewater om te infiltreren goed. Binnen dit groen mogen onder andere sloten gemaakt worden. Van deze mogelijkheid zal verder gebruik gemaakt worden om het traditionele slotenpatroon van de polder verder te herstellen, waarbij nieuwe sloten gelijk aan reeds aanwezige sloten gedimensioneerd zullen worden, maar wel met natuurlijke oevers.
 
Binnen de groenbestemmingen wordt de verkeersstructuur beperkt aangepast om de doorsnijding van het groen te beperken en de Schootsvelden te herstellen. Het feit dat het gebied geen verblijfsgebied betreft en met name betrekking heeft op infrastructuur gericht op verplaatsing in een groene omgeving maakt dat hittestress geen specifiek aandachtspunt is. Het bestemmingsplan biedt de mogelijkheid om de werken waar overlast kan ontstaan als gevolg van een overvloed van water met een zodanige drooglegging ten opzichte van de omgeving te realiseren dat dergelijke overlast voorkomen kan worden.
 
Water- en rioolleiding
In het plangebied bevinden zich watertransportleidingen, deels gecombineerd met een rioolleiding. Deze leidingen en de bijbehorende beschermingszones krijgen de dubbelbestemming 'Leiding - Water', ter bescherming van de belangen van de leidingen.
  
Conclusie
Het beleid van Waterschap Amstel, Gooi en Vecht vormt geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van voorliggend plan. 
4.9 Archeologie
In 1992 is in Valletta (Malta) het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta) ondertekend. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Per 1 juli 2016 is de Erfgoedwet ingegaan totdat de Omgevingswet in werking treedt. De Erfgoedwet bundelt bestaande wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. Onder andere de Monumentenwet is hierin opgegaan. Op basis van de Erfgoedwet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Artikel 5.10 lid 1 van de Erfgoedwet stelt namelijk: 'Degene die anders dan bij het verrichten van opgravingen een vondst doet waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een archeologische vondst betreft, meldt dit zo spoedig mogelijk bij Onze Minister'.
 
Planspecifiek
In het 'Paraplubestemmingsplan Archeologie Gooise Meren' heeft het plangebied grotendeels de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5'. Daarnaast gelden deels de dubbelbestemmingen  'Waarde - Archeologie 1', 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 3'.
  
Het voorgenomen plan voorziet in de verplaatsing van de Mariahoeveweg en Parkeerplaats P2. Ter plaatse geldt grotendeels de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5'. Dit houdt in dat archeologisch onderzoek verplicht is bij werkzaamheden groter dan 500 m² en dieper dan 0,3 m -Mv. In de huidige situatie zijn de gronden binnen het plangebied al geroerd vanwege de aanleg van de oude Rijksweg A1 en van de aanleg van de nieuwe Rijksweg A1. Dat geldt in ieder geval voor de locatie van de nieuwe Mariahoeveweg en het verlaagde parkeerterrein.
 
Met het voorliggende bestemmingsplan worden de archeologische dubbelbestemmingen conform het  paraplubestemmingsplan 'Archeologie Gooise Meren' gehanteerd.    
4.10 Cultuurhistorie
Onder de noemer Modernisering Monumentenzorg (MoMo) heeft het Rijk in 2009 een aanzet gegeven voor een goede afweging van het belang van de cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Gepleit wordt voor een verantwoorde verankering van de integrale cultuurhistorie in de diverse ruimtelijke plannen. Het voornaamste doel hiervan is om het cultuurhistorische karakter van Nederland op gebiedsniveau te behouden en te versterken.
 
De aandacht voor cultuurhistorie is ook wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening. Artikel 3.1.6 onder 2 van dit Besluit geeft aan dat 'een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden' in het bestemmingsplan opgenomen moet worden.
 
