direct naar inhoud van Regels
Plan: Kattendijk 105a Mosterdpot
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1931.BP1504BG006-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Kattendijk 105a Mosterdpot met identificatienummer NL.IMRO.1931.BP1504BG006-VG01 van de gemeente Krimpenerwaard.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij horende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 agrarisch bedrijf

Een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

1.6 ambachtelijk bedrijf

Bedrijvigheid, die voor een overwegend deel bestaat uit handwerk, het vervaardigen, bewerken, installeren of herstellen van goederen, die voornamelijk ter plaatse zijn vervaardigd ten behoeve van de uiteindelijke gebruiker of verbruiker.

1.7 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.8 bedrijfswoning

Een woning in of bij een gebouw of op dan wel bij een terrein bestemd voor een huishouding waarvan huisvesting daar, gelet op de bedrijfsvoering in overeenstemming met de bestemming, noodzakelijk is.

1.9 bedrijfsmatige activiteiten

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, geen zakelijke dienstverlening zijnde, en ambachtelijke bedrijvigheden, geheel of overwegend door middel van handwerk, waarbij de aard (qua milieuplanologische hinder) en omvang van bedrijfsactiviteiten in de woning en bijbehorende bebouwing kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.

1.10 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.11 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.12 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.13 bijgebouw

Een gebouw, behorende bij een woning op het zelfde bouwperceel al dan niet aan die woning gebouwd, zoals een berging, hobbyruimte, plantenkas, huisdierenverblijf, garagebox of uitbreiding van de woning.

1.14 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.15 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.16 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.17 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.18 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.19 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.20 cultuurhistorische waarden

De aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt.

1.21 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/ of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.22 erf

Een open en aaneengesloten stuk grond behorend bij één of meer hoofdgebouwen dat geheel of grotendeels onverhard is en dient als particuliere buitenruimte met de daarbij behorende begroeiing.

1.23 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.24 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkste is.

1.25 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.26 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.27 peil
  • 1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg, ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • 2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het bestaande afgewerkte maaiveld, zoals aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan, ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • 3. het Nieuw Amsterdams Peil (NAP) indien het gebouw of het bouwwerk, geen gebouw zijnde, is gelegen in of op de grens van het water.
1.28 recreatief medegebruik

Die vormen van recreatie, welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen.

1.29 seksinrichting

De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.30 straatmeubilair

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals draagconstructies voor reclame, voorwerpen van beeldende kunst, vitrines, zitbanken, bloemen- of plantenbakken, gedenktekens, speeltoestellen, straatverlichting of bewegwijzering; verkooppunten voor motorbrandstoffen worden niet begrepen onder straatmeubilair.

1.31 verkeersruimte

Gebied binnen een bestemming, uitsluitend bedoeld voor het opstellen van voertuigen en verkeerscirculatie.

1.32 voorgevel

De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.33 vrij beroep

Een door de bewoner van de woning uitgeoefend beroep of beroepsmatige dienstverlening op administratief, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of daarmee gelijk te stellen gebied, waarbij maximaal 2 werknemers in dienst mogen zijn.

1.34 woning

Een gebouw of gedeelte van een gebouw, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:

2.1 bebouwingspercentage

het oppervlakte aan gebouwen gedeeld door het oppervlakte van het bouwvlak tenzij dat in de regels anders is bepaald. In dat laatste geval telt de wijze van meten zoals die dan is gegeven.

2.2 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 de breedte van een gebouw

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/ of de harten van de gemeenschappelijke scheidsmuren.

2.5 de dakhelling

de hoek die het dakvlak maakt ten opzichte van het horizontale vlak gerekend in graden.

2.6 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.

