Plan: | Kadijk 4B t/m 4E Bergambacht |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1931.BP2102DK048-VG01 |
Ten noorden van Bergambacht, in het karakteristieke veenweidegebied de Krimpenerwaard, ligt het bouwbedrijf Adriaan van Erk. Bij dit bedrijf liggen aan de noordzijde, aan Kadijk 4B t/m E, vier woningen die planologisch zijn aangeduid voor bedrijfswoning. De woningen hebben echter geen directe binding meer met het bedrijf.
Om de woonfunctie aan het lint te behouden is het de wens om de vier bedrijfswoningen aan de Kadijk planologisch om te zetten naar vier burgerwoningen. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin.
Het plangebied heeft betrekking op de woningen Kadijk 4B t/m 4E met bijbehorende tuinen aan de noordzijde van het bouwbedrijf Adriaan van Kerk in Bergambacht. Het plangebied ligt ten noorden van de kern Bergambacht direct ten oosten van de provinciale weg N207 richting Gouda/Bergambacht en ten westen van het bebouwingslint aan de Kadijkselaan. Zie figuur 1.1.
Figuur 1.1 Ligging plangebied (bron: luchtfoto Kadaster Nederland)
Het plangebied ligt binnen het hiervoor geldende bestemmingsplan 'Dorpsgebied. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 25 oktober 2011 door de gemeenteraad van Bergambacht. Op basis van dit bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemming 'Bedrijf'. Met functieaanduidingen is aangegeven dat hier een timmerwerkplaats is toegestaan. Bebouwing is toegestaan binnen het bouwvlak dat op een deel van het perceel ligt. Daarnaast is ter plaatse van de vier bedrijfswoningen de functieaanduiding 'bedrijfswoning' opgenomen, waarbij een maximum goothoogte van 6 meter geldt.
Figuur 1.2 Uitsnede van het vigerend plan. De stippellijnen geven aan waar de bedrijfswoningen liggen. (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Het doel van dit bestemmingsplan is het bieden van een planologisch kader voor de vier burgerwoningen. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Het faciliteeert enkel de omzetting van vier bedrijfswoningen naar burgerwoningen waarbij er wordt getoetst aan alle relevante beleids- en milieukaders.
Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, de regels en een planverbeelding. De toelichting is als volgt opgebouwd:
Na de toelichting volgen de regels en de verbeelding.
Dit hoofdstuk beschrijft ruimtelijke- situatie en context van het plangebied.
Het plangebied ligt aan de Kadijk, aan de noordgrens van de dorpskern Bergambacht. Ten noorden van het plangebied ligt het karakteristieke open veenweidelandschap de Krimpenerwaard. De kern Bergambacht is ontstaan rond de oude dorpskern ten zuiden van het bebouwingslint Kadijkselaan-Hoofdstraat.
Bouwbedrijf Adriaan van Erk
Het plangebied ligt aan de Kadijk, aan de noordzijde van het bouwbedrijf Adriaan van Erk. Dit bedrijf is onderdeel van een klein bedrijventerrein langs de N207, ten noorden van de kern Bergambacht. Aan de zuidzijde van dit bedrijventerrein ligt parallel aan de N207 een bedrijfscentrum waarbinnen bedrijfsruimte gehuurd kan worden. Hierbinnen verschillende kleine bedrijven zoals een keukenwinkel en de mogelijkheid voor particuliere opslagunits.
Het grootste deel van het bedrijventerrein bestaat uit de timmerfabriek/loonbedrijf Adriaan van Erk. Dit bedrijf beschikt over verschillende opstallen waaronder een timmerwerkplaats, kantoorgedeelte en opslag. Een overzicht van de bebouwing rondom het plangebied is te zien in figuur 2.1.
Figuur 2.1: Situatie bebouwing plangebied
Het bedrijfsmatige gedeelte voor kantoor en bezoekers ligt aan de zijde van de N207, naast Kadijk 4E. Hier bevinden zich tevens een inrit en een parkeerterrein welke middels een hek zijn afgesloten.
Figuur 2.2: Inrit Adriaan van Erk naast Kadijk 4e (bron: Google Street View)
De hoofdingang voor het bouwbedrijf ligt aan de oostzijde van Kadijk 4b. Via deze ingang wordt onder andere de timmerwerkplaats ontsloten. Aan deze zijde ligt tevens een groot parkeerterrein voor werknemers van Adriaan van Erk.
Figuur 2.3: Hoofdingang Adriaan van Erk naast Kadijk 4b. (bron: Google Street View, 2018)
Woningen
Binnen het plangebied liggen vier vrijstaande grondgebonden eengezinswoningen die voorheen als bedrijfswoningen voor het Adriaan van Erk fungeerde. De woningen liggen aan het lint aan de Kadijk in het verlengde van de Kadijkselaan. De woningen aan de zuidzijde van de Kadijk fungeren als een belang afscherming tussen het cultuurhistorisch waardevolle veenweidegebied de Krimpenerwaard en het bedrijf Adriaan van Erk.