Planspecifiek
In toelichting paragraaf 2.2 is aangeven op welke wijze het plan ingepast wordt en op welke manier rekening wordt gehouden met de cultuurhistorische waarden van het gebied. Met het voorgenomen plan wordt rekening gehouden met de identiteit van Muiden als vestingstad en wordt een bijdrage geleverd aan het versterken van de karakteristieke cultuurhistorische waarden. Naast de beleving van de vesting en de schootsvelden zijn er in het gebied meer (cultuur-) historische elementen die bijdragen aan de landschapsbeleving. Zo zijn er bij de verlegging van de A1 verdedigingswerken in het landschap zichtbaar komen te liggen. Dit gaat om (restanten van) twee betonnen verdedigingswerken, een Groepsschuilplaats Type P - M2 en een G Kazemat, zonder monumentale status. In het inrichtingsplan zijn deze prominent opgenomen in de nieuwe rotonde en markeren de geschiedenis van de plek. Voorts wordt ook de verbinding tussen de rotonde en de Keetpoortsluis in ere hersteld.
 
Volgens het monumentenregister is er een als rijksmonument geregistreerde duiker binnen het plangebied aanwezig. Dit rijksmonument is geregistreerd onder nummer 531329. Uit navraag blijkt dat dit monument in de praktijk niet meer aanwezig is en rond 2015 overeenkomstig een daarvoor verleende omgevingsvergunning is gesloopt. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) is verzocht het document uit de registers te verwijderen.
 
Het plangebied is in het geldende bestemmingsplan voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie', ter bescherming van de cultuurhistorisch en landschappelijke waarden. Deze dubbelbestemming wordt overgenomen in het voorliggende bestemmingsplan. De toekomstige herinrichting binnen het plangebied is gericht op het herstel van schootsvelden en de cultuurhistorische en landschappelijke waarden. 
Ook zijn er vanuit de regio Gooi en Vechtstreek afspraken gemaakt over het grondgebruik van de Schootsvelden Muiden. In dat verband is vanuit de gemeente Gooise Meren ingestemd met de volgende omschrijving voor het grondgebruik van de Schootsvelden Muiden Zuidoost: 'instandhouding en beheer van de landschappelijke kwaliteiten die verband houden met het Unesco werelderfgoed Stelling van Amsterdam en de Nieuwe Hollandse Waterlinie, zijnde een onbebouwd en onverhard weidegebied (overwegend open graslanden) zonder opgaande beplanting (behoudens waar te behouden of te realiseren volgens het landschapsplan Verder met de Vesting Muiden) met aanwezigheid van sloten en waterlopen, wandelpaden, historische relicten, faunapassages en faunageleiding.' Dit is/wordt vastgelegd in een kwalitatieve verplichting in de overeenkomst voor de overdracht van de gronden en afgesproken is dat dit ook publiekrechtelijk in het bestemmingsplan moet worden vertaald. Om die reden is die omschrijving toegevoegd aan de bestemmingsomschrijving van de dubbelbestemming  'Waarde - Cultuurhistorie'.
 
Gesteld kan worden dat het voorliggende initiatief naadloos aansluit op de ambities ten aanzien van het aspect cultuurhistorie.
 
5 Juridische toelichting
5.1 Algemeen
Voor het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP 2012).
 
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten weer die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. Tot slot maakt een eventuele bijlage onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.
 
5.2 Verbeelding
Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven, met daarbij andere bepalingen als gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken, etc. Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart).
 
5.3 Planregels
Voor het opstellen van de planregels is uitgegaan van de gemeentelijke standaard. Op deze wijze beschikt de gemeente over zoveel als mogelijk uniforme plannen.
 
