direct naar inhoud van Regels
Plan: Middelblok 20-24 Gouderak
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1931.BP1604BG007-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 Plan

Het bestemmingsplan "Middelblok 20-24 Gouderak" met identificatienummer NL.IMRO.1931.BP1604BG007-VG01 van de gemeente Krimpenerwaard.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

1.3 Verbeelding:

De analoge verbeelding van het GML-bestand NL.IMRO.1931.BP1604BG007-VG01.

1.4 Aan- of uitbouw

Een uit de gevel springend, in architectonisch opzicht ondergeschikt deel van een woning dat door haar indeling en inrichting is bestemd hoofdzakelijk te worden gebruikt ten behoeve van een woning.

1.5 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.8 Bebouwingspercentage

Het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.

1.9 Bedrijf

Een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, niet zijnde zelfstandige detailhandel.

1.10 Bedrijfsactiviteiten in of bij een woning

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, geen zakelijke dienstverlening zijnde, en ambtelijke bedrijvigheden, geheel of overwegend door middel van handwerk, waarbij de aard (qua milieuplanologische hinder) en omvang van bedrijfsactiviteiten in een woning en de daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.

1.11 Beroepsactiviteiten in of bij een woning

Het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee naar de aard gelijk te stellen beroep dat door zijn aard en omvang in een woning zodanig is dat deze activiteiten in een woning en de daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.

1.12 Bestaand

Ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.13 Bijgebouw

Een bij een woning behorend gebouw, zoals een garage, huishoudelijke bergruimte of hobbyruimte, dat niet in directe verbinding staat met de woning en dat niet voor bewoning is bestemd.

1.14 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.15 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.16 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.17 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.18 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.19 Bouwperceelsgrens

De grens van een bouwperceel.

1.20 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.21 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.22 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.23 Dove gevel

Een gevelconstructie zonder te openen delen en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB en/of 35 dB(A).

1.24 Erf

Al dan niet omheind stuk grond dat in ruimtelijk opzicht direct behoort bij, in functioneel opzicht ten dienste staat van, en in feitelijk opzicht direct aansluit aan een gebouw en dat, blijkens de kadastrale gegevens behoort tot het perceel waarop dat gebouw is geplaatst.

1.25 Extensieve recreatie

Recreatie waarbij relatief weinig mensen aanwezig zijn per oppervlakte eenheid of per tijdseenheid en sprake is van weinig dynamiek en weinig drukuitoefening op de omgeving.

1.26 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.27 Gebruiken

Gebruiken, doen gebruiken of laten gebruiken.

1.28 Hogere waarde

Een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder.

1.29 Hoofdgebouw

Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.30 Natuur- en landschapswaarden

De aan een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, dat wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur.

1.31 Natuur- en landschapsdeskundige

Een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake natuur en landschap.

1.32 Nutsvoorzieningen (voorzieningen ten behoeve van openbaar nut)

Voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, duikers, gemaalgebouwtjes, bemalingsinstallaties, bergbezinkbassins, gasreduceerstations, telefooncellen, etc.

1.33 Onderkomen

Een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent.

1.34 Overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.35 Peil
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg, ter plaatse van die hoofdtoegang.
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte terrein, ter plaatse van die hoofdtoegang.
  • c. het Nieuw Amsterdams Peil (NAP) indien het gebouw of het bouwwerk, geen gebouw zijnde, is gelegen in of op de grens van het water.
1.36 Recreatief medegebruik

Die vormen van recreatie, welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals varen, wandelen en fietsen.

1.37 Seksinrichting

De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.38 Stedenbouwkundige

Een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen inzake stedenbouw.

1.39 Straatmeubilair

Bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals draagconstructies voor reclame, voorwerpen van beeldende kunst, vitrines, zitbanken, bloemen- of plantenbakken, gedenktekens, speeltoestellen, straatverlichting of bewegwijzering; verkooppunten voor motorbrandstoffen worden niet begrepen onder straatmeubilair.

1.40 Vooroeverconstructie

Een door middel van een constructie tot iets boven het ebniveau gecreëerde zone waar door middel van biezen en riet invulling wordt gegeven aan een landschappelijk waardevolle inrichting van de oever.