2.8 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bermen, kaden en talud;
  • b. voet- en/of fietspaden;
  • c. waterhuishouding;
  • d. ontsluitingswegen voor de aanliggende percelen;
  • e. extensief recreatief medegebruik;

met dien verstande dat:

  • f. per aanliggend bouwperceel binnen de bestemming "Groen" ten hoogste één ontsluitingsweg is toegestaan;

alsmede voor:

  • g. de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie', 'Waterstaat - Waterkering' met inachtneming van de artikelen 5 en 6, ter plaatse waar op de plankaart de desbetreffende bestemmingen met de bestemming 'Groen' samenvallen;
3.2 Bouwregels

Op de tot "Groen" bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat de bouwhoogte ten hoogste 3 m bedraagt.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot:

  • a. de situering van de in artikel 3.1 genoemde ontsluitingswegen indien dit naar hun oordeel noodzakelijk is in verband met de verkeersveiligheid;
  • b. de situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in verband met:
    • 1. de beeldkwaliteit van de rivier vanaf de dijken;
    • 2. de inrichting van de oevers;
    • 3. de bescherming van de oevers.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, met inbegrip van vrij beroep;
  • b. aan- of bijgebouwen en andere bouwwerken, zoals pergola's en erfafscheidingen;
  • c. tuinen, erven, paden;
  • d. watergangen;

alsmede voor:

  • e. aanbouwen en/of bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding "erf" (e);
  • f. de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie', 'Waterstaat - Waterkering' met inachtneming van de artikelen 5 en 6, ter plaatse waar op de plankaart de desbetreffende bestemmingen met de bestemming 'Wonen' samenvallen;

met dien verstande, dat er buiten de bestaande bebouwing geen buitenopslag is toegestaan.

4.2 Bouwregels

Op de tot 'Wonen" bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:

  • a. gebouwen uitsluitend gebouwd mogen worden binnen het bestaande gebouw binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak behoudens dat overschrijding van het bouwvlak is toegestaan door aan- of uitbouwen en bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding "erf";
  • b. de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, niet zijnde bijgebouwen, niet meer mag bedragen dan op de plankaart is aangegeven;
  • c. ten hoogste 1 woning gerealiseerd mag worden binnen de bestaande maten van de bestaande bebouwing ter plaatse van het bouwvlak;
  • d. het slopen van gebouwen ter plaatse van het bouwvlak niet is toegestaan.
  • e. de inhoud van een woning exclusief ondergrondse kelders en inclusief aan- of uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen niet meer dan 650 m3 mag bedragen, met dien verstande dat indien ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van het plan een groter volume aanwezig is, dit grotere volume geldt als ten hoogste toelaatbaar;
  • f. ten hoogste 1 vrijstaand bijgebouw per woning van maximaal 50 m2 mag worden gebouwd, met dien verstande dat indien ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van het plan een groter aantal bijgebouwen aanwezig is, dit grotere aantal geldt als ten hoogste toelaatbaar;
  • g. de gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een vrij beroep binnen een woning en de daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen, en in ieder geval niet meer dan 100 m2;
  • h. de goothoogte en bouwhoogte van bijgebouwen en andere bouwwerken niet meer mogen bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
aan- of uitbouwen en bijgebouwen   3 m   6 m  
pergola's   n.v.t.   3 m  
erfafscheidingen achter de voorgevel van de woning   n.v.t.   2 m  
overige erfafscheidingen   n.v.t.   1 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   n.v.t.   5 m  
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de vorm, de afmetingen, dakbeëindiging, kapvorm en bouwhoogte van de in artikel 4.2 genoemde bebouwing, indien dit naar hun oordeel noodzakelijk is in verband met:

  • a. het behoud van de bebouwingskarakteristiek van de omgeving;
  • b. het behoud van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. de beeldkwaliteit van de rivier vanaf de dijken;
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 erker

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde onder artikel 4.2 voor de bouw van een erker, met inachtneming van het volgende;

  • a. de diepte van de uitbreiding mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
  • b. de uitbreiding mag niet meer dan 1 bouwlaag omvatten;
  • c. de breedte van de uitbreiding mag niet meer bedragen dan tweederde van de gevelbreedte van het hoofdgebouw;
  • d. het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden mogen niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 5 Waarde - Archeologie

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waarde – Archeologie" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming van de archeologische (verwachtings)waarden.

