direct naar inhoud van Regels
Plan: Bedrijventerreinen Naarden
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1942.BP2009N00098-va01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende voorschriften

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze voorschriften wordt verstaan onder:

1.1 achtergevel:

gevel aan de achterzijde van een hoofdgebouw;

1.2 automatenhal:

in deze voorschriften wordt verstaan onder:

1.3 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.4 bebouwingspercentage:

het percentage op de plankaart geeft aan welk deel van het bouwperceel maximaal bebouwd mag worden;

1.5 bedrijfsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk en waarvan de omvang in de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met een behoud van woonfunctie kunnen worden uitgeoefend;

1.6 bedrijfsvloeroppervlakte (bvo):

de buitenwerks gemeten, totale horizontale vloeroppervlakte van bedrijfsruimten, kantoorruimten of detailhandelsruimten, met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten, een en ander met uitzondering van gebouwde parkeervoorzieningen;

1.7 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk is;

1.8 beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouwen:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig en ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.9 bestaand bouwwerk:

een bouwwerk, dat:

  • op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan bestaat of in uitvoering is;
  • na dat tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens of bij de Woningwet;
1.10 bestemmingsgrens:

een op de plankaart aangegeven lijn, die gronden omsluit met éénzelfde bestemming;

1.11 bestemmingsvlak:

een door bestemmingsgrenzen op de plankaart omgeven oppervlak;

1.12 bijgebouw:

een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.13 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.14 bouwgrens:

een op de plankaart aangegeven lijn die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze voorschriften toegelaten afwijkingen;

1.15 bouwperceel:

de aaneengesloten bebouwde en/of onbebouwde grond, waarop dan wel op een deel waarvan krachtens het plan zelfstandige bebouwing is toegestaan;

1.16 bouwvlak:

een vlak dat door bouwgrenzen omsloten is en waarop gebouwen zijn toegelaten;

1.17 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.18 coffeeshop:

alcoholvrije horecagelegenheid waar handel in en gebruik van softdrugs plaatsvindt;

1.19 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps of bedrijfsactiviteit;

1.20 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten;

1.21 differentiatievlak:

een op de plankaart als zodanig aangegeven vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waarop bestemmingsregelingen van éénzelfde aard van toepassing zijn én waarmee de ligging van de verschillende functies binnen die bestemming wordt aangegeven;

1.22 discotheek:

een zelfstandige, niet geheel of gedeeltelijk deel uitmakend van een hotel, restaurant of zaalaccommodatie voorkomende bedrijvigheid, welke bedrijvigheid gericht is op het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren;

1.23 dubbelbestemming:

het medegebruik van gronden voor bestemmingen die het openbaar belang dienen (waterkeringen, beschermd stadsgezicht, beschermingszones van hoogspanningsleidingen en gasleidingen, etc.);

1.24 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.25 geluidszoneringsplichtig bedrijf:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.26 gronddepot:

het tijdelijk opslaan van schone en lichtverontreinigde (cat. 1 en 2) grond, die bedoeld is voor hergebruik binnen 3 jaar;

1.27 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn ligging, constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.28 hotel:

een bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op verstrekken van nachtverblijf en waarbij het verstrekken van voedsel en drank (daaraan) ondergeschikt is;

1.29 horeca:

het bedrijfsmatig voor gebruik ter plaatse verstrekken van dranken en van in dezelfde omgeving bereide maaltijden en andere etenswaren, het voorgaande al dan niet in combinatie met het exploiteren van zaalaccommodatie en het bedrijfsmatig verstrekken van overnachtingsmogelijkheden;

1.30 kantoor:

een zelfstandig bedrijf voor het verrichten van diensten op administratief, juridisch, (para)medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied;

1.31 kunstwerken:

bouwwerken ten behoeve van weg- en waterbouw;

1.32 Lijst van bedrijfsactiviteiten:

de lijst van bedrijfsactiviteiten zoals die is opgenomen in bijlage 1 bij deze voorschriften;

1.33 maatschappelijke voorzieningen:

het verlenen van diensten, op het gebied van openbaar bestuur, openbare dienstverlening, religie, onderwijs, lichamelijke en/of geestelijke volksgezondheid, verenigingsleven, opvoeding, cultuur en daarmee gelijk te stellen sectoren;

1.34 nachtclub:

een bedrijf of een onderdeel daarvan, gericht op het bieden van nachtelijke uitgaansmogelijkheid. Het accent ligt hierbij op het showelement en de verstrekking van dranken en kleine etenswaren;

1.35 onderkomens:

voor verblijf geschikte al dan niet aan de bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, arken, caravans en stacaravans voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken, alsook tenten;

1.36 peil:
  • a. voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.37 perifere detailhandel:

detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen en detailhandel in ABC-goederen (auto's, boten en caravans), tuincentra, bouwmarkten, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair alsmede woninginrichting waaronder meubels, die vanwege de omvang en aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling (en uit dien hoofde niet binnen de aangewezen winkelconcentratiegebieden gevestigd kunnen worden);

1.38 plan:

het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen' (nr. 211x00098) van de gemeente Naarden;

1.39 plankaart:

de tekeningen (nr.211x00098 -pk1, -pk2_1, -pk2_2 en -pk3) van het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen';

1.40 scheidingslijn:

de lijn geeft een scheiding of grens in hoogte of bebouwingspercentage aan;

1.41 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet gecombineerd met elkaar;

1.42 voorgevel:

een naar de openbare weg en/of fiets- en voetpad toegekeerde gevel van een hoofdgebouw;

1.43 voorgevelrooilijn:

de snijlijn van de voorgevel van een woning of het hoofdgebouw en het grondvlak waarop de woning of het hoofdgebouw zich bevindt alsmede het verlengde (denkbeeldige doorgetrokken lijn) ervan binnen het bouwperceel;

