direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Wijzigingsplan Beijerscheweg 69 - 71, Stolwijk
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1931.BPW1910BG024-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

De bebouwing op het perceel Beijerscheweg 69 - 71 in Stolwijk (hierna: Beijerscheweg 69-71) heeft van oorsprong gediend als boerderij. Het oorspronkelijke agrarische gebruik is al geruime tijd geleden beëindigd. Sindsdien wordt de bebouwing en de bijbehorende grond gebruikt voor reguliere bewoning, waarbij in de bebouwing achter de boerderijwoning (nr. 71) een aparte woning (nr. 69) is gerealiseerd. De woning op nummer 69 is op 1 juli 2005 door de huidige eigenaar aangekocht.

In het geldende bestemmingsplan "Landelijk Gebied (voormalige gemeente Vlist)", dat werd vastgesteld op 15 december 2015, is ondanks het jarenlange gebruik als burgerwoning uitgegaan van het agrarische gebruik. Hierdoor geldt voor de woningen Beijerscheweg 69 en 71 nog steeds de bestemming "Agrarisch met waarden".

De eigenaar van Beijerscheweg 69 is voornemens zijn perceel met woonfunctie te verkopen. De achterhaalde agrarische bestemming vormt hiervoor een belemmering.
Op grond van het geldende bestemmingsplan kunnen burgemeester en wethouders gebruik maken van een wijzigingsbevoegdheid waarmee het gebruik van deze woningen voor burgerbewoning wordt geformaliseerd. Het voorliggende wijzigingsplan voorziet in de toepassing van deze bevoegdheid.

1.2 Ligging plangebied

Het perceel Beijerscheweg 69 - 71 ligt in het landelijk gebied van de voormalige gemeente Vlist, thans gemeente Krimpenerwaard. De locatie ligt noordwestelijk van Stolwijk.

Op figuur 1 is de ligging van de locatie in de omgeving te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.1931.BPW1910BG024-VG01_0003.png"

Figuur 1. Ligging plangebied in omgeving

Figuur 2 toont de begrenzing van het plangebied, die overeenkomt met de begrenzing van het bouwvlak zoals dat is opgenomen in het geldende bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1931.BPW1910BG024-VG01_0004.png"

Figuur 2. Begrenzing plangebied

1.3 Geldend bestemmingsplan

Van kracht is het bestemmingsplan "Landelijk Gebied (voormalige gemeente Vlist)" dat op 15 december 2015 werd vastgesteld. Figuur 3 geeft aan de ligging van het wijzigingsgebied te midden van de omliggende bebouwing langs de Beijerscheweg, die aan beide zijden van de Boschewetering loopt.

In het bestemmingsplan heeft het perceel Beijerscheweg 69 - 71 de bestemming "Agrarisch met waarden" gekregen. Ter plaatse van de woningen is de aanduiding ´karakteristiek´ opgenomen alsmede een aanduiding dat maximaal 2 woningen zijn toegestaan. Verder geldt voor het wijzigingsgebied een aanduiding `tuinbouw`.
Naast de hoofdbestemming "Agrarisch met waarden" gelden voor deze gronden tevens de dubbelbestemmingen "Waarde - Archeologie 1" en "Waarde - Archeologie 3".

afbeelding "i_NL.IMRO.1931.BPW1910BG024-VG01_0005.png"

Figuur 3. Fragment geldend bestemmingsplan

De agrarische bestemming laat naast regulier agrarisch gebruik ook ondergeschikte nevenactiviteiten toe, zoals lichte vormen van bedrijvigheid, bed & breakfast, agrarische dagrecreatie, theeschenkerij, detailhandel in eigen en streekproducten, verhuur van kano's, fietsen e.d. en zorglandbouw.

In de regels van het plan zijn meerdere mogelijkheden opgenomen voor wijziging van de agrarische bestemming. Eén van die mogelijkheden is het toekennen van een aanduiding "specifieke vorm van agrarisch-voormalig agrarisch bedrijf" aan het bestaande bouwvlak conform artikel 3.7.2. van het geldende bestemmingsplan. Na toevoeging van deze aanduiding is het toegestaan de aanwezige bebouwing te gebruiken voor reguliere burgerbewoning.

afbeelding "i_NL.IMRO.1931.BPW1910BG024-VG01_0006.png"

Figuur 4 Agrarisch bouwvlak - tevens wijzigingsgebied

De dubbelbestemmingen "Waarde - Archeologie 1" en "Waarde - Archeologie 3" zijn opgenomen in verband met de verwachting dat de locatie mogelijk archeologisch waardevol is. De dubbelbestemmingen bieden bescherming tegen beschadiging van eventueel in de bodem aanwezige archeologische overblijfselen.

1.4 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 bevat een korte planbeschrijving. In hoofdstuk 3 volgt een beschrijving van de verschillende relevante beleidskaders. In hoofdstuk 4 worden de eventuele gevolgen in relatie tot de verschillende omgevingsaspecten (zoals milieu, ecologie, water en archeologie) in beeld gebracht. Hoofdstuk 5 bevat de juridische planbeschrijving. Hoofdstuk 6 gaat in op de uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Bestaande situatie

Zoals in de inleiding aangegeven wil de eigenaar de woning Beijerscheweg 69 verkopen. De woning staat, overeenkomstig het gebruik door de huidige eigenaar sinds 2005, te koop als half vrijstaande woonboerderij. Aan de achterzijde van de woonboerderij bevindt zich een ruim erf met tuin, parkeerplaatsen en diverse bijgebouwen.

De toepassing van de wijzigingsbevoegdheid is nodig voor de verkoop. Eventuele kopers moeten in het kader van de aankoop en financiering daarvan kunnen aantonen dat het beoogde gebruik in overeenstemming is met het bestemmingsplan.

2.2 Nieuwe situatie

Het agrarische gebruik is al lange tijd beëindigd en anno 2019 is het niet aannemelijk dat een koper wordt gevonden die het agrarische gebruik wil herstellen. Er van uitgaande dat verkoop voor reguliere burgerbewoning de enige reële optie is, ligt het voor de hand dit ook formeel mogelijk maken via de daarvoor in artikel 3.7.2 van het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid, waarbij het bouwvlak wordt voorzien van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch-voormalig agrarisch bedrijf".

afbeelding "i_NL.IMRO.1931.BPW1910BG024-VG01_0007.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1931.BPW1910BG024-VG01_0008.png"

Figuur 5 Beijerscheweg 69 / 71

Hoewel voor de woning Beijerscheweg 71, die aan de wegzijde is gesitueerd, op dit moment geen verkoopwens bestaat, doet zich hier feitelijk dezelfde situatie voor. Van gebruik als agrarische bedrijfswoning is geen sprake. De feitelijke gebruikssituatie komt ook hier niet overeen met de agrarische bestemming conform het bestemmingsplan. Bij een eventuele verkoop in de toekomst zou ook voor deze woning een zelfde wijziging van het bestemmingsplan nodig zijn.

Tegen deze achtergrond en omdat het om geschakelde woningen gaat wordt de wijzigingsbevoegdheid toegepast voor de beide woningen Beijerscheweg 69 en 71. Met de eigenaar zijn hier afspraken overgemaakt en is dit vastgelegd in een getekende overeenkomst.


Hoofdstuk 3 Beleidskaders

3.1 Algemeen

Dit wijzigingsplan heeft tot doel het bestemmingsplan voor de locatie Beijerscheweg 69 -71 in overeenstemming te brengen met de al lange tijd bestaande gebruikssituatie. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een wijzigingsbevoegdheid opgenomen in artikel 3.7.2. van het bestemmingsplan Landelijk Gebied (voormalige gemeente Vlist) uit 2015.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Nota Ruimte uit 2001 is vervangen door de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Op 13 maart 2012 stelde de Minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie vast.

Eén van de belangrijkste beleidsdoelen is een gezonde en veilige leefomgeving als basisvoorwaarde voor burgers en ondernemers. Dit wordt vooral vertaald in het verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water), bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's. Om toekomstige kosten en maatschappelijke schade te voorkomen, moeten bij ruimtelijke en infrastructurele ontwikkelingen de milieueffecten worden afgewogen.

Het Rijk heeft 13 nationale belangen aangewezen en richt zich daarbij op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de belangen voor Nederland als geheel. Buiten deze belangen bestaat beleidsvrijheid voor decentrale overheden, zoals de gemeente.

