direct naar inhoud van Regels
Plan: Ruigahuizen - Rûchhústerwei 9
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1940.BPRUI22RUCHHUSTER9-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In de regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Ruigahuizen - Rûchhústerwei 9 met identificatienummer NL.IMRO.1940.BPRUI22RUCHHUSTER9-VA01 van de gemeente De Fryske Marren;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 aan- of uitgebouw bijbehorend bouwwerk

een bouwwerk dat in een directe fysieke verbinding staat met het (hoofd)gebouw waaraan zij wordt aan- of uitgebouwd. Een aangebouwd bijbehorend bouwwerk is een toevoeging van een afzonderlijke ruimte, terwijl een uitgebouwd bijbehorend bouwwerk een vergroting van een bestaande ruimte is;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aan huis verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit

het beroepsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid op kleine schaal in een woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroeps- of bedrijfsuitoefening een ruimtelijke en visuele uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse. Onder kleinschalige bedrijfsmatige activiteit als hier bedoeld worden in elk geval niet begrepen: garagebedrijven, detailhandel, horeca, showrooms en prostitutie;

1.7 agrarische hobbyactiviteit

het houden van dieren op een kleinschalige niet-bedrijfsmatige wijze, waarop het Activiteitenbesluit niet van toepassing is;

1.8 ander bouwwerk

een bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde;

1.9 bêd en brochje

het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.10 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 bebouwingspercentage

een in het bouwvlak of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.12 bestaand
  • a. bestaand gebruik: het gebruik van de gronden en bouwwerken dat aanwezig is op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan, daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
  • b. bestaande bouwwerken: bouwwerken die:
    • 1. op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanwezig zijn, daaronder vallen niet de bouwwerken, die reeds in strijd waren met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
    • 2. gebouwd worden of kunnen worden krachtens een voor het van kracht worden van het bestemmingsplan verleende omgevingsvergunning (al dan niet in afwijking van het voorgaande bestemmingsplan);
  • c. bestaande afmetingen: afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van de vaststelling van het bestemmingsplan tot stand zijn gekomen;
1.13 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.14 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.15 bijbehorend bouwwerk

een functioneel met een op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd(e) gebouw of overkapping, dat / die daaraan qua hoogte, alsmede omvang en/of situering ondergeschikt is;

1.16 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen van een standplaats;

1.17 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.18 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.19 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.20 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en andere bouwwerken zijn toegelaten;

1.21 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.22 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.23 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.24 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.25 hoofdgebouw

een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.26 horecabedrijf

een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waar bedrijfsmatige logies wordt verstrekt al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van erotisch getinte vermaaksfuncties;

1.27 huishouden

één of meer personen in een woning of een woonruimte, waarbij, indien er sprake is van meerdere personen, continuïteit in de samenstelling van de bewoners is en onderlinge verbondenheid tussen de bewoners;

1.28 kampeermiddel

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.29 kantoor

een gebouw of een ruimte in een gebouw dat/die dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;

1.30 kap

een dak met een zekere helling;

1.31 nutsvoorzieningen

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen en zendmasten;

1.32 overkapping

elk bouwwerk dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

1.33 peil
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    • 1. de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
    • 1. de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. voor een bouwwerk dat in, op of over het water wordt gebouwd:
    • 1. het NAP -0,52 m;
1.34 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.35 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

1.36 prostitutiebedrijf

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie wordt verricht.

Onder een prostitutiebedrijf wordt in ieder geval verstaan: een erotische massagesalon, een sekstheater, een bordeel of een parenclub, of een daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.37 recreatieve bewoning

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

1.38 vrijstaand bijbehorend bouwwerk

een bijbehorend bouwwerk dat vrijstaand van het hoofdgebouw waar het bij hoort wordt gebouwd en hoort bij het hoofdgebouw op hetzelfde bouwperceel;

1.39 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.40 woonhuis

een gebouw, dat één woning omvat.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens

vanaf de buitenwerkse gevelvlakken dan wel, indien sprake is van overstekende daken met een overstekend gedeelte van meer dan 0,75 m, respectievelijk overstekken van meer dan 0,75 m, vanaf de buitenrand van het overstekende dak/de overstek, neerwaarts geprojecteerd, tot de kadastrale zijgrens van het perceel;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een ander bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

bij lessenaarsdaken wordt de bouwhoogte niet als goothoogte aangemerkt;

