direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Wijzigingsplan Koolwijkseweg 41 Stolwijk
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1931.BPW1810BG017-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

De oorspronkelijke boerderij op het perceel Koolwijkseweg 41 in Stolwijk wordt sinds begin deze eeuw gebruikt als woning. In mei 2001 is door de voormalige gemeente Vlist een bouwvergunning verleend die een verbouwing tot burgerwoning mogelijk maakte. Op grond van het toenmalige bestemmingsplan Landelijk gebied Stolwijk uit 2001 was gebruik als woning toegelaten.

In het geldende bestemmingsplan "Landelijk gebied (voormalige gemeente Vlist)" 2014, dat werd vastgesteld op 15 december 2015, is ten onrechte niet uitgegaan van de toen al aanwezige woonbestemming en is de bestemming "Agrarisch met waarden" opgenomen.

De eigenaar van Koolwijkseweg 41 is voornemens zijn perceel met woonfunctie te verkopen. De agrarische bestemming vormt hiervoor een belemmering. Om de woonfunctie van de locatie alsnog te formaliseren wordt door middel van dit plan gebruik gemaakt van een in het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid.

1.2 Ligging plangebied

Het perceel Koolwijkseweg 41 ligt in het landelijk gebied van de voormalige gemeente Vlist, thans gemeente Krimpenerwaard. De locatie ligt zuidwestelijk van Stolwijk.

Op afbeelding 1. is de ligging van de locatie in de omgeving te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.1931.BPW1810BG017-VG01_0002.png"

Afb. 1. Ligging plangebied in omgeving

Afbeelding 2 toont de begrenzing van het plangebied, die overeenkomt met de begrenzing van het kadastrale perceel D 5161, lokaal bekend als Koolwijkseweg 41.

afbeelding "i_NL.IMRO.1931.BPW1810BG017-VG01_0003.png"

Afb. 2. Begrenzing plangebied

1.3 Geldend bestemmingsplan

Van kracht is het bestemmingsplan "Landelijk gebied (voormalige gemeente Vlist)" dat op 15 december 2015 werd vastgesteld. In het bestemmingsplan heeft het perceel Koolwijkseweg 41 de bestemming "Agrarisch met waarden" gekregen. Daarnaast gelden voor deze gronden tevens de dubbelbestemmingen "Leiding - Water" en "Waarde - Archeologie 3".

 afbeelding "i_NL.IMRO.1931.BPW1810BG017-VG01_0004.png"

Afb. 3. Fragment geldend bestemmingsplan

De agrarische bestemming laat naast regulier agrarisch gebruik ook ondergeschikte nevenactiviteiten toe, zoals lichte vormen van bedrijvigheid, bed & breakfast, agrarische dagrecreatie, theeschenkerij, detailhandel in eigen en streekproducten, verhuur van kano's, fietsen e.d. en zorglandbouw.

In de regels van het plan zijn meerdere mogelijkheden opgenomen voor wijziging van de agrarische bestemming. Eén van die mogelijkheden is het toekennen van een aanduiding "voormalig agrarische bedrijf". Na toevoevoeging van deze aanduiding is het toegestaan de aanwezige bebouwing te gebruiken voor reguliere bewoning.

Ter hoogte van de westelijke perceelsgrens geldt een dubbelbestemming "Leiding - Water". Deze bestemming is opgenomen ter bescherming van de daar aanwezige ondergrondse hoofdwaterleiding van drinkwaterbedrijf Oasen.

De dubbelbestemming "Waarde - Archeologie 3" is opgenomen in verband met de verwachting dat de locatie mogelijk archeologisch waardevol is. De dubbelbestemming biedt bescherming tegen beschadiging van eventueel in de bodem aanwezige archeologische overblijfselen.

1.4 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 bevat een korte planbeschrijving. In hoofdstuk 3 volgt een beschrijving van de verschillende relevante beleidskaders. In hoofdstuk 4 worden de eventuele gevolgen in relatie tot de verschillende omgevingsaspecten (zoals milieu, ecologie, water en archeologie) in beeld gebracht. Hoofdstuk 5 bevat de juridische planbeschrijving. Hoofdstuk 6 gaat in op de uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

Zoals in de inleiding aangegeven krijgt het perceel Koolwijkseweg 41 binnenkort een nieuwe eigenaar. De koper is V.o.f. Gezinshuis Kom Aan Boord, tevens handelend onder de naam Stichting Driestroom te Stolwijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.1931.BPW1810BG017-VG01_0005.png"

Afb. 4 Koolwijkseweg 41

Na aankoop zal de bestaande woning door een bij de V.o.f. aangesloten gezin worden bewoond en zal dit gezin een onderkomen bieden aan één of meerdere kinderen met een verstandelijke en/of lichamelijke beperking, die niet langer in hun eigen omgeving kunnen wonen, wat valt onder gebruik voor woondoeleinden.
Gebruik voor de functie wonen vindt al sinds 2001 op dit perceel plaats. Met dit wijzigingsplan wordt dit gebruik ook in het bestemmingsplan vastgelegd.

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

3.1 Algemeen

Dit wijzigingsplan heeft tot doel het bestemmingsplan voor de locatie Koolwijkseweg 41 in overeenstemming te brengen met een al lange tijd bestaande gebruikssituatie. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een wijzigingsbevoegdheid opgenomen in het bestemmingsplan Landelijk gebied (voormalige gemeente Vlist) uit 2015.

De eerder genoemde bouwvergunning uit 2001 is getoetst aan het Bouwbesluit en het toenmalige bestemmingsplan Landelijk gebied Stolwijk, dat het gebruik als woning mogelijk maakte en kan worden beschouwd als beleidslijn.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Nota Ruimte uit 2001 is vervangen door de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Op 13 maart 2012 stelde de Minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie vast.

Eén van de belangrijkste beleidsdoelen is een gezonde en veilige leefomgeving als basisvoorwaarde voor burgers en ondernemers. Dit wordt vooral vertaald in het verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water), bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's. Om toekomstige kosten en maatschappelijke schade te voorkomen, moeten bij ruimtelijke en infrastructurele ontwikkelingen de milieueffecten worden afgewogen.

Het Rijk heeft 13 nationale belangen aangewezen en richt zich daarbij op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de belangen voor Nederland als geheel. Buiten deze belangen bestaat beleidsvrijheid voor decentrale overheden, zoals de gemeente.

Conclusie voor het plangebied:
Het wijzigingsplan beslaat uitsluitend het perceel Koolwijkseweg 41 en heeft alleen tot doel het bestemmingsplan in overeenstemming te brengen met het sinds 2001 bestaande woongebruik op dit perceel. Gezien deze beperkte reikwijdte zijn met dit plan geen nationale belangen, zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, gemoeid. Het plan voldoet hiermee aan de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. Het Barro regelt dat nationale belangen op perceelsniveau verwerkt moeten worden in bestemmingsplannen en andere decentrale ruimtelijke besluiten.

In het Barro genoemde nationale belangen zijn onder andere de Mainportontwikkeling Rotterdam, het Kustfundament, Grote rivieren. Waddenzee en waddengebied, Defensie, Erfgoederen, Rijksvaarwegen, Hoofdwegen en landelijke spoorwegen, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament, Elektriciteitsvoorziening en Buisleidingen van nationaal belang voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

De gemeente moet in ruimtelijke besluiten, zoals dit wijzigingsplan, met deze belangen rekening houden.