1.41 Voorgevel

De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.42 Voorgevelrooilijn

Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.43 Vrijstaand

Een woning zonder gemeenschappelijke wand met een andere woning.

1.44 Woning

Een hoofdgebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.45 Wro

De Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens

Vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw en haaks op de perceelsgrens.

2.2 De breedte van een gebouw

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of tot het hart van de scheidingsmuren, met dien verstande, dat wanneer de betreffende gevelvlakken niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste maat.

2.3 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.4 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.7 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor plantsoen, bermstroken, bermsloten, waterpartijen, taluds, oevers, bruggen, paden, verhardingen, recreatieve voorzieningen, speelvoorzieningen, parkeervoorzieningen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, geluidwerende voorzieningen en andere tot de bestemming behorende groenvoorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de in lid 3.1 genoemde doeleinden worden gebouwd.

3.2.2 Bouwwerken

De bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 10 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 2 meter;
  • c. het bepaalde in artikel 10 Algemene bouwregels.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat deze nadere eisen slechts mogen worden gesteld indien dit naar hun oordeel noodzakelijk is, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de beeldkwaliteit van de watergangen, de inrichting en de bescherming van de oevers.

3.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'minimum aantal parkeerplaatsen' dienen minimaal 3 parkeerplaatsen te worden aangelegd.
  • b. Tot een verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de sub a bedoelde parkeerplaats(en) voor andere doeleinden, zoals dit onder meer blijkt uit het verwijderen van de verharding, dan wel het ontoegankelijk maken van de parkeerplaats.

Artikel 4 Natuur

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Natuur" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden;
  • b. extensief recreatief medegebruik in de vorm van aanlegsteigers;
  • c. de visueel-ruimtelijke belevingswaarde van de rivier vanaf het water en de dijken, het realiseren van een met de zoetwatergetijderivier samenhangende inrichting van de oevers en het gebruik ten behoeve van de bescherming van de oevers.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de in lid 4.1 genoemde doeleinden worden gebouwd.

4.2.2 Bouwwerken

De bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de aanleg van damwanden niet is toegestaan.
  • b. de bouw van steigers is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'steiger', met dien verstande dat de bouwhoogte van meerpalen ten hoogste 4 meter bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 2 meter;
  • d. het bepaalde in artikel 10 Algemene bouwregels.

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Omgevingsvergunningvereiste

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  • b. het verlagen van de bodem of afgraven van gronden;
  • c. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 30 cm;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur (voor zover geen bouwwerken zijnde).
4.3.2 Uitzonderingsbepaling

Het in lid 4.3.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. werken en/of werkzaamheden die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan in uitvoering zijn;
  • c. werken en/of werkzaamheden die reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
4.3.3 Toelaatbaarheid

Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 4.3.1, zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in die artikelen bedoelde gronden welke het plan beoogt te beschermen niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

4.3.4 Procedureregel

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde, of van werkzaamheden verkrijgen burgemeester en wethouders een advies van Rijkswaterstaat.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, met inbegrip van beroeps- en bedrijfsactiviteiten in en bij de woning;
  • b. aan- of uitbouwen, bijgebouwen en andere bouwwerken, zoals pergola's en erfafscheidingen;
  • c. wegen, parkeervoorzieningen, waterlopen, tuinen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op de gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 5.1 genoemde doeleinden worden gebouwd:

  • a. hoofdgebouwen;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. overkappingen.
5.2.2 Bouwwerken

De gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van een bouwvlak worden opgericht, met dien verstande dat:
    • 1. uitsluitend vrijstaande woningen mogen worden gebouwd;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' de bouw van woningen niet is toegestaan;
  • b. het oprichten van woningen is slechts toegestaan indien de geluidsbelasting van de gevel als gevolg van het verkeer, niet meer bedraagt dan:
    • 1. de voorkeursgrenswaarde, dan wel;
    • 2. de door burgemeester en wethouders maximaal vastgestelde hogere waarde.

