direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Plaatweg 1, Spijkenisse
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1930.BPPlaatweg1-2001

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

HVC Landwind is voornemens om op de Brielse Maasdijk een windpark te realiseren met een opgesteld windturbinevermogen van circa 25 tot 35 Megawatt (MW). Het is de bedoeling om in totaal 5 windturbines te realiseren. De geluidcontour Lden 47 dB (voormalige normstelling) van de meest oostelijke windturbine (nummer 10) overlapt met de woning gelegen op het adres Plaatweg 1, Spijkenisse. Om de windturbine te kunnen realiseren heeft HVC Landwind de betreffende woning aangekocht teneinde de mogelijkheid te hebben om de woonbestemming ter plaatse te beëindigen en te vervangen door een andere bestemming.

Daartoe is voorliggend bestemmingsplan opgesteld.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied, te weten het perceel Plaatweg 1, is gelegen aan de noordrand van Spijkenisse, in de zuidelijke oksel van het Hartelkanaal en de rivier de Oude Maas.

afbeelding "i_NL.IMRO.1930.BPPlaatweg1-2001_0001.png"

Ligging in groter verband, het plangebied bevindt zich ter plaatse van de locatie-aanduider

afbeelding "i_NL.IMRO.1930.BPPlaatweg1-2001_0002.png"

De locatie, het pand met het oranje dak is de woning Plaatweg 1

1.3 Vigerende planologische situatie

Voor het plangebied vigeert de beheersverordening Hartel-Oostbroek, vastgesteld op 24 april 2013 door de gemeenteraad van de toenmalige gemeente Spijkenisse. Daarin is bepaald dat de in het verordeningsgebied gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik en dat bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie.

Voor de onderhavige locatie betekent dit dat de gronden bestemd zijn voor wonen in grondgebonden woningen en voor bij deze doeleinden behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1930.BPPlaatweg1-2001_0003.png"

Uitsnede plankaart

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 1 worden enkele algemene, in ieder bestemmingsplan voorkomende, onderdelen beschreven. Hoofdstuk 2 beschrijft de toekomstige situatie. Vervolgens komt in hoofdstuk 3 het beleidskader aan de orde. In hoofdstuk 4 wordt kort ingegaan op het feit dat er geen onderzoeken zijn uitgevoerd voor de beoogde ontwikkeling. De juridische planbeschrijving is opgenomen in hoofdstuk 5. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid. In hoofdstuk 7 is de procedure voor dit bestemmingsplan beschreven.

Hoofdstuk 2 Beschrijving plan

Op de locatie Plaatweg 1 is momenteel een grondgebonden woning gelegen. Het bouwjaar van deze woning is 1953. De inhoud van de woning bedraagt 414 m3 en de bebouwde oppervlakte 100 m2. De woning is opgetrokken in metselwerk met een spouwmuur.

Doel van het bestemmingsplan is het verwijderen van de aan het perceel toegekende woonbestemming. Om de omgevingsvergunningprocedure voor het beoogde windpark niet onnodig te belasten, dient dit zo spoedig mogelijk te geschieden. Op dit moment is echter nog niet duidelijk welke bestemming aan het perceel en de woning kan worden toegekend. Gedacht wordt aan een maatschappelijke of recreatieve bestemming. Naar de haalbaarheid en wenselijkheid daarvan wordt door de eigenaar momenteel onderzoek gedaan. Tevens zullen de mogelijkheden in en met de omgevingsadviesraad en met de gemeente worden besproken. Wanneer duidelijkheid over de nieuwe functie is verkregen, zal hiervoor een wijziging omgevingsplan onder de nieuwe Omgevingswet worden doorlopen.

