Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Bestemmingsplan Vegelinsoord
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1940.BPVEG23VEGELINSORD-VA01

Toelichting

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente De Fryske Marren is bezig met een actualisering van haar geldende bestemmingsplannen. De looptijd van 10 jaar voor dit plan is verstreken. Vandaar dat er nu voor dit plan een actualisatie in de vorm van een bestemmingsplan is opgesteld. Het geldende plan is op 13 februari 2007 door de raad van de (toenmalige) gemeente Skarsterlân vastgesteld.
 
Het belangrijkste uitgangspunt van een actualisatie is dat het bestemmingsplan up-to-date is en met de invoering van de Omgevingswet onderdeel wordt van het gemeentelijke Omgevingsplan. Bestaande rechten worden hierbij zoveel mogelijk weer overgenomen, indien en voor zover dit bij inachtname van andere (sectorale) wetgeving gestand kan blijven. Er zijn in de afgelopen tien jaar echter ook bestemmings-, wijzigings- en/of ontheffingsprocedures doorlopen. Deze wijzigingen zijn dan vigerend ten opzichte van het moederplan, en zullen dan ook overgenomen worden in deze actualisatie. Er is een inventarisatie uitgevoerd, zodat de meest actuele situatie in beeld is voor het leggen van de meest passende bestemmingen. Ook is rekening gehouden met recent beleid en regelgeving.
 
Het inhoudelijke uitgangspunt van dit bestemmingsplan is het behoud van de bestaande ruimtelijke structuur. Vegelinsoord bestaat vrijwel volledig uit kleinschalige, vrijstaande bebouwing. Het dorpsbeeld doet ruim opgezet aan. Dit wordt vooral veroorzaakt door de demping van water. Met name de Zwarte Weg heeft hierdoor een breed profiel gekregen, dat voor een deel als een langgerekte “brink” is ingericht. Aan de zuidkant van het dorp takt het ijle bebouwingslint van de Geeuwweg op de Zwarte Weg aan. Ook dit is van oorsprong een waterlint. Het bestond aanvankelijk uit arbeiderswoningen die, net als de tegenwoordige bebouwing, slechts aan één zijde (de noordzijde) van de Geeuwweg waren gesitueerd. De Zwarte Weg vervult de verzamel- en verdeelfunctie voor het verkeer in het dorp en is ook de belangrijkste beelddrager. Langs deze weg is sprake van een goed samenhangend bebouwingsbeeld, met uitzondering van het meest noordelijke gedeelte, waar de elementen erg los van elkaar staan. Het brede middendeel van de Zwarte Weg heeft het aanzien van een langgerekte brink (grasveld met bomen). Aangezien deze ruimte volledig wordt omgeven door rijwegen, komt de verblijfsfunctie ervan minder goed tot zijn recht. Een andere relatief grote openbare ruimte is het haventje aan de noordkant van het dorp. Een echt centrum heeft het dorp niet. Wel liggen de aanwezige voorzieningen dicht bijeen in de omgeving van het haventje.
 

1.2 Ligging plangebied

Op de volgende afbeelding is aangegeven waar het plangebied zich bevindt. Het dorp Vegelinsoord ligt in de gemeente De Fryske Marren, ten noordoosten van Joure aan het Nieuwe Heerenveense Kanaal.
 
Afbeelding: Ligging plangebied
 
De exacte begrenzing van het plangebied is afgestemd op de omliggende bestemmingsplannen en is als volgt:
 
Afbeelding: Begrenzing bestemmingsplan
   

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Het nu vigerende bestemmingsplan is het bestemmingsplan "Vegelinsoord", vastgesteld door de (toenmalige) gemeente Skarsterlân op 8 juni 2007. Verder zijn er verschillende locaties binnen het plangebied waarvoor intussen een onherroepelijk wijzigingsplan of postzegelplan is opgesteld. In de volgende paragrafen worden de verschillende locaties besproken, waarbij kernachtig wordt aangegeven op welke wijze het betreffende plan is meegenomen in de voorliggende herziening van het bestemmingsplan ''Vegelingsoord''. Voor een deel is er alleen sprake van wijzigingen op de verbeelding. Er zijn ook wijzigingen die betrekking hebben op zowel de regels als verbeelding.

1.3.1 Bestemmingsplan Vegelinsoord - Uitbreiding

Op 6 juli 2011 is het bestemmingsplan 'Vegelinsoord - Uitbreiding' met identificatienummer NL.IMRO.0051.BPVEG10DEGEEUW-VA01 door de gemeenteraad vastgesteld. Het wijzigingsplan maakt de realisatie van grondgebonden woningen ten zuiden van de kern Vegelinsoord mogelijk.

1.3.2 Wijzigingsplan Vegelinsoord - Zwarte Weg 23

Op 8 december 2011 is het wijzigingsplan 'Wijzigingsplan Vegelinsoord - Zwarte Weg 23' vastgesteld. Het wijzigingsplan betreft de herverkaveling van het reeds bestaande bestemmingsplan.

1.3.3 Wijzigingsplan - Zwarte Weg 57

Op 13 januari 2011 is het 'Wijzigingsplan Vegelinsoord - Zwarte weg 57' vastgesteld. Het wijzigingsplan betreft de herverkaveling van het reeds bestaande bestemmingsplan.

1.4 De bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Vegelinsoord 2018' bestaat uit de volgende stukken:
  • verbeelding (tek. nr. NL.IMRO.1940.BPVEG18VEGELINSORD-VO01);
  • regels.
 
Het bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en moeten in samenhang gelezen worden.
Op de verbeelding staan de bestemmingen van de gronden in het plangebied. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld die de uitgangspunten van het plan verzekeren. De toelichting geeft een duidelijk beeld van het bestemmingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende gedachten, maar maakt geen deel uit van het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
 

1.5 Leeswijzer

Na dit hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plan gegeven. Daarbij wordt ingegaan op de huidige situatie en de toekomstige situatie. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het van belang zijnde beleidskader, waarna in hoofdstuk 4 een toetsing aan de omgevingsaspecten volgt. In hoofdstuk 5 volgt een toelichting op de werking van het bestemmingsplan en de daarin opgenomen regeling. Hoofdstuk 6 gaat in op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan, waarbij aandacht wordt besteed aan de economische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

2 Beschrijving bestaande situatie

Vegelinsoord is een dorp met ongeveer 400 inwoners en ligt in de gemeente De Fryske Marren, ten noordoosten van Joure aan het Nieuwe Heerenveense Kanaal, nabij de autosnelweg A32.
 
