Plan: | Plaatweg 1, Spijkenisse |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1930.BPPlaatweg1-2001 |
HVC Landwind is voornemens om op de Brielse Maasdijk een windpark te realiseren met een opgesteld windturbinevermogen van circa 25 tot 35 Megawatt (MW). Het is de bedoeling om in totaal 5 windturbines te realiseren. De geluidcontour Lden 47 dB (voormalige normstelling) van de meest oostelijke windturbine (nummer 10) overlapt met de woning gelegen op het adres Plaatweg 1, Spijkenisse. Om de windturbine te kunnen realiseren heeft HVC Landwind de betreffende woning aangekocht teneinde de mogelijkheid te hebben om de woonbestemming ter plaatse te beëindigen en te vervangen door een andere bestemming.
Daartoe is voorliggend bestemmingsplan opgesteld.
Het plangebied, te weten het perceel Plaatweg 1, is gelegen aan de noordrand van Spijkenisse, in de zuidelijke oksel van het Hartelkanaal en de rivier de Oude Maas.
Ligging in groter verband, het plangebied bevindt zich ter plaatse van de locatie-aanduider
De locatie, het pand met het oranje dak is de woning Plaatweg 1
Voor het plangebied vigeert de beheersverordening Hartel-Oostbroek, vastgesteld op 24 april 2013 door de gemeenteraad van de toenmalige gemeente Spijkenisse. Daarin is bepaald dat de in het verordeningsgebied gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik en dat bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie.
Voor de onderhavige locatie betekent dit dat de gronden bestemd zijn voor wonen in grondgebonden woningen en voor bij deze doeleinden behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen.
Uitsnede plankaart
In hoofdstuk 1 worden enkele algemene, in ieder bestemmingsplan voorkomende, onderdelen beschreven. Hoofdstuk 2 beschrijft de toekomstige situatie. Vervolgens komt in hoofdstuk 3 het beleidskader aan de orde. In hoofdstuk 4 wordt kort ingegaan op het feit dat er geen onderzoeken zijn uitgevoerd voor de beoogde ontwikkeling. De juridische planbeschrijving is opgenomen in hoofdstuk 5. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid. In hoofdstuk 7 is de procedure voor dit bestemmingsplan beschreven.
Op de locatie Plaatweg 1 is momenteel een grondgebonden woning gelegen. Het bouwjaar van deze woning is 1953. De inhoud van de woning bedraagt 414 m3 en de bebouwde oppervlakte 100 m2. De woning is opgetrokken in metselwerk met een spouwmuur.
Doel van het bestemmingsplan is het verwijderen van de aan het perceel toegekende woonbestemming. Om de omgevingsvergunningprocedure voor het beoogde windpark niet onnodig te belasten, dient dit zo spoedig mogelijk te geschieden. Op dit moment is echter nog niet duidelijk welke bestemming aan het perceel en de woning kan worden toegekend. Gedacht wordt aan een maatschappelijke of recreatieve bestemming. Naar de haalbaarheid en wenselijkheid daarvan wordt door de eigenaar momenteel onderzoek gedaan. Tevens zullen de mogelijkheden in en met de omgevingsadviesraad en met de gemeente worden besproken. Wanneer duidelijkheid over de nieuwe functie is verkregen, zal hiervoor een wijziging omgevingsplan onder de nieuwe Omgevingswet worden doorlopen.
In de tussentijd wordt ervoor gekozen om een bestemming 'Groen' aan de gronden toe te kennen. De woning is momenteel in bruikleen volgens tijdelijk leegstandsbeheer; de bruikleenovereenkomst is maandelijks opzegbaar en kan dus ieder moment beëindigd worden door HVC. De eigenaar HVC heeft aangegeven de bruikleen te zullen beëindigen op het moment dat de omgevingsvergunning voor de windturbines onherroepelijk is geworden. Vanaf dat moment zal het object in de bouwperiode tijdelijk worden gebruikt als Compound Area. Dat wil zeggen dat het object zal gaan dienen als bouwkantoor voor HVC en haar contractpartijen en tevens gebruikt zal worden voor enige parkeer- en opslagvoorzieningen.
De in september 2020 vastgestelde Nationale omgevingsvisie (NOVI) vervangt de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De NOVI stelt een nieuwe aanpak voor: integraal, samen met andere overheden en maatschappelijke organisaties, en met meer regie vanuit het Rijk.
