direct naar inhoud van Regels
Plan: Heenvliet Zuid
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1930.BPHNVHEENVLIETZUID-3001

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Heenvliet Zuid met identificatienummer NL.IMRO.1930.BPHNVHEENVLIETZUID-3001 van de gemeente Nissewaard;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 archeologische waarde

de in het kader van dit plan aan het gebied toegekende waarde gekenmerkt door voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen direct onder het aardoppervlak;

1.6 bebouwing

één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.7 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.8 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.9 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.10 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.11 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.12 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.13 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangegeven, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.14 bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.15 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.16 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.17 detailhandel non-food

detailhandel waar geen voedingsproducten worden verkocht;

1.18 detailhandel food

detailhandel in de vorm van een zelfbedieningswinkel hoofdzakelijk gericht op de verkoop van levensmiddelen, voedingsmiddelen inclusief vers artikelen, zoals groente, brood, vlees en zuivel en kleine huishoudelijke artikelen;

1.19 detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel in goederen van grote omvang, die vanwege de aard en omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals: bouwmarkten, grootschalige meubelbedrijven, keuken-, sanitair- en tegelbedrijven en de verkoop van auto's, boten, caravans en tuinartikelen;

1.20 dienstverlening

dienstverlening door een bedrijf of instelling dat in hoofdzaak baliewerkzaamheden verricht of andere diensten verleent, gericht op het publiek, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus e.d.. Hieronder worden niet verstaan belhuizen;

1.21 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.22 geluidsgevoelige functies

geluidsgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder, te weten:

  • a. een onderwijsgebouw;
  • b. een ziekenhuis;
  • c. een verpleeghuis;
  • d. een verzorgingstehuis;
  • e. een pscychiatrische inrichting;
  • f. een kinderdagverblijf
1.23 hoofdgebouw

een of meer panden of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.24 kantoor

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden;

1.25 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, als ook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.26 maaiveld

de hoogte van het afgewerkte bouwterrein;

1.27 nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

1.28 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.29 ondergeschikte horeca

een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is, maar waar men ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren;

1.30 overkapping

een bijbehorend bouwwerk voorzien van een gesloten dak;

1.31 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.32 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, escortbedrijf, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.33 voorgevel

de gevel waarin zich de hoofdingang van een hoofdgebouw bevindt;

1.34 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit, waaronder duikers, stuwen, gemalen, inlaten en watergangen ten behoeve van berging en infiltratie van hemelwater;

1.35 zelfstandig kantoor

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het verlenen van diensten als genoemd onder het begrip 'kantoor', waarbij de dienstverlening niet ten dienste staat van en verbonden is aan de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, maar een afzonderlijke eenheid vormt.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstanden

van gebouwen onderling alsmede afstanden van bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot de bouwperceelgrens worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn;

2.2 afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;

2.3 bebouwd oppervlakte

optellen van de oppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen en overkappingen tezamen, tenzij in deze regels anders is bepaald;

2.4 bebouwingspercentage

het deel van het bouwblok uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden;

2.5 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren;

2.6 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.7 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c;q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.8 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.10 peil
  • a. voor een gebouw op een perceel, waarvan de hoofdtoegang aan een weg, pad of stoep grenst: de hoogte van die weg, dat pad of die stoep ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan een weg, pad, of stoep grenst: de hoogte van het oorspronkelijke afgewerkte maaiveld ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. voor een bouwwerk waarbij geen sprake is van een toegang: het gemiddelde afgewerkte maaiveld ter plaatse van dat bouwwerk;
2.11 ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als:

  • 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en uitbouwen met een oppervlakte van 2 m² of kleiner;
  • 2. overstekende daken tot ten hoogste 1 m;
  • 3. luifels als geïntegreerd onderdeel van een uitbouw;
  • 4. buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt ten opzichte van de bouwgrens of de maximale bouwhoogte.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen, met uitzondering van nieuwe geluidsgevoelige functies;
  • b. detailhandelsbedrijven, uitsluitend op de eerste bouwlaag en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - non-food' en 'specifieke vorm van detailhandel-food';
  • c. kantoren, uitsluitend ten behoeve van de onder a en b genoemde functies;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - non-food'; uitsluitend detailhandelsbedrijven in non-food;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - food'; uitsluitend detailhandelsbedrijven in food;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'water': een waterhuishoudkundige voorziening;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. speelvoorzieningen;
  • l. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Hoofdgebouwen

Ten aanzien van de in lid 3.1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de hoogte zoals aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)'.