             Deze bepaling blijft buiten werking indien een dove gevel wordt gerealiseerd;

  • c. de omgevingsvergunning voor de woningen pas kan worden verleend indien vaststaat dat ter plaatse van de aanduiding 'minimum aantal parkeerplaatsen' minimaal 2 openbare parkeerplaatsen worden aangelegd met dien verstande dat deze parkeerplaatsen uiterlijk een half jaar na de gereedmelding van de woningen is gerealiseerd;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is ten hoogste het aantal woningen toegestaan zoals bij de aanduiding is bepaald;
  • e. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van het bouwvlak alsmede ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' worden opgericht, met dien verstande dat deze uitsluitend op minimaal 1 meter achter de voorgevelrooilijn mogen worden gebouwd;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden opgericht, met dien verstande dat buiten het bouwvlak en de aanduiding 'bijgebouwen' geen overkappingen mogen worden opgericht;
  • g. de inhoud van een woning, inclusief aan- en uitbouwen en exclusief bijgebouwen en ondergrondse kelders (met uitzondering van ruimten aanwezig tussen de begane grondvloer en het aansluitend afgewerkt terrein) bedraagt ten hoogste 715 m³;
  • h. het gezamenlijk oppervlak aan bijgebouwen en overkappingen per bouwperceel bedraagt ten hoogste 50% van het erf achter de voorgevelrooilijn van een woning;
  • i. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen per bouwperceel bedraagt ten hoogste 50 m²;
  • j. de goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' is aangegeven;
  • k. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 5 meter boven de toegestane goothoogte;
  • l. de goothoogte en/of bouwhoogte van een aan- of uitbouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedragen, tenzij anders op de verbeelding is aangeduid, ten hoogste:

bouwwerken   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
aan- of uitbouwen en bijgebouwen   3,30 meter   6 meter  
overkappingen en pergola's   n.v.t.   3 meter  
erfafscheidingen achter de voorgevel van de woning   n.v.t.   2 meter  
overige erfafscheidingen   n.v.t.   1 meter  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   n.v.t.   5 meter  

  • m. het bepaalde in artikel 10 Algemene bouwregels.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van de situering, de vorm, de afmetingen, dakbeëindiging, kapvorm en bouwhoogte van bebouwing, met dien verstande dat deze nadere eisen slechts mogen worden gesteld indien dit naar hun oordeel noodzakelijk is, vanuit:

  • a. milieuhygiënisch, verkeerskundig, ecologisch, landschappelijk, natuurwetenschappelijk en cultuurhistorisch oogpunt, één en ander mede gelet op de aard van de bedrijfsvoering en de ligging, alsmede de omvang van het bedrijf;
  • b. het behoud van de bebouwingskarakteristiek van de omgeving;
  • c. het behoud van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

5.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2, sub 5.2.2, onder a2 en het bouwen van een woning toestaan, indien de bedrijfsactiviteiten op het perceel Middelblok 26 zijn:

  • a. beëindigd, of
  • b. aangepast, zodat wordt voldaan aan het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) en het maximaal geluidsniveau (LAmax) als bedoeld in artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit milieubeheer.

5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Beroepsactiviteiten

De gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening beroepsactiviteiten als bedoeld in lid 5.1, onder a binnen een woning en daarbij horende aan- en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 35% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen, en in ieder geval niet meer dan 50m².

5.5.2 Bedrijfsactiviteiten

De uitoefening van bedrijfsactiviteiten, andere dan beroepsactiviteiten in of bij een woning en de daarbij behorende aan- of uitbouwen, bijgebouwen als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, is uitsluitend toegestaan indien:

