direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Wijckel - Lynbaen 10 te Wijckel
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1940.BPWIJ18LYNBAEN10-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Ten zuidoosten van Balk ligt het dorp Wijckel. Aan de Lynbaen 10 in Wijckel staat een voormalig woonhuis dat later in gebruik is genomen als recreatiewoning. De woning is één van de woningen in de voormalige gemeente Gaasterlân-Sleat waarvoor in de jaren 60/70 een recreatievergunning is afgegeven om de verkoop van de woning te stimuleren. Met deze recreatievergunning mocht de woning zowel permanent als recreatief bewoond worden. In het bestemmingsplan Buitengebied 2004 heeft gemeente deze woningen een recreatiebestemming gegeven, met een mogelijkheid om de functie van de woningen via een wijzigingsbevoegdheid weer om te zetten naar een woonbestemming. Recentelijk heeft de gemeente de Fryske Marren de beheersverordening Buitengebied Zuid West 2017 vastgesteld over het plangebied. Hierdoor vervalt de wijzigingsbevoegdheid.

De nieuwe eigenaar van de woning is voornemens om de locatie permanent te gaan bewonen. Op grond van de geldende beheersverordening is permanente bewoning van het een recreatiewoning niet toegestaan. De gewenste situatie kan mogelijk worden gemaakt door het opstellen van een nieuw bestemmingsplan voor het perceel, waarin de functie 'Wonen' mogelijk wordt gemaakt. Dit document voorziet hierin.

Bij het opstellen van dit bestemmingsplan worden de uitgangspunten van het de voormalige wijzigingsbevoegdheid aangehouden om aan de gestelde kaders van de gemeente te voldoen. Daarnaast wordt in dit bestemmingsplan ook het verdere juridisch-planologisch kader voor de nieuwe bestemming beschreven.

1.2 Plangebied

Het plangebied van dit wijzigingsplan betreft het perceel van Lynbaen 10 in Wijckel. De globale ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1940.BPWIJ18LYNBAEN10-VA01_0001.jpg" Figuur 1. Globale ligging plangebied (bron: Bing Maps)

1.3 Planologische regeling

Het plangebied is geregeld in de beheersverordening Buitengebied Zuid West 2017, vastgesteld op 26 november 2017. Conform de beheersverordening blijven de regels van het voorheen geldende bestemmingsplan (met uitzondering van de wijzigingsbevoegdheden) van kracht. Het voorheen geldende plan is het bestemmingsplan Buitengebied 2004. Het perceel heeft hieronder de bestemming 'Recreatiewoning'. Onder deze bestemming is het permanent bewonen van de woning niet toegestaan. Daarom wordt er een bestemmingsplan opgesteld om de toekomstige situatie mogelijk te maken.

1.4 Leeswijzer

De toelichting van dit bestemmingsplan is als volgt opgezet. In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving van het plan uiteengezet. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de relevante beleidskaders. Vervolgens bevat hoofdstuk 4 de toetsing aan de voor dit bestemmingsplan relevante wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 wordt de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan aan de orde gesteld. Tot slot gaat hoofdstuk 6 in op de juridische regeling van het plan.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het project

2.1 Huidige situatie

Het kadastrale perceelnummer van het plangebied is 1516. Het perceel ligt in een boomrijk gebied binnen een open landschap. Vanaf de Lynbaen kan het perceel via een onverharde weg bereikt worden. Deze weg wordt gedeeld met Lynbaen 12 en 14. Ten noorden grenst het plangebied aan het perceel van Lynbaen 18 en ten zuiden met het perceel van Lynbaen 14. De westgrens wordt gevormd door het perceel van Lynbaen 10 en de oostgrens door een agrarisch perceel. De ligging van het perceel is weergegeven in figuur 2.

Binnen het plangebied staan een woning en een schuur. Daarnaast staat er een klein bos binnen het plangebied. Een aanzicht op de woning is opgenomen in figuur 3

afbeelding "i_NL.IMRO.1940.BPWIJ18LYNBAEN10-VA01_0002.jpg"

Figuur 2. Ligging plangebied (Bron: Bing Maps).

afbeelding "i_NL.IMRO.1940.BPWIJ18LYNBAEN10-VA01_0003.jpg" Figuur 3. Aanzicht plangebied vanaf de Lynbaen (Bron: Google Maps).