De woningen volgen de oorspronkelijke noord-zuidgerichte kavelstructuur net zoals het bebouwingslint aan de ten zuiden van het plangebied gelegen Molenlaan en Benedenberg. Zoals in de onderstaande figuur is te zien, ligt aan de noordzijde van het plangebied een watergang als onderdeel van het karakteristieke veenweidelandschap.
Figuur 2.4 Vooraanzicht plangebied (bron: Google Street View, 2018)
In dit hoofdstuk worden de voor het plangebied ruimtelijk relevante beleidskaders samengevat. Het gaat hierbij om beleidsdocumenten op rijks-, provinciaal en gemeentelijk schaalniveau.
De Nationale Omgevingsvisie, kortweg NOVI, loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en vervangt op rijksniveau de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.
Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo kunnen in gebieden betere, meer geïntegreerde keuzes worden gemaakt.
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie van het Rijk in beeld.
In wat voor Nederland willen we graag leven in 2050
Als alle wensen naast elkaar worden gelegd, ontstaat het volgende beeld. Het kabinet wil een land:
Nationale belangen
Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk zijn samen verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Sommige belangen en opgaven overstijgen het lokale, regionale en provinciale niveau en vragen om nationale aandacht. Dit zijn de 'nationale belangen'. Het Rijk heeft voor alle nationale belangen een zogenaamde systeem-verantwoordelijkheid. Voor een aantal belangen is het Rijk zelf eindverantwoordelijk. Maar voor een groot aantal nationale belangen zijn dat de medeoverheden.
De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen, en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen.
Met de vaststelling van de Nationale omgevingsvisie op 11 september 2020 is het de hiervoor geldende Structuurvisie Infrasturctuur en Ruimte (SVIR) vervangen. De strategisch relevante delen van het voormalige rijksbeleid gaan op in de NOVI. De beleidsmatige onderbouwingen uit de SVIR van de relevante artikelen uit het Barro zijn opgenomen in bijlage 1 bij de NOVI.
Het Barro is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt niet alleen regels omtrent de 13 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, maar stelt ook regels die in bestemmingsplannen moeten worden opgenomen.
Toetsing en conclusie
Het Barro heeft geen raakvlakken met het plangebied. De ontwikkeling betreft enkel een functiewijziging van vier bedrijfswoningen naar burgerwoningen. Er is noch sprake van strijdigheid met het Barro en noch sprake van een bijdrage aan de verwezenlijking van dit beleid.
Zorgvuldig ruimtegebruik is het uitgangspunt van de (rijks)overheid. Om dit principe te borgen is de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6). Hieruit volgt dat alle ruimtelijke besluiten die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken, aandacht moeten besteden aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. Voor binnenstedelijke projecten moet de behoefte worden beschreven. Voor stedelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied moet ook worden gemotiveerd waarom deze niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd.
Conclusie
Uit jurisprudentie blijkt dat een ruimtelijke ontwikkeling is aan te wijzen als stedelijke ontwikkeling
indien er sprake is van de bouw van 12 of meer woningen. Het bestemmingsplan maakt vier (bestaande) woningen mogelijk en er is daarom geen sprake van een stedelijke ontwikkeling. Het plan is in lijn met de ladder voor duurzame verstedelijking.
Met het Omgevingsbeleid van Zuid-Holland streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en een goede leefomgevingskwaliteit.
De provincie heeft zes richtinggevende ambities geformuleerd in de fysieke leefomgeving. Door in te zetten op de zes ambities wordt bijgedragen aan het sterker maken van Zuid-Holland.
Deze ambities zijn:
Deze ambities zijn vertaald in beleidskeuzes voor de fysieke leefomgeving.
Toetsing
De provincie is terughoudend met het toevoegen van nieuwe woningbouwlocaties buiten bestaand stads- en dorpsgebied en vraagt om de bodemdalingsgevoeligheid van een gebied expliciet mee te wegen.
Dit bestemmingsplan voorziet enkel in de functiewijziging van bedrijfwoningen naar burgerwoningen binnen bestaand dorpsgebied, waarbij geen nieuwe woningen worden mogelijk gemaakt.
Conclusie
Het plan is niet in strijd met de beleidskeuzes uit de Omgevingsvisie.
In samenhang met de Omgevingsvisie is de Omgevingsverordening opgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke plannen.
In tegenstelling tot de noordzijde van de Kadijk ligt het plangebied niet binnen de beschermingszones ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit en het NatuurnetwerkNederland. Het plangebied wel binnen het milieubeschermingsgebied voor grondwater.