De NOVI beschrijft een toekomstperspectief met ambities. Daarnaast beschrijft de NOVI nationale belangen in de fysieke leefomgeving en de daaruit voortkomende opgaven. Die opgaven zijn in feite het verschil tussen de ambitie en de huidige situatie en verwachte ontwikkelingen. Waar de opgaven vragen om een geïntegreerde benadering, komen deze samen in 4 prioriteiten:
Relatie met voorgenomen ontwikkeling
Gezien het hoge abstractieniveau van de nationale belangen uit de NOVI, heeft het NOVI geen directe implicaties voor de ontwikkeling en kan de voorgenomen ontwikkeling in algemene zin bijdragen aan de belangen uit het NOVI. Het NOVI heeft in ieder geval geen consequenties voor de voorgenomen ontwikkeling.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn geen onderwerpen opgenomen die toezien op deze locatie. In de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) is aangegeven dat het plangebied gelegen is in een radarverstoringsgebied waarvoor geldt dat een hoogte van maximaal 90 meter ten opzichte van NAP is toegestaan.
Relatie met voorgenomen ontwikkeling
Het bestemmingsplan maakt slechts bouwwerken van een beperkte hoogte mogelijk. Het bestemmingsplan leidt niet tot strijdigheden met het Barro en Rarro.
De Omgevingsvisie Zuid-Holland, herziening 2021, is vastgesteld op 2 februari 2022.
De provincie stuurt in haar omgevingsvisie op behoud en versterking van de ruimtelijke kwaliteit, als onderdeel van de kwaliteit van de leefomgeving. Ruimtelijke kwaliteit is het evenwicht en samenspel van toekomstwaarde, gebruikswaarde en belevingswaarde. Ruimtelijke ontwikkelingen moeten niet alleen functioneel zijn, maar ook duurzaam houdbaar (of bewust tijdelijk) en in hun uiterlijke verschijning op een positieve manier bijdragen aan de kwaliteit van de omgeving. Ruimtelijke kwaliteit begint met het kiezen van de juiste plek voor nieuwe ontwikkelingen.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de gebruikswaarde, de toekomstwaarde en de belevingswaarde van een gebied. Het gaat daarbij onder andere om gebiedskenmerken zoals de aard en schaal, om duurzaam gebruik van de ondergrond, de versterking van de ruimtelijke opbouw en de inpassing in de wijdere omgeving. Waar binnen de provincie het beste bepaalde ontwikkelingen plaats kunnen vinden, ‘de juiste ontwikkeling op de juiste plek’, is onderdeel van een integrale belangenafweging en bijvoorbeeld terug te vinden in de ruimtelijke hoofdstructuur.
Hoe ruimtelijke ontwikkelingen een bijdrage kunnen leveren aan het behouden en versterken van ruimtelijke kwaliteit is een ontwerpopgave. Om hier richting aan te geven, heeft de provincie richtpunten voor ruimtelijke ontwikkelingen opgesteld. De provincie zet de richtpunten in bij de planbeoordeling. Om te kunnen bepalen of een ontwikkeling past bij de gebiedskwaliteit, onderscheidt de provincie de kwaliteit van gebieden en worden bijzondere waarden beschermd.
Ruimtelijke ontwikkelingen worden beoordeeld op hun impact op de omgeving. Vooral bij ontwikkelingen met een grote impact is het belangrijk ook een beeld te krijgen van hoe de ontwikkeling eruit komt te zien, daarom vraagt de provincie in dat geval een motivering, waaruit blijkt dat de ruimtelijke kwaliteit ten minste gelijk blijft.
De richtpunten voor ruimtelijke ontwikkelingen zijn ondergebracht bij de betreffende beleidskeuzes. Omdat een groot deel van de richtpunten gaan over kwaliteiten van de bepaalde landschappen is een groot deel van de richtpunten te vinden in de beleidskeuze landschap. De gebiedsgerichte uitwerking is nog in ontwikkeling. De gebiedsprofielen ruimtelijke kwaliteit vormen de basis voor deze uitwerking in een later stadium.