Conclusie voor het plangebied:
Het wijzigingsplan beslaat uitsluitend de percelen Beijerscheweg 69 - 71 en heeft alleen tot doel het bestemmingsplan in overeenstemming te brengen met het al langere tijd bestaande woongebruik op dit perceel. Gezien deze beperkte reikwijdte zijn met dit plan geen nationale belangen, zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, gemoeid. Het plan voldoet hiermee aan de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. Het Barro regelt dat nationale belangen op perceelsniveau verwerkt moeten worden in bestemmingsplannen en andere decentrale ruimtelijke besluiten.

In het Barro genoemde nationale belangen zijn onder andere de Mainportontwikkeling Rotterdam, het Kustfundament, Grote rivieren. Waddenzee en waddengebied, Defensie, Erfgoederen, Rijksvaarwegen, Hoofdwegen en landelijke spoorwegen, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament, Elektriciteitsvoorziening en Buisleidingen van nationaal belang voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

De gemeente moet in ruimtelijke besluiten, zoals dit wijzigingsplan, met deze belangen rekening houden.

Conclusie voor het plangebied:
In relatie tot de in het Barro geregelde nationale belangen is de wijziging waarin het voorliggende plan voorziet niet relevant.

3.2.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

Per 1 oktober 2012 is in artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen. Die ladder moet worden doorlopen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Op 1 juli 2017 is genoemd artikel gewijzigd en luidt sindsdien als volgt:

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Het doel van de Ladder is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd.

Uit de jurisprudentie omtrent de Ladder blijkt dat er sprake moet zijn van een stedelijke ontwikkeling. Daar is geen sprake van wanneer het gaat om ondergeschikte wijzigingen van een bestemmingsplan, zoals de bouw van een enkele woning of het wijzigen van het gebruik van bestaande bebouwing.

In de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State ((RVS: 2017:1724) is aangegeven dat, wil gesproken kunnen worden van een stedelijke ontwikkeling, het moet gaan om een ontwikkeling die voldoende substantieel is om als zodanig te kunnen gelden. De Afdeling geeft daarbij als voorbeeld dat een ontwikkeling voor niet meer dan 11 woningen in beginsel niet als stedelijke ontwikkeling wordt aangemerkt en in zo'n situatie artikel 3.1.6 lid 2 Bro niet van toepassing is.

Conclusie voor het plangebied: 
Het wijzigingsplan formaliseert de sinds lange tijd aanwezige woonfunctie van de percelen Beijerscheweg 69 en 71. Feitelijk is van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling geen sprake. De wijziging heeft betrekking op twee bestaande woningen. Het aantal woningen neemt niet toe en de bebouwingsmogelijkheden wijzigen niet. Van een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in de Ladder voor duurzame verstedelijking is om die reden geen sprake.

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Zuid-Holland

Op 20 februari 2019 hebben Provinciale Staten van Zuid-Holland de Omgevingsvisie Zuid-Holland en de Omgevingsverordening Zuid-Holland vastgesteld. In het Omgevingsbeleid is al het bestaande provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving samengevoegd in een Omgevingsvisie en Omgevingsverordening. Omdat onderdelen uit het Programma ruimte naar het visiedeel zijn omgezet, is het resterende deel hiervan nu onderdeel van het Omgevingsbeleid. Het gehele Omgevingsbeleid is alleen redactioneel gewijzigd, de beleidsinhoud is niet veranderd. Op 1 april 2019 is de geconsolideerde versie van de Omgevingsvisie in werking getreden.

De provincie ziet zes richtinggevende ambities in de fysieke leefomgeving. Deze nevengeschikte ambities staan niet op zichzelf. Ze zijn geworteld in de historie, ligging en economische structuur van Zuid-Holland en gekoppeld aan de strategische uitdagingen waar deze regio voor staat. De ambities zijn de kaders waarbinnen de provincie ruimte geeft. Die ruimte kan per opgave verschillen. Door in te zetten op de zes ambities draagt de provincie bij aan het sterker maken van Zuid-Holland. Bij de zes ambities is een aantal opgaven geïdentificeerd. De opgaven zijn vanuit provinciale optiek en op een zeker abstractieniveau geformuleerd zonder een beoogde eindsituatie te schetsen. Daarom omvat de Omgevingsvisie geen eindbeeld voor 2030 of 2050, maar wel ambities die voortkomen uit actuele maatschappelijke opgaven. Het betreft de volgende ambities:

  • 1. Naar een klimaatbestendige delta
  • 2. Naar een nieuwe economie: the next level
  • 3. Naar een levendige meerkernige metropool
  • 4. Energievernieuwing
  • 5. Best bereikbare provincie
  • 6. Gezonde en aantrekkelijke leefomgeving

In het programma Ruimte zijn de instrumenten opgenomen waarmee de doelen en ambities uit de Omgevingsvisie uitgevoerd gaan worden.

Omgevingskwaliteit
Verbetering omgevingskwaliteit
Centraal doel van het integrale omgevingsbeleid is het verbeteren van de omgevingskwaliteit. Daarbij streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en een goede leefomgevingskwaliteit. Met het provinciaal omgevingsbeleid wordt aangesloten op de maatschappelijke doelen van de Omgevingswet: het doelmatig benutten van de fysieke leefomgeving voor maatschappelijke opgaven en het bereiken en in stand houden van een goede omgevingskwaliteit.

Met het samenvoegen van al het bestaande beleid voor de fysieke leefomgeving heeft de provincie een eerste stap gezet richting een meer integrale sturing op omgevingskwaliteit. Een nadere uitwerking van het provinciale beleid voor het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit is weergegeven in de 'kwaliteitskaart' en de 'richtpunten ruimtelijke kwaliteit', behorende bij zowel de Omgevingsvisie als de Omgevingsverordening. Voor het realiseren van een goede omgevingskwaliteit werkt de provincie vanuit twaalf samenhangende opgaven van het omgevingsbeleid die zij van provinciaal belang acht. De 12 opgaven zijn: landschap en cultuurhistorie, gezondheid en veiligheid, natuur en recreatie, ruimte en verstedelijking, wonen, bodem en ondergrond, cultuurparticipatie en bibliotheken, klimaatadaptatie, zoetwater en drinkwater, bereikbaarheid, regionale economie en energievoorziening.

Kwaliteitskaart
In de Omgevingsvisie heeft de provincie een kwaliteitskaart opgenomen. Deze gaat over het buitengebied (de ruimte tussen steden en dorpen) en over de rand van steden en dorpen. Op deze kaart staan kwaliteiten van Zuid-Holland benoemd. Bijvoorbeeld prachtige en unieke gebieden, variërend van kust en delta tot de veenlandschappen van het Groene Hart. De kwaliteitskaart bestaat uit een aantal legenda-eenheden. De provincie vraagt gemeenten om voor ontwikkelingen in en nabij het buitengebied de kwaliteitskaart te benutten en gebruik te maken van de opgestelde gebiedsprofielen. De Beijerscheweg is gelegen in het gebiedsprofiel Krimpenerwaard.

De ondergrond (eerste laag) van het plangebied wordt gevormd door veen. Binnen het veengebied is een aantal plekken waar in de ondergrond nog grote veenpakketten aanwezig zijn. Niet alleen zijn deze veenpakketten van bijzondere waarde, ook zijn deze gebieden zeer gevoelig voor bodemdaling. Als richtpunt geldt dat ontwikkelingen in het veenlandschap zorg dragen voor behoud van het veen en zijn met name bij de diepe veenpakketten gericht op het beperken van de bodemdaling.

In de laag van cultuur- en natuurlandschappen maakt het plangebied onderdeel uit van het veen(weide)landschap. De structuur in de veengebieden is sterk bepaald door de rivieren en veenstromen, de op enige afstand daarvan aangelegde weteringen en andere ontginningsbasissen. Loodrecht daarop staan de (regelmatige) verkavelingspatronen. Het landschap is tussen deze structuren weids met lange zichtlijnen. Andere kenmerken zijn de smalle kavels, vele sloten met hoog waterpeil en overwegend grasland als bodemgebruik. Het agrarisch gebruik overheerst. Belangrijke kenmerken van het veenweidegebied zijn het contrast tussen (meer verdichte) hooggelegen boezems, linten en bovenlanden en het uitgestrekte, ingeklonken veen (open gebied). Veenstromen, dijken en kades vormen landschappelijke structuurdragers en begrenzen de (open) poldereenheden. Het gebruik richt zich op behoud van de maat van de poldereenheden, het verkavelingspatroon, de beplanting, de kades en dijken en de zichtbaarheid van water in de vorm van sloten, weteringen en boezems. Een duurzaam gebruik en eigenaarschap van het veen(weide)gebied is van belang.