Milieubeschermingsgebied
Het plangebied ligt binnen het milieubeschermingsgebied voor grondwater als bedoeld in artikel 1.2 lid 2 sub a van de Wet milieubeheer. Op kaart 5 bij de Omgevingsverordening zijn de milieubeschermingsgebieden voor grondwater aangeduid. Op deze kaart wordt onderscheid gemaakt in waterwingebieden, grondwaterbeschermingszones, en boringsvrije zones. Het plangebied ligt in een boringsvrije zone.
In de Omgevingsverordening worden geen eisen gesteld aan bestemmingsplannen ten aanzien van de
ligging in een milieubeschermingsgebied voor grondwater. In de Provinciale milieuverordening Zuid-Holland worden wel beperkingen opgelegd aan een milieubeschermingsgebied voor grondwater. In een boringsvrije zone is onder andere voor boorputten, het graven dieper dan 2,5 m onder het maaiveld, het verwijderen van funderingswerken/heipalen en andere handelingen die de weerstand van de bodem kunnen aantasten een ontheffing van de Provinciale milieuverordening nodig.
Toetsing en conclusie
Het bestemmingsplan maakt een enkel een planologische functiewijziging mogelijk waarbij geen extra bebouwing wordt toegestaan. Effecten op grondwater en/of het in de omgeving liggende NatuurnetwerkNederland zijn daarom uitgesloten.
Het bestemmingsplan is in lijn met de omgevingsverordening Zuid-Holland.
Vastgesteld 14 juli 2021
De omgevingsvisie geeft op hoofdlijnen antwoord op de vraag wat van waarde is en hoe de toekomst van de Krimpenerwaard eruit ziet. De komende jaren werkt de gemeente aan sterke en leefbare kernen, duurzame economische ontwikkeling, de klimaat- en energietransitie en een blijvend vitaal buitengebied. De visie helpt inwoners, ondernemers, maatschappelijke organisaties, investeerders en de gemeente bij het maken van plannen, initiatieven en beleid. De omgevingsvisie nodigt uit om samen te blijven werken aan een veilig, gezond en duurzaam Krimpenerwaard; waar het prettig wonen, werken, ondernemen en recreëren is. In de omgevingsvisie zijn meerdere speerpunten opgenomen welke bepalend zijn voor de afweging van initiatieven.
De gemeente houdt ook rekening met de kwaliteiten die al aanwezig zijn. De omgevings- en ruimtelijke kwaliteit van de gemeente Krimperwaard wordt geborgd door middel van de "Krimpener-waarden". Deze zijn uitgewerkt in de omgevingsvisie en vallen in drie groepen:
Toetsing en conclusie
Het bestemmingsplan betreft enkel een planologische functiewijziging van bedrijfswoningen naar burgerwoningen. Het plangebied ligt in het gebied behorend bij de Kernen/bebouwing van Bergambacht. De omgevingsvisie spreekt in paragraaf 3.5.3. van een voorkeur voor het geven van nieuwe functies aan bestaande bebouwing in plaats van nieuwe bebouwing in de linten. Dit draagt zorg voor het behoud van van de kwaliteiten en identiteit van het lint. De omgevingsvisie heeft verder geen raakvlakken met de het voorliggende bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan is in lijn met de Omgevingsvisie Krimpenerwaard.
In de woonvisie staat de woonopgave van de gemeente Krimpenerwaard voor de komende periode. Verder worden opgaven en ontwikkelingen die samen met bewoners en andere partijen worden gerealiseerd verekent tot 2030. Vijf thema's vormen de woningopgave:
Blijkens de woonvisie is er sprake van huishoudengroei in elke kern binnen de gemeente. Hiervoor worden over een termijn van 15 jaar (2015-2030) 3000 woningen gerealiseerd.
Toetsing en conclusie
Voorliggend bestemmingsplan voorziet enkel in een functiewijziging van bedrijfswoning naar burgerwoningen. Dit zorgt er voor dat er meer woningen beschikbaar zijn als zodanig, zonder noodzakelijke verbinding met een onderneming.
Het bestemmingsplan is in lijn met de Woonvisie Krimpenerwaard.
In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan de verschillende sectorale aspecten.
Toetsingskader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een mer-beoordeling plaats te vinden indien een activiteit in één van de onderdelen uit de bijlage is aangewezen. Daarbij wordt onderzocht of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.
Onderzoek en conclusie
De uiterlijke kenmerken (aard en omvang) van het project en de omgeving en anderzijds uit de
milieueffecten van het project wijzen erop dat geen sprake is van een 'stedelijk ontwikkelingsproject' in de zin van artikel 11.2 tabel D bijlage II bij het Besluit mer:
Gezien het bovengenoemde is er geen sprake van een stedelijk ontwikkelingsproject en dient er geen mer-aanmeldingsnotitie opgesteld te worden.
Toetsingskader
Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.