2.2 Toekomstige situatie

Het initiatief betreft het weer in gebruik nemen van de recreatiewoning voor reguliere bewoning c.q. als hoofdverblijf. Het is de intentie om op termijn de woning te slopen en hiervoor een nieuwe woning te realiseren.

2.3 Verkeer en parkeren

De toekomstige situatie gaat niet gepaard met een betekenisvolle toename in verkeersbewegingen of behoefte aan parkeergelegenheden. De bestaande mogelijkheden voor de ontsluiting en het parkeren voldoen voor de toekomstig gebruik van de woning.

2.4 Ruimtelijke kwaliteit

Dit plan maakt een functiewijziging van een recreatiewoning naar permanente woning in het buitengebied mogelijk. Het is van belang dat een dergelijke ontwikkeling op een verantwoorde manier wordt ingepast in het landschap. De Structuurvisie 'Grutsk op 'e Romte' van de provincie Fryslân vormt hierbij een handvat.

Het plangebied ligt binnen het stuwwallandschap van het deelgebied Gaasterlân en volgt de lineaire bebouwingstructuur van de omgeving. Het bestaande reliëf van de stuwwal bij Wijckel moet behouden blijven, daarom zijn grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen op basis van de structuurvisie niet wenselijk.

Het plan stelt een functiewijziging voor. Daarbij is er geen sprake van een grootschalige ruimtelijke ontwikkeling. Wanneer er wordt overgegaan tot sloop van de oude woning en bouw van de nieuwe woning waarborgen de regels uit de beheersverordening en de welstandscriteria uit de welstandsnota de ruimtelijke kwaliteit. Bij afwijking van deze criteria zullen de gemaakte stedenbouwkundige en of architectonische keuzes worden onderbouwd en worden voorgelegd aan de gemeente.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota's zoals de Nota Ruimte, de agenda Landschap en de agenda Vitaal Platteland.

Het Rijk laat de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies en kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk voor de resultaten. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

In de SVIR is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Sinds de laatste wijziging in juni 2017 zijn de afzonderlijk treden van de ladder losgelaten.

Het omzetten van één recreatiewoning naar een woning is geen verstedelijking in dit kader.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Dit bestemmingsplan raakt geen rijksbelangen zoals deze genoemd zijn in het Barro.

3.2 Provinciaal beleid

Streekplan Fryslân 2007

Het Streekplan Fryslân 2007 is op 13 december 2006 door Provinciale Staten vastgesteld. De provincie streeft naar het verbeteren van de leefbaarheid en de vitaliteit van het platteland. Daarbij geldt het verhogen van de ruimtelijke kwaliteit bij veranderingen in het gebruik en de inrichting van de ruimte als uitgangspunt.

Het beleid van de provincie is gericht op de bundeling van stedelijke functies in stedelijke gebieden. Nieuwe stedelijke functies in het landelijk gebied worden in principe tegengegaan. Wel is er ruimte voor het hergebruik van vrijkomende percelen. Uitgangspunt is wel dat de nieuwe functie plaatsvindt in de bestaande bebouwing. Het wonen is geschikt bevonden als vervangende functies.

In algemene zin wordt het omzetten van recreatiewoning ten behoeve van permanente bewoning ongewenst gevonden. Het beleid hierover richt zich vooral op het omzetten van recreatieterreinen met meerdere woningen en niet op solitaire recreatiewoningen. Dit vormt daarom geen belemmering voor het toekomstig gebruik van de woning.

Structuurvisie Grutsk op 'e Romte

In het Streekplan worden de kernkwaliteiten van het cultuurhistorisch erfgoed en het landschap beschreven. Onder kernkwaliteiten wordt verstaan: 'die ruimtelijke eigenschappen die zo typisch zijn voor het Friese landschap, dat zij tezamen de ruimtelijke identiteit van Fryslân vormen'. Het Streekplan bevat een beschrijving van welke kernkwaliteiten er zijn en kondigt een nadere uitwerking en waardering aan van deze kernkwaliteiten. De thematische structuurvisie Grutsk op 'e Romte, zoals vastgesteld op 26 maart 2014, vormt deze uitwerking en geeft de provinciale belangen en ontwikkelingsrichting ten aanzien van de kernkwaliteiten.

