De meeste recente versie van de Omgevingsvisie van de provincie Zuid-Holland is in werking getreden op 1 april 2023. De Omgevingsvisie bestaat uit vier onderdelen:
- Ruimtelijke hoofdstructuur
De ruimtelijke hoofdstructuur toont de essentie en de samenhang van verschillende ruimtelijke beleidskeuzes uit de Omgevingsvisie. Het integrale kaartbeeld van de ruimtelijke hoofdstructuur is opgebouwd uit de volgende kaartbeelden:
- het dagelijks stedelijk systeem, dat bestaat uit de stedelijke agglomeratie en de daarmee via hov (hoogwaardig openbaar vervoer) verbonden regiokernen;
- de hoogstedelijke zone tussen Leiden en Dordrecht;
- het logistiek-industriële systeem van mainport, greenports langs vaarwegen en zware infrastructuur;
- de samenhang van grote landschappelijke eenheden met de stedelijke agglomeratie;
- de groene ruimte en de groenblauwe structuur;
- het bodem- en watersysteem;
- energie.
De provincie wil meer vertrouwen geven aan maatschappelijke initiatieven. De provincie werkt daarom vanuit een aantal sturingsprincipes: opgavegericht, provinciaal belang en maatwerk.
De provincie heeft zes richtinggevende ambities in de fysieke leefomgeving. Deze ambities zijn geworteld in de historie, ligging en economische structuur van Zuid-Holland en zijn gekoppeld aan de strategische uitdagingen waar de regio voor staat. De provincie heeft de volgende ambities:
- naar een klimaatbestendige delta;
- naar een nieuwe economie: the next level;
- naar een levendig meerkernige metropool;
- energievernieuwing;
- best bereikbare provincie;
- gezonde en aantrekkelijke leefomgeving.
- Omgevingskwaliteit
Onder 'omgevingskwaliteit' wordt verstaan: het geheel aan kwaliteiten die de waarde van de fysieke leefomgeving bepalen. De volgende onderdelen vormen de basis van de omgevingskwaliteit:
- een beschrijving van de unieke kwaliteiten van Zuid-Holland: de drie deltalandschappen, de Zuid-Hollandse steden en de strategische ligging in internationale netwerken;
- een beschrijving van de bestaande omgevingskwaliteit op basis van de leefomgevingstoets, met aandacht voor aspecten van milieukwaliteit. Hiertoe implementeert de provincie de beleidscyclus en monitor Omgevingskwaliteit;
- een nadere uitwerking van het provinciale beleid voor het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit, op basis van de 'kwaliteitskaart' en de 'richtpunten ruimtelijke kwaliteit'.
- Beleidskeuzes
De provincie heeft in de Omgevingsvisie een overzicht gemaakt van samenhangende beleidskeuzes (zie Omgevingsvisie Zuid Holland).
Planspecifiek
- Ruimtelijke hoofdstructuur
De ruimtelijke hoofdstructuur is voor het beoogde initiatief niet specifiek van belang gezien de aard en omvang van het initiatief.
- Ambities en sturing
De ambities van de provincie zijn niet specifiek van toepassing voor het beoogde initiatief, maar vormen tevens geen belemmering voor de herontwikkeling.
- Omgevingskwaliteit
Voor de beoogde ontwikkeling is de omgevingskwaliteit wel van belang. Hiervoor zullende de relevante kaartlagen van de kwaliteitskaart en de bijbehorende richtpunten nader worden omschreven.
Laag van de ondergrond
Het plangebied bevindt zich in een veencomplex. Binnen het veencomplex is een aantal plekken waar in de ondergrond nog grote veenpakketten aanwezig zijn. Niet alleen zijn deze veenpakketten van bijzondere waarde, ook zijn deze gebieden zeer gevoelig voor bodemdaling. Het richtpunt vanuit de kwaliteitskaart is dat ontwikkelingen in het veenlandschap zorgdragen voor behoud van het veen en met name bij de diepe veenpakketten gericht zijn op het beperken van de bodemdaling. De nieuwe bebouwing komt op de plaats van bestaande schuren. Er zullen daardoor geen ingrepen worden gedaan die afbreuk doen aan het veen.