3.2.2 Bijbehorende bouwwerken
  • a. bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat een bijbehorend bouwwerk op een afstand van niet minder dan 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel achter het verlengde daarvan, dient te worden gebouwd;
  • b. de goot- en/of bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waartoe deze bebouwing behoort, vermeerderd met 0,30 m;
  • c. de goot- en/of bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. overkappingen zijn toegestaan, met dien verstande dat de bouwhoogte van overkappingen niet meer mag bedragen dan 3 meter;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder d bedraagt de bouwhoogte van een expeditie ten hoogste de hoogte zoals aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)'.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheiding voor de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m;
  • c. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • d. de bouwhoogte van kunstobjecten en lichtmasten mag niet meer bedragen dan 8 m;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

3.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan:

  • a. de situering en afmetingen van bebouwing, indien dit naar hun oordeel noodzakelijk is in verband met het realiseren van de met het plan beoogde ruimtelijke kwaliteit;
  • b. de afsluitbaarheid van de mechanische ventilatie, met het oog op het aspect externe veiligheid, ter bescherming van de bloottstelling aan toxische gassen.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Algemeen
  • a. detailhandel in voluminieuze goederen is niet toegestaan;
  • b. zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan.
3.4.2 Voorwaardelijke verplichting - watergang

Een omgevingsvergunning voor het gebruik van de gronden zoals bedoeld in artikel 3.1 wordt slechts verleend indien ter plaatse van de aanduiding 'water' een watergang gerealiseerd wordt met een minimale oppervlakte van 720 m2 , ten behoeve van de verbinding van twee waterpartijen.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bermen en beplantingen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'antennemast'; een antennemast;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'water'; waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals speelvoorzieningen, voorzieningen voor verkeer en verblijf, nutsvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op of in deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan en gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • b. de bouwhoogte van kunstobjecten en lichtmasten mag niet meer bedragen dan 8 meter;
  • c. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 4 meter;
  • d. de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'antennemast' mag niet meer bedragen dan 30 meter.
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 meter.
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Voorwaardelijke verplichting - watergang

Een omgevingsvergunning voor het gebruik van de gronden zoals bedoeld in artikel 4.1 wordt slechts verleend indien ter plaatse van de aanduiding 'water' een watergang gerealiseerd wordt met een minimale oppervlakte van 720 m2 , ten behoeve van de verbinding van twee waterpartijen.

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. voet- en fietspaden;
  • d. groen- en speelvoorzieningen;
  • e. straatmeubilair en nutsvoorzieningen;
  • f. afvalverzamelvoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op of in deze gronden zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan en gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • b. de bouwhoogte van kunstobjecten en lichtmasten mag niet meer bedragen dan 8 meter;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 6 m.

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water, waterpartijen, waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. taluds, bruggen, steigers, duikers, dammen, kade en dijksloten;
  • c. oeverbeschoeiingen, groenvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op of in deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan en geldt dat de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt.

Artikel 7 Leiding - Riool

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor de aanleg en instandhouding van een rioolpersleiding alsmede secundair voor de andere op deze gronden liggende bestemmingen, voor zover zij met de bestemming 'Leiding - Riool' samenvallen.

7.2 Bouwregels

Binnen de bestemming mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de rioolpersleiding, met een maximale bouwhoogte van 3,5 m.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in lid 7.2 voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gebouwen ten dienste van de voor deze gronden geldende hoofd- en/of dubbelbestemming, met dien verstande dat:

  • a. er geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de belangen als bedoeld in lid 7.1;
  • b. er vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning aanleg werken de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren binnen de gronden als bedoeld in lid 7.1:het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
    • 1. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
    • 2. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
    • 3. diepploegen;
    • 4. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
    • 5. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
    • 6. het permanent opslaan van goederen waaronder begrepen het opslaan van afvalstoffen;
    • 7. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van waterlopen;
    • 8. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
  • b. Het in 7.4 onder a vervatte verbod geldt niet voor:
  • 1. werken en werkzaamheden van ondergeschikte betekenis binnen het op de bestemming gerichte normale onderhoud en beheer;
  • 2. werken en werkzaamheden, die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn.
  • 3. De werken en werkzaamheden als bedoeld in 7.4 onder a zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachte gevolgen, geen onevenredige aantasting van de belangen van de watervoorziening ontstaat of kan ontstaan;
  • 4. alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in 7.4 onder a wordt de beheerder gehoord.

Artikel 8 Waarde - Archeologie 2

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.

8.2 Bouwregels
  • a. In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport aan het bevoegd gezag te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om een omgevingsvergunning voor bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) die dieper reiken dan 50 cm beneden maaiveld en die tevens een oppervlakte groter dan 100 m² hebben;
  • c. het bevoegd gezag kan in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning de volgende regels verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.3.1 Verbod

In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning de hierna onder 8.3.2 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken dan 50 cm beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlakte groter dan 100 m² beslaan.

8.3.2 Werken c.q. werkzaamheden

Het omgevingsvergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden:

  • a. grondbewerkingen (van welke aard dan ook);
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven;
  • e. het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.
8.3.3 Uitgezonderde werkzaamheden

Het omgevingsvergunningvereiste geldt niet voor bedoelde activiteiten gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden en welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten.