Volgens de kaart bij de structuurvisie ligt het plangebied in het deelgebied 'Gaasterlân'. De onderbouwing hierbij is terug te vinden in paragraaf 2.4.

Verordening Romte Fryslân 2014

Op 18 juni 2014 is de nieuwe Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. In de verordening zijn, net als in de eerdere verordening, regels gesteld die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen.

Artikel 5.8 gaat over de permanente bewoning van recreatiewoningen. Hierin staat dat omzetten van recreatiewoningen die buiten het bestaand stedelijk gebied liggen en die primair als recreatiewoningen zijn gebouwd, niet mogen worden omgezet in een woonbestemming voor permanente bewoning. In de toelichting op dit artikel staat dat het geen betrekking heeft op recreatiewoningen in voormalige boerderijen of in voormalige woningen. Deze recreatiewoningen zijn namelijk niet primair als recreatiewoningen gebouwd. Deze omzettingen worden wel aanvaardbaar geacht.

De onderhavige recreatiewoning is, zoals blijkt uit gemeentelijk archief, gebouwd als woning en niet primair als recreatiewoning. Later is de woning omgezet naar recreatiewoning. De omzetting is daarmee niet in strijd is met de provinciale verordening.

3.3 Gemeentelijk beleid

Woonvisie De Friese Meren 2014-2018

In de woonvisie beschrijft de gemeente De Fryske Marren het beleid op het gebied van wonen voor de periode 2014-2018. De woonvisie vormt de basis voor woningbouw in de gemeente en voor prestatieafspraken met de corporaties. Door de gemeenteraad zijn uitgangspunten voor de woonvisie vastgesteld in het Uitvoeringsprogramma Woningbouw 2013 tot 2020 (juni 2013).

De doelstellingen van het woonbeleid worden uitgewerkt via drie pijlers: (1) aandacht voor kwaliteit, (2) een levensloopvriendelijke gemeente en (3) goed wonen voor alle doelgroepen. Om de kernen vitaal en leefbaar te houden is een goede kwaliteit van de leefomgeving en de bestaande woningvoorraad van groot belang.

Mede in verband met de economische crisis en demografische veranderingen is het aantal te bouwen woningen in de gemeente De Fryske Marren naar beneden bijgesteld van gemiddeld 200 woningen naar gemiddeld 140 woningen per jaar. In het rapport Uitvoeringsprogramma woningbouw 2013 tot 2020 Fusiegemeente De Friese Meren is gemotiveerd aangegeven welke woningbouwprojecten worden gehandhaafd, welke projecten worden getemporiseerd en welke projecten geheel of gedeeltelijk worden geschrapt.

Uitvoeringsprogramma woningbouw 2013 tot 2020 Fusiegemeente De Friese Meren

Gemeente De Fryske Marren heeft met de regio een herprioritering van de woningbouwprojecten gemaakt. Het actuele woningbouwprogramma is opgenomen in het Uitvoeringsprogramma woningbouw 2013 tot 2020 Fusiegemeente De Friese Meren.

De gemeente geeft aan dat in de kleine dorpen in principe gebouwd wordt voor de eigen bevolking. Hierbij wordt in procenten een groei van de woningvoorraad aangegeven van circa 1%. De toevoeging van één woning die van functie verandert van recreatiewoning naar hoofdwoning past binnen deze marge. Het initiatief past hiermee in het woonbeleid van de gemeente.

Welstandsnota 2014 De Friese Meren

De gemeenteraad van De Friese Meren heeft op 22 april 2015 de Welstandsnota De Friese Meren 2014 gewijzigd vastgesteld. Met de nieuwe welstandsnota is ook het welstandsbeleid aangepast. In het nieuwe beleid worden criteria gegeven waaraan nieuwbouw getoetst kan worden. De gemeente zet in de nota in op het versoepelen van regels waar dat mogelijk is en het stellen van duidelijke regels waar dat nodig is.