Op de laag van de beleving ligt het plangebied in het kroonjuweel Middengebied Krimpenerwaard.

Toetsing
Op de Kwaliteitskaart is het plangebied aangeduid als 'Herkenbaar waterrijk veen(weide)' in een veenweidelandschap met de aanduiding 'lint'. Op de kaart 'Beter benutten bebouwde ruimte' van de Omgevingsvisie ligt het plangebied in de bebouwde ruimte, terwijl de kaart 'Beschermingscategorieën en verblijfsrecreatiegebied' aangeeft dat ook sprake is van 'beschermingscategorie 1 - gebieden met bijzondere kwaliteit'. In de kaart 'Laag van de beleving' is het gebied aangeduid als 'kroonjuweel Middengebied Krimpenerwaard'.

Dit wijzigingsplan geeft een juridische basis voor de voortzetting van het al geruime tijd bestaande woongebruik van het plangebied. Deze ruimtelijke ontwikkeling valt onder de noemer 'inpassing', waarbij de ruimtelijke kwaliteit als bedoeld in beschermingscategorie 1 tenminste gelijk blijft. In paragraaf 3.3.2 is dit beschreven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1931.BPW1910BG024-VG01_0009.png"

Figuur 6. - Kwaliteitskaart (fragment)

Conclusie
Door het wijzigingsplan verandert het feitelijke gebruik van het plangebied niet. De wijziging maakt ten opzichte van de situatie tot nu toe geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. Het woongebruik en de bebouwde situatie blijven gelijk. Hierdoor heeft de wijziging geen gevolgen voor de ruimtelijke kwaliteiten zoals beschreven in de Omgevingsvisie Zuid-Holland. De wijziging van het bestemmingsplan is op grond hiervan niet in strijd met het provinciaal beleid.

3.3.2 Omgevingsverordening Zuid-Holland

De Omgevingsverordening Zuid-Holland is op 20 februari 2019 vastgesteld door Provinciale Staten. De verordening komt in de plaats van de Verordening Ruimte uit 2014.

Voor het wijzigingsplan zijn de volgende bepalingen van de Omgevingsverordening van belang.

Ladder voor duurzame verstedelijking
In artikel 6.10 van de verordening is opgenomen de Ladder voor duurzame verstedelijking, zoals geformuleerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening. Wordt in een bestemmingsplan (of zoals in dit geval een wijzigingsplan) een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk gemaakt, dan moet worden voldaan aan de regeling van "de Ladder". Kan die ontwikkeling niet binnen bestaand stads- en dorpsgebied worden gerealiseerd dan is zo'n ontwikkeling alleen mogelijk op locaties die zijn aangewezen in het Programma Ruimte.

Toetsing aan de Ladder
De regeling is alleen van toepassing op plannen die kunnen worden aangemerkt als "stedelijke ontwikkeling". Uit de in de loop der tijd gevormde jurisprudentie blijkt dat de regeling niet geldt voor kleinschalige ontwikkelingen waarbij, als het om de functie wonen gaat, de realisering van minder dan ca. 10 woningen niet als een stedelijke ontwikkeling wordt aangemerkt. Een en ander is uitgebreid aan de orde gekomen in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 april 2014, zaaknummer 201306183/1.
In het voorliggende wijzigingsplan is sprake van een dergelijke kleinschalige ontwikkeling, zodat toetsing aan de ladder niet nodig is.

Ruimtelijke kwaliteit
In artikel 6.9 lid 1 van de verordening is bepaald dat een wijzigingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling als wordt voldaan aan bepaalde voorwaarden ten aanzien van de ruimtelijke kwaliteit. Het artikel luidt als volgt:

Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit:

  • a. de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, voorziet geen wijziging op structuurniveau, past bij de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart (inpassen);
  • b. als de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, maar wijziging op structuurniveau voorziet (aanpassen), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft door:
    • 1. zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart; en
    • 2. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen als bedoeld in het derde lid;
  • c. als de ruimtelijke ontwikkeling niet past bij de bestaande gebiedsidentiteit (transformeren), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door:
    • 1. een integraal ontwerp, waarin behalve aan de ruimtelijke kwaliteit van het gehele gebied ook aandacht is besteed aan de fysieke en visuele overgang naar de omgeving en de fasering in ruimte en tijd, alsmede rekening is gehouden met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart; en
    • 2. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen als bedoeld in het derde lid.


Aanvullend hierop bepaalt lid 2 onder a van artikel 6.9 van de Omgevingsverordening het volgende:

  • a. Een bestemmingsplan voor een gebied met beschermingscategorie 1, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 14 in bijlage II, kan niet voorzien in een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in het eerste lid, onder b en c, tenzij het gaat om de ontwikkeling van bovenlokale infrastructuur of van natuur of om een in het Programma ruimte uitgezonderde ruimtelijke ontwikkeling of een zwaarwegend algemeen belang en voorts wordt voldaan aan de onder b en c gestelde voorwaarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1931.BPW1910BG024-VG01_0010.png"

Figuur 7 Fragment kwaliteitskaart en beschermingscategorie§en

Toetsing aan voorwaarden ruimtelijke kwaliteit
Uitgangspunt voor het kwaliteitsbeleid is 'ja, mits'. Dit betekent dat ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk zijn mits de ruimtelijke kwaliteit wordt behouden of verbetert.

Het plangebied is onderdeel van het gebied dat is aangewezen als "Kroonjuweel Middengebied Krimpenerwaard" waarvoor beschermingscategorie 1 geldt.

De voorliggende wijziging van het bestemmingsplan Landelijk Gebied beoogt niet meer dan het in overeenstemming brengen van de juridisch-planologische status van de woningen Beijerscheweg 69 en 71 met het reeds lang bestaande feitelijke gebruik van deze gronden en opstallen voor burgerbewoning. Het wijzigingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen qua gebruik of bebouwing mogelijk.

Daarmee wordt voldaan aan de criteria die zijn beschreven in artikel 6.9 lid 1 onder a. De wijziging laat de bestaande gebiedsidentiteit (verkavelingspatroon, landschap, weidsheid polder, bestaande structuren/linten) ongemoeid, leidt daardoor niet tot structuurwijzigingen en voldoet ook anderszins aan de relevante richtpunten genoemd in de Kwaliteitskaart. Er is derhalve sprake van een ruimtelijke 'inpassing'. Dit betekent tevens dat in deze situatie de ligging van de locatie in een gebied met beschermingscategorie 1 geen belemmering vormt voor het vaststellen van het wijzigingsplan.

Op grond hiervan is de conclusie dat het wijzigingsplan voldoet aan de voorwaarden voor de ruimtelijk kwaliteit.

3.3.3 Gebiedsprofiel Krimpenerwaard

Gebiedsprofiel Krimpenerwaard
De provincie Zuid-Holland heeft voor de Krimpenerwaard een gebiedsprofiel opgesteld. Een gebiedsprofiel omvat een beschrijving van karakteristieken (wat is er), ontwikkeling (wat speelt er), kwaliteiten (wat is waardevol) en ambitie (wat willen we) van het landschap van het betreffende gebied.

Het gebiedsprofiel is in samenwerking met gemeenten en andere overheden en gebiedspartners opgesteld als gezamenlijke basis voor de ruimtelijke kwaliteit van dit gebied. Gedeputeerde Staten stellen het gebiedsprofiel vast als bevestiging van dit gezamenlijke vertrekpunt en tegelijk als uitgangspunt voor provinciale plannen.