8.3.4 Omgevingsvergunning

Omgevingsvergunning wordt verleend nadat de aanvrager een rapport aan het bevoegd gezag heeft overgelegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

8.3.5 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan omgevingsvergunning

Aan een omgevingsvergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

Artikel 9 Waarde - Archeologie 3

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.

9.2 Bouwregels
  • a. In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport aan het bevoegd gezag te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om een omgevingsvergunning voor bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) die dieper reiken dan 40 cm beneden maaiveld en die tevens een oppervlakte groter dan 200 m² hebben;
  • c. het bevoegd gezag kan in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning de volgende regels verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.3.1 Verbod

In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning de hierna onder 9.3.2 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken dan 50 cm beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlakte groter dan 100 m² beslaan.

9.3.2 Werken c.q. werkzaamheden

Het omgevingsvergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden:

  • a. grondbewerkingen (van welke aard dan ook);
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven;
  • e. het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.
9.3.3 Uitgezonderde werkzaamheden

Het omgevingsvergunningvereiste geldt niet voor bedoelde activiteiten gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden en welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten.

9.3.4 Omgevingsvergunning

Omgevingsvergunning wordt verleend nadat de aanvrager een rapport aan het bevoegd gezag heeft overgelegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

9.3.5 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan omgevingsvergunning

Aan een omgevingsvergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

Artikel 10 Waterstaat - Waterkering

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. voorzieningen voor de directe en indirecte kering van het water;
  • b. aanleg, instandhouding en/of bescherming van de waterkering;


met inachtneming van het volgende:

  • c. in geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen geldt het volgende: gebouwen zijn niet toegestaan.

10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een maximale bouwhoogte van 3 meter mogen worden gebouwd ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de waterkering.

10.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 10.2.1 en 10.2.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bebouwing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van het waterkerende vermogen van de waterkering;
  • b. het bevoegd gezag wint schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
  • c. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
  • e. het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte.
10.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 10.4.1 niet van toepassing op:

  • a. werken en werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de bestemming van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
  • b. werken en werkzaamheden die reeds bestaan of in uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt.
10.4.3 Toelaatbaarheid
  • a. De in lid 10.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de functie van de waterkering;
  • b. alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de beheerder van de waterkering.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 11 anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 12 algemene bouwregels

12.1 Bestaande afmetingen en afstanden
  • a. In die gevallen dat de goothoogte, bouwhoogte en oppervlakte van bouwwerken die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet en de Wabo tot stand zijn gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, horizontale dan wel verticale diepte in afwijking daarvan als maximaal toegestaan;
  • b. in die gevallen dat de afstand tot enige grens van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet en Wabo tot stand zijn gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven toegestaan, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan;
  • c. in het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde sub a en b uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

12.2 Ondergronds bouwen

Ondergrondse gebouwen mogen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. ondergrondse gebouwen mogen worden gebouwd op alle gronden waar ingevolge de bestemming gebouwen toelaatbaar zijn;
  • b. ondergrondse gebouwen worden meegerekend bij het bebouwingsoppervlak, indien en voor zover ze niet onder een bovengronds gebouw zijn gelegen.
12.3 Parkeren

Een omgevingsvergunning voor bouwen wordt slechts verleend indien:

  • a. in voldoende mate wordt voldaan aan de CROW parkeerkencijfers (publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren');
  • b. indien gedurende de planperiode nieuwe parkeernormen worden vastgesteld door de gemeente, dient rekening gehouden te worden met deze wijziging bij wijzingen in gebruik nadat dit nieuwe beleid is vastgesteld.

Artikel 13 algemene gebruiksregels

13.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het doen of laten gebruiken van gronden, alsmede gebouwen, onderkomens en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van (de exploitatie van) een seksinrichting, een escortbedrijf en raam- en straatprostitutie;
  • b. het inrichten en/of gebruiken van een aan- of uitbouw als zelfstandige woonruimte;
  • c. het inrichten en/of gebruiken van een vrijstaand bijgebouw als zelfstandige woonruimte en/of voor bewoning;
  • d. het doen of laten gebruiken van gronden en gebouwen voor het opslaan van goederen voor bedrijfsdoeleinden, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • e. het doen of laten gebruiken van gronden als opslagplaats van hout en aannemersmaterialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • f. het doen of laten gebruiken van gronden als opslagplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • g. het doen of laten van onbebouwde gronden voor het storten c.q. lozen en/of het opslaan van bagger, grondspecie, puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
  • h. het doen of laten gebruiken van onbebouwde gronden voor het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, containers, oude en nieuwe bouwmaterialen, voer- en vaartuigen, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen, machines of onderdelen hiervan, afval, puin, grind en brandstoffen;
  • i. het doen of laten gebruiken van onbebouwde gronden voor het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.
13.2 Parkeren
  • a. Nieuwbouw, uitbreiding en/ of functieverandering van een gebouw is in strijd met het gebruik indien niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • b. Er is sprake van voldoende parkeergelegenheid indien wordt voldaan aan de CROW parkeerkencijfers (publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren');
  • c. Indien deze publicatie gedurende de planperiode wordt gewijzigd of nieuwe parkeernormen worden vastgesteld door de gemeente, dient rekening gehouden te worden met deze wijziging.