1.44 voorzieningen van algemeen nut:

voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;

1.45 weg:

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;

1.46 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat blijkens zijn indeling en inrichting dient voor de zelfstandige huisvesting van één huishouden;

1.47 zijdelingse perceelsgrens:

de zijdelingse perceelsgrens van het bouwperceel.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens:

de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de (zijdelingse) perceelsscheiding van het bouwperceel;

2.2 afstand:

afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn;

goothoogte van gebouwen:

2.3 goothoogte van gebouwen:

van de horizontale snijlijn van elk dakvlak met het daaronder buitenwerks gevelvlak tot aan het peil. Hierbij blijven topgevels, schoorstenen, antennes, dakkapellen (met uitzondering van dakkapellen aan de straatzijde met een grotere breedte dan 50% van de breedte van het dakvlak waarin zij zijn geplaatst) en andere ondergeschikte bouwdelen buiten beschouwing;

2.4 grondoppervlak van een bouwwerk:

tussen (de buitenste verticale projecties van) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van scheidsmuren);

2.5 vloeroppervlak van een gebouw:

gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, of tot het hart van de desbetreffende scheidingsconstructie, indien de binnenruimte van het gebouw grenst aan de binnenruimte van een ander gebouw;

2.6 (bouw)hoogte/nokhoogte van een bouwwerk:

vanaf peil tot het hoogste punt van een bouwwerk; wat gebouwen betreft worden antennes, schoorstenen en andere ondergeschikte bouwdelen niet meegerekend;

2.7 inhoud van een gebouw:

tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.8 lengte, breedte en diepte bouwwerk:

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of hart van scheidsmuren).

Hoofdstuk 2 Bestemmingsvoorschriften

Artikel 3 Bedrijf

Doeleindenomschrijving

3.1 De op de plankaart voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  • a. bedrijven en bedrijfsactiviteiten behorende tot de categorieën 1 en 2 van de bij deze voorschriften behorende Lijst van bedrijfsactiviteiten;
  • b. kantooractiviteiten die ondergeschikt zijn aan en ten dienste staan van de in 3.1 onder a genoemde bedrijven en bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat maximaal 50% van het bedrijfsvloeroppervlak, met een maximum van 2.000 m2 per bedrijf voor kantooractiviteiten mag worden gebruikt;
  • c. internetverkoop, met dien verstande dat minimaal 80% van het pand gebruikt wordt voor de opslag van producten;
  • d. minimaal 1 parkeerplaats op eigen terrein per 125 m2 bedrijfsvloeroppervlak, waarbij parkeren onder en op de bebouwing is toegestaan;
  • e. anders dan bepaald onder c van dit artikel bedraagt de parkeernorm 1 parkeerplaats op eigen terrein per 50 m2 bedrijfsvloeroppervlak voorzover deze bedrijfsruimte wordt gebruikt als sportcentrum;
  • f. anders dan bepaald onder c van dit artikel bedraagt de parkeernorm 1 parkeerplaats op eigen terrein per 50 m2 bedrijfsvloeroppervlak voorzover deze bedrijfsruimte wordt gebruikt als solitaire kantoorruimte;
  • g. anders dan bepaald onder c van dit artikel bedraagt de parkeernorm 1,6 parkeerplaats op eigen terrein per 100 m2 bedrijfsvloeroppervlak voorzover deze bedrijfsruimte wordt gebruikt als perifere detailhandel;
  • h. bijbehorende water- en groenvoorzieningen, parkeer- laad- en losvoorzieningen en voorzieningen van algemeen nut;
  • i. geluidwerende voorzieningen.
3.2 De op de plankaart voor Bedrijf aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:
  • a. perifere detailhandel, uitsluitend ter plaatse van het op de plankaart aangegeven differentiatievlak detailhandel perifeer;
  • b. ter plaatse van het differentiatievlak B3 bedrijven en bedrijfsactiviteiten behorende tot de categorieën 1 tot en met 3 van de bij deze voorschriften behorende Lijst van bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan;
  • c. ter plaatse van het differentiatievlak B4 bedrijven en bedrijfsactiviteiten behorende tot de categorieën 1 tot en met 4 van de bij deze voorschriften behorende Lijst van bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan;
  • d. ter plaatse van het differentiatievlak B5 bedrijven en bedrijfsactiviteiten behorende tot de categorieën 1 tot en met 5 van de bij deze voorschriften behorende Lijst van bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan;
  • e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ter zake zelfstandige kantoren zijn toegestaan;
  • f. uitsluitend ter plaatse van het op de plankaart aangegeven vlak 'zonegrens 50 dB(A)' geluidszoneringsplichtige inrichtingen zijn toegestaan;
  • g. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ter zake een bedrijfswoning is toegestaan;
  • h. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ter zake een seksinrichting op de tweede bouwlaag is toegestaan;
  • i. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ter zake een sportcentrum op de tweede bouwlaag is toegestaan;
  • j. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan, tenzij anders aangeduid op de plankaart.
3.3

Het in de leden 1 en 2 bepaalde is uitsluitend toegestaan met dien verstande dat de gronden die zijn gelegen binnen de op de plankaart aangegeven "PR 10-6 contour" niet mogen worden gebruikt ten behoeve van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

3.4 Dubbelbestemmingen

In aanvulling van het bepaalde in 3.1 zijn de gronden:

  • a. tevens bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van de waterkering, zoals bedoeld in artikel 12.;
3.5 Verhouding hoofd-/dubbelbestemming

Waar een hoofdbestemming samenvalt met de dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
De bepalingen van de hoofdbestemming zijn alsdan uitsluitend van toepassing voor zover deze niet in strijd zijn met het bepaalde van de dubbelbestemming.