Op onderstaande afbeelding is een luchtfoto van het dorp opgenomen.
Afbeelding: Luchtfoto Vegelinsoord
Historie
Vegelinsoord is een jong dorp. Het ontstond omstreeks 1860 aan de Heeresloot. Dit kanaal kwam waarschijnlijk al rond 1556 gereed en is in eerste instantie gegraven voor de ontsluiting van het Schoterlandse veengebied. Na 1750 zijn ook de Haskerútgongen en Haskermaden ten westen van de Heeresloot verveend (de huidige Haskerveenpolder). Door de lage ligging en de slechte ontwatering zijn deze gebieden meer of minder diep uitgebaggerd, waardoor een patroon van trekgaten en zetwallen ontstond (op de zetwallen werd het uitgebaggerde veen te drogen gelegd).Om het uitgeveende gebied nadien in cultuur te kunnen brengen, moesten de ontstane plassen worden drooggemaakt. Dit vond vooral na het midden van de 19e eeuw plaats. Hiertoe zijn poldersystemen aangelegd. De Haskerveenpolder is ingedijkt in 1857, waarmee een proces van drooglegging en ontginning op gang kwam. Een watertje dat op de Heeresloot uitkwam droeg de naam Stobbegat. Ter verbetering van de waterhuishouding werd hier in 1860 een sluis aangelegd. Rond dit punt ontstond een kleine nederzetting die eveneens Stobbegat ging heten. De functie voor de scheepvaart, de verveningen en de ontginningen hebben geleid tot de ontwikkeling van het dorp.
 
In 1944 is de oorspronkelijke naam omgedoopt in het minder negatief klinkende Stobbega. In 1955 verdween ook het minderwaardig overkomende “Stobbe” uit de naam en werd het tenslotte Vegelinsoord: een hommage aan de familie Vegelin van Claerbergen, die in deze regio een grote rol heeft gespeeld. Ingrijpende gevolgen voor Vegelinsoord had de grootschalige ruilverkaveling in de jaren zestig van de 20ste eeuw. Het water, dat voor de ontwikkeling van het dorp zo kenmerkend was, is toen gedempt. Van de oorspronkelijke waterstructuur bleven alleen de sluis en de restanten van opvaarten over. In de jaren zeventig vond opnieuw een belangrijke ingreep plaats, toen langs Vegelinsoord, parallel aan de Heeresloot en de spoorbaan, een nieuw kanaal naar Heerenveen werd gegraven. Hierdoor kwam het dorp opnieuw aan een vrij drukke vaarweg te liggen. Enkele woningen en het dorpscafé moesten ervoor worden afgebroken. Ook de sluis verdween. Door de aanleg van het kanaal werd het noodzakelijk om het dorp aan de oostzijde opnieuw vorm te geven. Één en ander resulteerde aan het eind van de jaren zeventig tot het midden van de jaren tachtig in de bebouwing aan De Rusken, De Snilen en een deel van de Zwarte Weg. Hierdoor kreeg Vegelinsoord weer bebouwing aan het water. Ter vervanging van de ligplaatsen in de oude sluis, werd een haventje aan De Rusken aangelegd. Ook achter De Snilen en de Zwarte Weg werden ligplaatsen gecreëerd voor de eigen inwoners.
 
Midden jaren negentig zijn langs de Zwarte Weg, aan het begin van het dorp, enkele vrijstaande en halfvrijstaande woningen gebouwd. Deze woningen sluiten aan bij de reeds bestaande lintbebouwing langs de Zwarte Weg. De meest recente bebouwing is gesitueerd in het zuiden van het dorp waar de laatste uitbreiding van het dorp heeft plaatsgevonden.
 

3 Beleidskader

Op verschillende niveaus gelden beleidsnota's die betrekking hebben op het plangebied. Dit hoofdstuk behandelt het beleid dat betrekking heeft op dit bestemmingsplan. Het rijksbeleid is hiertoe niet van belang. Het plangebied raakt namelijk geen belangen die zijn vastgelegd in het Rijksbeleid zoals de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Er wordt achtereenvolgens ingegaan op het provinciaal en gemeentelijk beleid dat een relatie heeft met het plangebied.

3.1 Provinciaal beleid

Op 23 september 2020 is de Omgevingsvisie Fryslân ‘De romte diele’ vastgesteld. In deze visie beschrijft de provincie de provinciale ambities, opgaven, doelen en werkwijze voor de komende jaren. De ambities zijn onderverdeeld in 4 termen: Vitaal, Veerkrachtig, Karakteristiek en Gezond.
 
De provincie werkt vanuit een aantal principes om de ambities te bereiken:
  1. Zuinig ruimtegebruik;
  2. Omgevingskwaliteit als ontwerpbasis;
  3. Koppelen van ambities;
  4. Gezondheid en veilig;
  5. Rolbewust;  
  6. Decentraal wat kan;
  7. Ja, mits;
  8. Aansluiting zoeken;
  9. Sturen op proces, ruimer op inhoud.
Zuinig ruimtegebruik betekent voor de provincie dat de Friese ruimte doelmatig wordt benut, onder andere door verschillende vormen van ruimtegebruik te combineren. Behoud van de huidige ruimtelijke kwaliteit vormt het uitgangspunt van deze actualisatie. Het nieuwe bestemmingsplan biedt niet meer ruimte voor andere/nieuwe ontwikkelingen.
De Verordening Romte Fryslân 2014 (vastgesteld op 25 juni 2014) stelt regels aan bestemmingsplannen. Vegelinsoord maakt als “overige kern” in het streekplan deel uit van het “bundelingsgebied Heerenveen - Joure”. Bij de overige kernen kunnen, naast opvang van de plaatselijke woonbehoefte, specifieke woonkwaliteiten ontwikkeld worden, aanvullend op het woningaanbod in Heerenveen en Joure. Daarmee komt een compleet palet aan woonmilieus in het stedelijk bundelingsgebied beschikbaar. De nadruk ligt hier op de kwaliteit en niet op de kwantiteit van de woningbouw.
 
In Vegelinsoord wordt geen ruimte geboden voor woningbouwontwikkeling. De mogelijkheid voor nieuwe woningbouw is in dit bestemmingsplan dan ook niet meegenomen. In het plangebied wordt de bestaande situatie vastgelegd. De bestemmingsplanregeling is afgestemd op de Verordening Romte Fryslân 2014.
 
Vanuit het provinciaal beleid is daarnaast de Vaarwegenverordening Fryslân 2014 van toepassing op het
Hearrenfeanster Kanaal. Bij dit provinciaal vaarwater geldt een vrijwaringszone. In het bestemmingsplan is
de van toepassing zijnde vrijwaringszone niet als zodanig opgenomen. De vaarwegenverordening is echter
te allen tijde van kracht. Het betreft een rechtstreeks werkende regeling. De beheerzone voor deze vaarweg
betreft 25 meter. Het is verboden zonder ontheffing van de vaarwegbeheerder in situaties binnen de
beheergrens van deze vaarweg, werken, voorwerpen of stoffen te maken of te behouden, waarbij de in
artikel 1.2 van de Vaarwegenverordening Fryslân 2014 genoemde belangen in het geding zijn.
 
Verder zijn op basis van provinciaal beleid diverse thema's op het plangebied van toepassing. Hierbij worden uitsluitend regels gesteld ten aanzien van ontwikkelingen. Omdat de bestaande situatie wordt vastgelegd en er geen sprake is van nieuwe, ruimtelijk relevante ontwikkelingen, zijn deze thema's niet van belang. In algemene zin wordt gestreefd naar een voortzetting en verbetering van het bestaande kwaliteitsniveau. Dit geldt dan ook voor het plangebied.