Conclusie voor het plangebied:
In relatie tot de in het Barro geregelde nationale belangen is de wijziging, waarin het voorliggende plan voorziet, niet relevant.

3.2.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

Per 1 oktober 2012 is in artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen. Die ladder moet worden doorlopen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Op 1 juli 2017 is genoemd artikel gewijzigd en luidt sindsdien als volgt:

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Het doel van de Ladder is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd.

Uit de jurisprudentie omtrent de Ladder blijkt dat er sprake moet zijn van een stedelijke ontwikkeling. Daar is geen sprake van wanneer het gaat om ondergeschikte wijzigingen van een bestemmingsplan, zoals de bouw van een enkele woning of het wijzigen van het gebruik van bestaande bebouwing.

In de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State ((RVS: 2017:1724) is aangegeven dat, wil gesproken kunnen worden van een stedelijke ontwikkeling, het moet gaan om een ontwikkeling die voldoende substantieel is om als zodanig te kunnen gelden. De Afdeling geeft daarbij als voorbeeld dat een ontwikkeling voor niet meer dan 11 woningen in beginsel niet als stedelijke ontwikkeling wordt aangemerkt en in zo'n situatie artikel 3.1.6 lid 2 Bro niet van toepassing is.

Conclusie voor het plangebied: 
Het wijzigingsplan formaliseert de sinds 2001 aanwezige woonfunctie op het perceel Koolwijkseweg 41. Feitelijk is van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling geen sprake. Omdat de wijziging één woning betreft die bovendien niet leidt tot een toename van het aantal woningen of een wijziging van al geldende bebouwingsmogelijkheden, is van een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in de Ladder voor duurzame verstedelijking geen sprake.

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Structuurvisie ruimte en mobiliteit

De provincie stuurt op (boven)regionaal niveau op de inrichting van de ruimte in Zuid-Holland. De Visie ruimte en mobiliteit (VRM), vastgesteld op 9 juli 2014, geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer. De visie is in december 2016 geactualiseerd en recent op 30 mei 2018 op onderdelen gewijzigd.

Hoofddoel van de VRM is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dat betekent: ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving. De VRM bevat een nieuwe sturingsfilosofie. De kern daarvan is:

  • ruimte bieden aan ontwikkelingen
  • aansluiten bij de maatschappelijke vraag naar woningen, bedrijfsterreinen, kantoren, winkels en mobiliteit
  • allianties aangaan met maatschappelijke partners
  • minder toetsen op regels en meer sturen op doelen.

De VRM bestaat uit: de Visie ruimte en mobiliteit, de Verordening Ruimte, het Programma Ruimte en het Programma mobiliteit.

In de VRM zijn 4 thema's (rode draden) te onderscheiden:

1. Beter benutten en opwaarderen
De provincie vangt de groei van de bevolking, de mobiliteit en de economische activiteit vooral op in de bestaande netwerken en bebouwde gebieden. Beter benutten en opwaarderen leidt tot een intensiever, compact ruimtegebruik.

2. Versterken stedelijk gebied (agglomeratiekracht)
Meer concentratie en specialisatie van locaties die onderling goed verbonden zijn, leidt tot de versterking van de kennis- en bedrijvencentra op het Europese en wereldtoneel. De provincie wijst in de VRM de concentratielocaties met goede ontsluiting aan. Daarnaast werkt de provincie aan een goede aantakking van de Zuid-Hollandse economie op het nationale, Europese en wereldwijde netwerken van goederen- en personenvervoer. Detailhandel is een belangrijke drager voor levendige centra. De VRM concentreert winkels zoveel mogelijk in bestaande winkelgebieden om leegstand in de binnenstad te voorkomen.

3. Versterken ruimtelijke kwaliteit
Het provinciale landschap valt onder te verdelen in drie typen, gekenmerkt door veenweiden, rivieren en kust. Het verstedelijkingspatroon, de natuurwaarden en het agrarisch gebruik sluiten daarop aan. De provincie stelt de versterking van de kwaliteiten van gebieden centraal. Per nieuwe ontwikkeling zal voortaan eerst worden bekeken of het nodig is om die ontwikkeling buiten bestaand stads – en dorpsgebied te realiseren. Voorwaarde hierbij is dat de maatschappelijke behoefte is aangetoond en een nieuwe ontwikkeling bijdraagt aan het behoud of verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.

Kwaliteitskaart
In de (structuur-)visie heeft de provincie in paragraaf 1.4.1 een kwaliteitskaart opgenomen. Deze gaat over het buitengebied (de ruimte tussen steden en dorpen) en over de rand van steden en dorpen. Op deze kaart staan kwaliteiten van Zuid-Holland benoemd. De provincie vraagt gemeenten om voor ontwikkelingen in en nabij het buitengebied de kwaliteitskaart te benutten en gebruik te maken van de opgestelde gebiedsprofielen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1931.BPW1810BG017-VG01_0006.png"

Afb. 5. - Kwaliteitskaart (fragment)

De kwaliteitskaart beschrijft een aantal kwaliteitbepalende kenmerken en geeft daarbij richtpunten die bij nieuwe ontwikkelingen van belang zijn.

Het plangebied wordt volgens de kwaliteitskaart aangeduid als "herkenbaar waterrijk veenlandschap". De Koolwijkseweg met de bebouwing aan weerszijden is gedefinieerd als "lint". Verder ligt de locatie in een gebied met het predicaat "Kroonjuweel cultureel erfgoed". De locatie ligt buiten het stads- en dorpsgebied en de andere in de kwaliteitskaart onderscheiden stedelijke occupatiegebieden.

Gebiedsprofiel Krimpenerwaard
De provincie Zuid-Holland heeft voor de Krimpenerwaard een gebiedsprofiel opgesteld. Een gebiedsprofiel omvat een beschrijving van karakteristieken (wat is er), ontwikkeling (wat speelt er), kwaliteiten (wat is waardevol) en ambitie (wat willen we) van het landschap van het betreffende gebied.

Het gebiedsprofiel is in samenwerking met gemeenten en andere overheden en gebiedspartners opgesteld als gezamenlijke basis voor de ruimtelijke kwaliteit van dit gebied. Gedeputeerde Staten stellen het gebiedsprofiel vast als bevestiging van dit gezamenlijke vertrekpunt en tegelijk als uitgangspunt voor provinciale plannen.

Het gebiedsprofiel is een handreiking om de kwaliteit van plannen en ontwikkelingen te stimuleren om zo de ruimtelijke kwaliteit te behouden of te versterken. Het gebiedsprofiel bevat een schat aan informatie die gebruikt kan worden om te bepalen met welke kwaliteiten het wenselijk is rekening te houden bij ruimtelijke ontwikkelingen. Het gebiedsprofiel is de basis voor het plannen met kwaliteit. Elke ontwikkeling vraagt uiteindelijk om maatwerk.