In de tussentijd wordt ervoor gekozen om een bestemming 'Groen' aan de gronden toe te kennen. De woning is momenteel in bruikleen volgens tijdelijk leegstandsbeheer; de bruikleenovereenkomst is maandelijks opzegbaar en kan dus ieder moment beëindigd worden door HVC. De eigenaar HVC heeft aangegeven de bruikleen te zullen beëindigen op het moment dat de omgevingsvergunning voor de windturbines onherroepelijk is geworden. Vanaf dat moment zal het object in de bouwperiode tijdelijk worden gebruikt als Compound Area. Dat wil zeggen dat het object zal gaan dienen als bouwkantoor voor HVC en haar contractpartijen en tevens gebruikt zal worden voor enige parkeer- en opslagvoorzieningen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie

De in september 2020 vastgestelde Nationale omgevingsvisie (NOVI) vervangt de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De NOVI stelt een nieuwe aanpak voor: integraal, samen met andere overheden en maatschappelijke organisaties, en met meer regie vanuit het Rijk.

De NOVI beschrijft een toekomstperspectief met ambities. Daarnaast beschrijft de NOVI nationale belangen in de fysieke leefomgeving en de daaruit voortkomende opgaven. Die opgaven zijn in feite het verschil tussen de ambitie en de huidige situatie en verwachte ontwikkelingen. Waar de opgaven vragen om een geïntegreerde benadering, komen deze samen in 4 prioriteiten:

  • 1. ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  • 2. een duurzaam en (circulair) economisch groeipotentieel;
  • 3. sterke en gezonde steden en regio’s;
  • 4. een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.


Relatie met voorgenomen ontwikkeling 

Gezien het hoge abstractieniveau van de nationale belangen uit de NOVI, heeft het NOVI geen directe implicaties voor de ontwikkeling en kan de voorgenomen ontwikkeling in algemene zin bijdragen aan de belangen uit het NOVI. Het NOVI heeft in ieder geval geen consequenties voor de voorgenomen ontwikkeling.

3.1.2 Barro & Rarro

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn geen onderwerpen opgenomen die toezien op deze locatie. In de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) is aangegeven dat het plangebied gelegen is in een radarverstoringsgebied waarvoor geldt dat een hoogte van maximaal 90 meter ten opzichte van NAP is toegestaan.

Relatie met voorgenomen ontwikkeling

Het bestemmingsplan maakt slechts bouwwerken van een beperkte hoogte mogelijk. Het bestemmingsplan leidt niet tot strijdigheden met het Barro en Rarro.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Zuid-Holland, herziening 2021

De Omgevingsvisie Zuid-Holland, herziening 2021, is vastgesteld op 2 februari 2022.

De provincie stuurt in haar omgevingsvisie op behoud en versterking van de ruimtelijke kwaliteit, als onderdeel van de kwaliteit van de leefomgeving. Ruimtelijke kwaliteit is het evenwicht en samenspel van toekomstwaarde, gebruikswaarde en belevingswaarde. Ruimtelijke ontwikkelingen moeten niet alleen functioneel zijn, maar ook duurzaam houdbaar (of bewust tijdelijk) en in hun uiterlijke verschijning op een positieve manier bijdragen aan de kwaliteit van de omgeving. Ruimtelijke kwaliteit begint met het kiezen van de juiste plek voor nieuwe ontwikkelingen.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de gebruikswaarde, de toekomstwaarde en de belevingswaarde van een gebied. Het gaat daarbij onder andere om gebiedskenmerken zoals de aard en schaal, om duurzaam gebruik van de ondergrond, de versterking van de ruimtelijke opbouw en de inpassing in de wijdere omgeving. Waar binnen de provincie het beste bepaalde ontwikkelingen plaats kunnen vinden, ‘de juiste ontwikkeling op de juiste plek’, is onderdeel van een integrale belangenafweging en bijvoorbeeld terug te vinden in de ruimtelijke hoofdstructuur.

