Plan: | Tiendhoek II, herziening 2017 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1931.BP1707DK021-VG01 |
De nieuwbouwwijk Tiendhoek II is inmiddels voor een groot deel gerealiseerd. Voor de bouwblokken die aan de noord-oostzijde nog te realiseren zijn, zijn de mogelijkheden vastgelegd in het bestemmingsplan 'Dorpskernen' van de voormalige gemeente Nederlek. Bij het vastleggen van die mogelijkheden is uitgegaan van het oorspronkelijke stedenbouwkundig plan.
Als gevolg van veranderingen in de woningmarkt, heeft ontwikkelaar Van Wijnen inmiddels gewijzigde plannen voor die laatste bouwblokken, te weten fase 3 en 4 en een klein deel van fase 2. De plannen sluiten nog steeds goed aan op de eerder gerealiseerde delen van de woonwijk, maar door een vrij strakke bestemmingslegging zijn de gewijzigde woningbouwplannen niet mogelijk in het vigerende bestemmingsplan.
Om die reden is een nieuw bestemmingsplan nodig dat de ruimte laat voor de gewijzigde stedenbouwkundige opzet voor de laatste bouwblokken. Dit plan omvat de onderbouwing van de gewijzigde plannen en de daarbij benodigde onderzoeken. Daarnaast biedt het door middel van een gewijzigde verbeelding en de daarbij behorende regels het nieuwe planologische kader voor de beoogde ontwikkeling.
Het plangebied betreft het nog onbebouwde deel van de wijk Tiendhoek II, te weten fase 3 en 4 en een deel van fase 2. Tiendhoek II is gelegen aan de noordoostzijde van de kern Lekkerkerk (zie figuur 1). Het plangebied ligt grofweg tussen de Randweg, de centraal in de woonwijk gelegen waterpartij en de Gaffeltiende.
Figuur 1 - Ligging plangebied in Lekkerkerk
In 2010 is gestart met de bouw van Tiendhoek II, een uitbreidingswijk aan de noordoostzijde van de kern Lekkerkerk. Het stedenbouwkundig plan uit 2008 wordt hierbij als leidraad aangehouden.
Bij het opstellen van het stedenbouwkundig plan voor de gehele wijk, en in het verlengde daarvan dus ook de planologische mogelijkheden, zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
Een visualisatie van deze uitgangspunten is destijds in het bestemmingsplan weergegeven met onderstaande figuur (figuur 2) en is ook duidelijk terug te herkennen in de bestemmingslegging zoals naderhand vertaald in het bestemmingsplan 'Dorpskernen' uit 2013 (zie paragraaf Geldend bestemmingsplan)
Figuur 2 - Uitgangspunten stedenbouwkundig plan 2008
Sinds 2010 wordt het plan in fases uitgevoerd. Fase 1 en 2, aan de west- en zuidzijde van het plangebied, zijn inmiddels grotendeels gebouwd. Fase 3 en 4 en een deel van fase 2, aan de noord- en oostzijde van Tiendhoek II, zijn op dit moment in voorbereiding en vormen onderdeel van dit bestemmingsplan. Het volledige plangebied is bouwrijp gemaakt en sindsdien braakliggend (zie figuur 3).
Figuur 3 - Ligging plangebied in Tiendhoek II
Sinds het opstellen van het stedenbouwkundig plan in 2008 is de situatie op de woningmarkt sterk veranderd. Fase 3 en 4 van Tiendhoek II zullen naar alle waarschijnlijkheid niet worden gebouwd zoals destijds voorgesteld. Om tegemoet te komen aan de eisen vanuit de huidige woningmarkt, is voor fase 3 en 4 een nieuwe stedenbouwkundige uitwerking gemaakt, zoals weergegeven in onderstaande figuur (figuur 4).
Figuur 4 - Beoogde situatie
Deze gewijzigde stedenbouwkundige opzet van (een deel van) fase 2 gaat uit van aaneengebouwde woningen aan het water, van het type patiobungalow. Fase 3 gaat uit van rijwoningen aan de oostzijde, uitkijkend op het polderlandschap, en vrijstaande en twee-onder-een-kapwoningen met de tuinen aan de centrale waterpartij. Tussen deze twee bouwstroken ontstaat een tussenruimte, die zoveel mogelijk een verblijfsfunctie krijgt. Het doorzicht in oost-westrichting, zoals reeds opgenomen in het oorspronkelijke stedenbouwkundig plan, blijft behouden.
Ook in fase 4 blijft de hoofdopzet grotendeels behouden, namelijk woningen met de voorzijde georiënteerd naar de randen van het plangebied, ontsloten middels een hofje. De verandering zit hier met name in de woningtypologie: de oorspronkelijk geplande appartementen maken plaats voor rijwoningen.
In alle gevallen gaat het om grondgebonden woningen van maximaal 2 bouwlagen met een kap
Bij het opstellen van de stedenbouwkundige uitwerking zijn - aanvullend op de uitgangspunten die gelden voor de gehele wijk - de volgende uitgangspunten gehanteerd:
Binnen het plangebied wordt ruimte geboden aan 53 woningen. Dit is een aanmerkelijke vermindering ten opzichte van de 62 woningen waaraan het bestemmingsplan 'Dorpskernen' ruimte biedt. Deze verkleining van het aantal woningen komt met name door het vervangen van appartementen door grondgebonden woningtypen.
Het vigerende bestemmingsplan betreft het plan 'Dorpskernen' van de voormalige gemeente Nederlek, zoals vastgesteld op 3 mei 2013. De wijk Tiendhoek II is in het geheel, dus zowel het gerealiseerde als nog te realiseren deel, gedetailleerd vastgelegd. De woonfunctie is vastgelegd met de woonbestemming en de bouwmogelijkheden worden in hoofdzaak gestuurd door strakke bouwvlakken in combinatie met een goot- en bouwhoogte, het maximum aantal woningen en het woningtype.