2.5 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels(en/of hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.7 de oppervlakte van een overkapping

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Open Landschap

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Open Landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
  • b. cultuurgrond;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en natuurlijke waarden van de gronden;
  • d. openbare nutsvoorzieningen;
  • e. dagrecreatief medegebruik;
  • f. infrastructurele voorzieningen;
  • g. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder kaden en dijken;
  • h. sloten, beken, en daarmee gelijk te stellen waterlopen;

met de daarbij behorende:

  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Gebouwen zijn niet toegestaan.

3.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. silo's, platen en bassins zijn niet toegestaan buiten het bouwvlak;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal buiten het bouwvlak ten hoogste 5,0 m bedragen.

3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan van mest en/of overige landbouwproducten buiten het bouwvlak;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor een intensief veehouderijbedrijf;
  • c. het gebruik van bouwwerken voor een (boom)kwekerijbedrijf;
  • d. het gebruik van gronden ten behoeve van de containerteelt;
  • e. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor (recreatieve) bewoning;
  • f. het gebruik van de gronden als erf, buiten een zone van 25,0 m vanaf de zij- en achtergevel(s) van bedrijfswoningen;
  • g. het gebruik van gebouwen voor verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • h. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • i. het gebruik van de gronden ten behoeve van het aanplanten van bomen en/of houtgewas voor zover niet gelegen binnen een bouwvlak, de bosbouw, de houtteelt en/of andere opgaande teeltvormen;
  • j. het gebruik van gronden ten behoeve van een permanente omzetting, dat is langer dan een jaar, voor lelie- en bollenteelt.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het college van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het aanplanten van bomen en/of houtgewas ten behoeve van schuilgelegenheid voor vee, voor zover niet gelegen binnen een bouwvlak;
    • 2. het kappen en/of rooien van bomen en houtgewas;
    • 3. het verharden van agrarische perceel- en/of kavelontsluitingswegen buiten het bouwvlak met een grotere breedte dan 4,0 m;
    • 4. het aanleggen van overige verharde en halfverharde wegen en paden buiten het bouwvlak;
    • 5. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden, zodanig dat er een verschil in hoogte, c.q. diepte ten opzichte van het bestaande maaiveld ontstaat van meer dan 0,5 m, waaronder het ophogen en/of maken van kaden en dijken;
    • 6. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het dagrecreatief medegebruik;
    • 7. het wijzigen van de grondsamenstelling en/of het aanbrengen van voorzieningen, waaronder afschermende materialen, ten behoeve van de aanleg van paardrijdbakken;
    • 8. het graven of dempen van sloten en daarmee gelijk te stellen waterlopen, uitsluitend indien dit een wijziging van het kavelpatroon tot gevolg heeft;
    • 9. het graven of dempen van poelen en pingo-ruïnes en daarmee gelijk te stellen waterpartijen.
  • b. Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
    • 1. het normale onderhoud betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met: een aan huis verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit zoals genoemd in bijlage 1.

met daaraan ondergeschikt

  • b. overnachtingsmogelijkheden in de vorm van bêd en brochje;
  • c. kleinschalig kamperen;
  • d. ondergeschikte agrarische hobbyactiviteiten;
  • e. waterkering;

met de daarbij behorende:

  • f. gebouwen;
  • g. tuinen en erven, parkeervoorzieningen, wegen en paden, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen en andere bouwwerken.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak zijn ten hoogste twee woningen toegestaan;
  • b. de oppervlakte van een woning, inclusief bijbehorende bouwwerken, bedraagt niet meer dan 300 m2.

4.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. per bouwvlak mag het aantal woningen niet meer bedragen dan 1;
  • c. het hoofdgebouw wordt gebouwd in één bouwlaag met kap, waarbij de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan respectievelijk 4,5 m en 9,0 m, dan wel niet meer dan de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen.