Hoe ruimtelijke ontwikkelingen een bijdrage kunnen leveren aan het behouden en versterken van ruimtelijke kwaliteit is een ontwerpopgave. Om hier richting aan te geven, heeft de provincie richtpunten voor ruimtelijke ontwikkelingen opgesteld. De provincie zet de richtpunten in bij de planbeoordeling. Om te kunnen bepalen of een ontwikkeling past bij de gebiedskwaliteit, onderscheidt de provincie de kwaliteit van gebieden en worden bijzondere waarden beschermd.

Ruimtelijke ontwikkelingen worden beoordeeld op hun impact op de omgeving. Vooral bij ontwikkelingen met een grote impact is het belangrijk ook een beeld te krijgen van hoe de ontwikkeling eruit komt te zien, daarom vraagt de provincie in dat geval een motivering, waaruit blijkt dat de ruimtelijke kwaliteit ten minste gelijk blijft.

De richtpunten voor ruimtelijke ontwikkelingen zijn ondergebracht bij de betreffende beleidskeuzes. Omdat een groot deel van de richtpunten gaan over kwaliteiten van de bepaalde landschappen is een groot deel van de richtpunten te vinden in de beleidskeuze landschap. De gebiedsgerichte uitwerking is nog in ontwikkeling. De gebiedsprofielen ruimtelijke kwaliteit vormen de basis voor deze uitwerking in een later stadium.

De provincie heeft, samen met betrokken partijen, zestien gebiedsprofielen ruimtelijke kwaliteit opgesteld voor het landelijk deel van de provincie. Het betreft een gebiedsgerichte uitwerking van de gebiedsidentiteit en richtpunten voor ruimtelijke ontwikkelingen. Een gebiedsprofiel beschrijft en visualiseert kenmerkende ruimtelijke elementen die van bovenregionaal belang zijn. Voorbeelden van kenmerkende ruimtelijke elementen zijn: de verkavelings- en waterstructuur, linten, laanbeplantingen, herkenbare dijken en openheid. De gebiedsprofielen geven invulling aan de gebiedsidentiteit met een overzicht van de landschappelijke waarden, waarmee bij ruimtelijke ingrepen rekening moet worden gehouden. De gebiedsprofielen bieden handvatten om te bepalen hoe groot de impact op de omgeving is en worden betrokken bij de planbeoordeling.

Ruimtelijke kwaliteit is vanuit het perspectief van de provincie sterk verbonden met het landschap. De provincie zet in op het versterken en benutten van de verschillen tussen de vier groepen landschappen: kustlandschappen, veen(weide) landschappen, deltarivierenlandschappen en stedelijke landschappen. De beleidskeuze landschap is opgezet vanuit deze vier landschapsgroepen waarbinnen meerdere landschapstypen worden uitgelegd met de bijbehorende richtpunten er in opgenomen. Het plangebied behoort tot de stedelijke landschappen,

Relatie met voorgenomen ontwikkeling

Het bestemmingsplan ziet enkel toe op het omzetten van een woonbestemming in een groenbestemming. Hiermee worden de bestaande kwaliteiten niet aangetast. Het bestemmingsplan past daarmee in het beleid zoals dat is neergelegd in de structuurvisie.

3.2.2 Omgevingsverordening Zuid-Holland

In de Omgevingsverordening vindt de juridische borging plaats van het provinciaal ruimtelijke beleid.

Uit kaart Regionale waterkeringen blijkt dat het plangebied voor een klein deel gelegen is binnen de gronden met de aanduiding regionale waterkering. De omgevingsverordening schrijft voor dat de betreffende kering en bijbehorende beschermingszone beschermd dienen te worden in het bestemmingsplan. Een bestemmingsplan voor deze gronden kan alleen worden vastgesteld wanneer door de beoogde ontwikkeling geen belemmeringen kunnen ontstaan voor het onderhoud, de veiligheid of de mogelijkheden voor versterking van de regionale waterkering. Hiertoe dient tevens advies gevraagd te worden aan de beheerder van de waterkering.