3.6 Bouwvoorschriften
3.6.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de aanduidingen op de plankaart, alsmede de volgende bepalingen:
  • a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig bebouwd worden, tenzij er een bebouwingspercentage voor het bouwvlak is opgenomen op de plankaart;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'extra bebouwingshoogte 20 m1 toegestaan' mag 20% van het bouwvlak worden bebouwd tot een hoogte van maximaal 20 m1;
  • d. indien een gebouw niet in de perceelsgrens wordt gebouwd, moet de afstand tot de perceelsgrens minimaal 1,5 m1 bedragen;
  • e. indien de gebouwen niet aaneengebouwd worden, bedraagt de onderlinge afstand minimaal 3 m1.

3.6.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  • a. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt 2 m1;
  • b. de maximale bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten bedraagt 8 m1;
  • c. de maximale bouwhoogte geluidwerende voorzieningen bedraagt 5 m1;
  • d. de maximale bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt 3 m1;
  • e. aan de gebouwen mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclamedoeleinden worden bevestigd tot een hoogte van 2 m1 boven de gebouwen;
  • f. de maximale bouwhoogte van silo's, schoorstenen en ventilatiepijpen bedraagt 20 m1.
3.7 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van bouwwerken, zoals bedoeld in artikel 14 wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. detailhandel, anders dan bedoeld in artikel 3.2 onder a;
  • b. bedrijfswoningen, anders dan bedoeld in artikel 3.2 onder g;
  • c. kantoren, anders dan bedoeld in artikel 3.1 onder b en artikel 3.2 onder e;
  • d. geluidszoneringsplichtige bedrijven, anders dan bedoeld in artikel 3.2 onder f;
  • e. horeca;
  • f. seksinrichtingen, anders dan bedoeld in artikel 3.2 onder h.
3.8 Vrijstelling gebruiksvoorschriften

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in artikel 14 juncto 3.1 onder a en 3.2 onder b, c en d teneinde bedrijven toe te laten die:

  • 1. voorkomen in een hogere categorie van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten;
  • 2. niet in de Lijst van Bedrijfsactiviteiten zijn vermeld

indien en voor zover het betrokken bedrijf gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de ingevolge 3.1 onder a en 3.2 onder b, c en d rechtstreeks toegelaten categorieën van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten. Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluidhinder, geurproductie, stofuitworp, gevaar, het al dan niet continue karakter van de activiteit, visuele hinder, verontreiniging van lucht, bodem en water, alsmede de verkeersaantrekking.

3.9 Wijzigingsbevoegdheid
3.9.1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de Lijst van Bedrijfsactiviteiten wordt gewijzigd door het onderbrengen van een bedrijf in een andere categorie, dan wel door het opnemen dan wel afvoeren van een bedrijf, indien ontwikkelingen op het gebied van de milieuhygiëne, dan wel technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geven.

3.9.2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van het bepaalde in artikel 11 WRO de aanduidingen, zoals bedoeld in artikel 3.2 onder b, c en d te verwijderen indien:

  • a. de bedrijfsvoering zoals bedoeld in artikel 3.2 onder b, c en d beëindigd is en er een functieverandering heeft plaatsgevonden;
  • b. de activiteit ter plaatse gedurende een half jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet.
3.9.3

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van het bepaalde in artikel 11 WRO, de aanduiding, zoals bedoeld in artikel 3.2 onder g te verwijderen, indien de bedrijfswoning niet meer als zodanig gebruikt wordt en er geen redenen zijn om aan te nemen dat het gebruik op korte termijn wordt voortgezet.

3.9.4

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van het bepaalde in artikel 11 WRO, het differentiatievlak detailhandel, zoals bedoeld in artikel 3.2 onder a te verwijderen, indien de activiteit ter plaatse gedurende een half jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet;

3.9.5

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen ter plaatse van wijzigingsbevoegdheid I te wijzigen in de bestemmingen Water als bedoeld in artikel 10 en Groen als bedoeld in artikel 4, met dien verstande dat:

  • a. deze bevoegdheid gebruikt wordt ten behoeve van de realisering van een vaarverbinding tussen de Vecht, Naardertrekvaart en het Gooimeer.
3.9.6

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Bedrijf' ter plaatse van wijzigingsbevoegdheid II te voorzien van de aanduiding perifere detailhandel, met dien verstande dat:
uitsluitend perifere detailhandel is toegestaan tot een maximum van 1500 m2 per perceel;

  • a. de hoofdingang van de perifere detailhandel gesitueerd dient te zijn aan de Amsterdamsestraatweg;
  • b. de maximale bouwhoogte zoals die is aangegeven op de plankaart in acht wordt genomen;
  • c. maximaal 80% per perceel bebouwd mag worden;
  • d. de parkeernorm 1,6 parkeerplaats per 100 m2 bedrijfsvloeroppervlak moet bedragen, met dien verstande dat de parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd dienen te worden;
  • e. de vestiging van een detailhandelsbedrijf uitsluitend is toegestaan indien het betreffende bedrijf reeds in de regio Gooi- en Vechtstreek gevestigd is en het gaat om een bedrijf dat binnen de bebouwde kom aantoonbaar verkeersoverlast veroorzaakt of een aantoonbaar gebrek aan ruimte heeft voor het uitoefenen van haar functie;
3.10 Procedure vrijstellings- en wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van de vrijstellingsbevoegdheden als bedoeld in 3.8 en de wijzigingsbevoegdheden als bedoeld in 3.9 geldt de procedure zoals vervat in artikel 18.