Figuur 5 - uitsnede uit het bestemmingsplan 'Dorpskernen'
Door deze vrij strakke bestemmingslegging, zijn de gewijzigde woningbouwplannen niet mogelijk in het vigerende bestemmingsplan. De grenzen tussen de bestemmingen Wonen, Groen, Water en Verkeer zullen slechts gering wijzigen, de grootste aanpassing zit in de vorm en afmeting van de bouwvlakken, de woningtypologieën (bouwaanduidingen) en het aantal woningen per bouwvlak. De bouwaanduiding 'gestapeld' in fase 4 komt te vervallen. Het totaal aantal toegestane woningen binnen het plangebied zal afnemen van 62 naar 53.
De hoofdopzet van Tiendhoek II is in 2008 vastgelegd in een uitgangspuntenkaart (zie figuur 1) en biedt een fraaie afronding van de noordoostelijke kant van Lekkerkerk. Het sluit zowel aan op de bestaande kern Lekkerkerk als op het landschap. Het plan is door het Kwaliteitsteam van de voormalige gemeente Nederlek positief beoordeeld. De nieuwe opzet van fase 3 en 4 laat de hoofdopzet van Tiendhoek II ongewijzigd:
Door op deze manier rekening te houden met en aan te sluiten op de randvoorwaarden van het oorspronkelijke plan, zal het gewijzigde plan voor fase 3 en 4 naadloos opgaan in het stedenbouwkundig plan van de gehele wijk. Ruimtelijk is hier dan ook sprake van een goede ontwikkeling.
In dit hoofdstuk komen de relevante beleidsstukken van het Rijk, de provincie en de gemeente aan de orde. Een toets van de beoogde ontwikkeling aan de diverse beleidsterreinen is opgenomen in paragraaf 2.4 Toetsing beleidskaders.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt de Nota Ruimte. Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Hiernaar wordt gestreefd middels een krachtige aanpak die gaat voor een excellent internationaal vestigingsklimaat, ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt.
Het Rijk kiest drie doelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
Ladder voor duurzame verstedelijking
Vraaggericht programmeren en realiseren van verstedelijking door provincies, gemeenten en marktpartijen is nodig om groei te faciliteren, te anticiperen op stagnatie en krimpregio's leefbaar te houden. Ook dient de ruimte zorgvuldig te worden benut en overprogrammering te worden voorkomen.
Om beide te bereiken, is een ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Deze ladder is een procesvereiste. Dit houdt in, dat bij ruimtelijke besluiten moet worden gemotiveerd hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt van het ruimtegebruik. De ladder werkt met de volgende opeenvolgende stappen:
Verordening Ruimte 2014
Om het provinciaal ruimtelijk beleid uit te voeren heeft de provincie verschillende instrumenten, waarvan een Verordening Ruimte er één is. De Verordening Ruimte 2014 stelt regels aan gemeentelijke bestemmingsplannen. Niet alle onderwerpen zijn geschikt voor opname in een verordening. In het algemeen lenen vooral onderwerpen met heldere criteria en/of spelregels en een zwaarwegend provinciaal belang zich hiervoor. De provincie heeft in de Verordening Ruimte 2014 daarom onder meer regels opgenomen over kantoren, bedrijven, detailhandel, glastuinbouw, boom- en sierteelt, bollenteelt, ruimtelijke kwaliteit, agrarische bedrijven, waterkeringen, provinciale vaarwegen, recreatieve vaarwegen, windenergie, archeologie en molen - en landgoedbiotopen.
De twee voornaamste uitgangspunten voor de beoogde ontwikkeling zijn de inpasbaarheid in de omgeving en toepassing van de Ladder voor duurzame verstedelijking, waarbij in ieder geval een aantoonbare behoefte moet bestaan en primair binnen bestaand stads- en dorpsgebied wordt gebouwd.
Visie Ruimte en Mobiliteit
De Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM), op 9 juli 2014 vastgesteld, geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer.
Hoofddoel van de VRM is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dat betekent: ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving. De VRM bevat een nieuwe sturingsfilosofie. De kern daarvan is:
De VRM is opgesteld in samenhang met de Verordening Ruimte 2014, het Programma Ruimte en het Programma Mobiliteit. Dit eerste document stelt regels aan gemeentelijke bestemmingsplannen, zodat deze geen ontwikkelingen mogelijk kunnen maken in strijd met de VRM. De Programma's Ruimte en Mobiliteit richten zich verder op de concrete uitvoering van het beleid, de mogelijke instrumenten daarvoor en de wijze waarop samengewerkt kan worden met gemeenten, regio's en partijen.
De VRM zelf kent vier thema's, die hieronder beknopt worden omschreven:
1. Beter benutten en opwaarderen;
2. Versterken stedelijk gebied (agglomeratiekracht);
3. Versterken ruimtelijke kwaliteit;
4. Bevorderen van een water- en energie-efficiënte samenleving.
Structuurvisie Nederlek 2005 - 2015
In de structuurvisie van de voormalige gemeente Nederlek is allereerst op basis van de lagenbenadering een analyse gemaakt van het grondgebied van de gemeente, waaruit een zogenaamde basiskaart is samengesteld. Op basis van deze kaart is voor de twee kernen Krimpen aan de Lek en Lekkerkerk, alsmede voor het landelijk gebied, een Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld ontwikkeld, waarop op een relatief hoog schaalniveau de ruimtelijke opgave/mogelijkheden voor de komende jaren aangeduid zijn. Aan de hand van dit structuurbeeld kunnen vervolgens specifieke opgaven op locatieniveau gedefinieerd worden.