Het plangebied valt binnen het in de nota aangewezen 'stuwwallandschap' dat wordt beschreven als een aantrekkelijk en gevarieerd landschap. Het gebied is aangewezen als standaard welstandsgebied, waarbij ambtelijk kan worden getoetst.

Nieuwe woningen in dit gebied moeten voldoen aan de volgende criteria:

  • 1. Hoofdgebouwen zijn gericht op de weg of volgen de verkavelingsrichting;
  • 2. Gebouwen staan gegroepeerd op het erf.
  • 3. Gebouwen sluiten in beeld, kleur- en materiaalgebruik aan bij het beeld (van de bebouwing) van de omgeving.
  • 4. De kleuren zijn ingehouden en gedekt en contrasteren niet met de omgeving;
  • 5. Aan- en uitbouwen zijn ondergeschikt aan het hoofdgebouw.

Bij de bouw van de nieuwe woning zullen de criteria als uitgangspunten gelden voor het ontwerp, waardoor de ruimtelijke kwaliteit gewaarborgd blijft. Bij afwijking van deze criteria zullen de gemaakte stedenbouwkundige en of architectonische keuzes worden onderbouwd en worden voorgelegd aan de gemeente.

Bestemmingsplan Buitengebied 2004

Binnen de geldende beheersverordening is het het voormalig geldende bestemmingsplan Buitengebied 2004  van toepassing verklaard. Hierin kon voor de gewenste situatie gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid in artikel 9, lid F van het bestemmingsplan. Hiermee werd de mogelijkheid geboden om de bestemming 'Recreatiewoningen' te wijzigen naar de bestemming 'Wonen'. De wijziging kon worden toegepast wanneer het recreatief gebruik definitief werd omgezet in een permanent woongebruik.

De beheersverordening is in het kader van de actualiseringsplicht vastgesteld ter vervanging van het genoemde bestemmingsplan. Hoewel het bestemmingsplan indirect nog geldt, kan geen gebruik worden gemaakt van de hierin opgenomen wijzigingsbevoegdheden. Desondanks past het toepassen van deze bevoegdheden in de lijn van het geldende planologische kader. Daarom wordt er wel getoetst aan de wijzingscriteria. Hiermee wordt aangesloten bij de eisen en uitgangspunten van de gemeente voor het wijzigen van de bestemming naar 'Wonen'. De volgende criteria zijn van toepassing op de wijziging:

Ten eerste mag de geluidsbelasting als gevolg van wegverkeer op geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zijn dan de voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde. Op dit aspect wordt in paragraaf 4.2 ingegaan. Gelet op de functie van en de afstand tot aangrenzende weg wordt voldaan aan deze voorwaarde.

Als tweede punt mag er geen afbreuk worden gedaan aan de landschappelijke en natuurlijke waarden van de omgeving. Het plan betreft een functiewijziging waarin geen belastende functies voor natuur of landschap worden voorgesteld. Dit maakt dat de landschappelijke en natuurlijke waarde niet worden aangetast.

Tenslotte moet de wijziging conform de uitgangspunten van het Woonplan zijn. Paragraaf 3.3 gaat op deze aspecten in. Aan de uitgangspunt wordt in dit bestemmingsplan voldaan.

Omdat aan de wijzigingscriteria wordt voldaan kan gesteld worden dat het plan aansluit bij de de eisen en uitgangspunten van de gemeente voor het wijzigen van de bestemming naar 'Wonen'. Het is hiermee in lijn met het geldende planologische kader.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Milieuzonering

Tussen bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies (waaronder wonen) is een goede afstemming nodig. Het doel daarbij is het voorkomen van onacceptabele hinder ter plaatse van woningen, maar ook om te zorgen dat bedrijven niet worden beperkt in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Bij de afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder redelijkerwijs is uitgesloten. Bedrijfsactiviteiten zijn daarvoor ingedeeld in een aantal milieucategorieën.

Het plangebied wordt omgeven door andere woonpercelen. In de directe omgeving zijn geen bedrijfsfuncties. Ook betreft de functiewijziging geen bedrijfsactiviteit. In de toekomstige situatie is daarom sprake van een verantwoorde milieuzonering.