  • a. maximaal 30% van de gezamenlijke brutovloeroppervlakte van de woning en de bijgebouwen tot ten hoogste 50 m², mag worden gebruikt voor de beroepsactiviteiten;
  • b. de woning blijft voldoen aan de bepalingen ingevolge of krachtens de Woningwet;
  • c. degene die de activiteiten uitvoert, is tevens bewoner van de woning;
  • d. er wordt geen afbreuk gedaan aan het woonkarakter van de buurt;
  • e. er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd verkoop als ondergeschikte nevenactiviteit die verband houdt met de beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten alsmede goederen die ter plaatse in het kader van diezelfde activiteiten zijn vervaardigd;
  • f. er ontstaat geen ernstige of onevenredige hinder voor het woonmilieu en er vinden geen activiteiten plaats waarvoor een milieuvergunning of een melding op grond van milieuwetgeving verplicht is;
  • g. in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat:
    • 1. het parkeren ten behoeve van de beroeps- en bedrijfsactiviteiten zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden;
    • 2. behoudens in- en uitladen, geen beroeps- en bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning mogen plaatsvinden;
  • h. er is geen sprake van buitenopslag.
5.5.3 Parkeren
  • a. Per bouwperceel dienen op eigen terrein minimaal twee parkeerplaatsen met een afmeting van tenminste 2,5 x 5 meter te worden gerealiseerd en in stand gehouden.
  • b. Tot een verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de sub a bedoelde parkeerplaats(en) voor andere doeleinden, zoals dit onder meer blijkt uit het verwijderen van de verharding, dan wel het ontoegankelijk maken van de parkeerplaats.

Artikel 6 Waarde - Natuur en landschap

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Dubbelbestemming

De voor "Waarde - Natuur en landschap" aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen(en), mede bestemd voor:

  • a. behoud en de ontwikkeling van de aan de rivier gebonden landschapswaarden in de vorm van:
    • 1. de identiteit van de rivier als een samenhangend gebied met bijzondere kwaliteiten;
    • 2. de landschappelijke herkenbaarheid van de zoetwatergetijderivier;
    • 3. de visueel-ruimtelijke belevingswaarde (beeldkwaliteit) van de rivier vanaf het water en de dijken;
    • 4. het realiseren van een met de zoetwatergetijderivier samenhangende inrichting van oevers;
  • b. gebruik ten behoeve van de bescherming van de oevers.
6.1.2 Regeling samenvallende (dubbel)bestemmingen

Voor zover op de verbeelding dubbelbestemmingen samenvallen, geldt de volgende volgorde:

  • a. primair geldt het bepaalde in de dubbelbestemming “Waterstaat – Waterstaatkundige functie”;
  • b. secundair geldt het bepaalde in de dubbelbestemming “Waterstaat – Waterkering”;
  • c. tertiair geldt het bepaalde in de dubbelbestemming “Waarde – Natuur en landschap”;
  • d. quartair geldt het bepaalde in de onderliggende bestemming.

6.2 Bouwregels

De gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. ten behoeve van deze bestemming mogen uitsluitend damwanden van ten hoogste 0,30 meter +NAP worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van andere bestemmingen mag in afwijking van het bepaalde in de andere bestemmingen niet worden gebouwd.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2, sub b ten behoeve van het bouwen van bouwwerken ten dienste van andere bestemmingen, mits:

  • a. deze in overeenstemming zijn met het bepaalde in voor deze gronden geldende bestemmingen;
  • b. de landschapswaarden hierdoor niet onevenredig worden geschaad;
  • c. vooraf een schriftelijk advies kan worden ingewonnen bij een natuur- en landschapsdeskundige.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Het is in ieder geval verboden bouwwerken en gronden te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken voor het aanleggen van oppervlakteverhardingen.

6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.5.1 Omgevingsvergunningvereiste

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden gronden af te graven, op te hogen of te egaliseren.

6.5.2 Uitzonderingsbepaling

Het verbod van lid 6.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
6.5.3 Procedureregels

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 6.5.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. de landschapswaarden hierdoor niet onevenredig worden geschaad; van onevenredige schade is in elk geval geen sprake indien de helling van de oever voor zover grenzend aan de bestemming "Wonen" ten minste 30° en ten hoogste 45° bedraagt;
  • b. vooraf een schriftelijk advies wordt ingewonnen bij een natuur- en landschapsdeskundige, indien de helling van de oever voor zover grenzend aan de bestemming "Wonen" minder dan 30° of meer dan 45° bedraagt.