Voor zover op de kaart dubbelbestemmingen samenvallen, geldt de volgende rangorde:

  • 1. primair geldt het bepaalde in de dubbelbestemmingen "Waterstaat – Waterkering";
  • 2. secundair geldt het bepaalde in de dubbelbestemming "Waarde – Archeologie";
  • 3. tertiair geldt het bepaalde in de onderliggende bestemming.
5.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.2.1 Omgevingsvergunningvereiste

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  • het verlagen van de bodem of afgraven van gronden;
  • het aanleggen van boomgaarden;
  • het bebossen van gronden;
  • het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur (voor zover geen bouwwerken zijnde);
  • het graven of dempen van sloten, watergangen en vijvers;
5.2.2 Uitzonderingsbepaling

Het in artikel 5.2.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:

  • 1. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • 2. werken en/of werkzaamheden niet dieper dan 30 cm onder maaiveld en met een oppervlakte groter dan 100 vierkante meter;
  • 3. werken en/of werkzaamheden die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan in uitvoering zijn;
  • 4. werken en/of werkzaamheden die reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
5.2.3 Toelaatbaarheid

Een vergunning zoals bedoeld in artikel 5.2.1 is slechts toelaatbaar indien door initiatiefnemer een rapport wordt overlegd waaruit blijkt dat geen archeologische waarden worden geschaad en een afweging van de in het geding zijnde belangen tot uitkomst heeft, dat een aanlegvergunning in redelijkheid niet kan worden geweigerd, eventueel nadat wetenschappelijk onderzoek is gedaan en/of de mogelijkheid bestaat tot het doen van oudheidkundige waarnemingen;

5.2.4 Procedureregels

Alvorens te beslissen over een vergunning als bedoeld in artikel 5.2.1 wordt door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij een archeologisch deskundige met betrekking tot de vraag of door het verlenen van een aanlegvergunning, de in bedoelde gronden aanwezige archeologische waarden niet of slechts in geringe mate worden aangetast.

5.3 Wijzigingsbevoegdheid
5.3.1 Begrenzing archeologische bescherming

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, betreffende de voor "Waarde – Archeologie" aangewezen gronden, de verbeelding en regels van het plan te wijzigen zodanig dat:

  • 1. de dubbelbestemming naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval van de verbeelding wordt verwijderd, voorzover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft;
  • 2. dit artikel wordt gewijzigd of vervalt, voorzover regelingen van een hogere orde dan een bestemmingsplan daartoe aanleiding geven.

 

Artikel 6 Waterstaat - Waterkering

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. werken ten behoeve van de waterkering;
  • b. de waterhuishouding met de daarbij behorende voorzieningen;
  • c. voorzieningen ten dienste van de geleiding en beveiliging van het scheepvaartverkeer;

alsmede voor:

  • d. de overige bestemmingen die op de verbeelding samenvallen met de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'
6.2 Bouwregels

Op de tot "Waterkering" bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen zijnde krachtens de in lid 1 opgesomde bestemmingen mits Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard advies heeft uitgebracht en de belangen van de waterkering zich daartegen niet verzetten;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen met dien verstande dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 9 m mag bedragen;
  • c. de bouw van voorzieningen voor het aanleggen van schepen niet is toegestaan.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in de gronden binnen de hierna genoemde bestemmingen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders de navolgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, geen normale onderhouds-of beheerswerkzaamheden zijnde, uit te voeren:
    • 1. het afgraven of ophogen van gronden met meer dan 0,3 m;
    • 2. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
    • 3. het uitvoeren van heiwerken of het op andere wijze indrijven van voorwerpen dieper dan 0,5 m;
    • 4. het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
    • 5. het aanleggen van een vooroeverconstructie;
  • b. De werken en werkzaamheden, als bedoeld in artikel 6.3 onder a zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de waarden van deze gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, danwel de mogelijkheden van voornoemde waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
  • c. Alvorens te beslissen omtrent een aanvraag met betrekking tot een aanlegvergunning voor de in artikel 6.3 onder a genoemde werkzaamheden, verkrijgen burgemeester en wethouders een advies van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