Onderzoek en conclusie
Ten noorden van het bouwbedrijf 'Adriaan van Erk' is sprake van de functiewijziging van vier bedrijfswoningen naar bestemmingen burgerwoningen. Binnen het plangebied wordt al gewoond op de bestaande bedrijfswoningen. Als gevolg het bestemmingsplan vinden geen bodemroerende activiteiten plaats. Het aangrenzende bedrijf beschikt aan de noordzijde over een parkeerterrein en een kantoorfunctie. Er is vinden daarom aan de zijde van het plangebied geen bodemverontreinigende activiteiten plaats.
De bodemkwaliteit is daarom naar verwachting voldoende voor de beoogde woonfunctie.
Toetsingskader
Erfgoedwet
De Nederlandse bodem zit vol met archeologische waarden. Met de ondertekening van het Europese verdrag van Valletta in 1992, een verdrag over behoud en beheer van het archeologische erfgoed, hebben de lidstaten zich tot doel gesteld het bodemarchief te beschermen. Met ingang van 1 september 2007 is het Verdrag van Valletta geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving door middel van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz), waardoor het verdrag een juridisch fundament kreeg. Deze wijzigingswet heeft onder meer wijzigingen aangebracht in de Monumentenwet 1988. De Monumentenwet is op 1 juli 2016 deels (met een overgangstermijn tot de Omgevingswet) vervangen door de Erfgoedwet. Deze wet handelt over het aanwijzen van te beschermen cultureel erfgoed. Naast de Monumentenwet vervangt de Erfgoedwet ook andere wetten zoals de Wet tot behoud van cultuurbezit. De Erfgoedwet kent een aantal nieuwe bepalingen. Het gaat om het vaststellen van een gemeentelijke erfgoedverordening en het bijhouden van een erfgoedregister. Ook dienen burgemeester en wethouders het voornemen om hun cultuurgoederen en verzamelingen te vervreemden bekend te maken. De Erfgoedwet bevat bovendien diverse veranderingen met lokale gevolgen, zoals de vervanging van de landelijke aanwijzing van beschermde stads- en dorpsgezichten door een rijksinstructie aan gemeenten. Onderdelen van de Monumentenwet 1988 die in 2019 naar de Omgevingswet overgaan, blijven van kracht tot die wet in werking treedt. De vuistregel voor de verdeling tussen de Erfgoedwet en de nieuwe Omgevingswet is:
Gemeentelijk archeologiebeleid
In 2015 is de huidige gemeente Krimpenerwaard gevormd uit vijf gemeenten die elk een eigen archeologiebeleid kenden. Dit is ‘geharmoniseerd’ in de op 13 december 2016 vastgestelde Archeologienota van de gemeente Krimpenerwaard
Voor het archeologiebeleid van een gemeente is een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart een onmisbaar instrument. De archeologische verwachtingskaart geeft inzicht in de aanwezigheid en de verwachte aanwezigheid van archeologische resten. Om de verwachtingskaart ook toepasbaar te maken op beleidsmatig niveau is deze vervolgens vertaald naar een beleidskaart.
Op de archeologische beleidskaart zijn gebieden waarvoor dezelfde beleidsuitgangspunten gelden samengevoegd en zijn diverse waardecategorieën ontstaan. Per waardecategorie is bepaald of archeologisch onderzoek nodig is en wanneer vrijstelling van onderzoek kan worden verleend (zogenaamde ondergrenzen), hierbij zoveel mogelijk gebruik makend van de gemeentelijke beleidsruimte.
Deze zones kunnen als archeologische dubbelbestemming worden overgenomen in het bestemmingsplan. Of in het kader van de verlening van een omgevingsvergunning in een plangebied archeologisch onderzoek noodzakelijk is, kan nu bepaald worden. Grote delen van de gemeente zijn aangeduid als gebieden zonder archeologische waarde. Wanneer een plangebied in zo’n gebied ligt, dan is er natuurlijk geen archeologisch onderzoek nodig. In de gebieden in de gemeente die wel een archeologische waarde hebben, is het sterk afhankelijk van de diepte van de voorgenomen bodemingrepen en de oppervlakte van het plangebied, de categorie dubbelbestemming, of er archeologisch onderzoek noodzakelijk is. De nota beschrijft hoe dit werkt, wat hierin de gemeentelijke taken zijn en welke financiële consequenties e.e.a. heeft.
Verder beschrijft deze nota divers ‘beleid op maat’, zeer specifiek toegespitst op de situatie in de gemeente Krimpenerwaard. Dit betreft de beleidsuitgangspunten t.a.v. heien in relatie tot archeologie, vergunningsvrij bouwen op middeleeuwse woonheuvels en begravingen uit de Nieuwe tijd. Ook wordt uitdrukkelijk aandacht geschonken aan de rol en positie van de amateur-archeologie, de omgang met toevalsvondsten en de relatie van de archeologie met bouwhistorisch onderzoek.