Het gebiedsprofiel is een handreiking om de kwaliteit van plannen en ontwikkelingen te stimuleren om zo de ruimtelijke kwaliteit te behouden of te versterken. Het gebiedsprofiel bevat een schat aan informatie die gebruikt kan worden om te bepalen met welke kwaliteiten het wenselijk is rekening te houden bij ruimtelijke ontwikkelingen. Het gebiedsprofiel is de basis voor het plannen met kwaliteit. Elke ontwikkeling vraagt uiteindelijk om maatwerk.

afbeelding "i_NL.IMRO.1931.BPW1910BG024-VG01_0011.png"

Figuur 6 Gebiedsprofiel Krimpenerwaard

Landschappelijke eenheden
Samen met de Lopikerwaard vormt de Krimpenerwaard het grootste aaneengesloten veenweidegebied van Nederland. De nog gave aanwezigheid van de middeleeuwse verkaveling, met de lange lijnen van kaden, weteringen en tiendwegen is een bijzondere kwaliteit van de Krimpenerwaard.

Het middendeel van de Krimpenerwaard heeft een meer gevarieerd en kleinschalig landschapsbeeld door de aanwezigheid van linten met wegbeplantingen, eendenkooien en pestbosjes. De zone aan weerskanten van de Vlist kenmerkt zich door het sterke contrast van kleinschalig lint en open veenweide dwars op de overheersende oost-west oriëntatie in de Krimpener- en Lopikerwaard.

De Krimpenerwaard heeft een rijke verscheidenheid aan bebouwingslinten, die het ontginningspatroon van de polder herkenbaar maken. De bebouwingslinten langs de Vlist en de dubbele ontginningslinten aan weerszijden van een wetering hebben een zeer hoge cultuurhistorische waarde.

De dubbele linten zijn besloten eigen wereldjes, van waaruit herhaaldelijk smalle doorzichten naar het achterliggende polderland mogelijk zijn. De enkele ontginningslinten zijn meer asymmetrisch van opbouw, omdat de weg wordt begeleid door een bredere waterloop en een smallere sloot of greppel. Kenmerkend is de manier waarop de doorgaande weg en de opritten naar de erven, over een brug of duiker, met elkaar verweven zijn geraakt. Langs de lange oost-west linten liggen de boerderijen gemengd met woningen. De noord-zuid linten zijn geen ontginningslinten, maar verbindingswegen (vaak oude Kerkwegen) waarlangs woningen zijn gebouwd op ondiepe kavels en vaak aaneengesloten in kleinschalige linten.

Karakteristiek voor de Krimpenerwaard is het contrast tussen dicht bebouwde linten en de onbebouwde polderwegen. De laatste jaren zijn er hier en daar tussen de historische boerderijen en woonhuizen in de linten nieuwe woningen gebouwd als uitkomst van de Ruimte voor ruimte-regeling.

Voor het plangebied worden de volgende thema's beschreven:

Herkenbaar waterrijk veenwijde gebied
Het hele middengebied van de Krimpenerwaard is veenweidegebied. De ontginning verliep in meerdere fases. Er is een gelijkvormig ontginningspatroon ontstaan met lange, smalle noord-zuid georiënteerde kavels en brede sloten. In het middengebied liggen achter de lintbebouwing brede vaarsloten en zones met veenputten, ontstaan door kleinschalige veenwinning.
De graslanden hebben grotendeels een agrarische functie in de vorm van weidegebied en zijn waardevolle weidevogelgebieden.
Kleine plukjes opgaande beplanting – voormalige pest- en hakhoutbosjes - staan verspreid in het grasland en zorgen voor coulissewerking in de open ruimte. Door de combinatie van regelmatig ontginningspatroon en kleine landschapselementen, onderbroken door bebouwingslinten ontstaat een verrassende diversiteit in het veenweidelandschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.1931.BPW1910BG024-VG01_0012.png"

Ambities
Behouden en versterken van het karakteristieke en herkenbare veenweidelandschap door:

  • Herkenbaar houden van gave verkavelingspatronen van middeleeuwse ontginningen, met karakteristieke langgerekte percelen, poldersloten en weteringen;
  • Noord-zuid gerichte slagenverkaveling met smalle lange kavels en veelal brede sloten handhaven en waar mogelijk herstellen (met name in het centrale deel);
  • Behouden en versterken van het contrast tussen verdichte linten en open polderlandschap;
  • Nieuwe bebouwing krijgt een plek in de kernen of linten en niet in het open gebied;
  • Behoud van kleine landschapselementen zoals eendenkooien, pestbosjes en veenputten;
  • Tegengaan van verrommelend grondgebruik, dat de openheid aantast.


Water als structuurdrager
De meeste lokale wegen in het gebied zijn oost-west georiënteerd min of meer haaks op de verkavelingsrichting. De wegen zijn altijd gecombineerd met een vaart of wetering en worden meestal begeleid door lintbebouwing. Tussen weg en watergang staan vaak korte rijen met knotwilgen. Voor de ontsluiting van erven en landbouwkavels ligt een groot aantal bruggen en duikers langs de weg.


afbeelding "i_NL.IMRO.1931.BPW1910BG024-VG01_0013.png"

Ambities

  • Kenmerkende beplanting handhaven en aanvullen (knotwilgen tussen wetering en weg);
  • Langs de oost-west wegen gebiedseigen erfbeplanting stimuleren;
  • Water vanaf de weg zichtbaar houden;
  • Bruggen en duikers als kenmerkende elementen handhaven.


Veenlint met dubbele ontginningsas

Kenmerkend voor de Krimpenerwaard zijn de veenlinten met een wetering in het midden en aan weerskanten een weg met lintbebouwing. De bebouwing aan weerskanten is symmetrisch en relatief dicht, daardoor ontstaat langs de wetering een binnenwereld met smalle doorzichten naar het landschap.

Ambities

  • Continueren en benadrukken van de oost-west oriëntatie van de linten;
  • Herkenbaar houden van de ruimtelijke structuur van kavels dwars op het lint, variërend van haaks tot enigszins onder een hoek;
  • Continueren van de symmetrie van het lint;
  • Behoud van het bijzonder dubbele profiel;
  • Beslotenheid dubbele linten versterken, smalle doorzichten naar het landschap open houden;
  • Mits smalle doorzichten naar het landschap worden open gehouden is verdichting van het lint mogelijk;
  • Herkenbaar houden van de karakteristieke bruggen over of dammetjes in de sloten;
  • Streekeigen erfbeplanting en het gebruik van hakhout langs de wegen (knotwilgen of –essen) stimuleren;
  • Uitbreidingen/Nieuwbouw naar achteren houdt rekening met de diepte van de kavel, de afstand tot het volgende lint en de zichtbaarheid vanaf de zij- en achterkanten;
  • Landschappelijke inpassing van het agrarisch bedrijf door streekeigen erfbeplanting aan de voorkant en afhankelijk van de situatie ook aan de zij- en achterkanten.

afbeelding "i_NL.IMRO.1931.BPW1910BG024-VG01_0014.png"

Figuur 7. Veenlint Beijerscheweg t.h.v. plangebied

Identiteitsdragers - Kroonjuweel Middengebied Krimpenerwaard

In de hele waard, maar in het bijzonder in het middengebied van de Krimpenerwaard, is het cultuurhistorische erfgoed nog in grote mate in tact en bepalend voor het landschapsbeeld. Daarom heeft dit deelgebied de status van cultuurhistorisch kroonjuweel gekregen.

Bijzondere elementen in het middengebied zijn de linten met dubbele ontginningsassen en de historisch ringvaart, aangelegd voor de beoogde turfwinning in de 18e eeuw. Men ziet er de regelmatige cope-ontginning veenweide met veel veenputten en kleine landschapselementen van opgaande beplanting (pest- en hakhoutbosjes). Ontginning vanaf de Vlist vond plaats langs dubbele ontginningsassen met aan weerskanten van een wetering een weg met bebouwingslint.

afbeelding "i_NL.IMRO.1931.BPW1910BG024-VG01_0015.png"

Figuur 8. Identiteitsdragers Krimpenerwaard

Ambities

  • Ontginningsgeschiedenis Krimpenerwaard herkenbaar houden (verschil randen, middengebied, tussenzone);
  • Herkenbaar houden eenheid middengebied;
  • Kleine landschapselementen in middengebied behouden en aanvullen;
  • Intact houden van de heldere begrenzing van het middengebied;
  • Versterken van de samenhang tussen alle onderdelen binnen deze eenheid;
  • Behouden en versterken van het contrast tussen middengebied en de randen (bredere sloten, smallere kavels, oost-west georiënteerde linten).