4.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken worden ten minste 1,0 m achter de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan gebouwd;
  • b. de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de bouwperceelgrens bedraagt ten minste 0,5 m;
  • c. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag ten hoogste gelijk zijn aan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd plus 0,25 m, met dien verstande dat de goothoogte van aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet meer dan 4,0 m mag bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk is ten minste 1,0 m lager dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
  • e. de goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedragen niet meer dan respectievelijk 3,0 m en 6,0 m;
  • f. de bouwhoogte van gebouwen die binnen een afstand van 3,0 m van de bouwperceelgrens worden gebouwd, bedraagt niet meer dan 5,0 m, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
  • g. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt niet meer dan 3,0 m.

4.2.4 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van de overige erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2,0 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op zijerven, die grenzen aan het openbaar toegankelijk gebied, op een afstand van 1,0 m of minder uit de bouwperceelgrens ten hoogste 1,0 m bedraagt;
  • b. op een bouwperceel is ten hoogste één vlaggenmast toegestaan, waarvan de hoogte niet meer bedraagt dan 8,0 m;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt niet meer dan 3,0 m.

4.2.5 Saneringsregels

Vervangende bouw van bijbehorende bouwwerken mag plaatsvinden, zodanig dat de oppervlakte van een woning inclusief bijbehorende bouwwerken niet meer dan 300 m2 bedraagt.

4.3 Nadere eisen

Het college van burgemeester en wethouders kan met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwings- en straatbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;

nadere eisen stellen aan de plaats, de goot- en bouwhoogte en de dakvorm van de bebouwing.

4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Toegestaan gebruik
  • a. Aan huis verbonden beroep of bedrijf

Het gebruik van de gronden en bouwwerken voor een aan huis verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, zoals genoemd in bijlage 1, is toegestaan, mits:

    • 1. de woonfunctie niet onevenredig wordt aangetast;
    • 2. alle bedrijfsactiviteiten plaatsvinden binnen gebouwen, waarbij de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 100 m2, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze groter is;
    • 3. het uiterlijk van de woning niet wordt aangetast; uitsluitend niet-uitstekende, niet verlichte reclame-uitingen van beperkte omvang zijn toegestaan;
    • 4. er voldoende bergruimte in of bij de woning overblijft;
    • 5. er geen opslag en/of stalling als gevolg van de bedrijfsactiviteiten buiten de gebouwen plaatsvindt;
    • 6. het bedrijf wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning. Het totale aantal werkenden mag hierbij niet meer bedragen dan twee;
    • 7. er geen detailhandel en/of horeca plaatsvindt, met uitzondering van productiegebonden detailhandel en/of de detailhandel zoals genoemd in bijlage 1;
    • 8. van de activiteiten geen onevenredige publieksaantrekkende werking uitgaat;
    • 9. de parkeer- of verkeerdruk niet toeneemt in een mate waardoor het woonklimaat in onevenredige mate kan worden aangetast.
  • b. Bêd & Brochje

Het gebruik van bestaande bebouwing voor het bieden van overnachtingsmogelijkheden in de vorm van bêd & brochje is toegestaan, mits:

    • 1. de woonfunctie behouden blijft;
    • 2. de bêd & brochje in het hoofdgebouw of een karakteristiek bijbehorend bouwwerk wordt gerealiseerd;
    • 3. het aantal beschikbare kamers per bedrijf niet meer dan drie bedraagt;
    • 4. de totale oppervlakte niet meer bedraagt dan 75 m2;
    • 5. er geen sprake is van een grote verkeersaantrekkende werking;
    • 6. het parkeren op eigen erf plaatsvindt.
  • c. Kleinschalig kamperen

Het gebruik van de gronden voor kleinschalig kamperen ter plaatse is toegestaan, mits:

    • 1. de woonfunctie behouden blijft;
    • 2. het aantal standplaatsen niet meer dan 15 bedraagt;
    • 3. de gronden op of aansluitend aan het erf zijn gelegen en de oppervlakte minimaal 5.000 m2 bedraagt;
    • 4. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing;
    • 5. de voorzieningen uitsluitend binnen de bestaande gebouwen worden gerealiseerd, met uitzondering van een sanitair gebouw met een maximum oppervlakte van 50 m2 en een goothoogte van maximaal 3,5 m;
    • 6. het gebruik van het kampeerterrein zich beperkt tot de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
    • 7. op de betreffende gronden alleen mobiele kampeermiddelen, zoals tenten en toercaravans, worden geplaatst.
  • d. Paardrijbak