Figuur 6 - Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld Lekkerkerk (Structuurvisie Nederlek 2004-2015)
Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld
Het Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld (zie figuur 6) voor de kern Lekkerkerk bestaat uit meerdere elementen. Onderstaand is aan de hand van een aantal punten uit het structuurbeeld uiteengezet hoe dit voor de ontwikkeling van Tiendhoek II als geheel van belang is.
Regionale Agenda Wonen Midden-Holland 2013-2019
De gemeenten van het Intergemeentelijk Samenwerkingsorgaan Midden-Holland hebben in de Regionale Agenda Wonen Midden-Holland 2013-2019 vastgelegd hoe zij vorm geven aan de samenwerking rond wonen. Gemeenten zien elkaar als partners rond wonen en geven daar met deze agenda verder uitwerking aan. Het is een flexibele samenwerkingsagenda die mee kan met de veranderende woningmarkt en ruimte geeft aan lokaal en subregionaal woonbeleid. De meerwaarde van deze regionale samenwerking wordt door de gemeenten ervaren op de onderwerpen:
Op zowel Rijksniveau als op provinciaal niveau is in de eerste plaats de Ladder voor duurzame verstedelijking van belang. In dit geval geldt dat met het plan geen nieuw programma mogelijk wordt gemaakt: er wordt zelfs uitgegaan van een kleiner aantal woningen dan in het vigerende plan wordt voorzien. De wijziging heeft uitsluitend betrekking op de situering, de typen en het aantal woningen per woonblok. Tienhoek II kan als geheel als 'bestaand stads- en dorpsgebied' worden gezien, waarvan een deel weliswaar nog moet worden gerealiseerd. De Ladder hoeft alleen te worden toegepast als sprake is van een 'nieuwe' stedelijke ontwikkeling. Er is in dit geval geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling omdat er geen sprake is van een verruiming van bouwmogelijkheden. De Ladder van duurzame verstedelijking hoeft dan ook niet doorlopen te worden. Op basis hiervan geldt dat het plan zowel aan het Rijksbeleid als het provinciaal beleid voldoet.
Op gemeentelijk niveau is bij de oorspronkelijke ontwerp- en inrichtingsopgave voor Tiendhoek II reeds rekening gehouden met het Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld uit de gemeentelijke Structuurvisie Nederlek 2005-2015. Aangezien de wijzigingen die met dit bestemmingsplan beoogd worden geen afbreuk doen aan deze sturende principes zoals oorspronkelijk gehanteerd, past het plan ook binnen het ruimtelijk beleid op gemeentelijk niveau.
Daarnaast geldt dat de wijk Tiendhoek II reeds is vastgelegd in een bestemmingsplan en daarmee gezien kan worden als bestaand stedelijk gebied. Het plan is al onderdeel van de afspraken die op intergemeentelijk gebied zijn gemaakt. Door het afstemmen van deze twee fases op de huidige marktvraag en het verkleinen van het aantal woningen, sluit het plan zelfs nog beter aan op de afspraken die in de Regionale Agenda Wonen Midden-Holland 2013-2019 zijn gemaakt.
Het plan past zodoende binnen de beleidskaders van de diverse overheidsniveaus.
Voor de ontwikkeling van Tiendhoek II als geheel is op 24 juni 2008 het bestemmingsplan Tienhoek II vastgesteld. Dit was het bestemmingsplan waarmee de gehele woonwijk als nieuwe ontwikkeling werd mogelijk gemaakt en waarin ook de benodigde onderzoeken waren opgenomen. Naderhand zijn de reeds gerealiseerde woningen en de op dat moment nog te realiseren woonblokken opgenomen in het bestemmingsplan 'Dorpskernen', zoals omschreven in hoofdstuk 1.
In het volgende paragrafen zullen alle onderzoeksaspecten opnieuw behandeld worden. Het feit dat de wijzigingen die met dit plan mogelijk worden gemaakt van beperkte omvang zijn (het blijft de functie wonen en binnen het oorspronkelijke plangebied), zorgt er echter voor dat er niet naar al deze aspecten opnieuw onderzoek gedaan wordt. In sommige gevallen wordt daarom verwezen naar het onderzoek dat voor het oorspronkelijke plan is uitgevoerd.
Onderstaand zijn de belangrijkste conclusies van de onderzoeken kort weergegeven:
Kader | Verantwoording |
Bodemkwaliteit | Uit onderzoek zijn geen zaken naar voren gekomen die de uitvoering van het plan in de weg staan. |
Archeologie | Uit onderzoek is gebleken dat de locatie als een terrein met een lage archeologische verwachtingswaarde kan worden aangemerkt. Het aspect archeologie staat de uitvoering van het plan zodoende niet in de weg. |
Cultuurhistorie | In of in de directe omgeving van het plangebied zijn cultuurhistorische waarden aanwezig. Het verkavelingsplan voor de wijk Tiendhoek II houdt echter wel rekening met het omliggende landschap. Het aspect cultuurhistorie staat de planvorming dan ook niet in de weg. |
Water | Uit een vergelijking tussen het oorspronkelijke en het nieuwe plan is naar voren gekomen, dat er een overcapaciteit van 591 m2 water voor de gehele wijk Tiendhoek II gerealiseerd wordt, terwijl de oppervlakte verharding afneemt. Het aspect water staat de uitvoering van het plan zodoende niet in de weg. |
Relatie met omliggende (bedrijfs)functies | Gelet op de ruime afstand tot bedrijvigheid, de beperkte verschuiving van de bouwvlakken en het feit dat er tussenliggende woonbebouwing is waar door bedrijvigheid reeds rekening mee gehouden dient te worden, vormt het aspect milieuzonering geen belemmering voor het plan. |