Landschappelijke eenheden
Samen met de Lopikerwaard vormt de Krimpenerwaard het grootste aaneengesloten veenweidegebied van Nederland. De nog gave aanwezigheid van de middeleeuwse verkaveling, met de lange lijnen van kaden, weteringen en Tiendwegen is een bijzondere kwaliteit van de Krimpenerwaard. Vooral langs de Lek is het landschap weids en open, met diepe opstrekkende verkaveling vanaf de rivierdijk. Het gebied tussen Schoonhoven en Bergambacht heeft ook diepe kavels maar door de hogere ligging is het landschap kleinschaliger en 'verdicht' met boomgaarden en moestuinen.

Ambitiebeeld
Eén van de hoofdambities is het versterken van het contrast tussen de randen langs de rivieren en het middengebied enerzijds, en het contrast tussen buitendijks en binnendijks gebied anderzijds. Het verschil tussen binnen- en buitendijkse gebieden dienen herkenbaar te worden gemaakt, vooral langs de Lek.

Voor het plangebied worden de volgende thema's beschreven:

Herkenbaar waterrijk veenwijde gebied
Het hele middengebied van de Krimpenerwaard is veenweidegebied. De ontginning verliep in meerdere fases. Er is een gelijkvormig ontginningspatroon ontstaan met lange, smalle noord-zuid georiënteerde kavels en brede sloten. In het middengebied liggen achter de lintbebouwing brede vaarsloten en zones met veenputten, ontstaan door kleinschalige veenwinning.
De graslanden hebben grotendeels een agrarische functie in de vorm van weidegebied en zijn waardevolle weidevogelgebieden.
Kleine plukjes opgaande beplanting – voormalige pest- en hakhoutbosjes - staan verspreid in het grasland en zorgen voor coulissewerking in de open ruimte. Door de combinatie van regelmatig ontginningspatroon en kleine landschapselementen, onderbroken door bebouwingslinten ontstaat een verrassende diversiteit in het veenweidelandschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.1931.BPW1810BG017-VG01_0007.png"

Ambities
Behouden en versterken van het karakteristieke en herkenbare veenweidelandschap door:

  • Herkenbaar houden van gave verkavelingspatronen van middeleeuwse ontginningen, met karakteristieke langgerekte percelen, poldersloten en weteringen;
  • Noord-zuidgerichte slagenverkaveling met smalle lange kavels en veelal brede sloten handhaven en waar mogelijk herstellen (met name in het centrale deel);
  • Behouden en versterken van het contrast tussen verdichte linten en open polderlandschap;
  • Nieuwe bebouwing krijgt een plek in de kernen of linten en niet in het open gebied;
  • Behoud van kleine landschapselementen zoals eendenkooien, pestbosjes en veenputten;
  • Tegengaan van verrommelend grondgebruik, dat de openheid aantast.


Water als structuurdrager
De meeste lokale wegen in het gebied zijn oost-west georiënteerd min of meer haaks op de verkavelingsrichting. De wegen zijn altijd gecombineerd met een vaart of wetering en worden meestal begeleid door lintbebouwing. Tussen weg en watergang staan vaak korte rijen met knotwilgen. Voor de ontsluiting van erven en landbouwkavels liggen een groot aantal bruggen en duikers langs de weg.
afbeelding "i_NL.IMRO.1931.BPW1810BG017-VG01_0008.png"

Ambities

  • Kenmerkende beplanting handhaven en aanvullen (knotwilgen tussen wetering en weg);
  • Langs de oost-westwegen gebiedseigen erfbeplanting stimuleren;
  • Water vanaf de weg zichtbaar houden;
  • Bruggen en duikers als kenmerkende elementen handhaven.


Linten blijven linten
De veenlinten liggen oost-west georiënteerd min of meer haaks op de verkaveling. Het lint ligt aan een smalle weg met aan weerszijden watergangen, meestal een bredere wetering en aan de andere kant een smalle sloot.
De watergangen variëren in breedte door kleinschalige turfwinning in het verleden. Het waterpeil ligt nauwelijks lager dan de weg, samen met de brede sloten zorgt dit voor een waterrijk beeld in het lint.
Op delen staan tussen weg en wetering knotwilgen in rijen. De overwegend asymmetrische bebouwing, met aan een kant bijna continu bebouwing, en aan de andere kant losse bebouwing, is ontstaan door de verschillende ontginningsfasen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1931.BPW1810BG017-VG01_0009.png"

Ambities

  • Continueren en benadrukken van de oost-westoriëntatie van de linten;
  • Herkenbaar houden van de ruimtelijke structuur van kavels dwars op het lint, variërend van haaks tot enigszins onder een hoek;
  • Continueren en versterken van de, afhankelijk van het bebouwingslint, overwegende symmetrie of asymmetrie van het lint;
  • In het dicht bebouwde (deel van het) lint smalle doorzichten handhaven;

Identiteitsdragers - Kroonjuweel Middengebied Krimpenerwaard

In de hele waard, maar in het bijzonder in het middengebied van de Krimpenerwaard, is het cultuurhistorische erfgoed nog in grote mate intact en bepalend voor het landschapsbeeld. Daarom heeft dit deelgebied de status van cultuurhistorisch kroonjuweel gekregen. Bijzondere elementen in het middengebied zijn de linten met dubbele ontginningsassen en de historisch ringvaart, aangelegd voor de beoogde turfwinning in de 18e eeuw. Men ziet er de regelmatige cope-ontginning veenweide met veel veenputten en kleine landschapselementen van opgaande beplanting (pest- en hakhoutbosjes). Ontginning vanaf de Vlist vond plaats langs dubbele ontginningsassen met aan weerskanten van een wetering een weg met bebouwingslint.

afbeelding "i_NL.IMRO.1931.BPW1810BG017-VG01_0010.png"

Ambities

  • Ontginningsgeschiedenis Krimpenerwaard herkenbaar houden (verschil randen, middengebied, tussenzone);
  • Herkenbaar houden eenheid middengebied;
  • Kleine landschapselementen in middengebied behouden en aanvullen;
  • Intact houden van de heldere begrenzing van het middengebied;
  • Versterken van de samenhang tussen alle onderdelen binnen deze eenheid;
  • Behouden en versterken van het contrast tussen middengebied en de randen (bredere sloten, smallere kavels, oost-west georiënteerde linten).

Rust en stilte

De stiltegebieden zijn de luwe gebieden met beperkte verstedelijking, waar het dagelijks geluid de 40 decibel niet overstijgt. Hier vindt men rust en stilte als contrast met het dynamisch stedelijk gebied. In de door de provincie aangewezen stiltegebieden is alleen ruimte voor gebiedseigen geluid.
Een groot deel van de Krimpenerwaard is aangewezen als stiltegebied, een bijzondere kwaliteit zo dicht bij de grote stad.

afbeelding "i_NL.IMRO.1931.BPW1810BG017-VG01_0011.png"

Ambities

  • De stille gebieden stil houden als belevingskwaliteit van het buitengebied.

4. Bevorderen van een water- en energie-efficiënte samenleving
In de VRM zet de provincie in op de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving. Door ruimtelijke reserveringen te maken voor de benodigde netwerken en via haar vergunningen- en concessiebeleid, draagt de provincie hieraan bij.