De provincie heeft, samen met betrokken partijen, zestien gebiedsprofielen ruimtelijke kwaliteit opgesteld voor het landelijk deel van de provincie. Het betreft een gebiedsgerichte uitwerking van de gebiedsidentiteit en richtpunten voor ruimtelijke ontwikkelingen. Een gebiedsprofiel beschrijft en visualiseert kenmerkende ruimtelijke elementen die van bovenregionaal belang zijn. Voorbeelden van kenmerkende ruimtelijke elementen zijn: de verkavelings- en waterstructuur, linten, laanbeplantingen, herkenbare dijken en openheid. De gebiedsprofielen geven invulling aan de gebiedsidentiteit met een overzicht van de landschappelijke waarden, waarmee bij ruimtelijke ingrepen rekening moet worden gehouden. De gebiedsprofielen bieden handvatten om te bepalen hoe groot de impact op de omgeving is en worden betrokken bij de planbeoordeling.
Ruimtelijke kwaliteit is vanuit het perspectief van de provincie sterk verbonden met het landschap. De provincie zet in op het versterken en benutten van de verschillen tussen de vier groepen landschappen: kustlandschappen, veen(weide) landschappen, deltarivierenlandschappen en stedelijke landschappen. De beleidskeuze landschap is opgezet vanuit deze vier landschapsgroepen waarbinnen meerdere landschapstypen worden uitgelegd met de bijbehorende richtpunten er in opgenomen. Het plangebied behoort tot de stedelijke landschappen,
Relatie met voorgenomen ontwikkeling
Het bestemmingsplan ziet enkel toe op het omzetten van een woonbestemming in een groenbestemming. Hiermee worden de bestaande kwaliteiten niet aangetast. Het bestemmingsplan past daarmee in het beleid zoals dat is neergelegd in de structuurvisie.
In de Omgevingsverordening vindt de juridische borging plaats van het provinciaal ruimtelijke beleid.
Uit kaart Regionale waterkeringen blijkt dat het plangebied voor een klein deel gelegen is binnen de gronden met de aanduiding regionale waterkering. De omgevingsverordening schrijft voor dat de betreffende kering en bijbehorende beschermingszone beschermd dienen te worden in het bestemmingsplan. Een bestemmingsplan voor deze gronden kan alleen worden vastgesteld wanneer door de beoogde ontwikkeling geen belemmeringen kunnen ontstaan voor het onderhoud, de veiligheid of de mogelijkheden voor versterking van de regionale waterkering. Hiertoe dient tevens advies gevraagd te worden aan de beheerder van de waterkering.
Verder zijn de gronden aangeduid op de kaart Ruimtelijke kwaliteit. Hiervoor is in de Omgevingsverordening bepaald dat een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, mits is aangetoond dat de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft. Daarbij dient rekening te worden gehouden met het gebiedstype en de relevante richtpunten voor ruimtelijke kwaliteit. Verder dient er een zorgvuldige afweging te zijn gemaakt ten aanzien van de locatiekeuze.
Volgens de Omgevingsverordening kan een bestemmingsplan voorzien in een ruimtelijke ontwikkeling onder de volgende voorwaarden:
Voor zover een ruimtelijke ontwikkeling een significante aantasting tot gevolg heeft van de wezenlijke kenmerken en waarden van belangrijke weidevogelgebieden, recreatiegebieden rond de stad, of karakteristieke landschapselementen, wordt deze aantasting gecompenseerd. De motivering bij het bestemmingsplan bevat in dat geval een verantwoording over de wijze van compensatie.
Volgens de kaart Ruimtelijke kwaliteit zijn op het plangebied voorts nog de volgende aanduidingen van toepassing:
Relatie met voorgenomen ontwikkeling
Het bestemmingsplan ziet enkel toe op het omzetten van een woonbestemming in een groenbestemming. Hiermee is er geen sprake van grote ontwikkelingen of ontwikkelingen met nadrukkelijke effecten op de omgeving en worden de bestaande kwaliteiten niet aangetast. Het bestemmingsplan is daarmee niet strijdig met de Omgevingsverordening.
Op 13 mei 2009 heeft het gemeentebestuur (toen nog gemeente Spijkenisse) de gemeentelijke structuurvisie voor de periode 2010-2020 vastgesteld.