3.2 Gemeentelijk beleid

Visie De Friese Meren
Per 1 januari 2014 zijn de gemeenten Gaasterlân-Sleat, Lemsterland en Skarsterlân gefuseerd tot de nieuwe gemeente De Fryske Marren. In de Visie De Friese Meren, vastgesteld op 4 februari 2014, beschrijft de gemeente hoe de nieuwe gemeente er uit ziet en wat haar ambities zijn. Ruimtelijk gezien is de gemeente De Fryske Marren een krachtige plattelandsgemeente. Het totale gebied kenmerkt zich door een krachtige variatie in landschap, met gaasten, weidegebieden, water, bossen en verschillende woonmilieus. De gemeente onderschrijft de kracht van water als beeldbepalend element. Illustratief hiervoor is de ligging aan het IJsselmeer met het unieke kliffenlandschap, de aanwezigheid van het merendeel van de Friese meren in de gemeente, Lemmer als oud vissersdorp, en een toeristische watersportsector van internationale allure. Daarnaast vraagt de van oudsher aanwezige samenhang tussen cultuur, taal, historie, Friese identiteit, bedrijvigheid en agrarische sector om een balans in behoud en ontwikkeling. In breder geografisch perspectief heeft De Fryske Marren een kansrijke ligging. Aan de poort van Fryslân gesitueerd is er zowel over de weg (A6 en A7) als het water (IJsselmeer en het Prinses Margrietkanaal) sprake van goede verbindingen met de regio, de rest van Nederland en Europa. De gemeente streeft er naar de kwaliteiten en de kansen die het gebied kent optimaal en in samenhang te benutten.
 
Strategisch Afwegingskader Woningbouw De Fryske Marren 2016 - 2026
In het Strategisch Afwegingskader Woningbouw De Fryske Marren 2016 - 2026 beschrijft de gemeente De Fryske Marren het beleid op het gebied van wonen voor de periode 2016-2026. Het Strategisch Afwegingskader Woningbouw vormt een actualisatie van het Uitvoeringsprogramma Woningbouw 2013 - 2020 en is een aanvulling op de Woonvisie De Fryske Marren 2014 - 2018. Dit beleid vormt de basis voor woningbouw in de gemeente en voor prestatieafspraken met de corporaties. Het beleidskader heeft voor de gemeente een tweeledig doel. Enerzijds het bieden van duidelijkheid naar inwoners, marktpartijen en partijen die onze natuurlijke samenwerkingspartners zijn zoals de corporaties. Anderzijds als intern sturingsinstrument, waar keuzes worden gemaakt waar wel én niet nieuwe initiatieven worden geïnitieerd of ondersteund.
Voor de periode van 2016 tot 2026 is het beeld in de meest recente provinciale prognose (concept november 2016) dat er negatieve bevolkingsgroei (- 737) verwacht wordt in de gemeente De Fryske Marren. Het aantal huishoudens zal daarentegen toenemen met 935 in de periode 2016 tot 2026. Tot 2026 wordt door de gemeente een ontwikkelingsperspectief van 917 woningen gehanteerd.
 
Woonvisie De Friese Meren 2014 - 2018
De Woonvisie De Fryske Marren 2014 - 2018, die de basis vormt voor het Strategisch Afwegingskader Woningbouw De Fryske Marren 2016 - 2026, heeft als hoofddoelstelling van het woonbeleid, dat alle inwoners van De Fryske Marren binnen hun mogelijkheden zoveel mogelijk hun eigen woonwensen moeten kunnen realiseren. Deze doelstelling is uitgewerkt via drie pijlers: 'Aandacht voor kwaliteit', 'Een levensloopvriendelijke gemeente' en 'Goed wonen voor alle doelgroepen'. Om de kernen vitaal en leefbaar te houden, is een goede kwaliteit van de leefomgeving en de bestaande woningvoorraad van groot belang. De nieuwbouwproductie in de gemeente in de komende jaren is beperkt in omvang en concentreert zich in de grotere kernen zoals Joure, Lemmer en Balk. In andere grotere dorpen van de gemeente (Oudehaske en Sint Nicolaasga) is woningbouw mogelijk voor de eigen behoefte en in beperkte mate voor opvang van buiten de eigen kern. Er wordt gestreefd naar een groei van de woningvoorraad met 1,0% per jaar, de rol van de gemeente is hierbij beperkt. Veel belangrijker is aanpassing van de bestaande woningvoorraad, bijvoorbeeld door deze energiezuiniger te maken of meer geschikt voor senioren. Het bestemmingsplan maakt deze kwalitatieve aanpassingen mogelijk. Ook nieuwe functies voor leegstaande gebouwen en vervanging van verouderde woningen dragen bij aan verbetering van de kwaliteit van de kernen, ook hiervoor biedt het bestemmingsplan mogelijkheden door middel van de flexibiliteit in de regels. Daarnaast is er in verband met de vergrijzing extra aandacht voor senioren in het woningbeleid. Het is belangrijk dat senioren zich zoveel mogelijk kunnen blijven redden. Tenslotte zet de gemeente zich in voor het betaalbaar houden van woningen in de huur- en koopsector. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de doelstelling van de woonvisie De Friese Meren 2014 - 2018.
 
Welstandsnota
De gemeente heeft haar gemeentelijke welstandsbeleid opgenomen in de Welstandsnota (april 2015). Het welstandsbeleid geeft de gemeente de mogelijkheid om de cultuurhistorische, de stedenbouwkundige en de architectonische waarden die in een bepaald gebied aanwezig zijn, te benoemen en een rol te laten spelen bij de ontwikkeling en beoordeling van bouwplannen. Door deze gebiedsgerichte aanpak wil de gemeente de belangrijke karakteristieken van de bebouwing beschermen en zorgen dat nieuwe ontwikkelingen daarop voortbouwen. In de nota zijn de welstandseisen omschreven die aan een bouwwerk worden gesteld. Het gaat hier om welstandscriteria die betrekking kunnen hebben op het uiterlijk en de plaatsing van bouwwerken. Als regel geldt dat de welstandscriteria in het welstandsbeleid zich bewegen binnen de bebouwingsmogelijkheden die door het bestemmingsplan worden gegeven. Er kan een bepaalde overlap tussen het bestemmingsplan en de welstandsnota voorkomen. Bij strijdigheid tussen de welstandscriteria en de bestemmingsplanregels, geldt als regel dat de bestemmingsplanregels voorgaan. In de welstandsnota zijn (per gebiedstype) de kenmerkende aspecten van de bebouwing uit het gebied, als criteria omschreven. Hierbij is gekeken naar de plaatsing, de hoofdvorm, de aanzichten en de opmaak van de bebouwing. De welstandsnota gaat met name in op de huidige situatie. Voor de bestaande woonmilieus is het kwaliteitsbeleid in grote lijnen gericht op het handhaven en daar waar mogelijk verbeteren van de huidige ruimtelijke structuur. Ten aanzien van de woonbebouwing en woonomgeving is het beleid gericht op het verbeteren van de kwaliteit ervan.
 
Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan
Het ''Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan (GVVP) De Fryske Marren”, waarin het verkeers- en vervoersbeleid is vastgelegd, is in juni 2016 vastgesteld. De Zwarte weg, welke Vegelinsoord doorkruist, is hierin gecategoriseerd als verblijfsgebied, waar een maximumsnelheid van 30 km/uur binnen de bebouwde kom geldt en een maximumsnelheid van 60 km/uur buiten de bebouwde kom. In de 30 km/uur-gebieden dient doorgaand en sluipverkeer zo veel mogelijk ontmoedigd te worden en de dorpsstraten dienen weer ontmoetingsplaatsen te worden. Op deze manier ademen de straten een dorpse sfeer uit en wordt hard rijden ontmoedigd.
 
Conclusie toetsing aan het beleid
Omdat de bestaande situatie wordt vastgelegd en er geen sprake is van nieuwe, ruimtelijk relevante ontwikkelingen, kan gesteld worden dat zowel het provinciale beleid als het gemeentelijke beleid de uitgangspunten van dit bestemmingsplan niet in de weg staan. In algemene zin wordt gestreefd naar een voortzetting en verbetering van het bestaande kwaliteitsniveau in het plangebied.
 

4 Milieu- en omgevingsaspecten

Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in dit hoofdstuk een beschrijving opgenomen van het verrichte onderzoek naar relevante feiten en belangenafweging (artikel 3.2. Algemene wet bestuursrecht).

4.1 Bodem

Het beleid ten aanzien van de bodemkwaliteit is op nationaal niveau vastgelegd in de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam bodembeheer.
 
Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren, of er daardoor gezondheidsrisico's of ecologische risico's zijn en wat de mogelijkheden zijn om er tijdig iets aan te doen. Om deze vragen te beantwoorden is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig.
 
Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is, dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de beoogde functie(s).
 
Conclusie
Bij eventuele nieuwe ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met het aspect bodem. Een onderzoek is daarbij in de meeste gevallen nodig. In dit bestemmingsplan zijn geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Een nader onderzoek is daarom niet nodig. Het aspect bodem levert geen belemmering op.
 

4.2 Water

Bij de totstandkoming van ruimtelijke plannen moet de watertoets worden uitgevoerd. Dit houdt in dat alle ruimtelijke plannen een waterparagraaf moeten bevatten. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is om waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. Het kader van de watertoets is vanaf 1 november 2003 wettelijk verankerd in het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro).
 
Het plangebied valt onder het beheer van Wetterskip Fryslân, dat zorg draagt voor de kwaliteit van het oppervlaktewater, het water op peil houden in sloten, vaarten en kanalen om droogte en wateroverlast tegen te gaan, het zuiveren van afvalwater van huishoudens en bedrijven en het beheren en bewaken van dijken, kaden en oevers.
 
Er vinden geen ontwikkelingen plaats en er vindt hooguit een bescheiden verandering van gebruik van enkele gebouwen plaats. De watertoets is desalniettemin doorlopen. Aan de hand van de informatie die is verstrekt, is door het Wetterskip Fryslân bepaald dat het plan geen invloed heeft op het watersysteem en de waterketen. Hierdoor kan de procedure 'geen waterschapsbelang' worden gevolgd voor de watertoets. Dit betekent dat er verder geen contact opgenomen hoeft te worden met het Wetterskip Fryslân over dit bestemmingsplan.
 
Conclusie
In het kader van deze actualisatie vinden er geen nieuwe ontwikkelingen plaats. Het aspect water levert geen belemmering op.
 

4.3 Archeologie en cultuurhistorie

De modernisering van de monumentenzorg (MOMO) heeft erin geresulteerd dat per 1 januari 2012 het Besluit ruimtelijke ordening is aangepast. Met deze aanpassing is cultureel erfgoed ingebed in de ruimtelijke ordening. Het is verplicht om in bestemmingsplannen aandacht te geven aan cultuurhistorie en de effecten van het initiatief op cultuurhistorische waarden die in het plangebied voorkomen. Daar waar nodig dient de bescherming van deze waarden ook te worden vastgelegd in de regels en verbeelding bij het bestemmingsplan.
 
Archeologie
Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie.
 
Hiervoor is de Friese Archeologische MonumentenKaart Extra (FAMKE) van de provincie Fryslân gebruikt. Op deze kaart is op basis van zowel de aanwezige archeologische monumenten als de te verwachten archeologische waarden een advies aangegeven. De FAMKE bestaat uit twee provincie dekkende advieskaarten, één voor de periode Steentijd - Bronstijd, en één voor de periode ijzertijd - Middeleeuwen. Deze kaarten zijn ook gekoppeld aan de provinciale ruimtelijke verordening.
 
Steentijd - Bronstijd
Hieronder is de kaart met mogelijke archeologische resten uit de Steentijd - Bronstijd en later weergegeven.
 
Afbeelding: Uitsnede kaart Steentijd - Bronstijd (FAMKE)
 
Het plangebied bevindt zich in het met lichtbruin aangegeven gebied. In de met lichtbruine aangegeven gebieden op de uitsnede van de kaart Steentijd - Bronstijd kunnen zich archeologische resten bevinden uit de periode Steentijd - Bronstijd. In deze gebieden kunnen zich op enige diepte archeologische lagen uit de steentijd bevinden, die zijn afgedekt door een veen- of kleidek. Mochten zich hier archeologische resten bevinden, dan zijn deze waarschijnlijk goed van kwaliteit. De provincie beveelt daarom aan om bij ingrepen van meer dan 2500m² een karterend (boor)onderzoek uit te laten voeren, waarbij minimaal zes boringen per hectare worden gezet, met een minimum van zes boringen voor gebieden kleiner dan een hectare. De resultaten van een dergelijk karterend booronderzoek kunnen bijvoorbeeld inzicht geven in de aanwezigheid van dekzandkopjes of -ruggen, waarop zich archeologisch resten kunnen bevinden. Het booronderzoek dient zich vooral te richten op de aanwezigheid van podzol en het microreliëf van het zand onder het veen- of kleidek. Mochten zich in de gebieden dekzandkoppen of -ruggen bevinden, dan wordt aanbevolen waarderend onderzoek te laten verrichten op de gevonden koppen. Meer informatie over dit thema is te vinden op de Archeologische Kaart / FAMKE van de provincie Fryslân.
 
IJzertijd - Middeleeuwen
 
Hieronder is de kaart met mogelijke archeologische resten uit de periode IJzertijd - Middeleeuwen en later weergegeven.
 