Voor de planregels is de gestandaardiseerde opbouw uit de SVBP 2012 gebruikt. De planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken.
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels voor het hele plangebied. Hoofdstuk 2 geeft de bestemmingsregels. Hierin staan de verschillende bestemming op alfabetische volgorde, waarbij een standaardopbouw wordt gehanteerd:
  • Bestemmingsomschrijving (in elk bestemmingsplan);
  • Bouwregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Nadere eisen (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Afwijken van de bouwregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Specifieke gebruiksregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Afwijken van de gebruiksregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (bestemmingsplanafhankelijk).
Hoofdstuk 3 geeft vervolgens de algemene regels waaronder (mogelijke) flexibiliteitsbepalingen in de vorm van wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden. In dit derde hoofdstuk kunnen belangrijke algemene bepalingen zijn opgenomen die van invloed zijn op het bepaalde in hoofdstuk 2.
Ten slotte regelt hoofdstuk 4 de overgangs- en slotbepalingen. 
5.4 Wijze van bestemmen
Voor is de planregels is zo veel mogelijk aangesloten op de standaard welke binnen de gemeente Gooise Meren gangbaar is. Voorliggend bestemmingsplan bevat de volgende (dubbel-)bestemmingen:
 
Bestemming 'Cultuur en ontspanning'
Ter plaatse van Parenclub Fata Morgana geldt de bestemming 'Cultuur en ontspanning'. Middels de aanduiding 'seksinrichting' wordt geregeld dat dit uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'seksinrichting' is toegestaan. Verder maakt de aanduiding 'bedrijfswoning' een bedrijfswoning mogelijk.
  
Bestemming 'Groen'
Deze bestemming is bedoeld voor de groene open ruimten. Het is toegestaan groen, water, waterhuishoudkundige doeleinden, bruggen en dammen, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden aan te leggen. Ook is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - voedselbos' een voedselbos toegestaan, inclusief een bijbehorend kleinschalig gebouw. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - overloop-parkeerterrein' zijn tijdelijke parkeervoorzieningen en een natuurijsbaan toegelaten. Tevens zijn andere-werken en tijdelijke werkterreinen, bouwwegen, omleidingsroutes en parkeerterreinen in verband met de realisatie van het Inrichtingsplan Schootsvelden Zuid-Oost, zoals opgenomen als bijlagen bij de regels bijlage 1, toegestaan. Er zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegelaten, zoals lichtmasten, straatmeubilair en speeltoestellen.
 
Middels de aanduiding 'specifieke vorm van groen - overloop-parkeerterrein' wordt het tijdelijke overloop-parkeerterrein aan de zuidwestzijde van Parkeerplaats P2 mogelijk gemaakt. Ook het (tijdelijke) gebruik als natuurijsbaan is toegelaten ter plaatse van deze aanduiding.
 
Verder is in de regels bepaald dat voor verschillende werken, geen gebouwen zijn of werkzaamheden een omgevingsvergunning benodigd is. Er geldt hierbij een uitzondering voor andere-werken en tijdelijke werkterreinen, bouwwegen, omleidingsroutes en parkeerterreinen ter realisatie van het Inrichtingsplan Schootsvelden Zuid-Oost. Dat geldt ook voor de hiervoor benodigde tijdelijke werkterreinen, bouwwegen, omleidingsroutes en parkeerterreinen. Voor deze andere-werken is dus geen omgevingsvergunning benodigd.
 
Bestemming 'Verkeer'
De ontsluitingen en parkeerterreinen zijn bestemd als 'Verkeer'. Tevens is aan de noordzijde van het plangebied een utilitair fietspad voorzien van de bestemming 'Verkeer', met de functieaanduiding 'specifieke vorm van verkeer - langzaam verkeer'. Binnen de bestemming zijn water en groen- en speelvoorzieningen toegelaten, alsmede de twee bestaande betonnen verdedigingswerken. De bouwmogelijkheden zijn, afgezien van de bestaande betonnen verdedigingswerken, beperkt tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals lichtmasten en straatmeubilair.
 
Bestemming 'Water'
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor water, waterrecreatie, waterhuishoudkundige doeleinden en voorzieningen, waterberging en waterlopen.
 
Dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding'
Langs de A1 is een hoogspanningsverbinding gelegen. Hiervoor geldt de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding'. inclusief een beschermingszone. De hiervoor aangewezen gronden zijn mede bestemd voor het beheer en onderhoud van de hoogspanningsverbinding en de bescherming van het woon- en leefklimaat.
 
