direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Recreatiegebied Bernisse
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1930.BPBGDRECBER-4001

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Het recreatiegebied 'Bernisse' is het gebied rondom de Bernisse, het water tussen het Spui en het Voedingskanaal van het Brielse Meer. Het recreatiegebied ligt in de gelijknamige gemeente en heeft een oppervlakte van zo'n 420 ha.

Voor het gebied gelden nog het in 1974 vastgestelde bestemmingsplan Recreatiegebied Bernisseland, de uitwerkingsplannen van dit globale, nader uit te werken bestemmingsplan (Recreatiegebied Bernisseland deelplan 1 en -2) en het uit 2000 daterende bestemmingsplan Oud-Stompaard. In het kader van het gemeentelijke actualiseringsprogramma voor de bestemmingsplannen, wordt voor dit gebied een nieuw bestemmingsplan opgesteld. Het belangrijkste doel van dit bestemmingsplan is het bieden van een actueel juridisch-planologisch kader voor de bestaande situatie in het gebied. Voor nieuwe kleinschalige ontwikkelingen, die aansluiten bij het huidige gebruik, worden in beperkte mate mogelijkheden geboden. Het bestemmingsplan heeft echter een overwegend conserverend karakter.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied strekt zich globaal gezien uit van het Voedingskanaal van het Brielse Meer in het noorden tot het Spui in het zuiden. Het plangebied bestaat uit twee delen en wordt gescheiden door de N218 ter hoogte van Heenvliet, dat aan het plangebied grenst. Verder loopt het plangebied langs de kernen Abbenbroek, Zuidland en Simonshaven.

De westelijke begrenzing wordt van noord naar zuid gevormd door de Wieldijk, Toldijk, het fietspad Toldijk-Stationsweg, Stationsweg, Gemeenlandsedijk-Noord, Rondweg, Oude Kadesedijk, het fietspad Oude Kadesedijk-Provinciaal Fietspad 72-Nieuwe Veerdam-Krommedijk, Krommedijk, het fietspad Krommedijk-Bernisse Spuidijk, Bernisse Spuidijk en de Krommedijk.

De oostelijke begrenzing wordt van noord naar zuid gevormd door de Noordlandse Dijk, het fietspad Toldijk-Groene Kruisweg, Groene Kruisweg, Oud-Hoenderhoeksedijk, Hoenderhoeksedijk, Biertsedijk, het fietspad Biertsedijk-Nieuwe Veerdam, Biertsedijk, Molendijk, Beverwijkstraat en de Schuddebeursedijk.

De plangrens is gebaseerd op die van het vigerende plan 'Bestemmingsplan Recreatiegebied Bernisseland' en de plangrenzen van de bestemmingsplannen van de kernen Heenvliet, Geervliet, Abbenbroek, Zuidland, Simonshaven en het bestemmingsplan Buitengebied.

Zie figuur 1.1 voor de ligging van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1930.BPBGDRECBER-4001_0001.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1930.BPBGDRECBER-4001_0002.png"

1.3 Vigerende bestemmingsplannen

Zoals hiervoor is aangegeven zijn voor het recreatiegebied twee plannen vigerend: 'Bestemmingsplan Recreatiegebied Bernisseland', vastgesteld in 1974, en het bestemmingsplan 'Oud-Stompaard', dat in 2000 werd vastgesteld. Het laatstgenoemde bestemmingplan maakt de bouw van een complex recreatiewoningen mogelijk.

'Recreatiegebied Bernisseland' omvat het grootste deel van het plangebied en is een globaal, door burgemeester en wethouders uit te werken bestemmingsplan. Dit globale bestemmingsplan zou naderhand worden uitgewerkt in een aantal deelplannen. Uiteindelijk zijn er twee deelplannen opgesteld. In het plangebied is tevens een aantal gebouwen en andere bouwwerken gerealiseerd door middel van vrijstellingen, ontheffingen en afwijkingen op basis van respectievelijk de WRO, Wro en de Wabo.

1.4 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, de regels en een verbeelding. Na deze inleiding komt in hoofdstuk 2 het geldende beleidskader aan de orde. Dit hoofdstuk is onderverdeeld in drie paragrafen die het nationale, provinciale en gemeentelijke beleid beschrijven. Er wordt getoetst of de inhoud van dit bestemmingsplan niet in strijd is met dit beleid.

In hoofdstuk 3 wordt het plangebied geanalyseerd, hierin wordt onder andere de ontstaansgeschiedenis en ruimtelijk-functionele structuur beschreven. Het beleidskader en de analyse van het gebied vormen de basis voor het bestemmingsplan. Een beschrijving van het plan is opgenomen in hoofdstuk 4. De sectorale (milieu)aspecten zoals archeologie, water en bodemkwaliteit komen in hoofdstuk 5 aan bod. Hoofdstuk 6 van de toelichting beschrijft de economische uitvoerbaarheid. De inspraakprocedure en de resultaten van het wettelijk voorgeschreven overleg komen in het laatste hoofdstuk aan de orde.

Na de toelichting volgen de regels. In hoofdstuk 1 worden de begrippen en de wijze van meten beschreven. Hoofdstuk 2 bevat de regels van de enkel- en dubbelbestemmingen binnen het plan, hoofdstuk 3 de algemene regels en hoofdstuk 4 de overgangs- en slotregels.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de voor het plangebied ruimtelijk relevante beleidskaders samengevat. Het gaat hierbij om beleidsdocumenten op rijks-, provinciaal en gemeentelijk schaalniveau

2.2 Nationaal beleid

Op rijksniveau zijn op ruimtelijk gebied de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), de meest bepalende beleidsdocumenten.