Artikel 14 Algemene aanduidingsregels

14.1 geluidszone - industrie

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie' 'zijn geen nieuwe geluidsgevoelige objecten toegestaan.

14.2 vrijwaringszone - landgoedbiotoop
14.2.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - landgoedbiotoop' zijn de gronden mede bestemd voor het beschermen en/of versterken van de volgende kenmerken en waarden van de landgoedbiotoop:

  • a. de structuur waaraan het landgoed bewust is gekoppeld, direct of door middel van zichtlijnen: een weg, een waterloop of beide;
  • b. het panorama: de ontworpen zichtrelatie tussen het hoofdhuis en een deel van de openbare ruimte van de buitenplaats, bijvoorbeeld gezien vanaf een weg;
  • c. de zichtlijn: een nauw ingekaderde, ontworpen lijn, die van buiten de buitenplaats zicht geeft op het hoofdhuis en vice versa;
  • d. het blikveld: de vrije ruimte rondom de buitenplaats die nodig is om de buitenplaats te herkennen in het landschap.
14.2.2 Verhouding vrijwaringszone - bestemming

Daar waar een primaire bestemming samenvalt met de aanduiding 'Vrijwaringszone - landgoedbiotoop' geldt het bepaalde van de aanduiding.

14.2.3 Bouwregels

Om de onder 14.2.1 bedoelde kenmerken en waarden van de landgoedbiotoop te beschermen geldt voor het bouwen op gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - landgoedbiotoop' dat bouwwerken slechts mogen worden opgericht indien en voor zover de belangen van het landgoed en/of de landgoedbiotoop dit toestaan.

14.2.4 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 14.2.3 voor het bouwen van gebouwen en/ of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met inachtneming van het bepaalde in de bij de onderliggende bestemming behorende regels, mits:
    • 1. er sprake is van een groot algemeen of openbaar belang en er geen andere reële mogelijkheid is om dat belang te verwezenlijken;
  • b. Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld onder wint het bevoegd gezag advies in bij een onafhankelijk deskundige.

Artikel 15 algemene afwijkingsregels

15.1 Algemene afwijkingen

Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van de regels in dit plan voor:

  • a. overschrijding van de gegeven maten, afmetingen en bebouwingspercentages tot maximaal 10% van de voorgeschreven maten, afmetingen en percentages;
  • b. het in geringe mate aanpassen van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit en/of praktische omstandigheden daartoe aanleiding geeft;
  • c. het in geringe mate overschrijden van het bouwvlak, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • d. openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, met dien verstande dat de oppervlakte per gebouwtje niet meer dan 20 m² mag bedragen én de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m;
  • e. vergroting van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
    • 1. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde tot niet meer dan 10 m;
    • 2. ten behoeve van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot niet meer dan 40 m;
    • 3. ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot niet meer dan 10 m.
  • f. overschrijding van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat:
    • 1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;
    • 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,25 maal de maximaal toegestane bouwhoogte van het betreffende gebouw.

Artikel 16 algemene wijzigingsregels

16.1 Algemene wijziging

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde realisering en/of plaatsing van bestemmingen of bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, met dien verstande dat:

  • a. verschuivingen van de bestemmingsgrens met maximaal 3 m toelaatbaar zijn;
  • b. het bestemmingsvlak met niet meer dan 10% wordt vergroot;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
  • d. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden;
  • e. er geen bezwaren bestaan vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving;
  • f. de brand-, verkeers- en openbare veiligheid niet in het gedrang komen;
  • g. het woon- en leefklimaat niet onevenredig worden aangetast.

16.2 Wijziging Waarde – Archeologie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door voor één of meer bestemmingsvlakken de bestemmingen, 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 3' geheel of gedeeltelijk te verwijderen indien:

  • 1. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat er plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • 2. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het lid 17.1, een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 17.1, sub a met maximaal 10%;
  • c. lid 17.1, sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

17.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 17.2, sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in lid 17.2, sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. lid 17.2, sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

17.3 Afwijking

Voor zover toepassing van het overgangsrecht leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen en/of strikte toepassing leidt tot beperkingen in het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd, kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen bij een omgevingsvergunning afwijken.

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Heenvliet Zuid' van de gemeente Nissewaard.