4.2 Geluid

Het aspect 'geluid' gaat over geluidhinder op geluidsgevoelige objecten als gevolg van verkeer en industrie. De Wet geluidhinder (Wgh) is hiervoor het toetsingskader. Rondom wegen met een maximumsnelheid van meer dan 30 km/uur, spoorwegen en aangewezen bedrijven(terreinen) zijn geluidszones van toepassing. Als er geluidsgevoelige objecten, zoals woningen, binnen deze zones worden toegevoegd, dan moet geluidsbelasting op de gevels hiervan worden bepaald en getoetst aan de normen.

Op de Lynbaen geld een maximumsnelheid van 60 km per uur. Met de omzetting van de recreatiewoning naar een reguliere woning wordt deze voor de wet geluidsgevoelig. Daarom moet beoordeeld worden of op de gevels van de woning aan de voorkeurgrenswaarden wordt voldaan.

De Lynbaen is een landelijke weg die geen functie voor doorgaand verkeer vervuld, maar alleen ter ontsluiting van de aangelegen percelen bedoeld is. Dit maakt dat de Lynbaen niet verkeerintensief is. Daarnaast staat de woning 90 meter van hart van het doorgaande deel van de Lynbaen. Op basis van de relatief lage verkeersintensiteit en grote afstand tot de doorgaande weg kan geconcludeerd worden dat wordt voldaan aan de voorkeurgrenswaarden. Aanvullend onderzoek is hierbij dan ook niet nodig.

4.3 Water

Deze 'waterparagraaf' gaat in op de watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het bestemmingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. De belangrijkste thema's zijn waterveiligheid, de afvoer van schoon hemelwater en afvalwater en de waterkwaliteit.

Het plangebied ligt niet in de invloedszone van een waterkering of van een watergang die een belangrijke functie voor de afvoer van water uit het gebied heeft. Omdat het verhard oppervlak niet toeneemt, zijn geen compenserende maatregelen nodig. Schoon hemelwater kan afgevoerd worden op watergangen in de omgeving of infiltreren. De woning is aangesloten op een bestaande riolering.

Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij Wetterskip Fryslân (kenmerk: 20170724-2-15710). Uit de ingevulde gegevens blijkt dat voor het plan geen waterschapsbelangen aan de orde zijn. Het gaat uitsluitend om een functiewijziging die niet een grotere belasting op de waterhuishouding heeft dan de huidige situatie. Het plan heeft hiermee een positief wateradvies. De watertoetsprocedure is afgerond.

4.4 Bodem

Bij het aspect 'bodem' staat de vraag centraal of de bodemkwaliteit toereikend is voor het nieuwe gebruik. De bodem kan door eerdere (bedrijfs)activiteiten verontreinigd zijn. Voor de ruimtelijke procedure is het van het belang dat verdachte locaties worden gesignaleerd.

Het onderhavige perceel is sinds de bouw van de woning in gebruik geweest als verblijfslocatie voor mensen. Er zijn geen bedrijfsactiviteiten op het perceel bekend. Daarom kan geconcludeerd worden dat er geen sprake is van een verdachte locatie voor bodemverontreiniging. Er worden geen nieuwe bodemingrepen voorgesteld. Het initiatief betreft een wijziging van functie van een recreatie naar een permanente woonfunctie. In beide gevallen is het gebouw een verblijfsgebied voor mensen. Het uitvoeren van bodemonderzoek is daarom niet nodig.

4.5 Archeologie

In de Erfgoedwet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

Voor De Fryske Marren wordt gebruik gemaakt van de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE). Uit deze kaart blijkt dat er een kleine kans bestaat op het aantreffen van archeologische resten. Bij ingrepen groter dan 5.000 m2 wordt het uitvoeren van archeologisch onderzoek aanbevolen.

Als gevolg van dit plan zijn geen bodemingrepen aan de orde. Bovendien is het plangebied kleiner dan 5.000 m2. Archeologisch onderzoek is dus niet noodzakelijk. Als bij ingrepen toch archeologische resten worden aangetroffen, dan geldt op grond van de Monumentenwet een meldingsplicht.