Onderzoek en conclusie
Het bestemmingsplan maakt enkel een planologische functiewijziging van bedrijfswoningen naar burgerwoningen mogelijk. Er worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt waar bodemroerende activiteiten voor plaats hoeven te vinden.
Daarnaast ligt op de archeologische beleidskaart van Krimpenerwaard het plangebied binnen archeologische beleidscategorieën 6, zie figuur 4.1. Archeologische onderzoek voor locaties kleiner dan 2500 m2 is daarmee uitgesloten.
Figuur 4.1: Uitsnede archeologische beleidskaart Krimpenerwaard
Figuur 4.1 Uitsnede archeologische beleidskaart
Toetsingskader
Besluit ruimtelijke ordening
Per 1 januari 2012 is in het kader van de modernisering van de monumentenzorg (MOMO) in het Besluit ruimtelijke ordening van het Rijk opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen het aspect cultuurhistorie expliciet moeten meewegen. Het besluit regelt dat de effecten van een initiatief op cultuurhistorische waarden in een gebied inzichtelijk worden gemaakt en ruimtelijk worden afgewogen. Eventuele waarden kunnen, door middel van specifieke regels, worden vastgelegd in het plan.
Onderzoek en conclusie
De kern Bergambacht is ontstaan rond de oude dorpskern ten zuiden van het bebouwlint aan de Kadijkselaan. De Kadijkselaan is een belangrijk onderdeel van de cultuurhistorie van Bergambacht. Het plangebied ligt aan een aftakking van de Kadijkselaan.
Het bestemmingsplan zorgt voor het behoud van de bestaande woningen aan de Kadijk, als aftakking van het cultuurhistorisch waardevolle bebouwingslint aan de Kadijkselaan.
Het bestemmingsplan doet geen afbreuk aan de aanwezige cultuurhistorische waarden.
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.
Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Er geldt een oriënterende waarde voor het groepsrisico en onder voorwaarden een verantwoordingsplicht tot 200 m binnen de transportroute.
Toetsing en conclusie
Figuur 4.2 Uitsnede risicokaart met het plangebied groen omlijnd
Overeenkomstig de professionele risicokaart waarin relevante risicobronnen getoond worden, vindt er in de omgeving geen transport van gevaarlijke stoffen plaats via het spoor, het water of door buisleidingen.
Ten noorden bevindt zich de risicovolle inrichting Speksnijder Modehuizen waar een propaantank van 5 m3 wordt opgeslagen. Het plangebied bevindt zich niet in de PR-contour van de inrichting.
Ten westen bevindt zich de N207 waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. De weg heeft geen PR-contour. Het persoongebonden risico vormt geen belemmering. Wel bevindt het plangebied zich met een afstand van circa 73 meter in het invloedsgebied. Met het plan wordt er echter geen nieuwe ontwikkeling mogelijk gemaakt, aangezien het een omzetting van bedrijfswoningen naar burgerwoningen betreft. Er is geen sprake van een toename in personen waardoor er ook geen sprake is van een toename in het groepsrisico. Er kan worden volstaan met een beknopte verantwoording.
Beknopte verantwoording
Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid
Voor zowel de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn. De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Het plangebied wordt ontsloten via de Kadijk. Deze weg sluit aan op het verdere wegennetwerk van Bergambacht. Het wegennetwerk biedt vluchtmogelijkheden in verschillende richtingen, waardoor altijd van de bron af kan worden gevlucht. Het gedegen netwerk komt de bestrijdbaarheid ten goede.
Zelfredzaamheid
In de toekomstige situatie zijn burgerwoningen beoogd. De aanwezige kinderen en ouderen worden gezien als verminderd zelfredzame personen. De mogelijkheden voor zelfredzaamheid bestaan globaal uit schuilen en ontvluchten. Als gevolg van een incident met toxische stoffen over de weg geldt dat een toxische wolk zich snel kan ontwikkelen en verplaatsen. Dit effect is vaak niet zichtbaar. Zelfredzaamheid in deze scenario's is alleen mogelijk als er tijdig alarmering plaatsvindt en gebouwen geschikt zijn om enkele uren te schuilen. Denk hierbij aan het sluiten van ramen en deuren en met name het uitschakelen van (mechanische) ventilatiesystemen. Hiermee worden de aanwezigen beschermd tegen de blootstelling aan toxische gassen. Daarnaast dienen, in het kader van effectieve zelfredzaamheid, de gebruikers van de objecten door risicocommunicatie te worden geïnstrueerd over de risico's en de mogelijke maatregelen die zij kunnen nemen. De alarmering van de aanwezigen wordt momenteel nog gerealiseerd middels het waarschuwings- en alarmeringssysteem (WAS). Dit systeem wordt de komende jaren uitgefaseerd. Het waarschuwingssysteem wordt vervangen door een totaal pakket aan alarmeringsmiddelen, waaronder de calamiteitenzenders, de sirenes, crisis.nl, NL-Alert en het gebruik van sociale media.