Rust en stilte

De stiltegebieden zijn de luwe gebieden met beperkte verstedelijking, waar het dagelijks geluid de 40 decibel niet overstijgt. Hier vindt men rust en stilte als contrast met het dynamisch stedelijk gebied. In de door de provincie aangewezen stiltegebieden is alleen ruimte voor gebiedseigen geluid.
Een groot deel van de Krimpenerwaard is aangewezen als stiltegebied, een bijzondere kwaliteit zo dicht bij de grote stad.

Ambities

  • De stille gebieden stil houden als belevingskwaliteit van het buitengebied.


Toetsing aan Gebiedsprofiel Krimpenerwaard
De wijziging van het bestemmingsplan voor de locatie Beijerscheweg 69 - 71 heeft een beperkte reikwijdte waarbij de juridisch-planologische status van de locatie in overeenstemming met de reeds lang bestaande gebruikssituatie wordt gebracht. Feitelijk verandert er qua gebruik en bebouwing niets.

Dit betekent dat de wijziging geen fysieke gevolgen heeft voor de bebouwde en onbebouwde omgeving. De in het gebiedsprofiel beschreven waarden en ambities komen hierdoor niet in het geding.

3.4 Gemeentelijk beleid

De in deze paragraaf genoemde gemeentelijke beleidsstukken zijn op 1 januari 2017, toen de gemeente Vlist opging in de gemeente Krimpenerwaard, formeel gezien vervallen. Officieel kunnen deze documenten niet meer dienen als toetsingskader, maar worden in de praktijk nog wel als zodanig gebruikt.

3.4.1 Structuurvisie K5

De structuurvisie K5 is in 2009 tot stand gekomen als gezamenlijk ruimtelijk beleidskader van de 5 gemeenten die thans de gemeente Krimpenerwaard vormen. Inhoudelijk wordt de visie nog gehanteerd als uitgangspunt voor het ruimtelijk beleid van Krimpenerwaard.

De centrale doelstelling van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling is:

"Vitale kernen en vitaal platteland waar de menselijke schaal en maat centraal staan, met respect en kwaliteitsbehoud van de waarden van landschap, natuur en cultuurhistorie waarvan diversiteit en kleinschaligheid de kenmerken zijn".

De Krimpenerwaard maakt deel uit van het internationaal belangrijke veenweidegebied Holland-Utrecht en is onderdeel van Nationaal Landschap Groene Hart. Het gebied is aangemerkt als Belvedèregebied en als provinciaal 'Topgebied behoud cultureel erfgoed'. Belangrijke kwaliteiten zijn het agrarisch cultuurlandschap.

Consequentie voor het plangebied:
Het wijzigingsplan raakt niet de belangen die in de regionale structuurvisie zijn verwoord.

3.4.2 Structuurvisie Vlist 2020

De gemeenteraad van de voormalige gemeente Vlist heeft op 3 juli 2012 de Structuurvisie Vlist 2020 vastgesteld. In de Structuurvisie Vlist 2020 is de gewenste ruimtelijke inrichting voor de hele gemeente beschreven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1931.BPW1910BG024-VG01_0016.png"

Figuur 9 Kaart Structuurvisie Vlist 2020

Landelijk gebied
Specifiek voor het landelijk gebied geldt dat behoud en herstel van landschap, cultuurhistorie en natuur in balans dienen te zijn met de ontwikkelingsmogelijkheden voor een duurzame grondgebonden veehouderij. Dit beleid gaat goed samen met recreatief medegebruik. Voor overige bestaande functies wordt een consoliderend beleid voorgestaan.
Nieuwe ontwikkelingen moeten bijdragen aan de kwaliteiten van het gebied. Indien deze verder gaan dan het bestemmingsplan mogelijk maakt, moet een nieuwe afweging worden gemaakt.

Gevolgen voor het plangebied:
Het wijzigingsplan wijkt niet af het beleid dat in de Structuurvisie Vlist is verwoord.

3.4.3 Nota Ruimtelijke Kwaliteit

De gemeente Krimpenerwaard heeft in 2017 de Nota Ruimtelijke Kwaliteit vastgesteld. Het welstandsbeleid van de voormalige K5-gemeenten wordt met deze nieuwe nota geïntegreerd en waar nodig geactualiseerd.

Het beleid is opgesteld vanuit de gedachte, dat het een bijdrage levert aan de totstandkoming en het beheer van een aantrekkelijke bebouwde omgeving. Doel van het beleid is het toezicht op ruimtelijke kwaliteit helder onder woorden te brengen en op een effectieve en controleerbare wijze in te richten.

Voor het landschap is uitgangspunt het duurzaam beheren van de ruimtelijke structuren en elementen uitgangspunt met aandacht voor het gebruik en de belevingswaarde alsmede het behoud van cultuurhistorische waarden.

De bebouwing in het landschap is voornamelijk geconcentreerd in de (dijk)linten met boerderijen, woonhuizen en een enkel bedrijf. De linten zijn van groot belang voor het karakter van de gemeente. Ze zijn afwisselend, maar de bebouwing heeft in de regel wel een vergelijkbare maat en schaal, die bepalend is voor deze streek. Tussen de erven door is er zicht op het landschap, dat afhankelijk van het lint breed of smal is en eenzijdig of tweezijdig. De meeste linten en wegen worden begeleid door bomen in een smalle berm en sloten. Veranderingen moeten met respect voor deze eigenschappen worden ingepast, waarbij met name de inrichting van het kavel met onderscheid eerste- en tweedelijns bebouwing de aandacht vraagt.
In de nota zijn uitgangspunten en criteria gegeven waarmee bij nieuwe ontwikkelingen in de polderlinten rekening gehouden moet worden.

Gevolgen voor het plangebied:
Het wijzigingsplan beperkt zich tot het gebruik van de locatie Beijerscheweg 69 - 71 Vernieuwing of uitbreiding van bebouwing zijn niet voorzien. Mocht dit in de toekomst wel het geval zijn, dan vormt de Nota Ruimtelijke Kwaliteit hiervoor een uitgangspunt.

3.4.4 Bestemmingsplan "Landelijk Gebied"

Het perceel heeft in het vigerende bestemmingsplan 'Landelijk Gebied' (voormalige gemeente Vlist) de bestemming 'Agrarisch met waarden' en is daarin aangewezen voor:

  • a. reële grondgebonden graasdierbedrijven;
  • b. bestaande niet-grondgebonden bedrijven als neventak;
  • c. agrarisch aanverwant gebruik, zoals het beweiden van dieren, al dan niet in het kader van de agrarische bedrijfsvoering;
  • d. water;
  • e. kleinschalige landschapselementen;
  • f. behoud en herstel van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden, waaronder begrepen ecologische oevers;
  • g. extensief recreatief medegebruik;
  • h. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals erven, tuinen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, perceelontsluitingen, (ontsluitings)wegen en paden.

In artikel 3.7.2 is bepaald dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn het plan te wijzigen indien de wijziging betrekking heeft op het toevoegen van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - voormalig agrarisch bedrijf" aan een bestaand bouwvlak.

Voor de toepassing van deze bevoegdheid gelden de volgende voorwaarden:

  • a. er dient geen sprake meer te zijn van een reëel agrarisch bedrijf; burgemeester en wethouders kunnen hieromtrent schriftelijk advies inwinnen bij een agrarisch deskundige;
  • b. de omliggende agrarische bedrijven niet in hun bedrijfsvoering mogen worden belemmerd.

Zoals aangegeven is dit wijzigingsplan niet bedoeld om een nieuwe ontwikkeling mogelijk te maken of een bestaande situatie te wijzigen. Strekking is het bestemmingsplan alsnog in overeenstemming te brengen met de sinds lange tijd bestaande woonsituatie ter plaatse van de percelen Beijerscheweg 69 - 71.

Gevolgen voor het plangebied:

Er wordt voldaan aan de voorwaarden voor toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 3.7.2. van de regels van het bestemmingsplan.

3.4.5 Parapluplan Parkeren Krimpenerwaard

De gemeente Krimpenerwaard heeft op 29 januari 2019 het Parapluplan Parkeren Krimpenerwaard vastgesteld. Met dit plan wordt beoogd een gemeente-dekkende regeling voor parkeren te hebben. In het bestemmingsplan zijn uniforme bepalingen opgenomen die verwijzen naar de CROW-publicatie 317 van oktober 2012 ('Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie').