4.6 Cultuurhistorie

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Binnen het plangebied zijn geen cultuurhistorische waarden aan te wijzen. Wel kunnen de structuren en kenmerken van de omgeving als cultuurhistorisch waardevol worden gezien. In paragraaf 2.4 is onderbouwd dat de voorgenomen wijziging geen afbreuk doet aan de landschappelijke waarden van het gebied.

4.7 Ecologie

Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie ten aanzien van het provinciaal natuurnetwerk (voorheen Ecologische Hoofdstructuur) de uitvoering van het plan niet in de weg staan.

Gebiedsbescherming

Direct nabij het plangebied zijn geen beschermde natuurgebieden aanwezig. De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden liggen op meer dan drie kilometer afstand.

Ten noorden van het plangebied ligt een stuk bos dat onderdeel is van NNN-gebied. Gelet op de aard en omvang van de ontwikkeling, zijn er geen negatieve effecten op natuurwaarden van de NNN aan de orde.

Soortenbescherming

Conflicten met de Wet natuurbescherming zijn niet aan de orde. Wel moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van broedvogels. Broedende vogels mogen in geen geval worden verstoord. Verder geldt de algemene zorgplicht. Bij het uitvoeren van eventuele werkzaamheden moeten dieren in de gelegenheid worden gesteld om zich te verplaatsen naar een ander leefgebied. De initiatiefnemer heeft de intentie om de woning in de toekomst te slopen en hiervoor een nieuwe woning te realiseren. Voorafgaand aan de sloop van de woning zal er een quickscan ecologie uitgevoerd worden.

4.8 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. Het toetsingskader wordt gevormd door verschillende besluiten en documenten (Bevi, Bevb, Bevt/Basisnet). Risico's zijn inzichtelijk gemaakt op de risicokaart die per provincie wordt bijgehouden.

Uit de risicokaart blijkt dat het plangebied zich niet in het invloed gebied van risicobronnen bevindt. Als gevolg van dit plan ontstaan geen externe risico's.

4.9 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.

Het plangebied ligt in het buitengebied waar sprake is van een goede luchtkwaliteit. Dit plan stelt een functiewijziging naar wonen voor. Deze ontwikkeling draagt 'niet in betekende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Nader onderzoek naar het aspect geluid is daarom niet noodzakelijk.

4.10 Kabels, leidingen en zoneringen

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

In of nabij het plangebied lopen geen hoofdleidingen of -kabels. Ook liggen er geen relevante zones over het plangebied.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Bro en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare manier zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden. Verder sluit de regeling in het voorliggende bestemmingsplan aan bij het handboek van de gemeente 'Handboek Bestemmingsplannen De Fryske Marren'.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

5.2 Toelichting op de bestemmingen

In deze paragraaf is de bestemmingen zoals deze op de verbeelding en in de regels is opgenomen, beschreven. De wijze van bestemmen is afgestemd op het meest recente bestemmingsplan van de Fryske Marren Buitengebied Noord 2017. De bestemmingsregels en afwijkingsmogelijkheden daarop zijn inhoudelijk overgenomen uit het geldende bestemmingsplan, waarmee wordt aangesloten bij de mogelijkheden die voor andere woningen in de omgeving gelden.

Wonen

Alle percelen die voor wonen zijn bestemd, zijn voorzien van een bestemmingsvlak, waarvan de grenzen aansluiten bij de topografische situatie. Binnen deze bestemming wordt voorzien in woonhuizen, eventueel in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit.

Hoofdgebouw

Voor woningen gelden de volgende uitgangspunten:
De oppervlakte van de woning bedraagt niet meer dan 150 m2. Het hoofdgebouw wordt gebouwd in een bouwlaag met kap, waarbij de goothoogte niet meer dan 4 meter mag bedragen. Behalve dat de woning op minimaal 5 meter vanaf de erfgrens moet staan, is de plaatsing ervan op het perceel vrij.

Bijgebouwen

Voor bijbehorende bouwwerken gelden de volgende uitgangspunten:

Bijbehorende bouwwerken zijn alleen toegestaan tot een gezamenlijke oppervlakte van 60 m2. Via een afwijkingsbevoegdheid kan nog 60 m2 worden toegestaan. Aangebouwde bijbehorende bouwwerken (aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen en overkappingen) mogen maximaal 80% van de oppervlakte van de woning worden. Er geldt een maximale goothoogte van 3,5 meter. De maximale dakhelling van 60% bepaald de nokhoogte.