Niet-gesprongen explosieven
Op de kaart van de gemeente Krimpenerwaard, waarop de aandachtsgebieden voor niet-gesprongen explosieven zijn aangegeven, blijkt dat de omgeving van het plangebied verdacht is op ontplofbare oorlogsresten. Omdat er niet gegraven wordt en de procedure alleen gaat om een functiewijziging, is verder onderzoek naar ontplofbare oorlogsresten niet noodzakelijk.
Conclusie
Het plangebied bevindt zich in het invloedsgebied van de N207. Met de ontwikkeling worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt, noch wordt er gegraven. Er is geen sprake van een toename in personen. Omdat er niet gegraven wordt en de procedure alleen gaat om een functiewijziging, is verder onderzoek naar ontplofbare oorlogsresten niet noodzakelijk. Het aspect externe veiligeid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Beleid en Normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel weergegeven.
Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
Stof | Toetsing van | Grenswaarde | |
Stikstofdioxide (NO2) | Jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
Uurgemiddelde concentratie | Max. 18 keer p.j. Meer dan 200 µg/m³ | ||
Fijn stof (PM10) | Jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
24-uurgemiddelde concentratie | Max. 35 keer p.j. Meer dan 50 µg / m³ | ||
Fijn stof (PM2,5) | Jaargemiddelde concentratie | 25 µg/m³ |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
Onderzoek en conclusie
Binnen het plangebied wordt reeds gewoond. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is tevens een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2020 (www.nsl-monitoring.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat in 2020 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof direct langs de N207 naast het plangebied ruimschoots onder de grenswaarden uit de Wet milieubeheer zijn gelegen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedragen 19,6 µg/m³ voor NO2, 18,1 µg/m³ voor PM10 en 11 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedraagt 6,4 dagen. Hierdoor is er ter plaatste van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect luchtkwaliteit staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. De VNG-uitgave gaat uit van het aanhouden van richtafstanden tussen bedrijfsactiviteiten en milieugevoelige functies. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk/rustig buitengebied'. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. Voor het omgevingstype 'gemengd gebied' gelden kleinere afstanden. De richtafstanden gelden voor de aangegeven bedrijfsactiviteiten in het algemeen. Hiervan kan onderbouwd worden afgeweken indien de specifieke bedrijfsvoering van het betreffende bedrijf daar aanleiding toe geeft.
Onderzoek
Het bestemmingsplan voorziet in functiewijziging van bedrijfswoningen naar burgerwoningen. De woningen zijn in eigendom van het aan de zuidzijde aangrenzende bedrijf 'Adriaan van Erk'. Op basis van het vigerende bestemmingsplan 'Dorpsgebied' is hier een timmerwerkplaats met SBI-code 2030 toegestaan. Voor dit bedrijf geldt een richtafstand van 100 meter. Rondom het plangebied liggen zowel woningen als bedrijven en agrarische bedrijven. Hierdoor is het gebied te karakteriseren als een gemengd gebied en mag met één afstandsstap afgeweken worden van de richtafstanden die gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'.
Vanwege de directe ligging van de huidige bedrijfswoningen aan het bedrijf 'Adriaan van Erk' wordt er niet voldaan de VNG richtafstanden op basis van de de handreiking 'Bedrijven en milieuzonering'. Het maategevende aspect voor dit bedrijf betreft 'geluid'.
De geluidsproducerende activiteiten van het bedrijf vinden niet direct plaats aan de kant van de woningen. Hiertussen bevindt zich onder andere het bedrijfsgedeelte 'Het Woonidee', wat functioneert als kantoor. Daarnaast bevindt zich een groot parkeerterrein aan de zuidzijde van de woningen.
Aan weerzijden van het plangebied ligt een inrit voor het bedrijf. Bij deze inritten is geen sprake van piekbelasting van het achteruit rijden van vrachtverkeer omdat hier Op basis van het bovengenoemde en omdat er ter plaatse van het plangebied reeds wordt gewoond, wordt er aangenomen dat er ter plaatse van het plangebied sprake is van een aanvaardbaar akoestisch woon- en leefklimaat. In het kader van de recente bedrijfsuitbreiding aan de zuidzijde van het bedrijf is door het 'Geluidburo' een geluidsnotitie opgesteld waarin het effect van de uitbreiding op de woningen in het plangebied is berekend (zie bijlage 1). De notitie in bijlage 1 bevat tevens het in 2017 uitgevoerde akoestisch onderzoek met het daarop aanvullende memo uit 2010.