Wegverkeerslawaai | Uit onderzoek is gebleken dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB Lden overschreden wordt. Om uitvoering van het plan mogelijk te maken, wordt een procedure voor een hogere grenswaarde doorlopen. |
Verkeer | Op de locatie worden minder woningen mogelijk gemaakt dan in het vigerende bestemmingsplan. De verkeersgeneratie zal dan ook niet wezenlijk anders zijn dan in het oorspronkelijke plan. Met het aanpassen van het plan verandert de hoofdverkeersstructuur niet. Er is dan ook sprake van een goede verkeerssituatie. |
Parkeren | In het plan wordt voldaan aan de parkeervraag. |
Externe veiligheid | Gelet op de ruime afstand van risicobronnen tot het plangebied en het feit dat de personendichtheid binnen het plangebied nagenoeg niet wijzigt (het aantal wooneenheden neemt af), vormen deze risicobronnen geen belemmering voor het plan. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het plan om die reden niet in de weg. |
Luchtkwaliteit | Het aantal woningen dat maximaal is toegestaan neemt iets af ten opzichte van het vigerende beleid, waardoor er geen sprake is van een toename in verkeersbewegingen. Het kan dan ook worden beschouwd als een project dat 'niet in betekenende mate bijdraagt' en hoeft niet getoetst te worden aan de grenswaarden voor buitenlucht. Om die reden is het aspect luchtkwaliteit niet in het geding en staat het de uitvoering van het plan niet in de weg. |
Ecologie | Het plangebied ligt niet in de nabijheid van Natura2000-gebieden of (onderdelen van) de Ecologische Hoofdstructuur / Natuurnetwerk Nederland. Uit onderzoek is gebleken dat de wijziging van het bestemmingsplan uitvoerbaar is, mits tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden het bepaalde in de Wet natuurbeheer in acht wordt genomen. Het aspect ecologie staat de uitvoering van het plan niet in de weg. |
Kabels en leidingen | In het plangebied zijn geen planologisch relevante kabels en leidingen aanwezig. Dit aspect vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van het plan. |
(Plan)mer | Gezien de geringe omvang van de planherziening en de afname van het aantal woningen is een (plan)mer niet noodzakelijk. |
Wettelijk is bepaald dat een omgevingsvergunningplichtig bouwwerk niet mag worden gebouwd
op een zodanig verontreinigd terrein, dat schade of gevaar is te verwachten voor de gezondheid
van de gebruikers of het milieu. In dat kader dient een bestemmingsplan te onderbouwen dat de bodem milieukundig geschikt is voor de beoogde functie.
Voor de oorspronkelijke plannen van Tiendhoek II zijn diverse samenhangende bodemonderzoeken uitgevoerd naar het gehele ontwikkelingsgebied, te weten:
Om inzicht te krijgen in de actuele bodemsituatie is door Arnicon een historisch bodemonderzoek inclusief terreininspectie uitgevoerd (Arnicon BV / Historisch bodemonderzoek ter plaatse van Gaffeltiende (plan Tiendhoek II) te Lekkerkerk, 5 augustus 2016). In dit onderzoek zijn de volgende punten naar voren gekomen:
De twee gesignaleerde aandachtspunten zijn het voormalige baggerdepot en een vervuiling van beperkte omvang ter plaatse van een gedempte sloot. Het voormalige baggerdepot is inmiddels ontmanteld. Ook de tweede locatie (gedempte sloot) is inmiddels niet meer relevant, omdat de betreffende vervuiling is afgevoerd.
Hieruit kan worden geconcludeerd dat het aspect bodem de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
In Europees verband is het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang vanaf het begin meewegen in de besluitvorming. In dat kader heeft de gemeente Krimpenerwaard archeologisch beleid opgesteld in de vorm van het rapport ‘Archeologienota Krimpenerwaard, Naar een realistische en duurzame omgang met het archeologisch erfgoed in de gemeente Krimpenerwaard’ (RAAP, vastgesteld 13 december 2016) met de bijbehorende beleidskaart. Hierin wordt voor het gemeentelijk grondgebied de archeologische verwachtingswaarde in beeld gebracht. Afhankelijk van de verwachtingswaarde zijn werkzaamheden vanaf een zekere oppervlakte in combinatie met een bepaalde diepgang uitsluitend toegestaan nadat archeologisch onderzoek is uitgevoerd.
Figuur 7 - Uitsnede Archeologische beleidskaart
Zoals uit figuur 7 blijkt, is de ontwikkelingslocatie gelegen in een gebied dat is aangemerkt als zone met de aanduiding WA/5, waar onderzoek nodig is bij ingrepen dieper dan 1,5 m onder maaiveld die tevens een omvang hebben van meer dan 2.500 m2.
Bij de oorspronkelijke planvorming, voor de gehele ontwikkeling van Tiendhoek II, is archeologisch onderzoek uitgevoerd (Arnicon BV / ArcheoMedia BV, verkennend archeologisch onderzoek oostzijde Weidelaan (Tiendhoek II) te Lekkerkerk, juni 2001).
Uit dit onderzoeksrapport is gebleken dat:
Gelet hierop is voor de ontwikkeling van de gehele wijk de conclusie getrokken dat op grond van het onderzoek geen belemmeringen aanwezig zijn voor de inrichting van de locatie als woningbouwlocatie. Op basis van de resultaten uit dit onderzoek gelden er dus geen belemmeringen voor de beoogde verschuiving van bouwvlakken binnen het oorspronkelijke onderzoeksgebied. In juni 2016 heeft de Vakgroep Bodem & Archeologie van de Omgevingsdienst Midden-Holland bevestigd dat de lage archologische verwachting de afgelopen 15 jaar niet is veranderd.
Het aspect archeologie staat de uitvoering van het plan zodoende niet in de weg.