Afbeelding: Uitsnede kaart IJzertijd - Middeleeuwen (FAMKE)
 
In de met oranje/bruin aangegeven gebieden op de uitsnede van de kaart IJzertijd - Middeleeuwen kunnen zich archeologische resten bevinden uit de periode IJzertijd - Middeleeuwen. Het gaat hier dan met name om vroeg en vol-middeleeuwse veenontginningen. Daarbij bestaat de kans dat er zich huisterpjes uit deze tijd in het plangebied bevinden. Ook de wat oudere boerderijen kunnen archeologische sporen of resten afdekken, hoewel de veengronden eromheen al afgegraven zijn. De provincie beveelt aan om bij ingrepen van meer dan 5000m² een historisch en karterend onderzoek te verrichten, waarbij speciale aandacht moet worden besteed aan eventuele Romeinse sporen en/of vroeg-middeleeuwse ontginningen. Mochten er, als gevolg van het karterend archeologisch onderzoek, één of meerdere vindplaatsen worden aangetroffen, dan zal uit nader (waarderend) onderzoek moeten blijken hoe waardevol deze vindplaatsen zijn. De aard van dit waarderend (vervolg)onderzoek hangt af van het type aangetroffen vindplaats. De strategie van dit onderzoek dient te worden bepaald door het desbetreffende onderzoeksbureau. De resultaten van het karterend onderzoek kunnen ook uitwijzen dat de voorgenomen ingreep niet bezwaarlijk is of met welke randvoorwaarden in het plan rekening dient te worden gehouden. Het plangebied betreft een bebouwde kom. Daarom dient in de onderzoeksstrategie rekening te worden gehouden met recente verstoringen die zich kunnen hebben voorgedaan. In het plangebied is een dubbelbestemming voor de archeologische verwachtingswaarden opgenomen. Voor het gebied waar bij ingrepen vanaf 2500 m2 archeologisch onderzoek nodig is, is op de verbeelding en in de regels een beschermende regeling van toepassing op grond waarvan de archeologische waarden worden behouden.
 
Cultuurhistorie
Het is verplicht om in het bestemmingsplan aandacht te schenken aan de cultuurhistorische waarden in het plangebied. Het kan nodig zijn om cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplan te beschermen. Hieronder vallen bijvoorbeeld monumenten, karakteristieke panden, maar ook cultuurhistorisch waardevolle landschappen. In het plangebied zijn enkele van dergelijke cultuurhistorische waarden aanwezig. Het voorliggende bestemmingsplan betreft een conserverend bestemmingsplan, waarin (grootschalige) nieuwe ontwikkelingen niet mogelijk zijn. Het behoud en versterking van het bestaande karakter van het plangebied staat voorop.
 
In Vegelinsoord staat een karakteristiek bouwwerk: de woning aan de Zwarte Weg 51. Het betreft een pand met een bouwlaag onder afgeknot schilddak. Het pand is markant vanwege de brede gevel, hoogte van de verdiepingsvloer en bouwtrant. Binnen het plangebied zijn geen rijks- of gemeentelijke monumenten aanwezig.
 
Conclusie
In het kader van deze actualisatie vinden er geen nieuwe ontwikkelingen plaats. De aspecten archeologie en cultuurhistorie leveren geen belemmering op.
   

4.4 Ecologie

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. De nieuwe Wet natuurbescherming heeft per 1 januari 2017 de Boswet, de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998 vervangen. Taken en verantwoordelijkheden voor bescherming van natuur worden zoveel mogelijk bij provincies neergelegd, overeenkomstig het uitgangspunt 'decentraal tenzij'. De grootste veranderingen treden op bij de soortenbescherming. Zo vervalt de beschermingsstatus van een groot aantal planten en van soorten als Kleine modderkruiper en Bittervoorn. Daarnaast krijgt een aantal bijzondere niet eerder beschermde libellen, dagvlinders, planten en één vissoort (Kwabaal) juist een beschermde status. Provincies krijgen meer bevoegdheid bij het benoemen van beschermde soorten. Bij gebiedsbescherming vervalt de status van Beschermde Natuurmonumenten. De bescherming van Natura 2000-gebieden verandert niet.
 
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet binnen en ook niet nabij Natura 2000-gebieden. De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden (Deelen, Sneekermeergebied) liggen op een dusdanige afstand dat er geen sprake is van een externe invloed.
 
In en in de omgeving van het plangebied is geen sprake van Natuurnetwerk Nederland. Het dichtstbijzijnde beschermde gebied ligt op een dusdanige afstand het plangebied dat er geen sprake is van een externe invloed.
 
Het aspect gebiedsbescherming geeft geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan. In het plangebied wordt de bestaande situatie vastgelegd en er worden geen mogelijkheden geboden voor (grootschalige) nieuwe ontwikkelingen, waardoor effecten op genoemde gebieden uit te sluiten zijn. Een nader ecologisch onderzoek is dan ook niet nodig.
 
Soortbescherming
Het eerste artikel in de Wet natuurbescherming heeft betrekking op de zorgplicht en heeft betrekking op het voorkomen of beperken van schade aan soorten en gebieden, voor zover deze niet middels overige verbodsbepalingen zijn gereguleerd. Het gaat daarbij in de praktijk vooral om minder streng beschermde soorten, waarbij het onnodig doden, verwonden of beschadigen dient te worden vermeden.
Overtreding van de zorgplicht is niet strafbaar gesteld; “de zorgplicht kan wel door toepassing van bestuursdwang worden gehandhaafd”. Deze formulering van de zorgplicht brengt met zich mee dat wanneer men een bepaalde handeling wilt verrichten die gevolgen voor natuurwaarden zou kunnen hebben, men zich daaraan voorafgaand op de hoogte stelt van de aanwezige natuurwaarden, de kwetsbaarheid ervan en de mogelijke gevolgen daarvoor van het voorgenomen handelen. De zorgplicht is te allen tijde van toepassing, ook al vindt er geen overtreding van een verbodsbepaling plaats.
 
Het aspect soortenbescherming geeft geen uitgangspunten en belemmeringen voor dit bestemmingsplan. In het plangebied wordt de bestaande situatie vastgelegd en er worden geen mogelijkheden geboden voor (grootschalige) nieuwe ontwikkelingen. In het plangebied zijn wel groen- en watergebieden aanwezig, waar mogelijk (beschermde) flora en fauna aanwezig is. Ook in deze gebieden worden geen (grootschalige) nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Wel is het van belang om bij nieuwe ontwikkelingen een verkennende soortentoets uit te voeren, wanneer de aanwezigheid van beschermde flora en fauna niet van te voren uit te sluiten is.
 
Conclusie
In het kader van deze actualisatie vinden er geen nieuwe ontwikkelingen plaats. De ecologische aspecten leveren geen belemmeringen op.
 

4.5 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de volksgezondheid en het milieu te beschermen tegen geluidsoverlast ten gevolge van weg-, spoorweg- of industrielawaai. In deze wet is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Enerzijds betekent dit dat (geluids)eisen worden gesteld aan de milieubelastende functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen worden opgelegd aan milieugevoelige functies. De verplichting tot het uitvoeren van een akoestisch onderzoek in relatie tot het opstellen van een bestemmingsplan geldt indien in dat bestemmingsplan mogelijkheden worden geboden voor het realiseren van nieuwe woningen en andere geluidgevoelige objecten. In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe woningen en/of andere geluidgevoelige objecten mogelijk gemaakt, waardoor akoestisch onderzoek achterwege kan blijven. Bestaande woningen kunnen wel opnieuw gebouwd worden en bestaande woningen kunnen worden uitgebreid. Wanneer dit het geval is mag de geluidsbelasting van deze geluidsgevoelige objecten niet hoger zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde op grond van de Wet geluidhinder.
 
Conclusie
In het kader van deze actualisatie vinden er geen nieuwe ontwikkelingen plaats. Het aspect geluid levert geen belemmeringen op.
 