Verder zijn de gronden aangeduid op de kaart Ruimtelijke kwaliteit. Hiervoor is in de Omgevingsverordening bepaald dat een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, mits is aangetoond dat de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft. Daarbij dient rekening te worden gehouden met het gebiedstype en de relevante richtpunten voor ruimtelijke kwaliteit. Verder dient er een zorgvuldige afweging te zijn gemaakt ten aanzien van de locatiekeuze.

Volgens de Omgevingsverordening kan een bestemmingsplan voorzien in een ruimtelijke ontwikkeling onder de volgende voorwaarden:

  • de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, voorziet geen wijziging op structuurniveau, past bij de aard en schaal van het gebied en houdt rekening met de relevante richtpunten ruimtelijke kwaliteit, zodanig dat de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft. In dit geval is er sprake van inpassen;
  • de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, maar veroorzaakt wijziging op structuurniveau. Een dergelijke ontwikkeling wordt alleen toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft door zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de relevante richtpunten ruimtelijke kwaliteit. In dit geval is er sprake van aanpassen;
  • de ruimtelijke ontwikkeling past niet binnen de bestaande gebiedsidentiteit. Een dergelijke ontwikkeling wordt uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door een integraal ontwerp. Daarin wordt behalve aan de ruimtelijke kwaliteit van het gehele gebied ook aandacht besteed aan de fysieke en visuele overgang naar de omgeving en de fasering in ruimte en tijd en wordt ook rekening gehouden met de relevante richtpunten ruimtelijke kwaliteit. In dit geval is er sprake van transformeren.

Voor zover een ruimtelijke ontwikkeling een significante aantasting tot gevolg heeft van de wezenlijke kenmerken en waarden van belangrijke weidevogelgebieden, recreatiegebieden rond de stad, of karakteristieke landschapselementen, wordt deze aantasting gecompenseerd. De motivering bij het bestemmingsplan bevat in dat geval een verantwoording over de wijze van compensatie.

Volgens de kaart Ruimtelijke kwaliteit zijn op het plangebied voorts nog de volgende aanduidingen van toepassing:

  • Beschermingscategorie 3 Buitengebied
    Hiervoor geldt dat ontwikkelingen uitsluitend zijn toegestaan indien de openheid en het groene karakter van het landschap niet onevenredig worden aangetast, blijkens een afdoende motivering die tevens ingaat op de keuze voor een locatie buiten bestaand stads- en dorps gebied. In de betreffende motivering moeten in ieder geval worden betrokken (1) de openheid en de structuur van het landschap en de vergezichten daarin, (2) de relatie tussen stad en buitengebied en het onderscheid daartussen, (3) het groene karakter, het type functies en de kenmerkende verschijningsvormen van het landschap en (4) de herkenbaarheid van de ontstaansgeschiedenis van het landschap.
  • Beschermingscategorie 2 Recreatiegebied
    Hiervoor geldt dat de ontwikkeling geen beperking mag opleveren voor de openbare toegankelijkheid van het gebied, rekening houdend met het huidige gebruik van het gebied. De ontwikkeling dient tevens gericht te zijn op de vergroting van de diversiteit en de kwaliteit van het recreatiegebied en moet ook de recreatieve waarde van het gebied versterken. Daarnaast dient de ontwikkeling te passen bij de uitstraling en het recreatieve gebruik van het gebied en moet de ontwikkeling bijdragen aan de samenhang tussen binnenstedelijke en buitenstedelijke groen- en waterstructuren. Bovendien dient de ontwikkeling zo mogelijk te worden gekoppeld aan recreatie knooppunten en cultuurhistorisch erfgoed.
  • Beschermingscategorie 2 Groene buffers
    Hiervoor geldt dat een ruimtelijke ontwikkeling geen grootschalige ontwikkelingen mag behelzen en dat de bufferfunctie blijkens een afdoende motivering niet onevenredig wordt verstoord. In de motivering moet daarbij worden ingegaan op (1) de functie van het gebied als tegenhanger van de stedelijke verdichting en stedelijke dynamiek, (2) de identiteit die het gebied verleent aan de nabij gelegen stedelijke omgeving, (3) de bescherming die het gebied biedt tegen grootschalige stedelijke ontwikkeling en (4) de recreatieve gebruiks- en belevingswaarde en de contrastkwaliteit met het stedelijk gebied.