Om te kunnen bepalen of een ruimtelijke ontwikkeling passend is, is vooral de ruimtelijke impact van belang. Daarbij onderscheidt de provincie drie soorten ruimtelijke ontwikkelingen:

  • 1. Inpassing.
    Dit betreft een ontwikkeling die sterk aansluit bij de bestaande identiteit en structuur van het landschap, dorp of stad. De ontwikkeling is gebiedseigen, passend bij de schaal en aard van het landschap. Een voorbeeld hiervan is de uitbreiding van een agrarisch bedrijf in het buitengebied ,een toevoeging van een woning in een lint of de opknapbeurt van een woonbuurt. Bij inpassing veranderen bestaande structuren en kwaliteiten niet tot nauwelijks. De rol van de provincie is hier in principe beperkt, behalve in gebieden met bijzondere kwaliteit. Uitgangspunt is dat bij inpassing een ontwikkeling volledig past binnen de relevante richtpunten.
  • 2. Aanpassing.
    Dit betreft een ontwikkeling die aansluit bij de huidige identiteit van een gebied, maar op structuurniveau wijzigingen of aanvullingen voorziet, zoals bij de aanleg of verbreding van een provinciale weg, een beperkt aantal nieuwe woningen in het buitengebied, een nieuw landgoed. Aanpassing is sterk gericht op het vergroten van de gebruikswaarde van een gebied. Bewoners en gebruikers uit de bestaande omgeving merken duidelijk de invloed van de nieuwe ontwikkeling. De rol van de provincie zal zich, afhankelijk van het type gebied en het type ontwikkeling, vooral richten op het toewerken naar een kwalitatief zo gunstig mogelijk resultaat, ontwerpoptimalisaties, inpassingsmaatregelen of aanvullende ruimtelijke maatregelen zijn nodig om de ruimtelijke kwaliteit te behouden of te verbeteren.
  • 3. Transformatie.
    Bij transformatie gaat het om een verandering van een gebied van dusdanige aard en omvang dat een nieuw landschap of stedelijk gebied ontstaat. Er ontstaat een nieuwe toekomst voor het gebied, een nieuwe gebiedsidentiteit, gebaseerd op nieuwe kwaliteiten, structuren en kenmerken. De impact van deze plannen op een gebied is enorm. Dit is bijvoorbeeld het geval bij uitleglocaties voor woningbouw en bedrijventerrein of de aanleg van grootschalige recreatiegebieden. Bij transformatieopgaven is de rol van de provincie groot omdat bijna altijd een provinciaal doel of belang in het geding is. De betrokkenheid van de provincie zal gericht zijn op een actieve behartiging van die doelen en op een kwalitatief zo goed mogelijk resultaat.

Toets aan Visie Ruimte en Milieu

  • 1. Kwaliteitskaart
    Het wijzigingsplan voor Koolwijkseweg 41 beoogt louter en alleen het reguliere woongebruik dat hier sinds 2001 plaats vindt in het bestemmingsplan een juridische basis te geven. Er zijn geen plannen bekend waardoor de bestaande gebruiks- en bebouwingssituatie ter plaatse zal veranderen.
    Het wijzigingsplan is daarmee, in termen van de visie, aan te merken als een "inpassing" en is niet van invloed op de middels de kwaliteitskaart gedefinieerde waarden als "waterrijk veenlandschap", "linten" en het "Kroonjuweel cultureel erfgoed" en de daarmee verband houdende richtpunten.
  • 2. Gebiedsprofiel Krimpenerwaard
    Zoals aangegeven heeft het wijzigingsplan geen gevolgen voor de ruimtelijke en landschappelijke situatie. De hiervoor beschreven kwaliteiten en ambities zijn met het plan niet in het geding.

Conclusie voor het plangebied:

Op basis van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat het wijzigingsplan niet in strijd is met de Visie Ruimte en Milieu van de provincie Zuid/Holland.

3.3.2 Verordening Ruimte

De Verordening ruimte bevat regels als bedoeld in artikel 4.1, eerste lid, Wro. Het gaat om regels over de inhoud en de toelichting van bestemmingsplannen of daarmee gelijkgestelde plannen.

Dit Verordening Ruimte is op 1 juli 2014 door Provinciale Staten vastgesteld en in werking getreden op 1 augustus 2014. Sindsdien is de verordening enkele keren gewijzigd, laatstelijk op 30 mei 2018. Deze wijziging is in werking getreden op 29 juni 2018.

Voor het wijzigingsplan zijn de volgende artikelen van de Verordening Ruimte relevant:

  • Artikel 2.1.1

Lid 1 Stedelijke ontwikkelingen
Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:

  • 1. de toelichting van het bestemmingsplan gaat in op de toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking overeenkomstig artikel 3.1.6, tweede, derde en vierde lid van het Besluit ruimtelijke ordening ;
  • 2. indien in de behoefte aan de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stads- en dorpsgebied kan worden voorzien en voor zover daarvoor een locatie groter dan 3 hectare nodig is, wordt gebruik gemaakt van locaties die zijn opgenomen in het Programma ruimte.

Lid 2 Toepassing ladder voor duurzame verstedelijking op regionaal niveau
Gedeputeerde Staten kunnen bij de aanvaarding van een regionale visie aangeven in hoeverre de ladder voor duurzame verstedelijking op regionaal niveau geheel of gedeeltelijk is doorlopen. In de toelichting van het bestemmingsplan kan in dat geval worden verwezen naar de regionale visie bij de beschrijving van de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling, als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening.

In paragraaf 3.2.3 van deze toelichting wordt ingegaan op de ladder voor duurzame verstedelijking zoals beschreven in artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening.
Geconcludeerd wordt dat het wijzigingsplan, dat slechts beoogt de juridisch-planologische status van het perceel Koolwijkseweg 41 in overeenstemming te brengen met het sinds 2001 bestaande woongebruik van het plangebied, niet kan worden aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6 Bro.

Consequentie voor het plangebied
De Ladder voor duurzame verstedelijking is niet van toepassing op dit wijzigingsplan en vormt daarvoor derhalve geen belemmering.

  • Artikel 2.2.1 Ruimtelijke kwaliteit

Lid 1 Ruimtelijke kwaliteit bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen
Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit:

  • a. de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, voorziet geen wijziging op structuurniveau, past bij de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart (inpassen);
  • b. als de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, maar wijziging op structuurniveau voorziet (aanpassen), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft door:
    • 1. zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart, en
    • 2. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen als bedoeld in het derde lid;
  • c. als de ruimtelijke ontwikkeling niet past bij de bestaande gebiedsidentiteit (transformeren), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door:
    • 1. een integraal ontwerp, waarin behalve aan de ruimtelijke kwaliteit van het gehele gebied ook aandacht is besteed aan de fysieke en visuele overgang naar de omgeving en de fasering in ruimte en tijd, alsmede rekening is gehouden met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart, en
    • 2. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen als bedoeld in het derde lid.

Lid 2 Uitzonderingen vanwege beschermingscategorieën

  • a. Een bestemmingsplan voor een gebied met beschermingscategorie 1, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op Kaart 7 - Beschermingscategorieën ruimtelijke kwaliteit, kan niet voorzien in een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in het eerste lid, onder b en c, tenzij het gaat om de ontwikkeling van bovenlokale infrastructuur of van natuur of om een in het Programma ruimte uitgezonderde ruimtelijke ontwikkeling of een zwaarwegend algemeen belang en voorts wordt voldaan aan de onder b en c gestelde voorwaarden.