Artikel 7 Waterstaat - Waterkering

7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1 Dubbelbestemming

De voor "Waterstaat – Waterkering" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen(en), mede bestemd voor:

  • a. werken ten behoeve van de waterkering;
  • b. de waterhuishouding met de daarbij behorende voorzieningen;
  • c. voorzieningen ten dienste van de geleiding en beveiliging van het scheepvaartverkeer.
7.1.2 Regeling samenvallende (dubbel)bestemmingen

Voor zover op de verbeelding dubbelbestemmingen samenvallen, geldt de volgende volgorde:

  • a. primair geldt het bepaalde in de dubbelbestemming "Waterstaat – Waterstaatkundige functie";
  • b. secundair geldt het bepaalde in de dubbelbestemming "Waterstaat – Waterkering";
  • c. tertiair geldt het bepaalde in de dubbelbestemming "Waarde – Natuur en landschap";
  • d. quartair geldt het bepaalde in de onderliggende bestemming.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Bouwen

Op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de in 7.1.1 genoemde doeleinden worden gebouwd.

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. ten behoeve van deze bestemming mogen uitsluiten bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd tot een bouwhoogte van maximaal 3 meter;
  • b. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag niet worden gebouwd.

7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Bouwen ten behoeve van andere bestemmingen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.2, sub b indien de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waterstaatsbelangen of de belangen van de waterkering.

7.3.2 Procedureregel

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 7.3.1 winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij Rijkswaterstaat en het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Omgevingsvergunningvereiste

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het afgraven of ophogen van gronden met meer dan 0,3 meter;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  • c. het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
  • d. het aanleggen van een vooroeverconstructie.
7.4.2 Uitzonderingsbepaling

Het in lid 7.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. werken en/of werkzaamheden die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan in uitvoering zijn;
  • c. werken en/of werkzaamheden die reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
7.4.3 Toelaatbaarheid

Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 7.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in die artikelen bedoelde gronden welke het plan beoogt te beschermen niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, danwel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

7.4.4 Procedureregel

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde, of van werkzaamheden verkrijgen burgemeester en wethouders een advies van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard en Rijkswaterstaat

Artikel 8 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

8.1 Bestemmingsomschrijving
8.1.1 Dubbelbestemming

De voor "Waterstaat – Waterstaatkundige functie" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. het behoud van bergend vermogen en veilige afvoer van water;
  • b. water, waterhuishouding en voorzieningen ten behoeve van de scheepvaart;
  • c. waterberging.
8.1.2 Regeling samenvallende (dubbel)bestemmingen

Voor zover op de verbeelding dubbelbestemmingen samenvallen, geldt de volgende volgorde:

  • a. primair geldt het bepaalde in de dubbelbestemming "Waterstaat – Waterstaatkundige functie";
  • b. secundair geldt het bepaalde in de dubbelbestemming "Waterstaat – Waterkering";
  • c. tertiair geldt het bepaalde in de dubbelbestemming "Waarde – Natuur en landschap";
  • d. quartair geldt het bepaalde in de onderliggende bestemming.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Bouwen

Op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de in 8.1.1 genoemde doeleinden worden gebouwd.

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. ten behoeve van deze bestemming mogen uitsluiten bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd tot een bouwhoogte van maximaal 3 meter;
  • b. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag niet worden gebouwd.

8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Bouwen ten behoeve van andere bestemmingen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2.2, sub b indien de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waterstaatsbelangen.

8.3.2 Procedureregel

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.3.1 zullen burgemeester en wethouders schriftelijk advies inwinnen bij Rijkswaterstaat.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Omgevingsvergunningvereiste

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het afgraven of ophogen van gronden met meer dan 0,3 meter;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen dieper dan 0,5 meter;
  • d. het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
  • e. het aanleggen van een vooroeverconstructie.
8.4.2 Uitzonderingsbepaling

Het in lid 8.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. werken en/of werkzaamheden die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan in uitvoering zijn;
  • c. werken en/of werkzaamheden die reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
8.4.3 Toelaatbaarheid

Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 8.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in die artikelen bedoelde gronden welke het plan beoogt te beschermen niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, danwel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

8.4.4 Procedureregel

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde, of van werkzaamheden verkrijgen burgemeester en wethouders een advies van Rijkswaterstaat.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene bouwregels

10.1 Bebouwingsvrije zone langs water

Onverminderd het overige in deze regels met betrekking tot het bouwen bepaalde, mag op en in de gronden die zijn gelegen binnen een afstand van 15 meter vanuit de bestemming "Water – 1" zoals bestemd in het bestemmingsplan Middelblok, gemeten vanaf de oeverlijn, niet worden gebouwd zonder voorafgaande toestemming van burgemeester en wethouders, zoals bedoeld in lid 10.2.