Het gebruik van de gronden voor een paardrijbak voor hobbymatig gebruik is toegestaan, mits:

    • 1. de afstand tussen de paardrijbak en een bestaande woning van derden ten minste 30 m bedraagt;
    • 2. de oppervlakte van de paardrijbak niet meer dan 800 m² bedraagt;
    • 3. een open omheining wordt toegepast met een maximale hoogte van 1,4 m;
    • 4. de paardrijbak niet wordt voorzien van bestrating of andere verharding;
    • 5. er geen lichtmasten worden geplaatst.
  • e. Stalling

Het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de stalling van boten en caravans is toegestaan, mits:

    • 1. de opslag plaatsvindt binnen de voormalige bedrijfsgebouwen;
    • 2. de woonfunctie niet onevenredig wordt aangetast, hetgeen onder meer blijkt uit het feit dat er voldoende bergruimte bij de woning overblijft.

4.4.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. splitsing van een woning in meerdere woningen;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een woning als zelfstandige woning;
  • c. het gebruik van gronden en gebouwen voor (verblijfs)recreatie met uitzondering van de in lid 4.1 sub b en c genoemde bêd & brochje en kleinschalige kampeerterreinen;
  • d. buitenopslag.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Erfvergroting

Het college van burgemeester en wethouders kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1, ten behoeve van erfvergroting voor een bestaande woning, mits:

    • 1. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast voor zover de bestaande diepte van het achtererf van de woning ten hoogste 10 m bedraagt;
    • 2. de vergroting maximaal 5.000 m² bedraagt;
    • 3. de erfvergroting geen onevenredige afbreuk doet aan de waarden en kwaliteiten van het landschaps- en bebouwingsbeeld ter plaatse.
  • b. Kleinschalig kamperen

Het college van burgemeester en wethouders kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 4.4.1 sub c, voor het gebruik van gronden en bouwwerken voor kleinschalig kamperen, waarbij het aantal standplaatsen per kleinschalig kampeerterrein meer dan 15 maar ten hoogste 25 bedraagt, mits:

    • 1. de afstand van de betreffende gronden ten opzichte van het dichtstbijzijnde kampeerterrein ten minste 100 m bedraagt, gemeten vanaf de bouwperceelgrenzen;
    • 2. de afstand van de betreffende gronden tot de erfgrens van een naastgelegen woning ten minste 50 m bedraagt;
    • 3. de gronden op of aansluitend aan het erf zijn gelegen en de oppervlakte minimaal 5.000 m² bedraagt;
    • 4. het gebruik van het kampeerterrein zich beperkt tot de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
    • 5. op de betreffende gronden alleen kampeermiddelen, zoals tenten en toercaravans, worden geplaatst;
    • 6. er bij de verlening van de omgevingsvergunning overeenstemming is over de landschappelijke inpassing van de bedrijfsgebouwen en de uitvoering en instandhouding van de landschappelijke inpassing is gewaarborgd;
    • 7. het aantal verkeersbewegingen, in relatie met de bestaande verkeersstructuur, niet onevenredig toeneemt;
    • 8. is aangetoond dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de lichtuitstoot, de woonsituatie, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en de ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen bedrijven.
  • c. Recreatieappartementen

Het college van burgemeester en wethouders kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 4.4.2, sub c voor het bieden van overnachtingsmogelijkheden in de vorm van recreatieappartementen, mits:

    • 1. de activiteiten ondergeschikt zijn aan de woonfunctie;
    • 2. de recreatieappartementen in het hoofdgebouw of een karakteristiek bijbehorend bouwwerk worden gerealiseerd;
    • 3. het aantal recreatieappartementen per bedrijf niet meer dan vijf bedraagt;
    • 4. de totale oppervlakte niet meer bedraagt dan 250 m2;
    • 5. er geen sprake is van een grote verkeersaantrekkende werking;
    • 6. het parkeren op eigen erf plaatsvindt.