Consequentie voor het plangebied
Het wijzigingsplan voorziet in het realiseren van een juridische basis voor de ter plaatse al lang tijd aanwezige woonfunctie, zonder dat nieuwe bouw- of gebruiksmogelijkheden worden geboden. Daarmee is feitelijk sprake van een "inpassen", als bedoeld in artikel 2.2.1, lid 1 onder a.
De wijziging laat de bestaande gebiedsidentiteit ongemoeid, leidt niet tot structuurwijzigingen en voldoet ook anderszins aan de relevante richtpunten genoemd in de Kwaliteitskaart.
Op grond hiervan is de conclusie dat het wijzigingsplan voldoet aan de voorwaarden voor de ruimtelijk kwaliteit.

3.3.3 Provinciaal milieubelang

Provincie Zuid-Holland heeft in de Visie Ruimte en Mobiliteit, de Provinciale Verordening Ruimte en in de Provinciale Milieuverordening vier provinciale milieubelangen benoemd. Onderstaand wordt de relevantie per provinciaal milieubelang beschreven:

  • Bescherming van stiltegebieden

De voorgenomen ontwikkeling vindt plaats in een stiltegebied. Een woonfunctie zal echter niet zorgen voor een toename in de geluidsbelasting op het gebied.

  • Windenergie stimuleren

De voorgenomen ontwikkeling vindt niet plaats in (de nabijheid van) een plaatsingsgebied voor windmolens conform de Provinciale Verordening Ruimte.

  • Beschermen bedrijventerreinen voor Hogere Milieu Categorie-bedrijven

De voorgenomen ontwikkeling vindt niet plaats in (de nabijheid van) een HMC-bedrijventerrein. Afname van HMC-locaties is derhalve niet aan de orde.

  • Beschermen van grote groepen mensen

De voorgenomen ontwikkeling is niet gelegen in een invloedsgebied Groepsrisico van een EVrelevante

risicobron.

Conclusie:

De voorgenomen ontwikkeling is niet in strijd met de provinciale milieubelangen.

3.4 Gemeentelijk beleid

De in deze paragraaf genoemde gemeentelijke beleidsstukken zijn op 1 januari 2017, toen de gemeente Vlist opging in de gemeente Krimpenerwaard, formeel gezien vervallen. Officieel kunnen deze documenten niet meer dienen als toetsingskader, maar worden in de praktijk nog wel als zodanig gebruikt.

3.4.1 Structuurvisie K5

De structuurvisie K5 is in 2009 tot stand gekomen als gezamenlijk ruimtelijk beleidskader van de 5 gemeenten die thans de gemeente Krimpenerwaard vormen. Inhoudelijk wordt de visie nog gehanteerd als uitgangspunt voor het ruimtelijk beleid van Krimpenerwaard.

De centrale doelstelling van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling is:

"Vitale kernen en vitaal platteland waar de menselijke schaal en maat centraal staan, met respect en kwaliteitsbehoud van de waarden van landschap, natuur en cultuurhistorie waarvan diversiteit en kleinschaligheid de kenmerken zijn".

De Krimpenerwaard maakt deel uit van het internationaal belangrijke veenweidegebied Holland-Utrecht en is onderdeel van Nationaal Landschap Groene Hart. Het gebied is aangemerkt als Belvedèregebied en als provinciaal 'Topgebied behoud cultureel erfgoed'. Belangrijke kwaliteiten zijn het agrarisch cultuurlandschap.

Consequentie voor het plangebied:
Het wijzigingsplan raakt niet de belangen die in de regionale structuurvisie zijn verwoord.

3.4.2 Structuurvisie Vlist 2020

De gemeenteraad van de voormalige gemeente Vlist heeft op 3 juli 2012 de Structuurvisie Vlist 2020 vastgesteld. In de Structuurvisie Vlist 2020 is de gewenste ruimtelijke inrichting voor de hele gemeente beschreven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1931.BPW1810BG017-VG01_0012.png"

Afb. 6 Kaart Structuurvisie Vlist 2020

Landelijk gebied
Specifiek voor het landelijk gebied geldt dat behoud en herstel van landschap, cultuurhistorie en natuur in balans dienen te zijn met de ontwikkelingsmogelijkheden voor een duurzame grondgebonden veehouderij. Dit beleid gaat goed samen met recreatief medegebruik. Voor overige bestaande functies wordt een consoliderend beleid voorgestaan.
Nieuwe ontwikkelingen moeten bijdragen aan de kwaliteiten van het gebied. Indien deze verder gaan dan het bestemmingsplan mogelijk maakt, moet een nieuwe afweging worden gemaakt.

Gevolgen voor het plangebied:

Het wijzigingsplan wijkt niet af het beleid dat in de Structuurvisie Vlist is verwoord.

3.4.3 Nota Ruimtelijke Kwaliteit

De gemeente Krimpenerwaard heeft in 2017 de Nota Ruimtelijke Kwaliteit vastgesteld. Het welstandsbeleid van de voormalige K5-gemeenten wordt met deze nieuwe nota ruimtelijke kwaliteit geïntegreerd en waar nodig geactualiseerd.

Het beleid is opgesteld vanuit de gedachte, dat het een bijdrage levert aan de totstandkoming en het beheer van een aantrekkelijke bebouwde omgeving.
Doel van het beleid is het toezicht op ruimtelijke kwaliteit helder onder woorden te brengen en op een effectieve en controleerbare wijze in te richten.

Voor het landschap is uitgangspunt het duurzaam beheren van de ruimtelijke structuren en elementen uitgangspunt met aandacht voor het gebruik en de belevingswaarde alsmede het behoud van cultuurhistorische waarden.

De bebouwing in het landschap is voornamelijk geconcentreerd in de (dijk)linten met boerderijen, woonhuizen en een enkel bedrijf. De linten zijn van groot belang voor het karakter van de gemeente. Ze zijn afwisselend, maar de bebouwing heeft in de regel wel een vergelijkbare maat en schaal, die bepalend is voor deze streek. Tussen de erven door is er zicht op het landschap, dat afhankelijk van het lint breed of smal is en eenzijdig of tweezijdig. De meeste linten en wegen worden begeleid door bomen in een smalle berm en sloten. Veranderingen moeten met respect voor deze eigenschappen worden ingepast, waarbij met name de inrichting van het kavel met onderscheid eerste- en tweedelijns bebouwing de aandacht vraagt.
In de nota zijn uitgangspunten en criteria gegeven waarmee bij nieuwe ontwikkelingen in de polderlinten rekening gehouden moet worden.

Gevolgen voor het plangebied:
Het wijzigingsplan beperkt zich tot het gebruik van de locatie Koolwijkseweg 41. Vernieuwing of uitbreiding van bebouwing zijn niet voorzien. Mocht dit in de toekomst wel het geval zijn, dan vormt de Nota Ruimtelijke Kwaliteit hiervoor een uitgangspunt.