De Structuurvisie geeft de ruimtelijke en functionele ontwikkeling in Spijkenisse op hoofdlijnen weer. De visie is het uitgangspunt voor de politieke agenda. Geen dichtgetimmerd eindplan, maar het vertrekpunt van de gemeente voor gesprekken met hogere overheden, marktpartijen en partners om ontwikkelingen en investeringen in de stad te initiëren. In de visie zijn de volgende kernkwaliteiten geformuleerd:
Uitsnede structuurvisiekaart
Het plangebied maakt volgens de structuurvisie deel uit van de Stadsentree Spijkenisserbrug. Het beleid is erop gericht deze stadsentree te verbeteren. De stadsentree is in de structuurvisie onderverdeeld in drie deelgebieden, namelijk:
Het plangebied is gelegen tussen het sportpark en de landtong.
Ten aanzien van Sportpark Oostbroek wordt in de structuurvisie het volgende gesteld:
"Door de windsingels rond de velden biedt Sportpark Oostbroek van een afstand het beeld
van grote groene kamers. Ideeën:
Met betrekking tot de landtong is het volgende bepaald:
"Deze ‘verborgen zone’ van de stadsentree Spijkenisserbrug biedt kansen voor allerlei
vormen van stedelijke dagrecreatie en vrijetijdsbesteding. Ideeën voor verbeteringen:
Relatie met voorgenomen ontwikkeling
Het bestemmingsplan ziet enkel toe op het omzetten van een woonbestemming in een groenbestemming. Hiermee is er geen sprake van grootschalige ontwikkelingen of ontwikkelingen met nadrukkelijke effecten op de omgeving en worden de bestaande kwaliteiten niet aangetast. Het bestemmingsplan is daarmee niet strijdig met de structuurvisie.
Het bestemmingsplan behelst de omzetting van een woonbestemming naar een groenbestemming. De bestemming groen is niet aan te merken als een gevoelige, beperkt kwetsbare, kwetsbare of risicovolle functie in de zin van de milieuwet- en regelgeving. Gelet op het voorgaande, zijn er geen milieu-onderzoeken uitgevoerd. Geconcludeerd kan worden dat de bestemmingsomzetting niet leidt tot enig negatief effect om de omgeving.
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.1. van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) worden, door middel van de op de verbeelding aangegeven bestemmingen, de in het plan begrepen gronden voor bepaalde doeleinden aangewezen. Daarbij worden regels gegeven voor het bouwen van bouwwerken en voor het gebruik van de bouwwerken en onbebouwde gronden.
Het bestemmingsplan bestaat uit de juridische bindende regels en verbeelding en gaat vergezeld van een toelichting. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.
De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. Op de verbeelding worden de bestemmingen weergeven, met daarbij de randvoorwaarden. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers en de overheid bindende deel van het bestemmingsplan.
De toelichting heeft geen bindende werking. De toelichting maakt juridisch ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.
Voor het verbeelden van de geometrisch bepaalde bestemmingen is een BGT-ondergrond gebruikt.
Dit bestand is opgebouwd in coördinaten in het stelsel van de Rijksdriehoeksmeting, of kortweg Rijksdriehoekscoördinaten (ook wel: RD-coördinaten). Dit zijn de coördinaten die in Nederland worden gebruikt als grondslag voor ondermeer geografische aanduidingen, waarbij de exacte locatie van een gebied wordt vastgelegd. In het plan is met behulp van lijnen, coderingen en arceringen aan gronden (en in dit geval ook wateren) een bepaalde bestemming toegekend. Binnen een bestemmingsvlak zijn met aanduidingen nadere regels aangegeven. Op een afdruk van de geometrische plaatsbepaling, de verbeelding, zijn alle bestemmingen en aanduidingen naast elkaar zichtbaar.
Hoofdstuk 1 inleidende regels
In dit hoofdstuk is een aantal begrippen verklaard dat gebruikt wordt in de regels. Een en ander voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen. Daarnaast is het artikel "wijze van meten” opgenomen, waarin bepaald is hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moet worden.
Hoofdstuk 2 bestemmingsregels
Algemeen
In dit hoofdstuk zijn de in het plan voorkomende bestemmingen geregeld. In ieder artikel is per bestemming bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bebouwingsregels er gelden.
Daarnaast zijn - voor zover nodig- per bestemming specifieke gebruiksregels gegeven. Het gaat om de (dubbel)bestemmingen: Groen, Waarde – Archeologie 1 en Waterstaat - Waterkering.
De genoemde bestemmingen worden hieronder kort toegelicht.