4.6 Voorwaardelijke verplichting
4.6.1 Voorwaardelijke sloopverplichting

Gebruik van het perceel conform de bestemming 'Wonen'' is toegestaan mits de te saneren bebouwing inclusief te verwijderen erfverharding, zoals weergegeven op de inrichtingsschets in bijlage 2 bij deze regels, is gesloopt en gesaneerd binnen 12 maanden na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan.

4.6.2 Voorwaardelijke verplichting voor de aanleg en instandhouding van landschapselementen
  • a. Gebruik van perceel en hoofdgebouwen conform de bestemming “Wonen” is toegestaan mits:
    • 1. de op de inrichtingsschets (bijlage 2) aangegeven 'nieuwe boomwal' wordt aangelegd en in stand gehouden;
    • 2. de binnen de percelen nieuwe en bestaande aanwezige landschapselementen, zoals bomen en sloten in stand worden gehouden.
  • b. de onder a. genoemde landschapsmaatregelen worden binnen twee jaar na het onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning voor de bouw van de tweede woning binnen het bestemmingsvlak.

Artikel 5 Waarde - Archeologie

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, naast de aangegeven samenvallende bestemmingen (basisbestemming), tevens bestemd voor het herstel en behoud van archeologische waarden.

In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

5.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van bouwwerken geldt dat bij gebiedsoverstijgende ingrepen van meer 5.000 m² en dieper dan 30 cm een karterend (boor)onderzoek moet worden uitgevoerd.

5.3 Nadere eisen
5.3.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen en ontginnen van gronden met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft met een oppervlakte groter dan 5000 m² en waarbij dieper wordt gegraven dan 30 cm.

5.3.2 Uitzondering

Het in sublid 5.3.1 bedoelde verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:

  • a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het inwerkingtreden van het plan;
  • b. of het normale onderhoud betreffen;
  • c. of mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden;
  • d. of op archeologisch onderzoek gericht zijn.

5.3.3 Toepasbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in sublid 5.3.1 wordt slechts verleend indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. of op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad; of
  • c. de volgende voorwaarden in acht worden genomen, wanneer op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
    • 2. een verplichting tot het doen van opgravingen; of
    • 3. een verplichting de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumenten zorg.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en zandopslag en het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutiebedrijf;
  • d. het gebruik en/of de inrichting ten behoeve van exploratie en exploitatie van diepe delfstoffen.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de natuurlijke c.q. ecologische waarden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden c.q. bouwwerken, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein mits de structuur van het plan niet wordt aangetast en de ontheffing gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  • c. de regels in die zin dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  • d. de regels ten aanzien van de bouwhoogte van andere bouwwerken, in die zin dat de bouwhoogte van de andere bouwwerken wordt vergroot tot ten hoogste 10,0 m;
  • e. de regels in die zin dat gebouwen en/of andere bouwwerken ten behoeve van de openbare nutsvoorzieningen en/of de telecommunicatie worden gebouwd, mits:
    • 1. de oppervlakte ten hoogste 50 m² bedraagt;
    • 2. het gebouw dan wel ander bouwwerk uit ten hoogste één bouwlaag bestaat;
    • 3. de bouwhoogte ten hoogste 5,0 m bedraagt.

Artikel 9 Overige regels

9.1 Voldoende parkeergelegenheid
  • a. De gronden zoals aangewezen in de verschillende bestemmingen mogen slechts worden bebouwd of gebruikt onder de voorwaarde dat op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden;
  • b. Bij omgevingsvergunning wordt aan de hand van de parkeernormen in de Nota beleidsregels parkeren De Fryske Marren bepaald of sprake is van voldoende parkeergelegenheid met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
  • c. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de eis dat parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden (sub a) en de parkeernormen zoals opgenomen in de Nota beleidsregels parkeren De Fryske Marren (sub b) mits dit geen onevenredige gevolgen heeft voor de omgeving en wordt voldaan aan de in de Beleidsregels parkeren opgenomen regels en voorwaarden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.
  • c. Lid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in lid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Lid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Ruigahuizen - Rûchhústerwei 9'