10.2 Algemene afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen, na advies te hebben ingewonnen bij het Rijkswaterstaat bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.1 ten behoeve van het bouwen tot aan de bestemmingsgrens van desbetreffende gronden overeenkomstig het bepaalde in de andere voor deze gronden geldende bestemmingen.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

11.1 Algemeen verbod op strijdig gebruik

Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de bestemming.

11.2 Bijzonder gebruiksverbod

Het is in ieder geval verboden bouwwerken en gronden te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken:

  • a. als seksinrichting;
  • b. als standplaats voor onderkomens, alsmede wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van detailhandel;
  • c. als kampeerterrein, caravanterrein en dagcamping;
  • d. als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • e. als opslagplaats van hout en aannemersmaterialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • f. als terrein voor het al dan niet ten verkoop opslaan en opstellen van ongebruikte en/of gebruikte, danwel geheel of ten dele uit gebruikte onderdelen samengestelde motorvoertuigen of aanhangwagens c.q. onderdelen daarvan, welke bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken zijn;
  • g. voor het beoefenen van de modelvliegtuigsport, alsmede voor het crossen met motorvoertuigen en bromfietsen;
  • h. voor (mest)bassins;
  • i. voor bewoning ter plaatse van vrijstaande bijgebouwen;

behoudens voor zover anders is bepaald in de specifieke gebruiksregels zoals opgenomen in de artikelen in hoofdstuk 2.

11.3 Uitzonderingen bijzonder gebruiksverbod

Het in het lid 11.2 bepaalde is niet van toepassing op het (tijdelijke) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

12.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van de regels in dit bestemmingsplan voor:

  • a. het aanbrengen van geringe aanpassingen in de plaats en de richting van bouwgrenzen, geen bestemmingsgrens zijnde, mits deze nodig zijn in verband met afwijkingen en onnauwkeurigheden van de verbeelding ten opzichte van de feitelijke situatie, dan wel nodig zijn in verband met de juiste inpassing van de gebouwen binnen bouwvlakken, waarbij de grenzen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
  • b. de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen met een oppervlakte van ten hoogste 25 m² en een goothoogte van niet meer dan 4 meter ten dienste van het openbaar nut, zoals schakelhuisjes, wachthuisjes, telefooncellen en gasdrukregel- en gasdrukmeetstations;
  • c. het oprichten van antennes en masten tot een bouwhoogte van 15 meter.

12.2 Procedureregel

Bij het afwijken van de regels als bedoeld in lid 12.1 kunnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies inwinnen bij een stedenbouwkundige.

Artikel 13 Algemene wijzigingsregels

13.1 Algemene wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen ten behoeve van:

  • a. een enigszins andere situering en/of begrenzing van de bouwvlakken, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken, dat verschuivingen in verband met de ingekomen bouwaanvragen nodig zijn, ter uitvoering van een bouwplan, mits de oppervlakte van het betreffende bouwvlak, met niet meer dan 10% wordt gewijzigd;
  • b. het in geringe mate aanpassen van het plan, teneinde enig onderdeel van het plan, zoals een bestemmingsgrens te veranderen, indien bij definitieve uitmeting en verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan redelijk gewenst of noodzakelijk is, mits de grenzen met niet meer dan 10 meter worden verschoven.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
  • c. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.2 Gebruik
  • a. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

14.3 Ten aanzien van bestaande afstanden en andere maten
14.3.1 Bestaande afstanden

Indien afstanden ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van het plan meer dan wel minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is toegestaan, mogen de bestaande afstanden als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

14.3.2 Bestaande andere maten

In die gevallen dat hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken op de dag van de ter inzage legging van het ontwerp van het plan meer of minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen de bestaande maten en hoeveelheden als maximaal respectievelijk minimaal worden aangehouden.

14.3.3 (Her)oprichting

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in lid 14.3.1 en lid 14.3.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als "Regels Bestemmingsplan Middelblok 20-24 Gouderak".