Op 1 november 2016 is de 'Erfgoednota 2017 - 2022, Rijker door erfgoed' (Culthis adviesbureau cultuurhistorie) vastgesteld. Hiermee beoogt de gemeente verweving van erfgoed in de samenleving, waarmee de ruimtelijke kwaliteit en de identiteit van de gemeente wordt versterkt. Met 8 ambities legt de gemeente vast hoe zij met haar erfgoed om wenst te gaan:
In of in de directe omgeving van het plangebied zijn er geen rijks- of gemeentelijke monumenten aanwezig. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een beschermd dorps- of stadsgezicht, of een cultuurhistorisch waardevol landschap. Het verkavelingsplan voor de wijk Tiendhoek II houdt echter wel rekening met het omliggende landschap: de verkavelingsrichting volgt de lijnen van het slagenlandschap. Door de noord-zuidgerichte verkaveling kunnen de zichtlijnen vanuit het plangebied over het karakteristieke slagenlandschap aan de noordzijde gehandhaafd blijven. Hiermee wordt aansluiting gezocht bij ambitie 5, 6 en 7. De overige ambities zijn in onderhavig plan niet van toepassing, of worden door de uitvoering van het plan niet geschaad.
Het aspect cultuurhistorie staat de planvorming dan ook niet in de weg.
Water en ruimtelijke ordening hebben met elkaar te maken. Enerzijds is water één van de sturende principes in de ruimtelijke ordening en kan daarmee beperkingen opleggen aan het ruimtegebruik. Anderzijds kunnen ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een goede afstemming tussen beiden is derhalve noodzakelijk om problemen, zoals bijvoorbeeld wateroverlast, slechte waterkwaliteit, verdroging, etc., te voorkomen.
Bij de oorspronkelijke planvorming is in dat kader uitvoerig overleg gevoerd met het Hoogheemraadschap. Voor de wijk als geheel is een integrale waterstructuur ontworpen, deze is weergegeven in figuur 8.
Figuur 8 - Waterstructuur Tiendhoek II
In het kader van het bestemmingsplan "Tiendhoek II" (2008) is een waterbalans opgesteld. Voor de realisatie van het destijds beoogde plan was een extra waterberingscapaciteit van 1.427 m2 nodig. In het plan was 10.429 m2 waterberging opgenomen, wat neer kwam op een toename van 2.236 m2 ten opzichte van de huidige situatie, ofwel een overcapaciteit van 809 m2.
Van de oorspronkelijke waterbergingscapaciteit kan 4.189 m2 worden toegeschreven aan het plangebied van deze bestemmingsplanherziening. In het gewijzigde plan blijft de hoofdwaterstructuur weliswaar onveranderd, maar er wordt iets minder water opgenomen, namelijk 3.971 m2. Dit betekent dat er 218 m2 minder waterberging wordt gerealiseerd dan in het oorspronkelijke plan. Afgezet tegen het overschot van het oorspronkelijke plan, is er nog altijd een overcapaciteit van 591 m2 voor de gehele wijk Tiendhoek II.
Van de oppervlakte verharding van het oorspronkelijke plan bevindt zich circa 9.450 m2 in het plangebied van deze herziening. Het betreft hier de verkeersbestemming, de bouwvlakken en het overdekte parkeren ter hoogte van de appartementen in fase 4. In het aangepaste plan wordt er circa 9.360 m2 verhard, bestaande uit de verkeersbestemming en de bouwvlakken. Per saldo is er in het plangebied een afname van circa 90 m2, zodat er feitelijk minder watercompensatie nodig is.
Qua waterafvoer wordt aangesloten op de structuur zoals reeds beoogd voor de wijk als geheel. In die zin verandert er niets. Ook kent het plangebied geen waterkering.
Geconcludeerd kan worden dat met het plan sprake blijft van een goed watersysteem met bijbehorende waterhuishouding. Het aspect water staat de uitvoering van het plan zodoende niet in de weg.
Door het aanbrengen van een zone tussen bedrijvigheid en gevoelige bestemmingen (zoals woningbouw) kan de overlast ten gevolge van bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden worden. Zonering is met name van toepassing bij nieuwbouw van woningen en andere gevoelige functies in de directe omgeving van een bedrijf en bij vestiging van een nieuw bedrijf in de directe omgeving van gevoelige bestemmingen.
De zonering is afhankelijk van de milieucategorie waar een bedrijf in valt. In de VNG-brochure 'Bedrijven en Milieuzonering 2009' worden bedrijven per type ingedeeld in een milieucategorie, waar vervolgens een richtafstand bij hoort. Deze richtafstand is de afstand die in beginsel aangehouden moet worden tot milieugevoelige functies in de omgeving.
Bij de oorspronkelijke planvorming van de gehele wijk Tiendhoek II is hier uiteraard al rekening mee gehouden. Gelet op de ruime afstand tot bedrijvigheid, de beperkte verschuiving van de bouwvlakken en het feit dat er reeds tussenliggende woonbebouwing aanwezig is waar door bedrijvigheid reeds rekening mee gehouden dient te worden, vormt het aspect milieuzonering geen belemmering voor het plan.
De huidige Wet geluidhinder (Wgh) geldt sinds 1 januari 2007. Ingevolge artikel 74 Wgh zijn in principe alle wegen gezoneerd. Uitzondering op deze regel zijn wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km per uur geldt en woonerven. Voor gezoneerde wegen geldt een grenswaarde van 48 dB. Deze waarde wordt berekend op basis van Lden. Als een geluidzone geheel of gedeeltelijk binnen het plangebied valt, moet bij de voorbereiding van een bestemmingsplan akoestisch onderzoek worden verricht naar de geluidsbelasting op nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen die geluidszone (artikel 77 Wgh).
De wegen binnen het plangebied zullen worden ingericht als 30 km/uur wegen en zijn derhalve niet gezoneerd. Bovendien kan hiervan gesteld worden dat het aantal verkeersbewegingen niet verandert naar aanleiding van het plan en ook de verschuiving van de bouwvlakken dusdanig beperkt is dat dit geen noemenswaardige effecten met zich meebrengt op het gebied van geluidsbelasting.