Artikel 4 Groen

4.1 Doeleindenomschrijving

De op de plankaart voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water- en groenvoorzieningen ten behoeve van de landschappelijke inpassing van de bebouwing binnen de aangrenzende bestemming 'Bedrijf';
  • b. speelvoorzieningen;
  • c. geluidwerende voorzieningen;
  • d. fiets- en wandelpaden;
  • e. voorzieningen van algemeen nut;
  • f. de aanleg en instandhouding van een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ter zake;
  • g. parkeerterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ter zake;
  • h. voorzieningen ten behoeve van het verkeer.
4.2 Dubbelbestemmingen

In aanvulling van het bepaalde in 4.1 zijn de gronden:

  • a. tevens bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van de cultuurhistorische waarde, zoals bedoeld in artikel 11;
  • b. tevens bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van de waterkering, zoals bedoeld in artikel 12;
4.3 Verhouding hoofd-/dubbelbestemming

Waar een hoofdbestemming samenvalt met de dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.

De bepalingen van de hoofdbestemming zijn alsdan uitsluitend van toepassing voor zover deze niet in strijd zijn met het bepaalde van de dubbelbestemming.

4.4 Bouwvoorschriften

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt 2 m1;
  • b. de maximale bouwhoogte van lichtmasten bedraagt 8 m1;
  • c. de maximale bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen bedraagt 5 m1;
  • d. de maximale bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt 3 m1.
4.5 Aanlegvoorschriften
4.5.1

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren op de gronden met de aanduiding 'Ecologische Verbindingszone':

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
  • c. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het anderszins indringen van voorwerpen in de grond;
  • d. het aanbrengen van bovengrondse of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. het dempen of verleggen van waterlopen;
  • f. het vellen of rooien van houtopstanden;
  • g. bodemverlaging of afgraven, dempen, ophogen of egaliseren van gronden.

4.5.2 Het in 4.5.1. vervatte verbod geldt niet voor:
  • a. voor zover het werken en werkzaamheden van ondergeschikte betekenis binnen het op de bestemming normale onderhoud en beheer betreft;
  • b. werken en werkzaamheden, die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn.

4.5.3

De werken en werkzaamheden als bedoeld in 4.5.1 zijn slechts toelaatbaar indien door deze werken en werkzaamheden dan wel de gevolgen daarvan geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan voor de belangen van de ecologische verbindingszone, als bedoeld in artikel 4.1 onder f.

4.6 Procedure aanlegvergunning

Bij het verlenen van een aanlegvergunning als bedoeld in 4.5.1 geldt de procedure zoals vervat in artikel 18.

Artikel 5 Horeca - Hotel

5.1 Doeleindenomschrijving

De op de plankaart voor Horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een hotel;
  • b. water- en groenvoorzieningen;
  • c. minimaal 1,5 parkeerplaats per hotelkamer op eigen terrein;
  • d. parkeer-, laad- en losvoorzieningen.
5.2 Bouwvoorschriften
5.2.1

Voor het bouwen van gebouwen gelden de aanduidingen op de plankaart, alsmede de volgende bepalingen:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij er een bebouwingspercentage voor het bouwvlak is opgenomen op de plankaart;
  • c. indien een gebouw niet in de perceelsgrens wordt gebouwd, moet de afstand tot de perceelsgrens minimaal 1,5 m1 bedragen;
  • d. indien de gebouwen niet aaneengebouwd worden, bedraagt de onderlinge afstand minimaal 3 m1.

5.2.2

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen

  • a. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt 2 m1;
  • b. de maximale bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten bedraagt 8 m1;
  • c. de maximale bouwhoogte van de overige 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde' bedraagt 3 m1;
  • d. aan de gebouwen mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclamedoeleinden worden bevestigd tot een hoogte van 2 m1 boven de gebouwen.
5.3 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van bouwwerken, zoals bedoeld in artikel 14 wordt in elk geval gerekend het gebruik:

  • a. voor de uitoefening van handel (inclusief detailhandel), bedrijf of dienstverlening, anders dan bedoeld in 5.1, sub a;
  • b. als nachtclub;
  • c. als discotheek;
  • d. als automatenhal;
  • e. als coffeeshop;
  • f. als seksinrichting.

Artikel 6 Maatschappelijk

6.1 Doeleindenomschrijving

De op de plankaart voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een brandweerkazerne, met de daarbij behorende bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding 'brk';
  • b. een gemeentewerf;
  • c. minimaal 1 parkeerplaats op eigen terrein per 100 m2 bedrijfsvloeroppervlak;
  • d. parkeer, laad- en losvoorzieningen;
  • e. water- en groenvoorzieningen;
  • f. voorzieningen van algemeen nut.
6.2 Bouwvoorschriften
6.2.1

Voor het bouwen van gebouwen, gelden de aanduidingen op de plankaart, alsmede de volgende bepalingen:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen de op de plankaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig bebouwd worden, tenzij er een bebouwingspercentage voor het bouwvlak is opgenomen op de plankaart;
  • c. indien een gebouw niet in de perceelsgrens wordt gebouwd, moet de afstand tot de perceelsgrens minimaal 1,5 m1 bedragen;
  • d. indien de gebouwen niet aaneengebouwd worden, bedraagt de onderlinge afstand minimaal 3 m1.

6.2.2

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt 2 m1;
  • b. de maximale bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten bedraagt 8 m1;
  • c. de maximale bouwhoogte van de overige 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde' bedraagt 3 m1.

Artikel 7 Natuur

7.1 Doeleindenomschrijving

De op de plankaart voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van natuur-wetenschappelijke waarde en/of ecologische waarde;
  • b. waterlopen en waterpartijen;
  • c. recreatief medegebruik en educatief medegebruik;
  • d. observatieposten;

met daarbij behorende:

  • e. infrastructurele voorzieningen;
  • f. voorzieningen van algemeen nut.
7.2 Dubbelbestemmingen

In aanvulling van het bepaalde in 7.1 zijn de gronden:

  • a. tevens bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van de cultuurhistorische waarde, zoals bedoeld in artikel 11;
  • b. tevens bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van de waterkering, zoals bedoeld in artikel 12;
7.3 Verhouding hoofd-/dubbelbestemming

Waar een hoofdbestemming samenvalt met de dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.