Relatie met voorgenomen ontwikkeling

Het bestemmingsplan ziet enkel toe op het omzetten van een woonbestemming in een groenbestemming. Hiermee is er geen sprake van grote ontwikkelingen of ontwikkelingen met nadrukkelijke effecten op de omgeving en worden de bestaande kwaliteiten niet aangetast. Het bestemmingsplan is daarmee niet strijdig met de Omgevingsverordening.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie 2010-2020

Op 13 mei 2009 heeft het gemeentebestuur (toen nog gemeente Spijkenisse) de gemeentelijke structuurvisie voor de periode 2010-2020 vastgesteld.

De Structuurvisie geeft de ruimtelijke en functionele ontwikkeling in Spijkenisse op hoofdlijnen weer. De visie is het uitgangspunt voor de politieke agenda. Geen dichtgetimmerd eindplan, maar het vertrekpunt van de gemeente voor gesprekken met hogere overheden, marktpartijen en partners om ontwikkelingen en investeringen in de stad te initiëren. In de visie zijn de volgende kernkwaliteiten geformuleerd:

  • 1. Ligging aan de rand van de Randstad tussen stad en strand
  • 2. Stadsranden en stadsentrees
  • 3. Verbindende elementen
  • 4. Wonen in Spijkenisse
  • 5. Kwalitatief hoogwaardig stadscentrum
  • 6. Sociaal-culturele kwaliteiten

afbeelding "i_NL.IMRO.1930.BPPlaatweg1-2001_0004.png"

Uitsnede structuurvisiekaart

Het plangebied maakt volgens de structuurvisie deel uit van de Stadsentree Spijkenisserbrug. Het beleid is erop gericht deze stadsentree te verbeteren. De stadsentree is in de structuurvisie onderverdeeld in drie deelgebieden, namelijk:

  • Haven Noord
  • Sportpark Oostbroek
  • Landtong

Het plangebied is gelegen tussen het sportpark en de landtong.

Ten aanzien van Sportpark Oostbroek wordt in de structuurvisie het volgende gesteld:

"Door de windsingels rond de velden biedt Sportpark Oostbroek van een afstand het beeld

van grote groene kamers. Ideeën:

  • Krijtlijnsportvelden handhaven.
  • Sportpark multifunctioneel bruikbaar en toegankelijk maken voor verenigingen, particulier gebruik en onderwijs.
  • Effectiever en intensiever gebruik maken van het sportpark, bijvoorbeeld door kunstgras aan te leggen en nieuwe sportaccommodaties te bouwen. Ook een combinatie van onderwijsvoorzieningen en de sportvelden behoort tot de mogelijkheden.
  • Het realiseren van een grootschalige overdekte speelvoorziening is een nadrukkelijke wens."

Met betrekking tot de landtong is het volgende bepaald:

"Deze ‘verborgen zone’ van de stadsentree Spijkenisserbrug biedt kansen voor allerlei

vormen van stedelijke dagrecreatie en vrijetijdsbesteding. Ideeën voor verbeteringen:

  • Thema kiezen: actieve outdoor sport op en aan het water.
  • Thema gerelateerde functies toelaten en indien nodig werven.
  • Voorzieningen treffen om het functioneren van het ‘Spijkenisse strand’ te verbeteren.
  • Wielerbaan bouwen en multifunctioneel gebruiken, bijvoorbeeld door combinatie met een klimwand.
  • De Landtong positioneren als onderdeel van het regionale netwerk van recreatieve routes, zoals het ‘rondje’ Voorne-Putten."