Buiten het plangebied zijn enkele gezoneerde wegen gelegen, te weten de Tiendweg Oost en de Boezemweg. Gelet op de ligging (stedelijk gebied) en de indeling van de weg (2 rijstroken), geldt voor deze wegen een geluidszone van 200 m. De zone van de Boezemweg reikt zodoende niet tot binnen het plangebied (ca. 400 m). De geluidszone van de Tiendweg Oost reikt echter wel tot binnen het plangebied, gelet op de afstand tot deze weg van ca. 100 m.
Naar de geluidsbelasting als gevolg van het verkeer over de Tiendweg Oost is onderzoek uitgevoerd (Greten Raadgevende Ingenieurs, Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai project Tiendhoek fase III en IV te Lekkerkerk, 14 september 2016).
Uit dit onderzoek is gebleken dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB Lden overschreden wordt. Echter wordt wel voldaan aan de maximaal toelaatbare geluidbelasting van 58 dB Lden. Bron- en/of overdrachtsmaatregelen zijn niet voldoende efficiënt gebleken om deze grenswaarde te bereiken. Om uitvoering van het plan mogelijk te maken, dient een procedure voor een hogere grenswaarde in het kader van de vaststelling van onderhavig bestemmingplan te worden doorlopen. De hiervoor te volgen procedure wordt gelijktijdig met het ter inzage leggen van het ontwerp-bestemmingsplan gestart.
Met dit plan worden er op de locatie niet meer woningen mogelijk gemaakt dan in het vigerende bestemmingsplan, maar minder. De verkeersgeneratie zal dan ook niet groter zijn dan in het oorspronkelijke plan.
Tiendhoek II wordt ontsloten vanaf de Weidelaan en er komen er geen directe aansluitingen op de Randweg. Het doorstromen van verkeer op de Randweg, een hoofdontsluitingsweg van Lekkerkerk, blijft zo gewaarborgd. Andersom wordt daarmee doorgaand verkeer door Tiendhoek II voorkomen. Ter ontsluiting van de wijk is een verkeerslus aangelegd (de Gaffeltiende) die op twee punten aantakt op de Weidelaan. Met het aanpassen van het plan voor fase 3 en 4 verandert deze hoofdstructuur niet. Er is dan ook sprake van een goede verkeerssituatie.
De gemeente Krimpenerwaard hanteert de "Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie" van het CROW als richtlijn/uitgangspunt. De locatie is te kenmerken als 'rest bebouwde kom' en 'matig stedelijk', wat leidt tot de volgende kencijfers:
Koop, vrijstaand: 1,8 – 2,6 pp/woning
Koop, twee-onder-één-kap: 1,7 – 2,5 pp/woning
Koop, tussen/hoek: 1,5 – 2,3 pp/woning
Huur, sociale huur 1,2 – 2,0 pp/woning
De parkeervraag kan als volgt worden berekend:
aantal | min. kencijfer | max. kencijfer | gem. kencijfer | min. vraag | max. vraag | gem. vraag | |||||||||
vrijstaand | 4 | 1,8 | 2,6 | 2,2 | 7,2 | 10,4 | 8,8 | ||||||||
2-onder-1-kap | 8 | 1,7 | 2,5 | 2,1 | 13,6 | 20,0 | 16,8 | ||||||||
hoek/tussen | 20 | 1,5 | 2,3 | 1,9 | 30,0 | 46,0 | 38,0 | ||||||||
sociale huur | 21 | 1,2 | 2,0 | 1,6 | 25,2 | 42,0 | 33,6 | ||||||||
Totaal | 53 | 76 | 119 | 98 |
Figuur 9 - Verkavelingsplan met parkeerplaatsen (rood omlijnd)
In het plangebied worden er 107 parkeerplaatsen gerealiseerd, waarvan 91 in de openbare ruimte en 16 op eigen terrein. Deze 16 parkeerplaatsen worden gerealiseerd op het eigen terrein van de 8 twee-onder-één-kapwoningen, de 4 aaneengebouwde patiobungalows en de 4 vrijstaande woningen. De aanleg en instandhouding van parkeerplaatsen is in de regels geregeld. Daarmee wordt voldoende voorzien in parkeervoorzieningen.
Externe veiligheid heeft betrekking op de veiligheid van degenen die niet bij de risicovolle activiteit zelf zijn betrokken, maar als gevolg van die activiteit wel risico's kunnen lopen, zoals omwonenden. Bij ruimtelijke plannen dient aandacht te worden besteed aan de vraag of er risicovolle activiteiten in en/of nabij het plangebied aanwezig zijn dan wel komen en zo ja, of er sprake is van een toelaatbaar risico. Risicovolle activiteiten zijn:
Figuur 10 - Uitsnede risicokaart
Uit de uitsnede van de risicokaart zoals opgenomen in figuur 10, blijkt dat de enige risicobronnen in de omgeving bestaan uit het verkooppunt voor motorbrandstoffen met LPG aan de en een hoge druk gasleiding, beide ten westen van het plangebied.
Gelet op de afstand tot het plangebied (respectievelijk ruim 450 m en 550 m) en het feit dat de personendichtheid binnen het plangebied nagenoeg niet wijzigt (het aantal wooneenheden neemt af), vormen deze risicobronnen geen belemmering voor het plan.
Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het plan om die reden niet in de weg.
Het actuele wettelijk kader voor luchtkwaliteitseisen geldt sinds 15 november 2007. Eén van de elementen daarvan is dat projecten die 'niet in betekenende mate bijdragen' aan de concentraties, niet meer afzonderlijk getoetst hoeven te worden aan de grenswaarden voor de buitenlucht. De beoogde ontwikkeling betreft de verschuiving van enkele bouwblokken en het bieden van een grotere vrijheid in toegestane woningtypen. Het aantal woningen dat maximaal is toegestaan neemt iets af ten opzichte van het vigerende beleid, waardoor er geen sprake is van een toename in verkeersbewegingen. Het kan dan ook worden beschouwd als een project dat 'niet in betekenende mate bijdraagt' en hoeft niet getoetst te worden aan de grenswaarden voor buitenlucht.