Laag van de cultuur- en natuurlandschappen
Het plangebied bevindt zich in een veen(weide)landschap. De structuur in de veengebieden is sterk bepaald door de rivieren en veenstromen, de op enige afstand daarvan aangelegde weteringen en andere ontginningsbasissen. Loodrecht daarop staan de verkavelingspatronen. Richtpunten voor het veenlandschap zijn:
- Bewaren diversiteit aan verkavelingspatronen. Lengtesloten zijn beeldbepalend en worden behouden.
- Ontwikkelingen houden rekening met het behoud van kenmerkende landschapselementen
- Ontwikkelingen dragen bij aan behoud van de maat en weidsheid van de poldereenheden
- Nieuwe bebouwing en bouwwerken worden geplaatst binnen de bestaande structuren/ linten en niet in de veenweidepolders.
- Nieuwe agrarische bedrijven liggen aan bestaande ruilverkavelingslinten of op een zeer goed bereikbare locatie voor zwaar verkeer. Ze vormen visuele eilanden in het veenweidelandschap door stevige, passende beplanting en een ligging op ruime afstand van elkaar.
De nieuwe bebouwing wordt geplaatst binnen de bestaande structuren en niet in de veenweidepolders. Hierbij wordt het verkavelingspatroon, dat bepaald wordt door lengtesloten, niet aangetast. Geconcludeerd wordt dat het veenlandschap niet wordt aangetast met de beoogde ontwikkeling.
Tevens zijn door de ligging aan het lint van de Achterbroek de richtpunten van 'linten' van belang. Linten zijn lineaire, aangesloten bebouwingsvormen langs wegen, waterwegen of dijken met een sterke relatie met het omliggende landschap. Ze bepalen mede de kenmerken van het landschap en zijn daarvan niet los te zien. De ontwikkeling vindt plaats binnen de bestaande structuren en de bestaande bebouwing. De bestaande woning aan de Achterbroek blijft behouden. De nieuwe woning wordt in de tweede lijn achter de bestaande woning gerealiseerd, de twee bijgebouwen komen daar telkens schuin achter. Hiermee wordt aan de linkerzijde van de bebouwing een doorzichtslijn naar het achterland gecreëerd, waarmee er een verbetering optreedt ten behoeve van de karakteristieke uitstraling van het lint.
Laag van de stedelijke occupatie
De kaart 'Laag van stedelijke occupatie' geeft weer dat het plangebied niet in een beschermingsgebied is gelegen.
Laag van de beleving
De kaart 'Laag van de beleving' geeft weer dat het plangebied in een stiltegebied is gelegen. In de stiltegebieden is alleen ruimte voor 'gebiedseigen' geluid. Het voorgenomen plan resulteert niet in een verslechtering van de geluidsgeneratie.
Tevens is het plangebied gelegen in het kroonjuweel (cultureel erfgoed) middengebied Krimpenerwaard. Het middengebied van de Krimpenerwaard wordt begrensd door landscheidingskaden, vaarten en vlieten. De oude opstrekkende verkaveling en het watersysteem zijn nog grotendeels intact en bepalend voor het regelmatige en de oost-west georiënteerde nederzettingsstructuur. Erfbeplanting, rijen knotwilgen en het opgaand groen van kades en eendenkooien en geriefbosjes zijn accenten in het vlakke en waterrijke veenweidelandschap. De lange bebouwingslinten zijn rijk aan historische boerderijen en hebben door de vele open ruimtes tussen de bebouwing een sterke relatie met het landschap. Het richtpunt vanuit de kwaliteitskaart is het herkenbaar houden en versterken van de kwaliteiten (ontginningspatroon met verkaveling, waterlopen, kades, monumentale boerderijlinten, beplanting, profiel van wegen en waterlopen), alsook hun onderlinge samenhang. Door het slopen van de bestaande bijgebouwen en het inpassen van de nieuwe woning en bijgebouwen achter op het erf, wordt een nieuwe zichtlijn gecreëerd. Dit draagt bij aan de open ruimtes tussen de bebouwing aan het lint en daarmee sterke relatie met het achterliggende landschap.