Afwijken van de bouwregels

Op een aantal punten mag afgeweken worden van de bouwregels. Als voorwaarden hiervoor geldt, conform het geldende bestemmingsplan, dat geen afbreuk aan het bebouwingsbeeld en de landschappelijke waarden mag worden gedaan. Dit wordt als volgt beoordeeld:

Bebouwingsbeeld

Ten aanzien van het bebouwingsbeeld wordt gestreefd naar het instandhouden c.q. tot-stand-brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend bebouwingsbeeld. Ook wordt gestreefd naar een 'landelijke' bouwvorm. Daarbij kan in het buitengebied in het algemeen worden gedacht aan één tot ander-halve bouwlaag met kap. Bij afwijking van de maatvoeringseisen zal hierop worden gelet. Platte daken zullen slechts incidenteel worden toegestaan.


Landschappelijke waarden

Bij het beoordelen van de plaats en de afmetingen van bouwwerken moet rekening worden gehouden met het instandhouden c.q. het tot-stand-brengen van de landschappelijke waarden van het buitengebied.

Vergroting oppervlakte bijbehorende bouwwerken

Bij een afwijking voor vergroting van bijbehorende bouwwerken ordt gelet op de volgende aspecten:

  • er moet voor de vergroting van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen sprake zijn van een aantoonbare behoefte vanuit de in de bestemming toegelaten functies, bijvoorbeeld vanwege een gezinssituatie, stalling van materieel dan wel anderszins ruimtebehoevende hobbymatige/bedrijfsmatige activiteiten of een situatie waarin de vergroting van het hoofdgebouw afgewezen moet worden gelet op de hoofdvorm van het hoofdgebouw en de ruimtelijke waarde daarvan voor het straat- en bebouwingsbeeld;
  • bij vergroting ten behoeve van de woonfunctie (bijvoorbeeld extra woonruimte op de begane grond voor (een) gehandicapte(n)) moet aantoonbaar zijn dat het gebruik van de uitbreiding voor langere termijn gekoppeld blijft aan de woonfunctie;
  • er moet sprake zijn van een goede verhouding tot het hoofdgebouw en het erf.

Nevenactiviteiten

In een woning mag worden gewoond. Daarnaast is bij recht een beroep of bedrijf aan huis toegestaan. Het ruimtebeslag van deze activiteiten bedraagt maximaal 30% van de oppervlakte van de woning of niet meer dan 50 m2. Verder is via afwijking logiesverstrekking in de vorm van bed en breakfast mogelijk.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Overleg

Het plan is in het kader van het vooroverleg (artikel 3.1.1 Bro) kenbaar gemaakt bij Provincie Fryslân en Wetterskip Fryslân. De partijen hebben hierbij aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het plannen. Het bestemmingsplan kan direct als ontwerp ter inzage worden gelegd.

Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 22 december 2017 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen (artikel 3.8 Wro). Er zijn geen zienswijzen ingediend.

Vaststelling

Het bestemmingsplan is op 25 april 2018 ongewijzigd vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is het van belang te weten of het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

Dit bestemmingsplan maakt uitsluitend een functiewijziging mogelijk van een perceel dat in eigendom is van de aanvrager. Met dit plan zijn dus, afgezien van procedurekosten, geen ontwikkelingskosten aan de orde.

Grondexploitatie

Het doel van de grondexploitatieregeling is het inzichtelijk maken van de financiële haalbaarheid en het bieden van meerdere mogelijkheden voor het kostenverhaal, waardoor er meer sturingsmogelijkheden zijn. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van een overeenkomst. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden.

In dit bestemmingsplan wordt geen bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 Bro mogelijk gemaakt. Er is ook geen sprake van een kostenverhaal, anders dan procedurekosten en eventuele planschade. Met de initiatiefnemer is een begroting overeengekomen met betrekking tot de procedurekosten. Verder is een planschadeverhaalsovereenkomst gesloten met de iniatiefnemer. Hiermee is het kostenverhaal verzekerd.