Om die reden is het aspect luchtkwaliteit niet in het geding en staat het de uitvoering van het plan niet in de weg.
Op basis van de Wet natuurbescherming (per 1 januari 2017 zijn hierin de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet opgegaan) is het van belang bij de ruimtelijke planvorming vooraf te onderzoeken of én welke dier- en plantensoorten er voorkomen, wat hun beschermingsstatus is en wat de effecten zijn van de ingreep op het voortbestaan van de gevonden soorten.
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet in de nabijheid van Natura2000-gebieden (afstand ca. 2,5 km) of onderdelen van de Ecologische Hoofdstructuur / Natuurnetwerk Nederland (afstand ca. 1,5 km).
Soortenbescherming
In 2008 is het bestemmingsplan Tiendhoek II vastgesteld. In dit kader is door Grontmij een natuurtoets uitgevoerd naar de effecten van de woningbouw op beschermde natuurwaarden en eventueel nader te volgen procedures (Natuurtoets woningbouwlocatie Tiendhoek, 19 juli 2006). Het perceel is vervolgens ruim 10 jaar geleden bouwrijp gemaakt. De agrarische functie is hiermee feitelijk beeindigd.
In 2010 is aan de westelijke zijde van het perceel begonnen met de bouw van woningen. De onderhavige locatie fungeerde de afgelopen jaren als opslagterrein van zand, grond en bouwmaterialen. Als gevolg van het intensieve gebruik van de locatie de afgelopen jaren is de locatie niet geschikt voor verstoringsgevoelige diersoorten. Bovendien hoeft er voor de beoogde ontwikkeling niet gesloopt of gekapt te worden, noch worden er watergangen gedempt.
Om in te schatten of er op de bouwlocatie planten en diersoorten aanwezig zijn of te verwachten zijn die volgens de Wet natuurbescherming een beschermde status hebben en die mogelijk verstoring kunnen ondervinden dor de voorgenomen ingreep, is door Econsultancy een quickscan flora en fauna uitgevoerd (Econsultancy, Quickscan flora en fauna Randweg te Lekkerkerk, 25 september 2017).
Tijdens het onderzoek is weliswaar (mogelijk) geschikte habitat voor beschermde soorten aangetroffen, maar nader onderzoek of een ontheffingsaanvraag is niet nodig gebleken. Gelet op de gevonden en te verwachten ecologische waarden en de beoogde planontwikkeling, blijkt dat de wijziging van het bestemmingsplan uitvoerbaar is. Tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden dient het bepaalde in de Wet natuurbescherming in acht te worden genomen. Ten aanzien van broedvogels kunnen overtredingen worden voorkomen door rekening te houden met het broedseizoen. Verder dient te allen tijde de zorgplicht in acht te worden genomen.
Conclusie
Het aspect ecologie staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
In het plangebied zijn geen planologisch relevante kabels en leidingen aanwezig. Dit aspect vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
Gezien de geringe omvang van de planherziening en de afname van het aantal woningen is een (plan)mer niet noodzakelijk.
Het bestemmingsplan is opgesteld conform de wettelijke standaarden SVBP2012 en STRI2012. Door deze uniforme systematiek zijn bestemmingsplannen eenvoudig (digitaal) raadpleegbaar en vergelijkbaar.
De regels vormen het juridisch bindende deel van het plan, waarbij de verbeelding zorgt voor koppeling van de bestemmingen en aanduidingen aan specifieke locaties.
In algemene zin geldt dat de regels zoveel mogelijk zijn afgestemd op de vigerende regeling uit het plan 'Dorpskernen'. Dit geldt eveneens voor de systematiek van tekenen. Slechts op die onderdelen die de aanleiding vormden om dit nieuwe bestemmingsplan op te stellen, is van de oorspronkelijke regeling afgeweken.
Bestemmingen
Op de verbeelding zijn in de eerste plaats de bestemmingen opgenomen. Deze geven aan welke functie op een specifieke locatie is toegestaan. In de regels is verder vastgelegd waar binnen deze bestemming aan voldaan moet worden.
Aanduidingen
Op de verbeelding zijn tevens aanduidingen opgenomen. Er zijn in dit geval meerdere typen aanduidingen te onderscheiden, te weten maatvoeringsaanduidingen, functieaanduidingen en bouwaanduidingen. Met behulp van deze aanduidingen kunnen mogelijkheden of beperkingen nader wordt vastgelegd in de regels, wanneer deze bijvoorbeeld niet voor de gehele bestemming gelijk zijn. Door middel van een aanduiding kan in dat geval een specifieke locatie worden aangewezen waar de bijbehorende regel van toepassing is.
Renvooi
Het renvooi dat tot slot deel uitmaakt van de verbeelding, vormt de verklaring van de opgenomen bestemmingen en aanduidingen.
Van de op de verbeelding opgenomen bestemmingen en aanduidingen, is in de regels vastgelegd welke mogelijkheden en beperkingen hieraan gekoppeld zijn.
De regels zijn op te delen in de volgende componenten:
De verschillende soorten regels worden hierna artikelsgewijs toegelicht.
Inleidende regels
Artikel 1 - Begrippen
De begrippen die het bestemmingsplan gebruikt, worden in dit artikel omschreven. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.
Artikel 2 - Wijze van meten
Dit artikel maakt duidelijk hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken worden gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.
Bestemmingsregels
Artikel 3 - Groen
Grote delen van het openbaar gebied zijn als Verkeer bestemd, waarbinnen ook groen wordt toegestaan. Op een aantal specifieke plaatsen is expliciet de bestemming Groen opgenomen. Dit zijn stroken waar een groene inrichting is gewenst ter begeleiding van wegen of als afscherming van bouwblokken. In de bestemming Groen zijn tevens voet- en fietspaden toegestaan.