3.4.4 Bestemmingsplan "Landelijk gebied"

Het perceel heeft in het vigerende bestemmingsplan 'Landelijk Gebied' de bestemming 'Agrarisch met waarden' en is daarin aangewezen voor:

  • a. reële grondgebonden graasdierbedrijven;
  • b. bestaande niet-grondgebonden bedrijven als neventak;
  • c. agrarisch aanverwant gebruik, zoals het beweiden van dieren, al dan niet in het kader van de agrarische bedrijfsvoering;
  • d. water;
  • e. kleinschalige landschapselementen;
  • f. behoud en herstel van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden, waaronder begrepen ecologische oevers;
  • g. extensief recreatief medegebruik;
  • h. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals erven, tuinen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, perceelsontsluitingen, (ontsluitings)wegen en paden.

In artikel 3.7.2 is bepaald dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn het plan te wijzigen indien de wijziging betrekking heeft op het toevoegen van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - voormalig agrarisch bedrijf" aan een bestaand bouwvlak.

Voor toepassing van bevoegdheid gelden de volgende voorwaarden:

  • a. er geen sprake meer dient te zijn van een reëel agrarisch bedrijf; burgemeester en wethouders kunnen hieromtrent schriftelijk advies inwinnen bij een agrarisch deskundige;
  • b. de omliggende agrarische bedrijven niet in hun bedrijfsvoering mogen worden belemmerd.

Zoals aangegeven is dit wijzigingsplan niet bedoeld om een nieuwe ontwikkeling mogelijk te maken of een bestaande situatie te wijzigen. Strekking is het bestemmingsplan alsnog met de sinds 2001 bestaande woonsituatie in overeenstemming te brengen. Van de uitoefening van een agrarisch bedrijf is op deze locatie al sinds 2001 geen sprake meer.

In relatie tot omliggende agrarische bedrijven wordt verwezen naar Hoofdstuk 4 - Omgevingsaspecten, paragrafen 4.5 en 4.6.

Gevolgen voor het plangebied:

Er wordt voldaan aan de voorwaarden voor toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 3.7.2. van de regels van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Algemeen

De Wet ruimtelijke ordening bepaalt, dat een bestemmingsplan moet voldoen een het criterium 'goede ruimtelijke ordening'. Ontwikkelingen die een plan toelaat moeten passen in de beleidskaders die op rijks, provinciaal, regionaal en lokaal niveau zijn vastgesteld. Daarnaast moet sprake zijn van een passende ruimtelijke en functionele onderbouwing. En tot slot moet blijken, dat voldoende rekening is gehouden met de relevante omgevingsaspecten en dat geen situaties ontstaan die in strijd zijn met de regelgeving op de verschillende beleidsterreinen.

Dit hoofdstuk gaat in op de verschillende omgevingsaspecten.

4.2 Archeologie

In het bestemmingsplan Landelijk gebied wordt uitgebreid aandacht besteed aan het aspect archeologie. De archeologische waarden die mogelijk ter plaatse voorkomen worden in bestemmingsplan beschermd door middel van de dubbelbestemming "Waarde-Archeologie-3". Deze dubbelbestemming blijft na de wijziging waarin dit plan voorziet onverkort gelden.

Op grond van deze dubbelbestemming geldt een vergunningplicht voor bouwactiviteiten en voor werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde die meer dan 100 m2 beslaan en die meer dan 30 cm onder maaiveld worden uitgevoerd. In dat geval moet onderzoek uitwijzen of door het uitvoeren daarvan archeologische waarden in het geding zijn.

Hoewel op dit moment geen plannen bestaan voor sloop en/of nieuwbouw van bebouwing of het uitvoeren van werkzaamheden die de bodem dieper dan 30 cm kunnen verstoren, sluit het wijzigingsplan dit op termijn niet uit. Mocht daar in de toekomst wel sprake van zijn, dan moet alsnog rekening worden gehouden met de genoemde vergunningplicht.

Conclusie:
De bescherming van mogelijk aanwezige archeologische waarden blijft verzekerd.

4.3 Bodem

Het doel van deze Wet bodembescherming (Wbb) is het beschermen van de (land- of water-)bodem zodat deze kan worden benut door mens, dier en plant, nu en in de toekomst. Indien in een bestemmingsplan een nieuwe ontwikkeling wordt voorzien, moet voorafgaand aan de vaststelling van het plan vaststaan dat de bodemkwaliteit zodanig is, dat dit het realiseren van de nieuwe ontwikkeling niet in de weg staat.

Dit wijzigingsplan heeft geen gevolgen voor de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van het plangebied.

Conclusie:
De bodemkwaliteit staat de vaststelling van het wijzigingsplan niet in de weg.

4.4 Geluidhinder

De Wet geluidhinder bevat bepalingen voor wegverkeerslawaai, spoorweglawaai en industrielawaai.
De wet maakt daarbij onderscheid in nieuwe situaties en bestaande situaties. Voor nieuwe situaties gelden geluidnormen, die bij het vaststellen van een bestemmingsplan, waarin nieuwe geluidgevoelige bestemmingen worden voorzien, in acht genomen moeten worden. De wet hanteert daarbij voorkeursgrenswaarden en, indien daar niet aan kan worden voldaan, onder voorwaarden de mogelijkheid tot vaststelling van hogere waarden.

Het wijzigingsplan Koolwijkseweg 41 maakt geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk. De aanwezige woonfunctie blijft bestaan. Van een nieuwe situatie als bedoeld in de Wet geluidhinder is dan ook geen sprake. Daarbij kan worden opgemerkt dat het perceel aan een doodlopende weg ligt, zodat er alleen bestemmingsverkeer passeert, waardoor de geluidsbelasting van het verkeer laag zal zijn.

Conclusie:
De Wet geluidhinder vormt geen belemmering voor de vaststelling van het wijzigingsplan.

4.5 Geurhinder

Voor veehouderijbedrijven gelden in het kader van de milieuvergunningverlening afstanden die tussen een veehouderij en woningen aangehouden moeten worden. Niet vergunningplichtige bedrijven dienen te voldoen aan het bepaalde in het Besluit landbouw milieubeheer.
Voor de afstand van een woning buiten de bebouwde kom tot een veehouderij geldt een minimum afstand van 50 meter. De Wet geurhinder en veehouderij kent ook een omgekeerde werking, wat inhoudt dat plannen voor woningen in de omgeving van veehouderijbedrijven getoetst moeten worden aan de wettelijke normen.

In de gemeente Krimpenerwaard geldt voorts de Verordening geurhinder en veehouderij 2017. De algemene doelstelling is enerzijds het behoud en versterking van de grondgebonden veehouderij als drager van het landschap in het Groene Hart en anderzijds het behoud van het buitengebied als aantrekkelijk woon- en leefgebied en de cultuur-historische lintbebouwing.

In de verordening is gekozen voor halvering van de afstandsnormen voor dieren zonder geuremissiefactor ten aanzien procedures voor het oprichten, uitbreiden of veranderen van een veehouderij. Het gaat daarbij om de afstanden tussen een veehouderij en een geurgevoelig object. In dergelijke situatie moet op grond van de verordening rekening gehouden worden met een geurzone van 25 meter.

Bij ruimtelijke ordeningsplannen moet worden beoordeeld of sprake is van een goed woon- en verblijfsklimaat.

Het wijzigingsplan voorziet in het formaliseren van een bestaande woonsituatie. Er wordt geen nieuwe woonfunctie mogelijk gemaakt en de situering van de bestaande woning ten opzichte van omliggende agrarische bedrijven wijzigt niet.