4.6 Luchtkwaliteit

Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen.
 
Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:
  1. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarde, of
  2. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of
  3. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen of
  4. het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.
 
In het plangebied wordt de bestaande situatie vastgelegd en er worden geen mogelijkheden geboden voor (grootschalige) nieuwe ontwikkelingen. Hierdoor zal er als gevolg van het plan geen sprake zijn van een verslechtering van de luchtkwaliteit voor de omgeving.
 
Conclusie
In het kader van deze actualisatie vinden er geen nieuwe ontwikkelingen plaats. Het aspect luchtkwaliteit levert geen belemmering op.
 

4.7 Bedrijven en milieuzonering

Het aspect bedrijven en milieuzonering gaat in op de invloed die bedrijven en inrichtingen kunnen hebben op hun omgeving. Deze invloed is afhankelijk van de afstand tussen een gevoelige bestemming en de bedrijvigheid. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven.
Bij een ruimtelijke ontwikkeling kan sprake zijn van al aanwezige bedrijvigheid en van nieuwe bedrijvigheid. Milieuzonering zorgt er voor dat nieuwe bedrijven een juiste plek in de nabijheid van de gevoelige functie krijgen en dat de (nieuwe) gevoelige functie op een verantwoorde afstand van bedrijven komen te staan. Het doel hiervan is het waarborgen van de veiligheid en het garanderen van de continuïteit van de bedrijven als ook een goed klimaat voor de gevoelige functie.
 
Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie zoals: geluid, geur, gevaar en stof. De mate waarin de milieuaspecten gelden en waaraan de milieucontour wordt vastgesteld, is voor elk type bedrijvigheid verschillend. In de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is een lijst opgenomen met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Deze VNG handreiking is opgesteld uitgaande van de standaardbedrijfsindeling (SBI) van het Centraal Bureau voor de Statistiek. De lijst is onderverdeeld in bedrijfsklassen en bedrijfstypen. Afhankelijk van de mate waarin de in deze lijst opgenomen bedrijven en voorzieningen milieuhinder (uitgaande van de gemiddelde bedrijfssituatie) kunnen veroorzaken, kent de lijst aan de bedrijven en voorzieningen een milieucategorie toe. Naarmate de milieuhinder toeneemt, loopt de milieu-indeling op van 1 t/m 6, met bijbehorende richtafstanden tot een “rustige woonwijk” of een “gemengd gebied”. Indien van deze richtafstanden afgeweken wordt, dient een nadere motivatie gegeven te worden waarom dat wordt gedaan.
 
Het plangebied kan worden gekarakteriseerd als een “rustige woonwijk”, waarin zich ook enkele andere functies bevinden. In of nabij het plangebied bevindt zich geen bedrijventerrein. Wel zijn er enkele maatschappelijke voorzieningen te vinden, zoals een dorpshuis. Indien een bedrijf is toegestaan, dan is dit ter plaatse vastgelegd door middel van een aanduiding om specifiek en enkel het desbetreffende bedrijf toe te staan. Vanwege de aanwezige woonfuncties in de omgeving zijn uitbreidingen van bedrijvigheid en voorzieningen slechts mogelijk na een gedegen ruimtelijke, functionele en milieuhygiënische afweging.
 
Conclusie
In het kader van deze actualisatie vinden er geen nieuwe ontwikkelingen plaats. Het aspect bedrijven en milieuzonering levert geen belemmeringen op.
 

4.8 Externe veiligheid

Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang. Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot :
  • inrichtingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor.
Inrichtingen
De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daartoe zijn in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) regels gesteld. Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen dient onderzocht te worden:
  • of voldoende afstand in acht wordt genomen tussen (beperkt) kwetsbare objecten enerzijds en risicovolle inrichtingen anderzijds in verband met het plaatsgebonden risico;
  • of (beperkt) kwetsbare objecten liggen binnen het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen en zo ja, wat de bijdrage is aan het groepsrisico.
 
Het plangebied is niet binnen de invloedssfeer gelegen van een risicovolle Bevi-inrichting.
 
Buisleidingen
Nabij het plangebied ligt een hogedruk gasleiding. Deze leiding loopt ten westen van het plangebied. Het gaat hier om een aardgasleiding (N-506-02). Het zuidelijk deel van het plangebied ligt binnen de 100% en 1% letaliteitscontour van deze gasleiding. De risicozone en groepsverantwoording is vastgelegd in het bestemmingsplan ‘Veegplan Buitengebied Noord 2017’ van de gemeente De Fryske Marren’. Dit plan maakt voorts alleen de instandhouding van de bestaande situatie mogelijk. De ligging van de buisleiding levert daarmee geen problemen op. Op onderstaande afbeelding is de gasleiding te zien.
 
Afbeelding: Uitsnede risicokaart met in het rood de hogedruk gasleiding
 
Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor
Over de spoorlijn Leeuwarden-Heerenveen en het Heerenveense Kanaal vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats. De afstand tussen de spoorlijn en het kanaal waar het transport plaatsvindt en het dorp Vegelinsoord is echter van een dusdanige grootte dat het dorp niet in de risicocontour van de transportroute ligt. Verder vindt er geen transport van gevaarlijke stoffen over water of spoor plaats. De spoorlijn is vastgelegd in het bestemmingsplan ‘Veegplan Buitengebied Noord 2017’ van de gemeente De Fryske Marren’.
 
Conclusie
In het kader van deze actualisatie vinden er geen nieuwe ontwikkelingen plaats. Het aspect externe veiligheid levert geen belemmeringen op.
   

4.9 m.e.r.-verantwoording

De m.e.r.-beoordeling houdt in dat nagegaan moet worden of er activiteiten plaatsvinden die negatieve effecten op het milieu kunnen hebben. De grondslag hiervoor is enerzijds het gewijzigde Besluit m.e.r. (Besluit milieueffectrapportage) per 1 juli 2017 en anderzijds de beschreven milieu- en omgevingsaspecten in de voorafgaande paragrafen. Dit bestemmingsplan ziet op het behoud van de bestaande situatie en is gebaseerd op de geldende regelingen voor het plangebied. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Een vormvrije m.e.r.-beoordeling is daarom niet aan de orde. Er worden geen drempelwaarden overschreden die in de D-lijst van het Besluit m.e.r. worden genoemd en er is eveneens geen sprake van een stedelijke ontwikkeling.
Bovendien zijn de milieueffecten in voorgaande paragrafen al voldoende onderzocht. Op grond hiervan kan in alle redelijkheid worden aangenomen dat met deze actualisatie er geen sprake is van onaanvaardbare gevolgen voor het milieu.
 
Conclusie
Aangezien de bestaande situatie in dit bestemmingsplan wordt vastgelegd, er geen sprake is van nieuwe ontwikkelingen en onaanvaardbare gevolgen voor het milieu, is een vormvrije m.e.r.-beoordeling achterwege gelaten.
 

5 Juridische aspecten

5.1 Algemeen

De planregels geven inhoud aan de op de verbeelding gegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet mogen worden gebruikt en wat en hoe er gebouwd mag worden. Bij de opzet van de planregels is het aantal regels zo beperkt mogelijk gehouden. Alleen datgene is geregeld, wat werkelijk noodzakelijk is.
 