Groen
Binnen deze bestemming zijn groenvoorzieningen, fiets- en/of voetpaden toegestaan. Bijbehorende verhardingen en watergangen en aan de hoofdfunctie ondergeschikte verkeersvoorzieningen zijn ook mogelijk.
Waarde – Archeologie 1
Vanwege de mogelijke archeologische waarden is aan het gehele plangebied deze dubbelbestemming toegekend. Het gaat hier om de historische dijktracés (Waarde - Archeologie - 1). Hiervoor geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 50 cm beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlakte van meer dan 100 vierkante meter beslaan.
Waterstaat - Waterkering
Omdat het terrein zich in de beschermingszone van de waterkering bevindt, is deze dubbelbestemming opgenomen.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
In dit hoofdstuk worden, in aanvulling op de bestemmingsbepalingen, aanvullende regels gesteld. Het artikel 'Antidubbeltelregel' bevat de bepaling dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven, of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing blijft.
Verder worden in dit hoofdstuk algemene gebruiks- en aanduidingsregels opgenomen. In de gebruiksregels is opgenomen welke zaken in ieder geval als strijdig met het bestemmingsplan worden beschouwd. In de algemene aanduidingsregels is een regeling opgenomen dat er geen geluidgevoelige functies mogen worden opgericht. Dit vanwege de ligging van het plangebied binnen de geluidszone van het industrieterrein Botlek/Pernis
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
In de overgangsregels is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik, dat al bestond bij het opstellen van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. In de slotregel is de naam van het plan bepaald. Onder deze naam kan het bestemmingsplan aangehaald worden.
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in de plantoelichting minimaal inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Tevens moeten, indien sprake is van ontwikkelingen waarvoor de gemeente redelijkerwijs kosten moet maken (bijvoorbeeld voor de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, en de plankosten), deze kosten worden verhaald op de initiatiefnemer c.q. ontwikkelaar. Het onderhavige bestemmingsplan omvat geen bouwplan in de zin van de Wet ruimtelijke ordening, zodat een exploitatieplan niet aan de orde is. Er hoeven door de gemeente evenmin kosten worden gemaakt, behoudens plankosten.
Gezien het feit dat het bestemmingsplan toeziet op het omzetten van een woonbestemming in een groenbestemming en gezien het bovenstaande wordt de economische uitvoerbaarheid van het plan voldoende gewaarborgd geacht.
De ontwikkeling wordt passend geacht binnen de actuele beleidskaders van het rijk, de provincie en
gemeente. Daarmee wordt verondersteld dat er voldoende draagvlak is. Bovendien wordt in de bestemmingsplanprocedure de mogelijkheid geboden om inspraak- en vooroverlegreacties alsmede zienswijzen in te dienen (zie ook hoofdstuk 7 van deze toelichting).
Gezien het bovenstaande wordt de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan voldoende gewaarborgd geacht
Het bestemmingsplan is bindend voor zowel de overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor controle en handhaving ligt bij de gemeente. Handhaving kan worden omschreven als elke handeling die erop gericht is de naleving van regelgeving te bevorderen of een overtreding te beëindigen. Het doel van handhaving is om de duurzame bescherming van mens en omgeving te waarborgen. Binnen het kader van het bestemmingsplan heeft regelgeving met name betrekking op de Wet ruimtelijke ordening (Wro), de Woningwet (Ww) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Bij overtreding van deze regelgeving moet gedacht worden aan bouwen zonder omgevingsvergunning voor het bouwen, bouwen in afwijking van een verleende vergunning, het handelen zonder of in afwijking van een noodzakelijke vergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en voor werkzaamheden (de vroegere aanlegvergunning) en het gebruik van gronden en opstallen in strijd met de gebruiksregels van het bestemmingsplan of een afwijking.
De handhaafbaarheid van een bestemmingsplan is met name afhankelijk van het draagvlak van de regels onder de burgers en van de duidelijkheid van de regels.
Conform artikel 3.1.1. van het Bro dienen burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met de rijks- en provinciale diensten die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
Het voorontwerp-bestemmingsplan “Plaatweg 1, Spijkenisse is ten behoeve van het vooroverleg gezonden aan diverse instanties. PM
Na afronding van de inspraakprocedure en het vooroverleg wordt de formele bestemmingsplanprocedure gestart.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van PM tot PM ter inzage gelegen. Een ieder is in de gelegenheid gesteld schriftelijk en/of mondeling een zienswijze op het plan in te dienen.
PM