Hiermee kan de gemeente bij nieuwbouwplannen of wijzigingen van het gebruik eisen stellen aan het aantal parkeerplaatsen en plannen toetsen aan de richtlijnen uit de CROW voor parkeren, dan wel naar later vast te stellen beleidsregels voor parkeernormen.

Dit bestemmingsplan heeft de vorm van een paraplubestemmingsplan. Dat maakt het mogelijk om voor alle geldende plannen deze aanpassing in één keer door te voeren.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Algemeen

De Wet ruimtelijke ordening bepaalt, dat een bestemmingsplan moet voldoen een het criterium 'goede ruimtelijke ordening'. Ontwikkelingen die een plan toelaat moeten passen in de beleidskaders die op rijks, provinciaal, regionaal en lokaal niveau zijn vastgesteld. Daarnaast moet sprake zijn van een passende ruimtelijke en functionele onderbouwing. En tot slot moet blijken, dat voldoende rekening is gehouden met de relevante omgevingsaspecten en dat geen situaties ontstaan die in strijd zijn met de regelgeving op de verschillende beleidsterreinen.

Dit hoofdstuk gaat in op de verschillende omgevingsaspecten.

4.2 Archeologie

In het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied' (voormalige gemeente Vlist) wordt uitgebreid aandacht besteed aan het aspect archeologie. De archeologische waarden die mogelijk ter plaatse voorkomen worden in het bestemmingsplan beschermd door middel van de dubbelbestemmingen "Waarde-Archeologie-1" en "Waarde-Archeologie-3". Deze dubbelbestemmingen blijven na de wijziging waarin dit plan voorziet onverkort gelden.

Op grond van deze dubbelbestemmingen geldt een vergunningplicht voor bouwactiviteiten en voor werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde. In het kader van de vergunning dient archeologisch onderzoek plaats te vinden.
Ter plaatse van de bestemming "Waarde-Archeologie-1" geldt dit verbod niet indien de oppervlakte en diepte van de bebouwing of werkzaamheden niet meer bedragen dan respectievelijk 30 m2 en 30 cm onder maaiveld. Op gronden bestemd voor "Waarde-Archeologie-3" geldt geen vergunningsvereiste voor bebouwing en werkzaamheden indien de oppervlakte en diepte niet meer bedragen dan respectievelijk 100 m2 en 30 cm.

Hoewel op dit moment geen plannen bestaan voor sloop en/of nieuwbouw van bebouwing of het uitvoeren van werkzaamheden die de bodem dieper dan 30 cm kunnen verstoren, sluit het wijzigingsplan dit op termijn niet uit. Mocht daar in de toekomst wel sprake van zijn, dan moet alsnog rekening worden gehouden met de genoemde vergunningplicht.

Conclusie:
De bescherming van mogelijk aanwezige archeologische waarden blijft verzekerd.

4.3 Bodem

Het doel van deze Wet bodembescherming (Wbb) is het beschermen van de (land- of water-)bodem zodat deze kan worden benut door mens, dier en plant, nu en in de toekomst. Indien in een bestemmingsplan een nieuwe ontwikkeling wordt voorzien, moet voorafgaand aan de vaststelling van het plan vaststaan dat de bodemkwaliteit zodanig is, dat dit het realiseren van de nieuwe ontwikkeling niet in de weg staat.

Dit wijzigingsplan heeft geen gevolgen voor de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van het plangebied.

Conclusie:
De bodemkwaliteit staat de vaststelling van het wijzigingsplan niet in de weg.

4.4 Geluidhinder

De Wet geluidhinder bevat bepalingen voor wegverkeerslawaai, spoorweglawaai en industrielawaai.
De wet maakt daarbij onderscheid in nieuwe situaties en bestaande situaties. Voor nieuwe situaties gelden geluidnormen, die bij het vaststellen van een bestemmingsplan, waarin nieuwe geluidgevoelige bestemmingen worden voorzien, in acht genomen moeten worden. De wet hanteert daarbij voorkeursgrenswaarden en, indien daar niet aan kan worden voldaan, onder voorwaarden de mogelijkheid tot vaststelling van hogere waarden.

Het wijzigingsplan Beijerscheweg 69 - 71 maakt geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk. De Wet geluidhinder maakt in de van toepassing zijnde normering voor de geluidsbelasting ook geen onderscheid tussen reguliere woningen en bedrijfswoningen.
De aanwezige woonfunctie blijft bestaan. Van een nieuwe situatie als bedoeld in de Wet geluidhinder is dan ook geen sprake.

Conclusie:
De Wet geluidhinder vormt geen belemmering voor de vaststelling van het wijzigingsplan.

4.5 Geurhinder

Voor veehouderijbedrijven gelden in het kader van de milieuvergunningverlening afstanden die tussen een veehouderij en woningen aangehouden moeten worden. Niet vergunningplichtige bedrijven dienen te voldoen aan het bepaalde in het Besluit landbouw milieubeheer.
Voor de afstand van een woning buiten de bebouwde kom tot een veehouderij geldt een minimum afstand van 50 meter. De Wet geurhinder en veehouderij kent ook een omgekeerde werking, wat inhoudt dat plannen voor woningen in de omgeving van veehouderijbedrijven getoetst moeten worden aan de wettelijke normen.

In de gemeente Krimpenerwaard geldt voorts de Verordening geurhinder en veehouderij 2017. De algemene doelstelling is enerzijds het behoud en versterking van de grondgebonden veehouderij als drager van het landschap in het Groene Hart en anderzijds het behoud van het buitengebied als aantrekkelijk woon- en leefgebied en de cultuur-historische lintbebouwing.

In de verordening is gekozen voor halvering van de afstandsnormen voor dieren zonder geuremissiefactor in geval van procedures voor het oprichten, uitbreiden of veranderen van een veehouderij. Het gaat daarbij om de afstanden tussen een veehouderij en een geurgevoelig object. In dergelijke situatie moet op grond van de verordening rekening gehouden worden met een geurzone van 25 meter.

Bij ruimtelijke ordeningsplannen moet worden beoordeeld of sprake is van een goed woon- en verblijfsklimaat.

Het wijzigingsplan voorziet in het alsnog formaliseren in het bestemmingsplan van een bestaande reguliere woonsituatie. Er wordt geen uitbreiding van de woonfunctie mogelijk gemaakt en de situering van de bestaande woningen ten opzichte van omliggende agrarische bedrijven wijzigt niet.

Op grond hiervan kan worden geconcludeerd dat wordt voldaan aan de richtafstand voor geur.

Conclusie:

Het aspect geur vormt geen belemmering voor vaststelling van dit wijzigingsplan.

4.6 Bedrijven en milieuzonering

Voor het behoud en de verbetering van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving is een juiste afstemming tussen de verschillende voorkomende functies in de nabijheid van milieugevoelige bestemmingen zoals wonen, noodzakelijk. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van een milieuzonering die uitgaat van richtinggevende afstanden tussen hinderlijke functies (gevaar, geluid, geur, stof) en gevoelige functies. In de brochure "Bedrijven en Milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG - versie 2009) zijn deze richtafstanden opgenomen. Van deze richtafstanden kan gemotiveerd worden afgeweken.

Het wijzigingsplan betreft een bestaande woonfunctie op de percelen Beijerscheweg 69 - 71. Het perceel ligt in het landelijk gebied en is onderdeel van een bebouwingslint met voornamelijk woningen, afgewisseld met agrarische en reguliere bedrijven.

De percelen Beijerscheweg 73 en 73a zijn in het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied' bestemd voor Bedrijf. Op deze percelen zijn bedrijfsactiviteiten toegestaan in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, die bij het bestemmingsplan is opgenomen.
De regels van het bestemmingsplan geven voorts aan dat op perceel nummer 73 een aannemersbedrijf in categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten gevestigd mag zijn. Op deze locatie zijn gevestigd Aannemersbedrijf Maaijen en Abe Maaijen Fotografie.

Met het voorliggende wijzigingsplan wijzigt er feitelijk niets in de gebruikssituatie. Het bestaande woongebruik wordt gehandhaafd en niet uitgebreid, waardoor er geen wijziging in de milieuhygiënische situatie optreedt. Het wijzigingsplan heeft daardoor geen gevolgen voor milieuhygiënische inpassing in de omgeving.