In een concrete situatie kan het voorkomen dat een afwijking van de planregels gewenst is. In voorkomende gevallen is de mogelijkheid opgenomen om van bepaalde regels af te wijken. Deze bevoegdheid is gebaseerd op artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro).
 
De bij dit plan behorende planregels zijn conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:
  1. Inleidende regels
  2. Bestemmingsregels
  3. Algemene regels
  4. Overgangs- en slotregels
 
In hoofdstuk 1 worden de in de planregels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen moeten worden gemeten. Hoofdstuk 2 bevat specifieke regels voor de op de verbeelding gegeven bestemmingen. De artikelen bestaan uit een bestemmingsomschrijving en bouwregels, en zo nodig uit afwijkmogelijkheden. De bestemmingsomschrijving is bepalend voor het gebruik van de grond. In hoofdstuk 3 zijn regels opgenomen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen. Conform de SVBP zijn ze in dit hoofdstuk ondergebracht. Hoofdstuk 4 bevat het in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) voorgeschreven overgangsrecht.
 

5.2 Nadere toelichting op de bestemmingen

Voor zover nodig worden bestemmingen hieronder van een nadere toelichting voorzien.
 
Het algemene uitgangspunt voor het plangebied is het behoud en de versterking van de aanwezige functies en de huidige ruimtelijke kwaliteit. De mogelijkheden in het plangebied zijn afgestemd op de huidige situatie. Hierbinnen is er ruimte voor kwaliteitsverbetering.
 
Agrarisch - Cultuurgrond
Uitgangspunt en bestemmingsbeschrijving
Deze bestemming is gericht op het behoud van de open plekken met name aan de randen van het plangebied die voor agrarische doeleinden in gebruik zijn. Hiervan is één locatie tevens als ijsbaan aangeduid. Het belangrijkste uitgangspunt voor gronden met deze bestemming is dat ze voor agrarische doeleinden gebruikt kunnen worden en dat op deze gronden niet gebouwd mag worden (een nieuwvestiging van een agrarisch bedrijf is dus niet toegestaan). Een uitzondering hierop geldt voor het bestaande bouwvlak op de locatie van de ijsbaan. Binnen het bouwvlak is een ijsbaangebouw toegestaan conform de bestaande afmetingen.
De gronden zijn bestemd voor agrarisch gebruik, waarbij ondergeschikt ook functies zijn toegestaan die dit hoofdgebruik versterken, zoals paden en sloten.
 
Groen
Uitgangspunt en bestemmingsbeschrijving
De groenbestemming is van toepassing op 'centrale' locaties in het plangebied, het begeleidend groen langs de wegen en verdere kleine groenstroken. Het behoud van het groen en het open karakter hiervan staat voorop. De bouw van een gebouw is slechts toegestaan indien daartoe een locatie is aangeduid.
Binnen de bestemming zijn functies mogelijk die de openbare ruimte en de leefbaarheid in het dorp versterken. Het betreft bijvoorbeeld speelvoorzieningen, (wandel)paden en sloten.
 
Maatschappelijk
Uitgangspunt
De bestemming 'Maatschappelijk' komt op twee locaties voor binnen het plangebied, zijnde een school en een dorpshuis.
Er wordt gestreefd naar een zo groot mogelijke uitwisselbaarheid van qua zwaarte vergelijkbare maatschappelijke functies. Daarbij gaat het om educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen. De uitwisselbaarheid van de verschillende maatschappelijke functies binnen de maatschappelijke bestemming is een belangrijk uitgangspunt. Voor de bebouwing geldt als uitgangspunt dat de bestaande situatie wordt gehandhaafd.
 
Bestemmingsbeschrijving
In de begripsbepaling is overeenkomstig het bovengenoemde uitgangspunt vastgelegd voor welke maatschappelijke functies de gebouwen en gronden gebruikt mogen worden. Detailhandel en horeca anders dan ten dienste van de maatschappelijke voorzieningen is niet toegestaan.
De gebouwen en overkappingen moeten binnen de bouwvlakken worden gebouwd, waarbij de maximale goot- en bouwhoogten volgens de bestaande afmetingen zijn vastgelegd op de verbeelding. In verband met de afwijkende bouwhoogte is voor de kerktoren een specifieke regeling genomen. Door middel van een afwijkingsmogelijkheid kan onder voorwaarden buiten het bouwvlak worden gebouwd.
 
Sport
Uitgangspunt
De bestemming 'Sport' is van toepassing op meerde locaties binnen het plangebied. In de bestemming is de uitoefening van uiteenlopende sporten en recreatieve activiteiten toegestaan. De kantines en de kleedruimten zijn in verband met het ruimtebeslag in een bouwvlak vastgelegd volgens de bestaande maatvoeringen. Realisatie van dergelijke gebouwen is buiten de bouwvlakken alleen mogelijk door het toepassen van een afwijkingsmogelijkheid. De inpassing in de omgeving is een belangrijke voorwaarde bij het toepassen hiervan. Voor gebouwen die minder impact hebben op de omgeving (gebouwen ten behoeve van onderhoud en beheer, dugouts en kassahokjes) is een meer algemene regeling van toepassing. Specifiek zijn er nog bouwregels gesteld voor lichtmasten en ballenvangers.
 
Bestemmingsbeschrijving
De kantines en kleedruimten zijn volgens de bestaande mogelijkheden vastgelegd op de verbeelding. Daarbuiten zijn ze zoals hiervoor gezegd alleen met een afwijkingsmogelijkheid te realiseren. In de gehele bestemming is maximaal 100 m2 aan gebouwen ten behoeve van onderhoud en beheer en kassahokjes toegestaan. Dit kan - al naar gelang de behoefte - dus flexibel ingevuld worden in het bestemmingsvlak. Lichtmasten en ballenvangers zijn toegestaan tot respectievelijk 10 en 8 meter hoogte.
 
Verkeer
Uitgangspunt en bestemmingsbeschrijving
De wegen en woonstraten in het plangebied zijn onder de bestemming 'Verkeer' gebracht. Ook bermen, sloten, begeleidende groenstroken, parkeerplaatsen en dergelijke zijn in deze bestemming meegenomen.
Het behoud van de bestaande wegen- en stratenstructuur in het dorp en het opnemen van andere functies ter ondersteuning van de openbare ruimte in de bestemming zijn belangrijke uitgangspunten. Om deze reden zijn geen gebouwen en overkappingen toegestaan. In verband met de akoestische aspecten vanuit de Wet geluidhinder is het niet mogelijk het aantal rijstroken uit te breiden naar meer dan twee.
 
Water
Uitgangspunt en bestemmingsbeschrijving
De bestemming 'Water' is van toepassing op de bestaaande waterpartijen.
Het behoud van het water is een belangrijk uitgangspunt, waarbij er ondergeschikt ook mogelijkheden bestaan voor extensief dagrecreatief medegebruik en groenvoorzieningen.
 