- Beleidskeuzes
De ontwikkeling sluit aan bij de beleidskeuze: Behoud en versterking ruimtelijke kwaliteit. Het ruimtelijke kwaliteitsbeleid bestaat uit de voorgenoemde lagen van de kwaliteitskaart. Daarnaast zijn er gebiedsprofielen opgesteld, gezamenlijk met decentrale overheden en andere partijen in de regio. De gebiedsprofielen hebben de status van handreiking, maar nadrukkelijk niet de status van toetsingskader.
Het plangebied valt binnen het gebiedsprofiel 'Krimpenerwaard'. Voor elk gebiedsprofiel zijn meerdere kaarten beschikbaar. Hieronder worden alleen de voor het plangebied relevante kaarten besproken die een aanvulling vormen op de reeds genoemde aspecten van de kwaliteitskaart:
Herkenbaar waterrijk veen(weide)
Het hele middengebied van de Krimpenerwaard is veenweidegebied. Ondanks de gefaseerde ontginning is een gelijkvormig ontginningspatroon ontstaan met lange, smalle noord-zuid georiënteerde kavels en brede sloten. In het middengebied liggen achter de lintbebouwing brede vaarsloten en zones met veenputten, ontstaan door kleinschalige veenwinning. De graslanden hebben grotendeels een agrarische functie in de vorm van weidegebied en zijn waardevolle weidevogelgebieden. Door de combinatie van regelmatig ontginningspatroon en kleine landschapselementen, onderbroken door bebouwingslinten ontstaat een verrassende diversiteit in het veenweidelandschap. Een ambitie voor het veenweidegebied is dat nieuwe bebouwing een plek krijgt in de kernen of linten en niet in het open gebied. Met onderhavige ontwikkeling wordt een nieuwe woning mogelijk gemaakt achter op het erf van een bestaande woning. Hierdoor blijft het open gebied gehandhaafd.
Linten blijven linten
Het plangebied ligt aan een veenlint met een enkele ontginngingsas in Berkenwoude. De veenlinten liggen oost-west georiënteerd min of meer haaks op de verkaveling. Het lint ligt aan een smalle weg met aan weerszijden watergangen, meestal een bredere wetering en aan de andere kant een smalle sloot. De overwegend asymmetrische bebouwing, met aan een kant bijna continu bebouwing, en aan de andere kant losse bebouwing, is ontstaan door de verschillende ontginningsfasen. Een ambitie voor het veenlint is het herkenbaar houden van de ruimtelijke structuur van kavels dwars op het lint, variërend van haaks tot enigszins onder een hoek. Een andere ambitie is dat in het dicht bebouwde (deel van het) lint smalle doorzichten worden gehandhaafd. Met het voorliggende plan wordt aangesloten op de ruimtelijke structuur van het lint, door de nieuwe woning en de twee nieuwe bijgebouwen dwars op het lint te positioneren. Tevens wordt er met de nieuwe erfinrichting een doorzicht gecreëerd, waarmee wordt aangesloten op de ambitie om smalle doorzichten te handhaven.
Rust en stilte
Het plangebied bevindt zich in een stiltegebied. De stiltegebieden zijn de luwe gebieden met beperkte verstedelijking. In de door de provincie aangewezen stiltegebieden is alleen ruimte voor gebiedseigen geluid. Als gevolg van het toevoegen van één woning zal er slechts een beperkte toename aan geluid zijn, die geen invloed zal hebben op de rust en stilte in dit gebied. Hiermee wordt bijgedragen aan de belevingskwaliteit van het stiltegebied.
Conclusie
Met de beoogde ontwikkeling zijn er geen belemmeringen vanuit de Omgevingsvisie. Bovendien draagt het plan door het verwijderen van overtollige gebouwen bij aan het versterken van het lint, en door het terugbrengen van doorzichten en het toevoegen van kwaliteit bij aan het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit. Daarmee past de beoogde ontwikkeling binnen de Omgevingsvisie en is deze in lijn met de provinciale ambities.