Hierin is het volgende geconcludeerd:
Het huidige beoordelingsniveau voor de woningen in de omgeving is 50 dB(A) etmaalwaarde.
Aan deze voorwaarde kan in de huidige situatie op de gevels van de woningen worden voldaan. In de tuinen bij woning 4e en 4b is een lichte overschrijding van de maximaal toegestane etmaalwaarde berekend.
Om te onderzoeken of er achter de woningen ook vergunningvrije aanbouwen kunnen worden gebouwd, is onderzocht waar de 50 dB(A)-contour ligt bij de percelen 4b tot en met 4e. Daarbij is er uitgegaan van een geluidscherm van 1,80 meter hoogte.
Op basis van de rekenresultaten waarbij rekening is gehouden met geluidschermen kunnen bij alle woningen vergunningvrije geluidgevoelige gebouwen worden gebouwd.
In de regels van dit bestemmingsplan is in artikel 4.2.4 geborgd dat het bouwen van geluidgevoelige objecten binnen de 50+ db(A)-contour alleen is toegestaan wanneer geluidschermen worden gerealiseerd.
Planologische beperking
Dit bestemmingsplan maakt de functiewijziging van bedrijfswoningen naar burgerwoningen mogelijk.
Een bedrijfswoning betreft een specifiek type woning waar andere eisen aan het woon- en leefklimaat mogen worden gesteld dan bij reguliere woningen. Bedrijfswoningen zijn immers per definitie aan bedrijvigheid gelieerd en liggen daarmee in het algemeen op bedrijventerreinen.
Als gevolg van de functiewijziging van bedrijfswoningen naar burgerwoningen wordt het bestaande bedrijf beperkt in eventuele toekomstige wijzigingen in de bedrijfsvoering. Geluid producerende activiteiten kunnen in de toekomst niet worden verplaatst naar de noordzijde van het bedrijfsperceel.
Aangezien de vier betreffende woningen in eigendom van het bedrijf zijn, is de eigenaar akkoord met de toekomstige planologische beperking. Aan de zijde van de woningen vinden geen relevante akoestische activiteiten plaats en er zijn ook geen plannen om dit in de toekomst te verplaatsen naar deze zijde van het bedrijfsperceel.
Conclusie
Er wordt geconcludeerd dat er ter plaatse van het plangebied sprake is van een aanvaardbaar akoestisch woon- en leefklimaat. Vanuit akoestisch oogpunt vormt het aspect bedrijven en milieuzonering dan ook geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
Toetsingskader
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:
Onderzoek en conclusie
Er zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden in het plangebied of de directe omgeving aanwezig. Er wordt geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie ten aanzien van Natuurnetwerk Nederland (NNN) de uitvoering van het plan niet in de weg staan.
Normstelling
Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:
Natura-2000 gebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).
Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
Toetsing en conclusie
Dit bestemmingsplan voorziet enkel in een functiewijziging van bedrijfwoningen naar burgerwoningen waarbij geen nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt. Er is daarom geen sprake van eventuele aantasting van beschermde soorten. Daarnaast vinden er geen bouwwerkzaamheden plaatst en kunnen daarmee negatieve effecten op stikstofgevoelige natuurgebieden worden uitgesloten.
Onderzoek en conclusie
Het plangebied wordt via de Kadijk ontsloten op de N207. Via deze weg zijn onder andere Bergambacht en Gouda te bereiken.
De parkeerbehoefte van de woningen is op eigen terrein opgelost. De woningen beschikken over voldoende ruimte op de oprit en beschikken daarnaast alle vier over een gebouwde garage.
Het verkeer kan in de huidige situatie goed worden afgewikkeld op de omliggende wegen. De functiewijziging van bedrijfswoningen naar burgerwoningen zorgt daarnaast niet voor een verkeersaantrekkende werking.
Toetsingskader
Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven- bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidhinder vanwege de weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen of buiten stedelijke ligging. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook bij 30 km/h-wegen de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting te worden onderbouwd.
Onderzoek en conclusie
De functiewijziging van bedrijfswoningen naar burgerwoningen wordt middels een nieuw bestemmingsplan mogelijk gemaakt. Bedrijfswoningen, met uitzondering van agrarische bedrijfswoningen, kennen hetzelfde beschermingsniveau als burgerwoningen. In het kader van het bestemmingsplan 'Dorpsgebied' is daarom het akoestisch klimaat ter plaatse van de woningen aanvaardbaar geacht.
Akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai kan hierdoor achterwege blijven.
Waterbeheer en watertoets
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het Hoogheemraadschap nader wordt behandeld.