Wonen - 1, Wonen - 2, Wonen - 3
Uitgangspunt
Het overgrote deel van het plangebied is ingevuld met een woonbestemming. Het behoud en de versterking van de woonfunctie en aan de woonfunctie aanverwante functies is het belangrijkste uitgangspunt. Met het handboek bestemmingsplannen van de gemeente is gekozen voor een uniforme systematiek voor alle woonbestemmingen in de gemeente. Er wordt gewerkt met drie woonbestemmingen. De bestemming 'Wonen - 1' is gebruikt voor woningen uit één laag met kap, de bestemming 'Wonen - 2' voor woningen uit twee lagen met kapen en 'Wonen - 3' voor de overige woningen (voormalige boerderijen). Vrijstaande en twee-onder-een-kap woningen zijn binnen deze bestemmingen standaard toegestaan. Rijenwoningen zijn alleen toegestaan als deze als zodanig zijn aangeduid, met daarbij het maximum aantal aaneen te bouwen woningen.
 
In de woonbestemmingen wordt gewerkt met de bestaande bouwvlakdiepte. Zolang er geen ruimte is voor een nieuw woonhuis tussen bestaande woonhuizen, worden deze gezamenlijk in een bouwvlak opgenomen. Het bestaande aantal woonhuizen is in de regels vastgelegd. Door middel van een afwijkingsmogelijkheid is het mogelijk om een extra woonhuis te bouwen. De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens is, onder andere in verband met brandveiligheidsaspecten, in de regels standaard vastgelegd op minimaal drie meter (met uitzondering van bestaande situaties waarbij die afstand kleiner is dan drie meter). Via een binnenplanse afwijking met bijbehorende toetsingscriteria kan deze afstand worden verkleind.
 
Binnen alle woonbestemmingen is een uniforme erfbebouwingsregeling gehanteerd waarbij rekening is gehouden met een maximale oppervlakte en een bebouwingspercentage aan bijbehorende bouwwerken (zoals aanbouwen, uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen). Hiermee wordt voorkomen dat de percelen te vol worden gebouwd, dit is onder andere van belang voor de brandveiligheid. Afhankelijk van de oppervlakte van het bouwperceel gelden er afwijkingsmogelijkheden om de hoeveelheid erfbebouwing te vergroten. Hiervoor geldt het uitgangspunt dat voor grotere bouwpercelen meer mogelijkheden gelden. Verder zijn er mogelijkheden voor erkers opgenomen in de woonbestemmingen.
Indien in de bestaande situatie sprake is van meer oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken, dan is dit vastgelegd met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - grotere oppervlakte bijbehorende bouwwerken' .
 
Er zijn onder voorwaarden verschillende functies bij het wonen toegestaan, zoals aan huis verbonden werkactiviteiten en 'bêd en brochje'. Het uitgangspunt hiervoor is dat deze functies ondergeschikt aan de woonfunctie worden uitgeoefend. Binnen de woonbestemming is in een enkel geval een afwijkende functie (atelier) aanwezig die specifiek is geregeld in de bestemming. Uitgangspunt is dat deze functie ter plekke kan blijven worden uitgeoefend volgens de huidige situatie.
 
Bestemmingsbeschrijving
In de bestemmingen is onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen (woonhuizen) en bijbehorende bouwwerken. De hoofdgebouwen moeten in de bouwvlakken gebouwd worden, er is een afwijkingsmogelijkheid in de bestemmingen opgenomen om het hoofdgebouw onder voorwaarden gedeeltelijk buiten het bouwvlak te bouwen. In de bestemming 'Wonen - 1' zijn woningen met een goot- en bouwhoogte van maximaal 3,5 en 11 meter toegestaan (een laag met kap), in de bestemming 'Wonen - 2' is dit op 6,5 en 12 meter bepaald (twee lagen met kap) en in de bestemming 'Wonen - 3' is de bestaande goot- en bouwhoogte toegestaan.
 
Bij de woonbestemmingen is ten hoogste 70 m2 aan bijbehorende bouwwerken toegestaan tot een maximaal oppervlak van 50% per bouwperceel. De oppervlakte van het hoofdgebouw telt hier niet in mee. Afhankelijk van de grootte van het bouwperceel kan deze oppervlakte als afwijking en onder voorwaarden vergroot worden.
 
In de specifieke gebruiksregels is opgenomen dat de gronden en bouwwerken niet gebruikt mogen worden voor detailhandel en bedrijvigheid, met uitzondering van aan huis verbonden werkactiviteiten en bêd en brochje. Bij deze functies is het van belang dat ze ondergeschikt zijn aan de woonfunctie, zodat de woonfunctie voor het overgrote deel behouden blijft. De regeling is hierop afgestemd.
Het bestaande aantal woningen is uit te breiden met een afwijkingsmogelijkheid, mits dit niet leidt tot een onevenredige verhoging van de parkeerdruk.
 

6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

In het kader van het vooroverleg bestaat voor belangenorganisaties en burgers de mogelijkheid te reageren op de gemeentelijke beleidsvoornemens, zoals die zijn opgenomen in dit bestemmingsplan. Om een ieder de gelegenheid te geven zijn visie naar voren te brengen, is een inspraakprocedure gevolgd, zoals die is opgenomen in de gemeentelijke Inspraakverordening.
 
In dezelfde fase wordt het plan ook voorgelegd aan de betrokken diensten en instanties als bedoeld in het Overleg van het Besluit ruimtelijke ordening. Over alle ingekomen reacties is een standpunt bepaald, waarvan de resultaten in het bestemmingsplan zijn verwerkt en in sommige gevallen hebben geleid tot aanpassing van dit bestemmingsplan. Het overzicht van de ingekomen zienswijzen, vooroverlegreacties en de daaropvolgende ambtshalve wijzigingen is als bijlage 1 bij de toelichting opgenomen.
 
Daarna wordt het bestemmingsplan gereed gemaakt voor de wettelijke vaststellingsprocedure. Er is dan gelegenheid tot het mondeling en schriftelijk kenbaar maken van zienswijzen bij de gemeenteraad. Uiteindelijk is tegen de vaststelling van het bestemmingsplan beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
 

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten. Hierbij valt te denken aan kosten voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor het bestemmingsplan. Daarnaast hebben gemeenten sturingsmogelijkheden, omdat in het geval van grondexploitatie door derden diverse eisen en regels gesteld kunnen worden. Indien sprake is van bepaalde bouwplannen, moet de gemeente hiervoor in beginsel een exploitatieplan vaststellen. Van het vaststellen van een exploitatieplan kan worden afgezien als voornoemde kosten 'anderszins verzekerd' zijn, bijvoorbeeld door overeenkomsten, en het stellen van eisen met betrekking tot kwaliteit en fasering niet noodzakelijk wordt geacht. Een combinatie van een exploitatieplan en overeenkomsten is ook mogelijk.
 
Dit bestemmingsplan (de toegestane functies en de bouwregels) is op basis van een inventarisatie afgestemd op de bestaande situatie en de geldende mogelijkheden voor het plangebied. Geheel nieuwe bouwplannen (volgens het Bro) worden niet mogelijk gemaakt. De grondexploitatieregeling is niet van toepassing en de vaststelling van een exploitatieplan daarom niet nodig.