De bepalingen van de hoofdbestemming zijn alsdan uitsluitend van toepassing voor zover deze niet in strijd zijn met het bepaalde van de dubbelbestemming.

7.4 Bouwvoorschriften

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt dat de maximale bouwhoogte 1 m1 bedraagt, met uitzondering van observatieposten die maximaal 8 m1 hoog mogen zijn.

7.5 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 14 wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
  • b. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
7.6 Aanlegvoorschriften
7.6.1

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) op of in de gronden met de bestemming 'Natuur' de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. bodemverlagen of afgraven, ophogen, egaliseren dan wel anderszins aanbrengen van wijzigingen in het maaiveld;
  • b. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • c. het vellen en rooien van houtgewas;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond;
  • e. aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
  • f. het permanent opslaan van goederen.

7.6.2

Het verbod als bedoeld in 7.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

7.6.3

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 7.6.1 zijn slechts toelaatbaar, mits door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de landschappelijke waarden van de gronden ontstaan of kan ontstaan.

7.7 Procedure

Bij toepassing van de aanlegvergunning als bedoeld in 7.6 geldt de procedure zoals vervat in artikel 18.

Artikel 8 Verkeer

8.1 Doeleindenomschrijving

De op de plankaart voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met een functie van hoofd- en buurtontsluiting;
  • b. kunstwerken;
  • c. water- en groenvoorzieningen;
  • d. fiets- en wandelpaden
  • e. parkeer-, laad- en losvoorzieningen;
  • f. voorzieningen van algemeen nut.
8.2 Dubbelbestemmingen

In aanvulling van het bepaalde in 8.1 zijn de gronden:

  • a. tevens bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van de cultuurhistorische waarde, zoals bedoeld in artikel 11;
  • b. tevens bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van de waterkering, zoals bedoeld in artikel 12;
8.3 Verhouding hoofd-/dubbelbestemming

Waar een hoofdbestemming samenvalt met de dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.

De bepalingen van de hoofdbestemming zijn alsdan uitsluitend van toepassing voor zover deze niet in strijd zijn met het bepaalde van de dubbelbestemming.

8.4 Bouwvoorschriften
8.4.1

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van kunstwerken bedraagt maximaal 5 m¹;
  • b. de hoogte van gebouwen van algemeen nut bedraagt maximaal 3 m¹ en de oppervlakte maximaal 15 m²;
  • c. de hoogte van een afvalcontainer bedraagt maximaal 2 m¹ en de oppervlakte maximaal 4 m² (bij bovengronds plaatsen).
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 m1, met uitzondering van verlichtingsarmaturen en objecten van beeldende kunst, waarvan de hoogte maximaal 8 m1 bedraagt.
8.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen ter plaatse van wijzigingsbevoegdheid I te wijzigen in de bestemmingen Water als bedoeld in artikel 10 en Groen als bedoeld in artikel 4, met dien verstande dat:

  • a. deze bevoegdheid gebruikt wordt ten behoeve van de realisering van een vaarverbinding tussen de Vecht, Naardertrekvaart en het Gooimeer.
8.6 Procedure wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in 8.5 geldt de procedure zoals vervat in artikel 18.

Artikel 9 Verkeer - Verblijf

9.1 Doeleindenomschrijving

De op de plankaart voor Verkeer - Verblijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • b. wegen met een functie voor verblijf en verkeer;
  • c. fiets- en wandelpaden;
  • d. water- en groenvoorzieningen;
  • e. parkeer-, laad- en losvoorzieningen;
  • f. voorzieningen van algemeen nut.
9.2 Dubbelbestemmingen

In aanvulling van het bepaalde in 9.1 zijn de gronden

  • g. tevens bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van de cultuurhistorische waarde, zoals bedoeld in artikel 11;
  • h. tevens bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van de waterkering, zoals bedoeld in artikel 12.
9.3 Verhouding hoofd-/dubbelbestemming

Waar een hoofdbestemming samenvalt met de dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.

De bepalingen van de hoofdbestemming zijn alsdan uitsluitend van toepassing voor zover deze niet in strijd zijn met het bepaalde van de dubbelbestemming.

9.4 Bouwvoorschriften
9.4.1

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van kunstwerken bedraagt maximaal 5 m¹;
  • b. de hoogte van gebouwen van algemeen nut bedraagt maximaal 3 m¹ en de oppervlakte maximaal 15 m²;
  • c. de hoogte van een afvalcontainer bedraagt maximaal 2 m¹ en de oppervlakte maximaal 4 m² (bij bovengronds plaatsen).
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 m1, met uitzondering van verlichtingsarmaturen en objecten van beeldende kunst, waarvan de hoogte maximaal 8 m1 bedraagt.
9.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen ter plaatse van wijzigingsbevoegdheid I te wijzigen in de bestemmingen Water als bedoeld in artikel 10 en Groen als bedoeld in artikel 4, met dien verstande dat:

  • a. deze bevoegdheid gebruikt wordt ten behoeve van de realisering van een vaarverbinding tussen de Vecht, Naardertrekvaart en het Gooimeer.
9.6 Procedure wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in 9.5 geldt de procedure zoals vervat in artikel 18.