Artikel 4 - Verkeer
De doorgaande verkeersstructuren en de erf-inrichting tussen de te wijzigen bouwblokken zijn als Verkeer bestemd. Met deze bestemming kunnen de gronden in brede zin als openbaar gebied worden ingericht. Daarbij valt te denken aan wegen, paden, groen, water en andere soortgelijke vormen van inrichting met bijbehorende voorzieningen.
Artikel 5 - Water
De waterstructuur is als Water bestemd, waarmee waterpartijen en bijbehorende voorzieningen worden mogelijk gemaakt.
Artikel 6 - Wonen
De woonpercelen zijn bestemd als Wonen. Binnen het bestemmingsvlak wordt met bouwvlakken aangegeven waar hoofdgebouwen zijn toegestaan. De gronden buiten het bouwvlak zijn zodoende als voor-, zij- en achtertuin in te richten.
Het toegestane aantal woningen is op de verbeelding vastgelegd. Dit betreft een maximum aantal per bouwvlak.
Het type woning dat per bouwvlak wordt toegestaan is vastgelegd door middel van een bouwaanduiding, waarbij het ook om meerdere verschillende woningtypen per bouwvlak kan gaan.
Op de verbeelding zijn tevens de maximum goot- en bouwhoogte per bouwvlak weergegeven.
Voor de regeling ten aanzien van erfbebouwing (aan- en uitbouwen en bijgebouwen) is aansluiting gezocht bij de vigerende regeling uit het plan 'Dorpskerken'.
Algemene regels
Artikel 7 - Anti-dubbeltelregel
De antidubbeltelbepaling wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Artikel 8 - Algemene bouwregels
Dit artikel bevat een algemene regeling voor ondergrondse bouwwerken, die in aanvulling op de afzonderlijke bestemmingen van toepassing is.
Artikel 9 - Algemene gebruiksregels
Hoewel het gebruik van gronden en bouwwerken is geregeld in de Wro, zijn voor de duidelijkheid regels opgenomen over dit gebruik.
Artikel 10 - Algemene afwijkingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van voorkomende situaties waarvoor van het bestemmingsplan kan worden afgeweken, ongeacht de bestemming die ter plaatse is vastgelegd. Het gaat hoofdzakelijk om architectonische situaties met een beperkt effect op de omgeving of om zaken van algemeen nut / belang.
Artikel 11 - Algemene wijzigingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarmee door middel van een wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6 Wro het mogelijk is enige flexibiliteit in het plan aan te brengen. Het gaat hierbij om een bevoegdheid en houdt geen verplichting in. Met deze bevoegdheid kunnen burgemeester en wethouders in enige mate (tot 3 m en met een maximale vergroting van 10% van het bestemmingsvlak) de bestemmingsgrenzen in het plangebied verschuiven. Daarnaast kan het plan gewijzigd worden om verwijzingen naar wettelijke regelingen aan te passen indien deze regelingen nadien zouden veranderen.
Artikel 12 - Overige regels
Dit artikel kent een lid dat invulling geeft aan de afstemmingsbepaling tussen de bouwverordening en het bestemmingsplan ingevolge artikel 9 van de Woningwet. Artikel 9 van de Woningwet regelt primair dat de bouwverordening buiten toepassing blijft voor zover deze niet overeenstemt met het desbetreffende bestemmingsplan. Voor zover het bestemmingsplan geen regels bevat ten aanzien van een onderwerp dat in de bouwverordening is geregeld, is de bouwverordening wel van toepassing, tenzij het bestemmingsplan anders bepaalt.
De bepaling dient als uitwerking van de laatste zinsnede en voorkomt dat de bouwverordening onbedoeld aanvullend werkt bij onderwerpen die in het bestemmingsplan bewust niet zijn geregeld, bijvoorbeeld omwille van de globaliteit. De relevante onderwerpen staan allemaal in paragraaf 2.5 van de Bouwverordening.
Overgangs- en slotregels
Artikel 13 - Overgangsrecht
De formulering van het overgangsrecht is bindend voorgeschreven in het nieuwe Besluit
ruimtelijke ordening (artikel 3.2.1 Bro).
Artikel 14 - Slotregel
Deze regel bevat de titel van het plan.
In de Wro is in afdeling 6.4 de regelgeving rondom grondexploitatie opgenomen. Centrale doelstelling van de wet is om in de situatie van particuliere grondexploitatie te komen tot een verbetering van het gemeentelijk kostenverhaal en de versterking van de gemeentelijke regie bij locatieontwikkeling. In artikel 6.12 van de Wro is bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen. In artikel 6.2.1 Bro is vastgelegd wat onder een bouwplan wordt verstaan. In dat kader dient voor dit plan het kostenverhaal te worden geregeld.
Het opstellen van een exploitatieplan is daarbij niet nodig indien het kostenverhaal anderszins is geregeld. In dit geval wordt een overeenkomst gesloten tussen de gemeente Krimpenerwaard en de ontwikkelaar, waarmee het kostenverhaal is afgedekt.
Overleg
Ter voldoening aan het bepaalde in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan, waar nodig, overleg gepleegd te worden met belanghebbende instanties. In dit kader zijn vooroverlegreacties binnengekomen van de provincie Zuid-Holland, het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard en de veiligheidsregio Hollands Midden:
Deze vooroverlegreacties hebben niet geleid tot aanpassing van het plan.
Publicatie ontwerpbestemmingsplan
Het ontwerp-bestemmingsplan heeft conform de wettelijke bepalingen vanaf 11 oktober tot en met 21 november ter inzage gelegen. In deze periode van 6 weken zijn geen zienswijzen ingediend.