Europa:
Nationaal:
Provinciaal
Hoogheemraadschapsbeleid
Waterbeheerplan 2016-2021
Het beleid van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (verder HHSK) is vastgelegd in het waterbeheerplan HHSK 2016-2021, de Keur van Schieland en de Krimpenerwaard, peilbesluiten en de leggers. In deze documenten heeft HHSK de hoofdlijnen van het beleid voor de taken van het waterschap met betrekking tot de waterveiligheid, het oppervlaktewater- en grondwaterbeheer, het beheer van afvalwaterketen en emissies, en het wegenbeheer in de Krimpenerwaard vastgelegd. HHSK houdt het land veilig en bewoonbaar, nu en in de toekomst, en draagt bij aan de leefbaarheid van het gebied. Het beheer en onderhoud zijn gericht op het vergroten van de toekomstbestendigheid van het (afval)watersysteem. Bij grote investeringen in nieuwe infrastructuur en de aanleg van woon- of werkgebieden, denkt het Hoogheemraadschap actief mee met initiatiefnemers over de mogelijke gevolgen van hun plannen voor overstromingsrisico's, wateroverlast, de waterkwaliteit en de afvalwaterketen.
Toetsing en conclusie
Dit bestemmingsplan maakt enkel de functiewijziging van vier bedrijfswoningen naar burgerwoningen mogelijk. Het plan voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen en zorgt niet voor extra verharding.
Het plan heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is geregeld dat alle nieuwe ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen, digitaal moeten worden vervaardigd, met inachtneming van de daartoe wettelijk verplicht gestelde standaarden (thans SVBP2012, IMRO2012, STRI2012). Op die wijze zijn bestemmingsplannen onderling vergelijkbaar en ook digitaal uitwisselbaar.
Ook de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is van belang voor bestemmingsplannen.
Het doel van het bestemmingsplan is het planologisch omzetten van vier bedrijfswoningen naar vier burgerwoningen. De omzetting is beleidsneutraal en neemt zoveel mogelijk de bestaande rechten van de vier bedrijfswoninging over.
Voor de vier woningen is de bestemming Wonen opgenomen. De gronden voor de voorgevel hebben de bestemming Tuin. Voor de regels is zoveel mogelijk aangesloten bij het bestemmingsplan 'Kadijkselaan 55-57'.
Tuin (Artikel 3)
De bestemming Tuin is opgenomen voor de zone tussen het openbaar toegankelijk gebied en de woningen. Op deze gronden is beperkte bebouwing toegestaan.
Wonen (Artikel 4)
Voor de woningen en het achtererfgebied geldt de bestemming Wonen. Hierbinnen zijn de bouwregels ten aanzien van de woningen opgenomen. De maximum goothoogte is overgenomen uit het hiervoor geldende bestemmingsplan.
Waarde-Archeologie 6 (Artikel 5)
In het plangebied geldt op grond van de gemeentelijke beleidskaart de archeologische verwachtingswaarde 6. De verwachtingswaarde is de een dubbelbestemming Waarde - Archeologie 6 opgenomen.
Anti-dubbeltelregel (Artikel 7)
Deze bepaling is ingevolge artikel 3.2.4 van het Bro vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt, bijvoorbeeld ingeval (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen.
In artikel 8 Overgangsrecht is het overgangsrecht ten aanzien van het gebruik en het bouwen in strijd met het plan geregeld. In lid 8.1 is de in artikel 3.2.1 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor bouwwerken opgenomen. In lid 8.2 is de in artikel 3.2.2 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor gebruik opgenomen.
De slotregel in artikel 9 beschrijft op welke wijze de regels aangehaald moeten worden.
Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
Het bestemmingsplan wordt in het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegezonden aan de verschillende overlegpartners. Dit heeft geleid tot een kleine aanpassing in de waterparagraaf naar aanleiding van een opmerking van het Hoogheemraadschap. Tevens is het concept ontwerp bestemmingsplan op de milieu- en omgevingsaspecten beoordeeld door de Omgevingsdienst Midden-Holland (ODMH). De aanbevelingen van de ODMH zijn overgenomen.
Ter inzagelegging
Het ontwerp bestemmingsplan heeft gedurende zes weken ter inzage gelegd (artikel 3.8 Wro). Belanghebbenden zijn in de gelegenheid gesteld een zienswijze in te dienen. In deze periode zijn twee zienswijzen ingediend. Deze zienswijzen zijn in bijlage 2 samengevat en beantwoord.
Het voorgenomen plan betreft geen bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Bro. Het opstellen van een exploitatieplan of het anderszins verzekeren van kostenverhaal is om die reden niet vereist. De kosten die door de gemeente gemaakt worden voor het voeren van de planologische procedure zijn verrekend in de leges. Tevens zal een overeenkomst betreffende planschade worden afgesloten. Deze kosten komen eveneens geheel voor rekening van de initiatiefnemer. Het uitvoeren van de voorgenomen ontwikkeling heeft geen financiële gevolgen voor de gemeente.
Het plan wordt hiermee economisch uitvoerbaar geacht.