Relatie met voorgenomen ontwikkeling

Het bestemmingsplan ziet enkel toe op het omzetten van een woonbestemming in een groenbestemming. Hiermee is er geen sprake van grootschalige ontwikkelingen of ontwikkelingen met nadrukkelijke effecten op de omgeving en worden de bestaande kwaliteiten niet aangetast. Het bestemmingsplan is daarmee niet strijdig met de structuurvisie.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Het bestemmingsplan behelst de omzetting van een woonbestemming naar een groenbestemming. De bestemming groen is niet aan te merken als een gevoelige, beperkt kwetsbare, kwetsbare of risicovolle functie in de zin van de milieuwet- en regelgeving. Gelet op het voorgaande, zijn er geen milieu-onderzoeken uitgevoerd. Geconcludeerd kan worden dat de bestemmingsomzetting niet leidt tot enig negatief effect om de omgeving.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Planmethodiek


Overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.1. van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) worden, door middel van de op de verbeelding aangegeven bestemmingen, de in het plan begrepen gronden voor bepaalde doeleinden aangewezen. Daarbij worden regels gegeven voor het bouwen van bouwwerken en voor het gebruik van de bouwwerken en onbebouwde gronden.

Het bestemmingsplan bestaat uit de juridische bindende regels en verbeelding en gaat vergezeld van een toelichting. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.

De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. Op de verbeelding worden de bestemmingen weergeven, met daarbij de randvoorwaarden. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers en de overheid bindende deel van het bestemmingsplan.

De toelichting heeft geen bindende werking. De toelichting maakt juridisch ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.

5.2 Verbeelding


Voor het verbeelden van de geometrisch bepaalde bestemmingen is een BGT-ondergrond gebruikt.

Dit bestand is opgebouwd in coördinaten in het stelsel van de Rijksdriehoeksmeting, of kortweg Rijksdriehoekscoördinaten (ook wel: RD-coördinaten). Dit zijn de coördinaten die in Nederland worden gebruikt als grondslag voor ondermeer geografische aanduidingen, waarbij de exacte locatie van een gebied wordt vastgelegd. In het plan is met behulp van lijnen, coderingen en arceringen aan gronden (en in dit geval ook wateren) een bepaalde bestemming toegekend. Binnen een bestemmingsvlak zijn met aanduidingen nadere regels aangegeven. Op een afdruk van de geometrische plaatsbepaling, de verbeelding, zijn alle bestemmingen en aanduidingen naast elkaar zichtbaar.

5.3 Regels


Hoofdstuk 1 inleidende regels 

In dit hoofdstuk is een aantal begrippen verklaard dat gebruikt wordt in de regels. Een en ander voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen. Daarnaast is het artikel "wijze van meten” opgenomen, waarin bepaald is hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moet worden.


Hoofdstuk 2 bestemmingsregels 

Algemeen

In dit hoofdstuk zijn de in het plan voorkomende bestemmingen geregeld. In ieder artikel is per bestemming bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bebouwingsregels er gelden.

Daarnaast zijn - voor zover nodig- per bestemming specifieke gebruiksregels gegeven. Het gaat om de (dubbel)bestemmingen: Groen, Waarde – Archeologie 1 en Waterstaat - Waterkering.
De genoemde bestemmingen worden hieronder kort toegelicht.

Groen

Binnen deze bestemming zijn groenvoorzieningen, fiets- en/of voetpaden toegestaan. Bijbehorende verhardingen en watergangen en aan de hoofdfunctie ondergeschikte verkeersvoorzieningen zijn ook mogelijk.

Waarde – Archeologie 1

Vanwege de mogelijke archeologische waarden is aan het gehele plangebied deze dubbelbestemming toegekend. Het gaat hier om de historische dijktracés (Waarde - Archeologie - 1). Hiervoor geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 50 cm beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlakte van meer dan 100 vierkante meter beslaan.