8.1 Strijdig gebruik
  • a. Het is verboden de gronden of de bouwwerken binnen het plangebied te gebruiken op een wijze of tot een doel in strijd met de bestemming. Onder het verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik:
    • 1. als standplaats voor onderkomens, alsmede wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van detailhandel;
    • 2. als kampeerterrein, caravanterrein en dagcamping;
    • 3. als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
    • 4. als opslagplaats van hout en aannemersmaterialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
    • 5. als terrein voor het al dan niet ten verkoop opslaan en opstellen van ongebruikte en/of gebruikte, danwel geheel of ten dele uit gebruikte onderdelen samengestelde motorvoertuigen of aanhangwagens c.q. onderdelen daarvan, welke bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken zijn;
    • 6. voor gebruik van bouwwerken als seks inrichting;
    • 7. voor het beoefenen van de modelvliegtuigsport, alsmede voor het crossen met motorvoertuigen en bromfietsen;
    • 8. voor volkstuinen;
    • 9. voor (mest)bassins;
    • 10. van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
    • 11. behoudens voor zover een en ander noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden.
8.2 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde onder artikel 8.1 indien strikte toepassing daarvan leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1 Afwijken van de regels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de regels ten behoeve van:

  • a. de maximale en minimale hoogte- breedte en oppervlaktematen voor bebouwing als aangegeven op de verbeelding, dan wel omschreven in de regels, mits:
    • 1. de afwijking van enige maat ten hoogste 10 % bedraagt;
    • 2. de bestemmingsgrens dan wel het bouwvlak aan de wegzijde niet wordt overschreden;
  • b. de maximale inhoudsmaat van de woning als bedoeld in art. 4.2 onder d, mits de afwijking ten hoogste 10 % bedraagt;
  • c. de plaats en de richting van de bestemmingsgrenzen, teneinde geringe veranderingen aan te brengen, indien dit door afwijkingen of onnauwkeurigheden in de plankaart noodzakelijk is voor een juiste aanpassing van het plan aan de werkelijke toestand van het terrein;

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

10.1 Geringe veranderingen bestemmingsgrenzen.

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen en bouwgrenzen.

10.2 Uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan

De uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan moet zijn gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. dat het wijzigingsplan milieutechnisch aanvaardbaar is;
  • d. dat het wijzigingsplan past in een goede waterhuishouding;
  • e. dat het wijzigingsplan inpasbaar is in het volkshuisvestingsprogramma indien het gaat om woningbouw;
  • f. dat het wijzigingsplan economisch uitvoerbaar is;
  • g. verhaal van gemeentelijke (plan-)kosten is zeker gesteld;
  • h. dat het wijzigingsplan stedenbouwkundig inpasbaar is.

Artikel 11 Algemene procedureregels

11.1 Wijzigingsprocedure

Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van het plan is de volgende procedure van toepassing:

  • a. een ontwerp van het besluit ligt met de bijbehorende stukken gedurende 6 weken op het gemeentehuis ter inzage;
  • b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging vooraf bekend in een of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze;
  • c. de bekendmaking houdt de mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
  • d. gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk of mondeling zienswijzen indienen omtrent het ontwerp van het besluit.
11.2 Procedure voor nadere eis

Op de voorbereiding van een besluit tot nadere eis is de volgende procedure van toepassing:

  • a. een ontwerp van het besluit ligt met de bijbehorende stukken gedurende 6 weken op het gemeentehuis ter inzage;
  • b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging vooraf bekend in een of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze;
  • c. de bekendmaking houdt de mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
  • d. gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk of mondeling zienswijzen indienen omtrent het ontwerp van het besluit.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het eerste lid onder artikel 12.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  • 3. Het eerste lid onder artikel 12.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid onder artikel 12.2, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid onder artikel 12.2, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • 4. Het eerste lid onder artikel 12.2 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Kattendijk 105a Mosterdpot'.