Artikel 10 Water

10.1 Doeleindenomschrijving

De op de plankaart voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • b. het ontvangen, bergen en/of afvoeren van water ten dienste van de waterhuishouding met de daarbij behorende werken en bouwwerken;
  • c. kunstwerken.
10.2 Dubbelbestemmingen

In aanvulling van het bepaalde in 10.1 zijn de gronden:

  • d. tevens bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van de cultuurhistorische waarde, zoals bedoeld in artikel 11;
  • e. tevens bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van de waterkering, zoals bedoeld in artikel 12.
10.3 Verhouding hoofd-/dubbelbestemming

Waar een hoofdbestemming samenvalt met de dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.

De bepalingen van de hoofdbestemming zijn alsdan uitsluitend van toepassing voor zover deze niet in strijd zijn met het bepaalde van de dubbelbestemming.

10.4 Bouwvoorschriften

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte maximaal 3 m1 bedraagt, met uitzondering van verlichtingsarmaturen, waarvan de hoogte maximaal 8 m1 bedraagt.

10.5 Aanlegvoorschriften
10.5.1

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. bodemverlaging of afgraven, dempen, ophogen of egaliseren van gronden;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze inbrengen van voorwerpen in de grond;
  • c. het aanbrengen van bovengrondse of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

10.5.2 Uitzonderingen

Het in 10.5.1 vervatte verbod geldt niet voor:

  • a. voor zover het werken en werkzaamheden van ondergeschikte betekenis binnen het op de bestemming normale onderhoud en beheer betreft;
  • b. werken en werkzaamheden, die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn.

10.5.3

De werken en werkzaamheden als bedoeld in 10.5.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de belangen van de in 10.1 genoemde voorzieningen ontstaat of kan ontstaan.

10.5.4 Adviesprocedure aanlegvergunning

Alvorens te beslissen omtrent een aanlegvergunning als bedoeld in 10.5.1 horen burgemeester en wethouders het Waterschap.

10.6 Procedure aanlegvergunning

Bij het verlenen van een aanlegvergunning als bedoeld in 10.5.1, geldt de procedure zoals vervat in artikel 18.

Artikel 11 Cultuurhistorisch waardevol gebied (dubbelbestemming)

11.1 Doeleindenomschrijving

De op de plankaart voor Cultuurhistorisch waardevol gebied aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende cultuurhistorische waarden.

11.2 Verhouding hoofd-/ dubbelbestemming

Al hetgeen in deze voorschriften omtrent de ondergeschikte bestemmingen binnen het gebied met de bestemming Cultuur-historisch waardevol gebied is toegestaan, is uitsluitend toelaatbaar voorzover zulks verenigbaar is met het belang van het cultuurhistorisch gebied.

11.3 Bouwvoorschriften
11.3.1

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

11.3.2

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen dan wel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of veranderd;
  • b. de bouw van een bijgebouw of de uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw met ten hoogste 10 m².
11.4 Aanlegvoorschriften
11.4.1

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming leidingen zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. werken of werkzaamheden, welke wijzigingen van de waterhuishouding of de waterstand beogen of tengevolge hebben;
  • b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;
  • c. het aanleggen van bovengrondse of ondergrondse kabels en leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • d. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand.

11.4.2

Het verbod als bedoeld in 11.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

11.4.3

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 11.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. de in artikel 11.1 genoemde waarden niet worden of kunnen worden aangetast;
  • b. vooraf door Gedeputeerde Staten een verklaring van geen bezwaar is afgegeven.

11.4.4

De aanlegvergunning als bedoeld in 11.4.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarden van het terrein waarvoor de aanlegvergunning wordt aangevraagd, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

11.5 Procedure aanlegvergunning

Bij de verlening van de aanlegvergunning als bedoeld in 11.4.1 geldt de procedure zoals vervat in artikel 18.

Artikel 12 Waterkering (dubbelbestemming)

12.1 Doeleindenomschrijving

De op de plankaart voor 'Waterkering' aangewezen gronden en de daarbij behorende veiligheidszone zijn primair bestemd voor waterkeringen en waterlopen ten dienste van de waterhuishouding en het verkeer ter water.

12.2 Verhouding hoofd-/ dubbelbestemming

Waar een hoofdbestemming samenvalt met de dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.

De bepalingen van de hoofdbestemming zijn alsdan uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.

12.3 Bouwvoorschriften
12.3.1

In afwijking van het bepaalde in de voorgaande artikelen mogen op de in 12.1 bedoelde gronden slechts bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een maximale hoogte van 2,5 m1 worden gebouwd, indien en voor zover zulks voor de waterkering, de waterbeheersing, de verbinding van de oevers of het verkeer ter water nodig is.

12.3.2

Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke gebouwd mogen worden ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en), zijn uitsluitend toelaatbaar indien en voorzover de belangen van de waterkering niet onevenredig worden geschaad.

12.4

Alvorens de bouwvergunning te verlenen horen burgemeester en wethouders het Waterschap.

12.5 Aanlegvoorschriften
12.5.1

Het is verboden op of in de gronden binnen de bestemming 'Waterkering' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen groter dan 10 m²;
  • b. het meer dan 0,5 m¹ ophogen van gronden, anders dan noodzakelijk is in verband met het normale gebruik van de gronden;
    het aanbrengen van bovengrondse of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende installaties of apparatuur;
  • c. het dempen of verleggen van waterlopen.

12.5.2 Uitzonderingen

Het in 12.5.1 opgenomen verbod geldt niet voor:

  • a. werken en werkzaamheden voor zover van ondergeschikte betekenis en van geringe omvang binnen het op de bestemming gerichte normale onderhoud en beheer;
  • b. werken en werkzaamheden, die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn.

12.5.3 Toelaatbaarheid

De werken en werkzaamheden als bedoeld in 12.5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door de werken en werkzaamheden, dan wel door de gevolgen daarvan, geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de belangen van de waterkering, zoals bedoeld in 12.1.

Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in 12.5.1 horen burgemeester en wethouders het Waterschap.

12.6 Procedure aanlegvergunning

Bij het verlenen van een aanlegvergunning als bedoeld in 12.5.1, geldt de procedure zoals vervat in artikel 18.

Hoofdstuk 3 Algemene voorschriften

Artikel 13 Overige toepassingen

13.1 Anti-dubbeltelbepaling

Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

13.2

Bouwgrenzen mogen worden overschreden door ondergeschikte bouwdelen tot maximaal 1 m¹, alsmede door liftkokers, trappenhuizen, galerijen, en andere vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen.

13.3 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze voorschriften opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:

  • a. ondergrondse bouwwerken welke tevens zichtbaar zijn boven peil zijn uitsluitend toegestaan binnen de bouwvlakken, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, die ook buiten de bouwvlakken zijn toegestaan;
  • b. ondergrondse bouwwerken, die niet zichtbaar zijn boven peil zijn ook buiten de bouwvlakken toegestaan;
  • c. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3 m¹ onder peil;
  • d. bij het berekenen van de blijkens de plankaart of deze voorschriften geldende bebouwingspercentages, of van het in deze voorschriften maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen. Tot ondergrondse gebouwen worden voor de berekening van deze percentages niet gerekend de van de bovengrondse gebouwen deel uitmakende ondergrondse ruimten, voorzover deze gelegen zijn tussen de buitenwerkse gevelvlakken van het bovengrondse gebouw.
13.4 Vrijstelling bouwvoorschriften

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in 13.3, onder c voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 m¹ onder peil onder de voorwaarde dat:

  • a. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.
13.5 Procedure vrijstellingsbevoegdheid

Bij toepassing van de vrijstellingsbevoegdheid als bedoeld in 13.4, geldt de procedure zoals vervat in artikel 18.

Artikel 14 Algemene bepalingen met betrekking tot gebruik

14.1 Gebruiksbepalingen bouwwerken

Het is verboden de in de artikelen 3 tot en met 12 bedoelde bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de doeleindenomschrijving.

14.2 Gebruiksbepalingen gronden

Het is verboden de in de artikelen 3 tot en met 12 bedoelde gronden

  • 1. te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming;
  • 2. te gebruiken voor:
    • a. voor het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.
    • b. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
    • c. het opslaan van gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;
    • d. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen.
14.3

Het bepaalde in 14.1 en 14.2 is niet van toepassing voor zover het betreft:

  • a. tijdelijke opslag van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de in het plan aangegeven bestemming;
  • b. het opslaan of storten van tuinafval of meststoffen ten behoeve van landfarming, voor zover noodzakelijk voor het normale onderhoud van tuinen en andere open terreinen;
  • c. opslag in het kader van de in het plan toegestane bedrijfsvoering.
14.4 Vrijstellingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in 14.1 en 14.2, indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

14.5 Procedure vrijstellingsbevoegdheid

Bij toepassing van de vrijstellingsbevoegdheid als bedoeld in 14.4 geldt de procedure zoals vervat in artikel 18.

Artikel 15 Nadere eisen

15.1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en afmetingen van bouwwerken, zoals genoemd in hoofdstuk 2, indien zulks noodzakelijk is:

  • a. voor een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit;
  • b. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken;
  • c. ter bevordering van de verkeers-, sociale en brandveiligheid.
15.2 Procedure

Bij het stellen van nadere eisen, als bedoeld in 15.1, geldt de procedure zoals opgenomen in artikel 18.

Artikel 16 Algemene vrijstellingsbevoegdheid

16.1

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze voorschriften vrijstelling kan worden verleend, zijn burgemeester en wethouders bevoegd vrijstelling te verlenen van de desbetreffende bepalingen van het plan voor:

  • a. het afwijken van de in het bestemmingsplan voorgeschreven bouwhoogte, goothoogte, breedte-, diepte-, oppervlakte- en inhoudsmaten met ten hoogste 10%, met dien verstande dat:
    • 1. de bebouwing inpasbaar is in het landschap;
    • 2. de maximale bouwhoogte van 20 m1 niet wordt overschreden;
  • b. geringe wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bouwgrenzen en differentiatiegrenzen, mits het wijzigingen betreft ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de plankaart;
  • c. het oprichten van voorzieningen ten dienste van het ontvangen en zenden van radio- en televisiesignalen, voor zover deze voorzieningen een doorsnede hebben van ten hoogste 2 m1; en de hoogte niet meer bedraagt dan maximaal 15 m1 voor antennes voor privégebruik en 45 m1 voor gemeenschappelijk gebruik;
  • d. het oprichten van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, wachthuisjes, telefooncellen, onder- en bovengrondse afvalcontainers, en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen, voor zover deze bouwwerken geen grotere bouwhoogte hebben dan 3,5 m1 en geen grotere inhoud hebben dan 25 m3;
  • e. de bouw van straatmeubilair, zoals toestellen en draagconstructies voor reclamedoeleinden en voorwerpen van beeldende kunst, alsmede vitrines, kiosken of vergelijkbare verkoopgelegenheden, zover deze bouwwerken geen grotere bouwhoogte hebben dan 3 m1 en geen grotere oppervlakte hebben dan 20 m2;
  • f. voor de bouw van bouwwerken, niet zijnde gebouwen, die om waterstaatkundige- of verkeersredenen noodzakelijk zijn, zoals duikers, keermuren, bruggen, verkeersgeleiders en wegverlichtingsapparatuur.
16.2

Burgemeester en wethouders kunnen bij de verlening van de vrijstelling voorwaarden ten aanzien van de situering van antennes stellen, teneinde een ruimtelijk verantwoorde plaatsing ten opzichte van de omgeving te waarborgen.