De afstand tot het veehouderijbedrijf op het perceel Koolwijkseweg 47 bedraagt 75 - 80 meter. Aan de afstandseis van 25 meter wordt derhalve ruimschoots voldaan. Voorts staan rondom deze veehouderij meerdere woningen die zich op kortere afstand bevinden dan de woning op het perceel Koolwijkseweg 41.

Ook op het perceel Koolwijkseweg 39 is een veehouderij met kaasmakerij gevestigd. In 2014 is voor dit bedrijf door middel van een wijzigingsplan een vergroting van het agrarisch bouwvlak toegestaan om een nieuwe stal bij het bedrijf te kunnen bouwen. De nieuwe ligboxenstal is achter de bedrijfswoning gebouwd, d.w.z. nabij de oostelijke perceelsgrens, staat op ruim 80 meter van de bestaande woning Koolwijkseweg 41. Het dichtst bij de woning ligt de jongveestal. Deze ligt op 33 meter van de woning. Verder bevinden zich op deze bedrijfslocatie kuilvoersleuven. Bij kuilvoer moet rekening worden gehouden met een minimale afstand van 25 meter tot een geurgevoelig object. De aanwezige sleuven liggen op grotere afstand van de woning Koolwijkseweg 41.

Op grond hiervan kan worden geconcludeerd dat wordt voldaan aan de richtafstand voor geur.

Conclusie:

Het aspect geur vormt geen belemmering voor vaststelling van dit wijzigingsplan.

4.6 Bedrijven en milieuzonering

Voor het behoud en de verbetering van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving is een juiste afstemming tussen de verschillende voorkomende functies in de nabijheid van milieugevoelige bestemmingen zoals wonen, noodzakelijk. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van een milieuzonering die uitgaat van richtinggevende afstanden tussen hinderlijke functies (gevaar, geluid, geur, stof) en gevoelige functies. In de brochure "Bedrijven en Milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG - versie 2009) zijn deze richtafstanden opgenomen. Van deze richtafstanden kan gemotiveerd worden afgeweken.

Het wijzigingsplan betreft een bestaande woonfunctie op het perceel Koolwijkseweg 41. Het perceel ligt in het landelijk gebied en is onderdeel van een bebouwingslint waar agrarische bedrijven, woningen en bedrijven zijn gevestigd.

In 2014 is voor het naastgelegen perceel Koolwijkseweg 39 een wijzigingsplan vastgesteld om door middel van uitbreiding van het agrarische bouwvlak de realisering van een nieuwe ligboxenstal mogelijk te maken. Uit de toelichting op dat wijzigingsplan blijkt dat er gelet op in de omgeving aanwezige gevoelige functies geen belemmeringen (geluid, geur, milieuzonering) waren voor het vergroten van het bouwvlak en de uitbreiding van de agrarische bedrijfsactiviteiten. In relatie tot de aanwezige woonfuncties van derden in de omgeving van Koolwijkseweg 39, waaronder op het perceel Koolwijkseweg 41, stelt het wijzigingsplan uit 2014 dat de afstanden tot omliggende burgerwoningen in de omgeving niet wordt verkleind en de situatie niet verslechtert. De conclusie is dat de woningen in de omgeving geen belemmering vormen voor het vergroten van het agrarische bouwvlak.

Met het voorliggende wijzigingsplan wijzigt er feitelijk niets in de gebruikssituatie. Het bestaande woongebruik wordt gehandhaafd en niet uitgebreid, waardoor er geen wijziging in de milieuhygiënische situatie optreedt. Het wijzigingsplan heeft daardoor geen gevolgen voor milieuhygiënische inpassing in de omgeving.

Conclusie:
Het wijzigingsplan heeft uit een oogpunt van bedrijfshinder geen gevolgen.

 

4.7 Externe veiligheid

Activiteiten met gevaarlijke stoffen leveren risico's op voor de omgeving. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) vormen op dit moment het wettelijk kader voor het omgaan met deze risico's. Door het stellen van eisen aan afstanden tussen de activiteiten met gevaarlijke stoffen en (beperkt) kwetsbare objecten (woningen, kantoren, scholen, enz.) worden de eventuele gevolgen van deze risico's zoveel mogelijk beperkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1931.BPW1810BG017-VG01_0013.png"

Afb. 6 Risicokaart

Risicokaart
Uit de Risicokaart blijkt dat op korte afstand van het perceel Koolwijkseweg 41 op 2 locaties sprake is van risicorelevante activiteiten. Op perceel Koolwijkseweg 12 is een installatiebedrijf gevestigd en op Koolwijkseweg 47 een veehouderij. Voor beide locaties geldt dat het aandachtsgebied samenvalt met de perceelsgrenzen, zodat in het gebied buiten dat invloedsgebied uit een oogpunt van externe veiligheid geen belemmeringen gelden.

Transport gevaarlijke stoffen
In de omgeving van het plangebied bevinden zich geen wegen, spoorwegen of vaarwegen met structureel en grootschalig vervoer van gevaarlijke stoffen, zodat er in dit opzicht geen ruimtelijke beperkingen gelden

Voor gemeentelijke en provinciale wegen is in de gemeente Krimpenerwaard een routering gevaarlijke stoffen vastgesteld. Deze route loopt niet door of langs het plangebied.
Voor noodzakelijk transport ten behoeve van het laden en lossen van gevaarlijke stoffen buiten de vastgestelde routes is een ontheffing nodig. Aan deze ontheffing kunnen voorwaarden worden verbonden om een veiligere leefomgeving te realiseren.

Leidingen
In de omgeving van het plangebied bevinden zich geen hoogspanningsleidingen of leidingen voor gevaarlijke stoffen met een veiligheidsrisico.

Conclusie:
Het wijzigingsplan levert uit een oogpunt van externe veiligheid geen belemmeringen op.

4.8 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit maakt onderscheid tussen grote en kleine ruimtelijke projecten. Een project is klein als het slechts in geringe mate (ofwel "niet in betekenende mate", afgekort NIBM) leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. De grens ligt bij een verslechtering van maximaal 3% van de grenswaarden voor de luchtkwaliteit.

De AMvB en Regeling "niet in betekenende mate bijdragen" bevatten criteria waarmee kan worden bepaald of een project "in betekenende mate" is. Is sprake van een NIBM-project dan mag worden aangenomen dat de effecten daarvan worden weggenomen binnen het geheel van maatregelen van het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit).

Woonontwikkelingen kunnen als een NIBM-project worden aangemerkt, als in één project niet meer dan 500 woningen met één verkeersontsluiting worden gerealiseerd. NIBM-projecten kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

Het voorliggende plan voorziet planologisch gezien in wijziging van gebruiksmogelijkheden van agrarisch bedrijf in gebruik voor woondoeleinden. Planologisch gezien brengt deze wijziging naar verwachting een afname van het aantal verkeersbewegingen met zich mee. Uitgaande van het feitelijke woongebruik sinds langere tijd heeft de wijziging geen gevolgen voor de hoeveelheid verkeer. Op grond hiervan is er in het kader van de Wet luchtkwaliteit geen aanleiding voor nader onderzoek naar de gevolgen voor de luchtkwaliteit (NIBM-project).