Conclusie:
Het wijzigingsplan heeft uit een oogpunt van bedrijfshinder geen gevolgen.

 

4.7 Externe veiligheid

Activiteiten met gevaarlijke stoffen leveren risico's op voor de omgeving. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) vormen op dit moment het wettelijk kader voor het omgaan met deze risico's. Door het stellen van eisen aan afstanden tussen de activiteiten met gevaarlijke stoffen en (beperkt) kwetsbare objecten (woningen, kantoren, scholen, enz.) worden de eventuele gevolgen van deze risico's zoveel mogelijk beperkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1931.BPW1910BG024-VG01_0017.png"

Figuur 10 Risicokaart

Risicokaart
Uit de Risicokaart (figuur 10). blijkt dat op korte afstand van het perceel Beijerscheweg 69 -71 geen sprake is van risico relevante activiteiten.
Dichtstbijzijnde risicolocatie bevindt zich op ruim 650 meter afstand van het plangebied en betreft het perceel Beijerscheweg 37 waar zich een bovengrondse propaangas opslag bevindt met een opslagcapaciteit van 3300 liter.
Deze opslag is voorzien van een 10-6 risicocontour van 40 meter.
Gezien de afstand tussen het plangebied en de risicolocatie gelden vanwege deze propaangasopslag geen belemmeringen gelden.

Transport gevaarlijke stoffen
In de omgeving van het plangebied bevinden zich geen wegen, spoorwegen of vaarwegen met structureel en grootschalig vervoer van gevaarlijke stoffen, zodat er in dit opzicht geen ruimtelijke beperkingen gelden

Voor gemeentelijke en provinciale wegen is in de gemeente Krimpenerwaard een routering gevaarlijke stoffen vastgesteld. Deze route loopt niet door of langs het plangebied.
Voor noodzakelijk transport ten behoeve van het laden en lossen van gevaarlijke stoffen buiten de vastgestelde routes is een ontheffing nodig. Aan deze ontheffing kunnen voorwaarden worden verbonden om een veiligere leefomgeving te realiseren.

Leidingen
In de omgeving van het plangebied bevinden zich geen hoogspanningsleidingen of leidingen voor gevaarlijke stoffen met een veiligheidsrisico.

Conclusie:
Het wijzigingsplan levert uit een oogpunt van externe veiligheid geen belemmeringen op.

4.8 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit maakt onderscheid tussen grote en kleine ruimtelijke projecten. Een project is klein als het slechts in geringe mate (ofwel "niet in betekenende mate", afgekort NIBM) leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. De grens ligt bij een verslechtering van maximaal 3% van de grenswaarden voor de luchtkwaliteit.

De AMvB en Regeling "niet in betekenende mate bijdragen" bevatten criteria waarmee kan worden bepaald of een project "in betekenende mate" is. Is sprake van een NIBM-project dan mag worden aangenomen dat de effecten daarvan worden weggenomen binnen het geheel van maatregelen van het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit).

Woonontwikkelingen kunnen als een NIBM-project worden aangemerkt, als in één project niet meer dan 500 woningen met één verkeersontsluiting worden gerealiseerd. NIBM-projecten kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

Het voorliggende plan voorziet planologisch gezien in theoretische wijziging van gebruiksmogelijkheden waarbij agrarische bedrijfsbewoning wijzigt in burgerbewoning. Uitgaande van het feitelijke woongebruik sinds langere tijd heeft de wijziging geen gevolgen voor de hoeveelheid verkeer. Op grond hiervan is er in het kader van de Wet luchtkwaliteit geen aanleiding voor nader onderzoek naar de gevolgen voor de luchtkwaliteit (NIBM-project).

Bovendien blijkt uit de NSL-monitoringstool dat de ter plaatse berekende waarden ruim onder de normen blijven.

Conclusie:
Het aspect luchtkwaliteit staat de vaststelling van het wijzigingsplan niet in de weg.

4.9 Natuur/Ecologie

Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. De Wet natuurbescherming beschermt natuurgebieden, inheemse soorten en het bosopstanden in Nederland. Het wijzigingsplan beoogt het toekomstige gebruik voor woondoeleinden te formaliseren. Voor zover bekend zullen binnen het plangebied geen bouw- of sloopactiviteiten plaatsvinden.

Gebiedsbescherming
In de Wet natuurbescherming worden de zogenoemde Natura 2000-gebieden beschermd. Natura 2000 zijn gebieden die worden beschermd vanuit de Vogel- en Habitatrichtlijn. Volgens deze Europese richtlijnen moeten tot behoud van de biodiversiteit specifieke diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving (habitat) worden beschermd. Ook ontwikkelingen die buiten de begrenzing van de Natura 2000-gebieden liggen moeten worden beoordeeld op significant negatieve effecten.

Het plangebied ligt niet binnen de invloedssfeer van een Natura 2000-gebied. De locatie ligt eveneens buiten het Natuur Netwerk Nederland, zodat dit wijzigingsplan uit een oogpunt van gebiedsbescherming niet relevant is.

Soortenbescherming
De Wet natuurbescherming regelt ook de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren: de soortenbescherming.
De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Bekeken moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden. De wet geeft de mogelijkheid aan provincies om voor een bepaald aantal soorten via een verordening een algemene vrijstelling op bepaalde verbodsbepalingen te geven.

Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Voor menige soort geldt dat indien deze zorgplicht nagekomen wordt een bepaald beoogd project uitvoerbaar is.

Het plan heeft, nu geen fysieke aanpassingen in de bestaande situatie zijn voorzien, geen gevolgen voor eventueel op of in de omgeving aanwezige beschermde soorten. Nader onderzoek kan om die reden achterwege blijven.

Conclusie:
Uit een oogpunt van Natuur/Ecologie zijn er geen belemmeringen voor vaststelling van het wijzigingsplan.

4.10 Verkeer en Parkeren

Verkeer
Het plangebied ligt aan de Beijerscheweg. De weg vormt de verkeersontsluiting voor de lintbebouwing langs deze weg en voor het achterliggende landelijke gebied op de Schoonhovenseweg (N207). Ter plaatse geldt een maximum snelheid van 60km/u.

De reikwijdte van het wijzigingsplan is zeer beperkt. Het reeds lange tijd aanwezige reguliere woongebruik van de woningen Beijerscheweg 69 en 71 wordt met de wijziging juridisch-planologisch geformaliseerd. De gebruiks- en bebouwingssituatie wijzigen niet, zodat ook het aantal verkeersbewegingen op de Beijerscheweg niet zal veranderen.

Parkeren.
Ruimtelijke plannen, zoals voorliggend wijzigingsplan, moeten voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen erf. De parkeerbehoefte is afhankelijk van de aard en de omvang van de ontwikkeling die het wijzigingsplan mogelijk maakt. Op basis van het parkeerbeleid van de gemeente Krimpenerwaard kan vervolgens worden bepaald hoeveel parkeerplaatsen minimaal benodigd zijn.

Op 29 januari 2019 heeft de gemeenteraad van Krimpenerwaard het parapluplan Parkeren Krimpenerwaard vastgesteld. Op grond van dit plan gelden in de gemeente Krimpenerwaard de parkeernorm volgens de richtlijnen van het CROW 2012 (Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water-, en Wegenbouw en de Verkeerstechniek, publicatie 317). De voor dit wijzigingsplan relevante parkeernormen zijn opgenomen in de tabel hieronder.

FUNCTIE   NORM   BEZOEKERS  
woning Beijerscheweg 69   2,8 pp/won   waarvan 0,3 pp/won  
woning Beijerscheweg 71   2,8 pp/won   waarvan 0,3 pp/won  


Op basis van deze normstelling dienen per woning ten minste 3 parkeerplaatsen aanwezig te zijn. Omdat beide woningen over een ruim erf beschikken kan zondermeer aan deze normen worden voldaan.

In artikel 6 zijn de regels van het Parapluplan Parkeren Krimpenerwaard integraal overgenomen. Daarmee sluit dit wijzigingsplan aan bij het parkeerbeleid dat voor het hele gebied van de gemeente is bedoeld. Mochten binnen de geldende kaders van het bestemmingsplan nieuwe bouwplannen worden ontwikkeld dan geldt ook voor die plannen dat aan de parkeereisen van de gemeente moet worden voldaan.