Dubbelbestemming 'Leiding - Water'
Binnen het plangebied zijn enkele leidingentracés aanwezig. Het gaat hierbij om waterleidingen, deels gecombineerd met een rioolpersleiding. Hiervoor geldt de dubbelbestemming 'Leiding - Water'. Deze dient ter bescherming van de waterleiding en/of rioolleiding enerzijds en ter bescherming van de omwonenden en gebruikers van de gronden in de omgeving van de leidingen anderzijds. Zo wordt met de dubbelbestemming geregeld dat bepaalde werken (graven, bouwen) niet zonder meer is toegestaan bij/nabij de leidingen.
 
Dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie 1, 2, 3 en 5
Binnen het plangebied komen diverse archeologische dubbelbestemming voor: Waarde - Archeologie 1, 2, 3 en 5. De begrenzing hiervan en de regelingen zijn overgenomen uit het nieuwe 'Paraplubestemmingsplan Archeologie Gooise Meren'.
 
Dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie'
Het plangebied is in zijn geheel aangewezen voor 'Waarde - Cultuurhistorie'. Deze gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden en voor het geen hierover in regionaal verband is afgesproken. In beginsel mag er niet gebouwd worden. Hierop zijn uitzonderingen benoemd, mits het bijvoorbeeld niet leidt tot een aantasting van de cultuurhistorische waarden.
 
In de regels is bepaald dat voor verschillende werken, geen gebouwen zijn of werkzaamheden een omgevingsvergunning benodigd is. Er geldt een uitzondering voor realisatie van het Inrichtingsplan Schootsvelden Zuid-Oost, zoals opgenomen als bijlagen bij de regels bijlage 1, alsmede de hiervoor benodigde tijdelijke werkterreinen, bouwwegen, omleidingsroutes en parkeerterreinen. Voor deze andere-werken is geen omgevingsvergunning benodigd.
 
Dubbelbestemming ‘Waarde – Ecologische verbindingszone
Binnen het plangebied worden maatregelen genomen ter verwezenlijking van de natuurverbinding “Natuurboog Amsterdam zuidoost” binnen het plangebied. De verbindingen waarin dit resulteert zijn met een zone van circa 15 meter aangegeven waarvoor de dubbelbestemming ‘Waarde – Ecologische verbindingszone’ geldt. Met de aan deze dubbelbestemming gekoppelde regels t.a.v. het gebruik van de gronden en de mogelijkheden tot het uitvoeren van (bouw)werkzaamheden wordt geborgd dat het realiseren van de natuurfunctie niet wordt belemmerd en de wezenlijke kenmerken en waarden van de natuurverbinding niet worden aangetast.
 
Dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'
De betreffende gronden aan de Singelgracht en de Vecht zijn primair bestemd voor de aanleg, het behoud en het herstel van de waterkering met bijbehorende bouwwerken zoals duikers, keerwanden en merktekens. Bouwen en werkzaamheden moeten voldoen aan de regels van de water(kering)beheerder, zoals de Keur.
 
Algemene regels
De Algemene regels bevat de gebruikelijke anti-dubbeltelbepaling. In de 'Algemene bouwregels' is een bepaling opgenomen voor geringe overschrijdingen van bouwgrenzen. In de 'Algemene gebruiksregels' is een bepaling over strijdig gebruik opgenomen. Dat betreft onder meer ondergronds bouwen. De 'Algemene afwijkingsregels' is een bepaling opgenomen waarmee bij een omgevingsvergunning bouwgrenzen kunnen worden overschreden en kan worden afgeweken van maten met ten hoogste 10%.
 
In de 'Overige regels' is een bepaling opgenomen teneinde veilig te stellen dat blijvend voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid. Ook het laden en lossen is hier geregeld.
 
6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische uitvoerbaarheid
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van 'afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van een ruimtelijk plan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen.
 