16.3

De in 16.1 genoemde vrijstellingen mogen slechts worden verleend indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

16.4 Procedure vrijstellingsbevoegdheid

Bij de toepassing van de in 16.1 bedoelde vrijstellingsbevoegdheid, geldt de procedure, zoals vervat in artikel 18.

Artikel 17 Algemene wijzigingsbevoegdheid

17.1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ter plaatse van wijzigingsbevoegdheid III de bestemmingen 'Water' en 'Groen' te wijzigen in de bestemming 'Verkeer' als bedoeld in artikel 8 ten behoeve van een brug met dien verstande dat:

  • a. de voorschriften neergelegd in artikel 8 in acht worden genomen;
  • b. over het water een brug is toegestaan;
  • c. de natuurwetgeving in acht wordt genomen;
  • d. het rijvlak van de brug minimaal 4 meter dient te bedragen.
17.2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ter plaatse van wijzigingsbevoegdheid IV de bestemming te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' als bedoeld in artikel 3 ten behoeve van de uitbreiding van bedrijven óf in de bestemming 'Maatschappelijk' als bedoeld in artikel 6 ten behoeve van de uitbreiding van maatschappelijke doeleinden waarbij opslag van grond is toegestaan met dien verstande dat:

  • a. de voorschriften zoals neergelegd in artikel 3 óf artikel 6 in acht worden genomen;
  • b. zorggedragen wordt voor watercompensatie/waterberging van ten minste 10% van het extra te verharden oppervlak, of zorg te dragen voor de kosten van de watercompensatie/waterberging;
  • c. een verkennend flora en fauna onderzoek moet worden uitgevoerd, waaruit blijkt dat de wijziging geen belemmeringen veroorzaakt ten aanzien van de huidige natuurwaarden;
  • d. een minimale afstand van 13 meter tot de huidige watergang in stand wordt gehouden.
17.3

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, het plan te wijzigen ten aanzien van:

  • a. het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 5 m1 mag bedragen, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de plankaart;
  • b. het oprichten van transformatorgebouwen, gemaalgebouwen en andere nutsgebouwen met een inhoud van maximaal 75 m3 en een bouwhoogte van ten hoogste 3,5 m1, welke in het kader van de voorzieningen van algemeen nut nodig zijn en welke op grond van het bepaalde in de voorafgaande artikelen niet kunnen worden gebouwd;
  • c. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in regelingen, indien deze regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van het plan, worden gewijzigd.
17.4 Procedure wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheden als bedoeld in 17.1 en 17.3, geldt de procedure zoals vervat in artikel 18.

Artikel 18 Procedurevoorschriften

18.1 Procedure nadere eisen

Bij toepassing van de nadere eisen regeling als in deze voorschriften is op de voorbereiding van een besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

18.2 Procedure vrijstelling

Bij het verlenen van vrijstelling als bedoeld in deze voorschriften is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

18.3 Procedure wijzigingsbevoegdheid

Bij het toepassen van de bevoegdheid tot wijzigen als bedoeld in deze voorschriften is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

18.4 Procedure aanlegvergunning

Bij het toepassen van de aanlegvergunning als bedoeld in deze voorschriften geldt de procedure zoals vervat in de artikelen 44 e.v. van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 19 Overgangsbepalingen

19.1 Overgangsbepalingen ten aanzien van bouwwerken

Bouwwerken, welke ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan bestaan dan wel worden gebouwd of kunnen worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde bouwvergunning en in enigerlei opzicht van het plan afwijken, mogen, mits de bestaande afwijkingen naar de aard en omvang niet worden vergroot:

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na calamiteit worden herbouwd, mits de betreffende bouwvergunning bij burgemeester en wethouders is aangevraagd binnen drie jaren na de datum van de calamiteit.
19.2

Bouwwerken, die bestaan op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van het plan, dan wel nadien nog kunnen worden opgericht met in achtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet en die afwijken van het plan, mogen op voorwaarde dat de bestaande afwijking van het plan naar aard niet wordt vergroot en behoudens onteigening eenmalig worden uitgebreid met een maximum van 10% van de op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van het plan bestaande inhoud.

19.3 Overgangsbepalingen ten aanzien van het gebruik

Het gebruik van gronden anders dan voor bebouwing alsmede het gebruik van zich op die gronden bevindende bouwwerken, dat in strijd is met het in artikel 14 bepaalde en dat reeds plaatsvond vóór de datum, waarop het plan onherroepelijk rechtskracht heeft verkregen, mag worden voortgezet.

19.4 Uitzonderingen op het overgangsrecht:
  • a. Het bepaalde in 19.1, 19.2 en 19.3 is niet van toepassing op bouwwerken en het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen, tot die datum geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan en waartegen wordt of alsnog kan worden opgetreden;
  • b. Het bepaalde in 19.3 is niet van toepassing op gebruik dat voortgezet wordt nadat de betreffende gronden en/of bouwwerken na de datum waarop het plan onherroepelijk rechtskracht heeft verkregen, van eigenaar en / of gebruiker zijn verwisseld.
19.5 Verbod strijdig gebruik

Het is verboden het met het plan strijdige gebruik van de gronden en opstallen te wijzigen, tenzij door wijziging van het gebruik de afwijking van het plan niet wordt vergroot.

Artikel 20 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in 4.5.1, 10.5.1, 11.4.1, 12.5.1, 14.1, 14.2 en 19.5 is een economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2 van de Wet op de economische delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet.

Artikel 21 Slotbepaling

Deze voorschriften kunnen worden aangehaald als: 'Voorschriften bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen'.


Behoort bij het besluit van de raad der gemeente Naarden d.d. 4 februari 2009 tot vaststelling van het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen'.

Mij bekend,



De voorzitter De griffier