Conclusie:
Uit een oogpunt van verkeer zijn er geen belemmeringen voor vaststelling van het wijzigingsplan.

4.11 Water

In het bestemmingsplan Landelijk Gebied wordt aandacht besteed aan het aspect waterhuishouding, in de vorm van een zgn. watertoets. De watertoets is een instrument om te toetsen of in voldoende mate rekening wordt gehouden met het aspect water. Het gaat daarbij vooral om aandacht voor de waterkwantiteit (ruimte voor water, berging, infiltratie, aan- en afvoer), aandacht voor effecten op de waterkwaliteit en aandacht voor de veiligheid (overstroming).

Ook voor dit omgevingsaspect geldt dat het wijzigingsplan geen wezenlijke ruimtelijk gevolgen heeft die van invloed zijn op de waterkwantiteit en waterkwaliteit. Het wijzigingsplan beoogt slechts de aanwezige woonfunctie te formaliseren. Er is geen sprake van het realiseren van extra bebouwing of verharding en evenmin van demping van bestaand oppervlaktewater. Daarnaast is de locatie reeds aangesloten op de bestaande riolering.

Ten behoeve van dit wijzigingsplan is de digitale watertoets uitgevoerd. Uit de toets blijkt dat met die wijzigingsplan geen waterschapsbelang is gemoeid. De betreffende toets is als bijlage 1. bij deze toelichting gevoegd.

Conclusie:
Nader onderzoek en onderbouwing in de vorm van een watertoets is niet nodig.

4.12 M.e.r.

Het wijzigingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die vallen onder het Besluit m.e.r. Het doorlopen van een m.e.r.-beoordeling is in dit geval op basis van de Wet milieubeheer niet verplicht.

4.13 Niet gesprongen explosieven

Uit ervaring blijkt dat circa 10 tot 15% van de gebruikte Conventionele Explosieven (CE) uit WOll tijd niet functioneerde en als blindganger in de bodem is achtergebleven. Een blindganger vormt een wezenlijk risico tijdens grondroerende werkzaamheden.

In de gemeente Krimpenerwaard is historisch vooronderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van NGE door het Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard. Hieruit blijkt dat het plangebied onverdacht is voor wat betreft het voorkomen van NGE. Verder onderzoek naar NGE is niet noodzakelijk.

Hoewel er geen indicaties zijn voor de aanwezigheid van NGE, kan niet met zekerheid worden gesteld dat die er niet zijn. Als men bij graafwerk stuit op een verdacht object, zijn passende maatregelen nodig.

4.14 Provinciaal milieubelang

Provincie Zuid-Holland benoemt in haar Omgevingsbeleid vier provinciale milieubelangen. Hieronder is aangegeven hoe de voorgenomen ontwikkeling zich verhoudt tot deze belangen:

Bescherming van stiltegebieden
De voorgenomen ontwikkeling vindt plaats in een stiltegebied. De bestemmingswijziging is niet in strijd met de instandhoudingsdoeleinden van het stiltegebied.

Windenergie stimuleren
De voorgenomen ontwikkeling vindt niet plaats in (de nabijheid van) een plaatsingsgebied voor windmolens.

Beschermen bedrijventerreinen voor Hogere Milieu Categorie-bedrijven
De voorgenomen ontwikkeling vindt niet plaats in (de nabijheid van) een HMC-bedrijventerrein. Afname van HMC-locaties is derhalve niet aan de orde.

Beschermen van grote groepen mensen
De voorgenomen ontwikkeling is niet gelegen in een invloedsgebied Groepsrisico van een EV-relevante risicobron.

Conclusie:
De voorgenomen ontwikkeling is derhalve niet in strijd met de provinciale milieubelangen.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Standaard vergelijkbare bestemmingsplannen

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is geregeld dat nieuwe ruimtelijke plannen - zoals wijzigingsplannen – conform de landelijk geldende RO-standaarden digitaal moeten worden vervaardigd.

Een dergelijk ruimtelijk plan moet worden opgebouwd volgens de 'Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012' (SVBP 2012). Op die wijze zijn bestemmingsplannen onderling vergelijkbaar en ook digitaal uitwisselbaar.

Het wijzigingsplan Beijerscheweg 69 - 71, Stolwijk is overeenkomstig deze regels opgesteld.

5.2 Wijzigingsplan

Algemeen
Omdat sprake is van een wijzigingsplan wordt slechts een gedeelte van het geldende bestemmingsplan Landelijk Gebied (voormalige gemeente Vlist) gewijzigd. De reikwijdte van de wijzigingsbevoegdheid is in het bestemmingsplan beschreven. Een wijzigingsplan mag niet meer regelen. Dit betekent tevens dat het wijzigingsplan in samenhang met het bestemmingsplan Landelijk Gebied moet worden toegepast.

Verbeelding
Op de verbeelding zijn aangegeven de begrenzing van het wijzigingsplan, alsook de bestemmingen van de grond. Overeenkomstig de wijzigingsbevoegdheid in artikel 3.7.2 komt de grens van het wijzigingsplan overeen met de grenzen van het bestaande bouwvlak in het bestemmingsplan.

Het plangebied beslaat het perceel Beijerscheweg 69 - 71, dat geheel of gedeeltelijk deel uitmaakt van de kadastrale percelen A 2963, 3010, 3046 en 3047.

Voor de verbeelding blijft deze wijziging beperkt tot het toevoegen van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - voormalig agrarisch bedrijf" aan het bestaande bouwvlak. De bestemmingen "Agrarisch met waarden", "Waarde - Archeologie 1" en "Waarde - Archeologie 3" blijven onverminderd gelden. Dit geldt ook voor de bestaande aanduidingen met uitzondering van de functieaanduiding 'tuinbouw' (tb). Deze komt te vervallen.

Regels
Om misverstanden te voorkomen is in de regels uitdrukkelijk aangegeven dat, tenzij het wijzigingsplan anders bepaalt, het bestemmingsplan Landelijk Gebied van toepassing blijft.

Bij de toepassing van het wijzigingsplan moeten de algemene regels uit de hoofdstukken 1 en 3 van het bestemmingsplan Landelijk Gebied in acht worden genomen. Die hoofdstukken bevatten de algemene regels, zoals begrippen, wijze van meten, dubbeltelbepaling, algemene bouw-, aanduidings-, afwijkings- en wijzigingsregels.

Voor de bestemmingen "Agrarisch met waarden", "Waarde - Archeologie 1" en "Waarde - Archeologie 3" zijn in Hoofdstuk 2 van de regels van het wijzigingsplan aparte artikelen opgenomen, waarin de voor die bestemmingen geldende regels in het bestemmingsplan Landelijk Gebied van toepassing worden verklaard.

Het laatste hoofdstuk van de regels van het wijzigingsplan bevat het overgangsrecht voor bebouwing en gebruik. Tot slot is in de slotregel de officiële naam van het plan bepaald. Onder deze naam kan het wijzigingsplan worden aangehaald.

 

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Overleg artikel 3.1.1 Bro

Het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro heeft plaatsgevonden met de provincie Zuid-Holland.

6.2 Financiële uitvoerbaarheid

Met dit wijzigingsplan wordt het bestemmingsplan in overeenstemming gebracht met de feitelijke gebruikssituatie van het perceel Beijerscheweg 69 - 71.
Deze bestemmingswijziging betreft een particulier initiatief van de eigenaar van Beijerscheweg 69, in verband met de voorgenomen verkoop van de woning. In dat kader is het van belang dat het bestemmingsplan het gebruik als burgerwoning ook daadwerkelijk toestaat.
Omdat ook de woning Beijerscheweg 71 al lange tijd als burgerwoning wordt gebruikt, wordt voor deze woning dezelfde wijzigingsbevoegdheid toegepast.
Met de eigenaar zijn over de financiële uitvoerbaarheid afspraken gemaakt en dit is vastgelegd in een getekende overeenkomst.

6.3 Maatschappelijk uitvoerbaarheid

Het ontwerp van het wijzigingsplan heeft, met de daarbij behorende stukken, met ingang van 4 december 2019 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Van de mogelijkheid om zienswijzen in te dienen is geen gebruik gemaakt.