Planspecifiek
De betreffende gronden zijn eigendom van de gemeente Gooise Meren, met uitzondering van de huidige locatie van Fata Morgana. Er zijn voor de gemeente geen bijzondere bijkomende kosten verbonden aan de herontwikkeling van het terrein. De economische uitvoerbaarheid is dan ook niet in het geding.
 
6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
6.2.1 Algemeen
Bij de voorbereiding van een ruimtelijke ontwikkeling dient op grond van artikel 3.1.6 lid 1 Wro sub c overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Op basis van het eerste lid van dit artikel wordt overleg gevoerd met waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
 
Een plan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan. Na vaststelling door de Raad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het plan treedt vervolgens de dag na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
 
6.2.2 Participatie
Informatieavonden
Op 14 oktober 2019 is een informatieavond gehouden. Hierbij stonden het planproces en de Concept-Nota van Uitgangspunten Schootvelden centraal. De informatieavond bestond uit twee delen:
  1. een plenair gedeelte met een presentatie over de aanpak van het planproces en een inhoudelijke toelichting van de Nota van Uitgangspunten.
  2. een werksessie aan drie thematafels voor vragen en aandachtspunten over: verkeer & parkeren, landschap & ecologie en initiatieven & kansen.
De aandachtpunten zijn benut bij de verdere uitwerking van de Nota van Uitgangspunten Schootsvelden Muiden.
De presentatie is terug te vinden op de gemeentelijk website, evenals het 'Beeldverslag informatieavond Schootsvelden Muiden’, waarin de bevindingen van de drie thematafels puntsgewijs zijn weergegeven.
 
Verder is op 13 april 2021 een online-bijeenkomst gehouden over het Inrichtingsplan, waarbij ook is ingegaan op het planproces en de vervolgstappen. Tevens kwamen de volgende vier thema's aan bod:
  • parkeren en infrastructuur;
  • ecologie en bomen;
  • cultuurhistorie;
  • initiatieven.
De presentatie is terug te vinden op de gemeentelijk website, evenals het document 'Vragen en antwoorden online bijeenkomst Mariahoeveweg, Schootsvelden en P2 13 april 2021', waarin ingegaan wordt op de gestelde vragen.
 
Klankbordgroep
In het kader van participatie is bij de totstandkoming van het inrichtingsplan is een klankbordgroep betrokken geweest. De klankbordgroep heeft op 7 oktober 2021 een Eindadvies uitgebracht, gebaseerd op het Inrichtingsplan van 16 juni 2021. De klankbordgroep is van mening dat het participatieproces zorgvuldig is doorlopen en dat omwonenden en andere belanghebbenden op voldoende wijze zijn betrokken. Voor voldoende draagvlak nu en in de komende periode is het van belang dat er aandacht blijft bestaan voor de selectieve kap van bomen en begroeiing aan de buitenzijde van de vestinggracht. De klankbordgroep verzoekt daarom nadrukkelijk om betrokken te blijven bij de uitvoering van de betreffende  werkzaamheden. Daarnaast doen zij aanbevelingen ten aanzien van de bereikbaarheid, routing en parkeren en over de landschappelijke inrichting.
 
6.2.3 Vooroverleg
Te zijner tijd zullen eventueel ingediende vooroverlegreacties hier van een gemeentelijke reactie worden voorzien.
 
6.2.4 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 2 juni tot en met 13 juli 2022 voor eenieder ter inzage gelegen. Tijdens deze persoon periode is door één partij een zienswijze ingediend. Ook zijn diverse ambtshalve wijzigingen ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan doorgevoerd. Ter behandeling van de zienswijze en toelichting op de ambtshalve wijzigingen is een ‘Nota beantwoording zienswijzen en ambtshalve wijzigingen’ opgesteld. Bij de besluitvormig over dit bestemmingsplan heeft de raad besloten deze nota vast te stellen. Deze nota is als bijlage bij de toelichting opgenomen (‘Nota beantwoording zienswijzen en ambtshalve wijzigingen’, d.d. 12 april 2023); zie bijlagen bij toelichting, bijlage 6).