Conclusie:
Het aspect luchtkwaliteit staat de vaststelling van het wijzigingsplan niet in de weg.

4.9 Natuur/Ecologie

Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. De Wet natuurbescherming beschermt natuurgebieden, inheemse soorten en het bosopstanden in Nederland. Het wijzigingsplan beoogt het toekomstige gebruik voor woondoeleinden te formaliseren. Voor zover bekend zullen binnen het plangebied geen bouw- of sloopactiviteiten plaatsvinden.

Gebiedsbescherming
In de Wet natuurbescherming worden de zogenoemde Natura 2000-gebieden beschermd. Natura 2000 zijn gebieden die worden beschermd vanuit de Vogel- en Habitatrichtlijn. Volgens deze Europese richtlijnen moeten tot behoud van de biodiversiteit specifieke diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving (habitat) worden beschermd. Ook ontwikkelingen die buiten de begrenzing van de Natura 2000-gebieden liggen moeten worden beoordeeld op significant negatieve effecten.

Het plangebied ligt niet binnen de invloedssfeer van een Natura 2000-gebied, zodat dit wijzigingsplan uit een oogpunt van gebiedsbescherming niet relevant is.

Soortenbescherming
De Wet natuurbescherming regelt ook de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren: de soortenbescherming.
De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Bekeken moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden. De wet geeft de mogelijkheid aan provincies om voor een bepaald aantal soorten via een verordening een algemene vrijstelling op bepaalde verbodsbepalingen te geven.

Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Voor menige soort geldt dat indien deze zorgplicht nagekomen wordt een bepaald beoogd project uitvoerbaar is.

Het plan heeft, nu geen fysieke aanpassingen in de bestaande situatie zijn voorzien, geen gevolgen voor eventueel op of in de omgeving aanwezige beschermde soorten. Nader onderzoek kan om die reden achterwege blijven.

Conclusie:
Uit een oogpunt van Natuur/Ecologie zijn er geen belemmeringen voor vaststelling van het wijzigingsplan.

4.10 Verkeer

In vergelijking met agrarisch gebruik overeenkomstig de bestemming zal het toekomstige gebruik voor alleen bewoning in ieder geval niet tot toename van het aantal verkeersbewegingen leiden. Mogelijk is er zelfs sprake van een geringe afname van de hoeveelheid verkeer. De wijziging heeft voor de verkeersafwikkeling daarom geen nadelige gevolgen.

Conclusie:
Uit een oogpunt van verkeer zijn er geen belemmeringen voor vaststelling van het wijzigingsplan.

4.11 Water

In het bestemmingsplan Landelijk gebied wordt aandacht besteed aan het aspect waterhuishouding, in de vorm van een zgn. watertoets. De watertoets is een instrument om te toetsen of in voldoende mate rekening wordt gehouden met het aspect water. Het gaat daarbij vooral om aandacht voor de waterkwantiteit (ruimte voor water, berging, infiltratie, aan- en afvoer), aandacht voor effecten op de waterkwaliteit en aandacht voor de veiligheid (overstroming).

Ook voor dit omgevingsaspect geldt dat het wijzigingsplan geen wezenlijke ruimtelijk gevolgen heeft die van invloed zijn op de waterkwantiteit en waterkwaliteit. Het wijzigingsplan beoogt slechts de aanwezige woonfunctie te formaliseren. Er is geen sprake van het realiseren van extra bebouwing of verharding en evenmin van demping van bestaand oppervlaktewater. Daarnaast is de locatie reeds aangesloten op de bestaande riolering.

Conclusie:
Nader onderzoek en onderbouwing in de vorm van een watertoets is niet nodig.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Standaard vergelijkbare bestemmingsplannen

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is geregeld dat nieuwe ruimtelijke plannen - zoals wijzigingsplannen – conform de landelijk geldende RO-standaarden digitaal moeten worden vervaardigd.

Een dergelijk ruimtelijk plan moet worden opgebouwd volgens de 'Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012' (SVBP 2012). Op die wijze zijn bestemmingsplannen onderling vergelijkbaar en ook digitaal uitwisselbaar.

Het wijzigingsplan Koolwijkseweg 41, Stolwijk is overeenkomstig deze regels opgesteld.

5.2 Wijzigingsplan

Algemeen
Omdat sprake is van een wijzigingsplan wordt slechts een gedeelte van het geldende bestemmingsplan Landelijk gebied gewijzigd. De reikwijdte van de wijzigingsbevoegdheid is in het bestemmingsplan beschreven. Een wijzigingsplan mag niet meer regelen. Dit betekent tevens dat het wijzigingsplan in samenhang met het bestemmingsplan Landelijk gebied moet worden toegepast.

Verbeelding
Op de verbeelding zijn aangegeven de begrenzing van het wijzigingsplan, alsook de bestemmingen van de grond.

Het plangebied beslaat het perceel Koolwijkseweg 41, kadastraal bekend D 5161. Voor de verbeelding blijft deze wijziging beperkt tot het toevoegen van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - voormalig agrarisch bedrijf" aan het bestaande bouwvlak. De bestemmingen "Agrarisch met waarden" en "Waarde - Archeologie 3" blijven onverminderd gelden.

Regels
Om misverstanden te voorkomen is in de regels uitdrukkelijk aangegeven dat, tenzij het wijzigingsplan anders bepaalt, het bestemmingsplan Landelijk gebied van toepassing blijft.

Bij de toepassing van het wijzigingsplan moeten de algemene regels uit de hoofdstukken 1 en 3 van het bestemmingsplan Landelijk gebied in acht worden genomen. Die hoofdstukken bevatten de algemene regels, zoals begrippen, wijze van meten, dubbeltelbepaling, algemene bouw-, aanduidings-, afwijkings- en wijzigingsregels.

Voor de bestemmingen "Agrarisch met waarden", "Leiding - Water" en "Waarde - Archeologie 3" zijn in Hoofdstuk 2 van de regels van het wijzigingsplan aparte artikelen opgenomen, waarin de voor die bestemmingen geldende regels in het bestemmingsplan Landelijk gebied van toepassing worden verklaard.

Het laatste hoofdstuk van de regels van het wijzigingsplan bevat het overgangsrecht voor bebouwing en gebruik. Tot slot is in de slotregel de officiële naam van het plan bepaald. Onder deze naam kan het wijzigingsplan worden aangehaald.

 

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Overleg artikel 3.1.1 Bro

Het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro heeft plaatsgevonden met de provincie Zuid-Holland en het Hoogheemraadschap Schieland en Krimpenerwaard. Beide instanties hebben te kennen gegeven geen inhoudelijke reacties te hebben.

6.2 Financiële uitvoerbaarheid

Met dit wijzigingsplan wordt het bestemmingsplan in overeenstemming gebracht met de feitelijke gebruikssituatie van het het perceel Koolwijkseweg 41. Deze bestemmingswijziging betreft een particulier initiatief en is nodig gebleken in verband met de verkoop van het perceel door de huidige eigenaar.

6.3 Maatschappelijk uitvoerbaarheid

Het ontwerp van het wijzigingsplan heeft, met de daarbij behorende stukken, met ingang van 7 november 2018, gedurende zes weken ter inzage gelegen. Van de mogelijkheid om zienswijzen in te dienen is geen gebruik gemaakt.