Waterstaat - Waterkering

Omdat het terrein zich in de beschermingszone van de waterkering bevindt, is deze dubbelbestemming opgenomen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels 

In dit hoofdstuk worden, in aanvulling op de bestemmingsbepalingen, aanvullende regels gesteld. Het artikel 'Antidubbeltelregel' bevat de bepaling dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven, of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing blijft.

Verder worden in dit hoofdstuk algemene gebruiks- en aanduidingsregels opgenomen. In de gebruiksregels is opgenomen welke zaken in ieder geval als strijdig met het bestemmingsplan worden beschouwd. In de algemene aanduidingsregels is een regeling opgenomen dat er geen geluidgevoelige functies mogen worden opgericht. Dit vanwege de ligging van het plangebied binnen de geluidszone van het industrieterrein Botlek/Pernis

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels 

In de overgangsregels is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik, dat al bestond bij het opstellen van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. In de slotregel is de naam van het plan bepaald. Onder deze naam kan het bestemmingsplan aangehaald worden.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid


Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in de plantoelichting minimaal inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Tevens moeten, indien sprake is van ontwikkelingen waarvoor de gemeente redelijkerwijs kosten moet maken (bijvoorbeeld voor de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, en de plankosten), deze kosten worden verhaald op de initiatiefnemer c.q. ontwikkelaar. Het onderhavige bestemmingsplan omvat geen bouwplan in de zin van de Wet ruimtelijke ordening, zodat een exploitatieplan niet aan de orde is. Er hoeven door de gemeente evenmin kosten worden gemaakt, behoudens plankosten.

Gezien het feit dat het bestemmingsplan toeziet op het omzetten van een woonbestemming in een groenbestemming en gezien het bovenstaande wordt de economische uitvoerbaarheid van het plan voldoende gewaarborgd geacht.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid


De ontwikkeling wordt passend geacht binnen de actuele beleidskaders van het rijk, de provincie en
gemeente. Daarmee wordt verondersteld dat er voldoende draagvlak is. Bovendien wordt in de bestemmingsplanprocedure de mogelijkheid geboden om inspraak- en vooroverlegreacties alsmede zienswijzen in te dienen (zie ook hoofdstuk 7 van deze toelichting).

Gezien het bovenstaande wordt de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan voldoende gewaarborgd geacht

6.3 Handhaving


Het bestemmingsplan is bindend voor zowel de overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor controle en handhaving ligt bij de gemeente. Handhaving kan worden omschreven als elke handeling die erop gericht is de naleving van regelgeving te bevorderen of een overtreding te beëindigen. Het doel van handhaving is om de duurzame bescherming van mens en omgeving te waarborgen. Binnen het kader van het bestemmingsplan heeft regelgeving met name betrekking op de Wet ruimtelijke ordening (Wro), de Woningwet (Ww) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Bij overtreding van deze regelgeving moet gedacht worden aan bouwen zonder omgevingsvergunning voor het bouwen, bouwen in afwijking van een verleende vergunning, het handelen zonder of in afwijking van een noodzakelijke vergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en voor werkzaamheden (de vroegere aanlegvergunning) en het gebruik van gronden en opstallen in strijd met de gebruiksregels van het bestemmingsplan of een afwijking.


De handhaafbaarheid van een bestemmingsplan is met name afhankelijk van het draagvlak van de regels onder de burgers en van de duidelijkheid van de regels.

Hoofdstuk 7 Procedure

7.1 Vooroverleg


Conform artikel 3.1.1. van het Bro dienen burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met de rijks- en provinciale diensten die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.


Het voorontwerp-bestemmingsplan “Plaatweg 1, Spijkenisse is ten behoeve van het vooroverleg gezonden aan diverse instanties. PM

7.2 Ontwerpfase


Na afronding van de inspraakprocedure en het vooroverleg wordt de formele bestemmingsplanprocedure gestart.

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van PM tot PM ter inzage gelegen. Een ieder is in de gelegenheid gesteld schriftelijk en/of mondeling een zienswijze op het plan in te dienen.

7.3 Vaststellingsfase

PM