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte beschrijft de aanpak van het Rijk omtrent investeringen, grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructurele projecten. In het beleid is een aantal doelstellingen op nationaal schaalniveau geformuleerd, bijvoorbeeld in het kader van bereikbaarheid en concurrentiepositie en zijn de rijksbelangen veilig gesteld.

De structuurvisie richt zich voornamelijk op een aantal concrete grote projecten, zoals de mainports, infrastructurele en energiegerelateerde projecten. Hoewel dit beleidsdocument zich niet specifiek toespitst op 'recreatie', wordt dit thema wel aangehaald. Zo zijn attractieve recreatievoorzieningen naast onder andere een goed functionerende infrastructuur en een goed woon- en leefklimaat essentieel voor een prettig vestigingsklimaat. Het versterken van het vestigingsklimaat is één van de belangrijkste opgaven voor Nederland. Dit is belangrijk voor het aantrekken van internationaal opererende bedrijven en de daarbij behorende kenniswerkers, en dus voor een goede concurrentiepositie van Nederland.

Rijksbelangen zijn verder onder andere:

  • versterking van de primaire waterkeringen;
  • het aanwijzen van leidingstroken voor (toekomstige) buisleidingen van nationaal belang van en naar de Mainport Rotterdam;
  • het tot stand brengen en beschermen van de (herrijkte) EHS, inclusief de Natura 2000-gebieden.

De structuurvisie kenmerkt zich door een hoog abstractie- en schaalniveau. In het plangebied liggen een primaire waterkering en een leidingenstrook en een deel van het plangebied valt binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Als structuurvisie is het document zelfbindend voor het Rijk. Voor de doorwerking van de rijksbelangen in plannen van lagere overheden, is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) opgesteld.

Beleidsregels grote rivieren

Op 'Het Spui' en bijbehorende gronden zijn de 'Beleidsregels grote rivieren' (Bgr) van toepassing. Het gaat om het zogenaamde 'Bergend Regime' voor werken in en langs 'Het Spui' gelden in dit kader gelden specifieke voorwaarden voortvloeiend uit de betreffende regeling.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011/2012)

De rivier 'Het Spui' valt onder het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). De bestemmingregeling is hierop aangepast door langs het Spui een vrijwaringszone op te nemen van 25 meter onder andere ter bescherming van zichtlijnen, contacten met begeleidingsobjecten langs de scheepvaartroute, toegankelijkheid voor hulpdiensten en onderhoud en beheer.

2.3 Provinciaal beleid

Op provinciaal schaalniveau zijn er twee belangrijke beleidsdocumenten: de provinciale Ruimtelijke Structuurvise 2020 en de provinciale Verordening Ruimte 2010. De visie is zelfbindend voor de provincie, de Verordening Ruimte is ook bindend voor lagere overheden.

Structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland' met daarbij behorende jaarlijkse actualiseringen (2010)

In de provinciale structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland' is een aantal ruimtelijke hoofdopgaven geformuleerd op het gebied van onder andere concurrentiepositie, duurzaamheid, landschap en stedelijke gebieden. De structuurvisie beschrijft de visie tot en met 2020 (met een doorkijk naar 2040) en de daarbij behorende uitvoeringsstrategie en instrumenten. In het document is uiteengezet hoe de provincie om wil gaan met de beschikbare ruimte onder het motto 'lokaal wat kan, provinciaal wat moet'. Er wordt gestuurd op ruimtelijke functies en ruimtelijke kwaliteiten, die in beeld zijn gebracht op een functiekaart en een kwaliteitskaart. Deze kaarten hebben eenzelfde status en vullen elkaar aan. Overige instrumenten zijn het laten uitvoeren van onderzoek, het agenderen van zaken en de ontwikkeling van programma's en projecten. Begin 2013 is een integrale herziening van de structuurvisie in voorbereiding genomen.

Kwaliteitskaart

Onderstaande figuur 2.1 geeft de ligging weer van het plangebied op de functiekaart van de structuurvisie.

afbeelding "i_NL.IMRO.1930.BPBGDRECBER-4001_0003.png"

Figuur 2.1 Uitsnede kwaliteitskaart

Ter plaatse van het plangebied is er sprake van een aantal gebiedstypen, deze zijn hieronder opgesomd met korte omschrijving van het te voeren beleid:

  • stads- en dorpsgezicht: bestaand bebouwd gebied inclusief eventuele uitleggebieden. Doelstelling is 50% van de nieuwbouw in de kernen buiten de Zuidvleugel binnen het bestaande bebouwde gebied te realiseren (inbreiding);
  • recreatiegebied: groengebied buiten het stads- en dorpsgebied met als hoofdfunctie openluchtrecreatie. Daarbinnen kunnen landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden voorkomen. Ambitie is het versterken van de recreatieve functie en groenstructuur;
  • stedelijk groen buiten de contour: groengebied buiten en meestal in aansluiting op het stads- en dorpsgebied met als hoofdfunctie sportterrein, volkstuinen en/of begraafplaats;
  • natuurgebied: natuur en ecologische verbindingszones waarin recreatief medegebruik mogelijk is. Doelstelling is het realiseren van een complete ecologische hoofdstructuur, de water- en milieukwaliteit verbeteren en het realiseren van nieuwe natuur;
  • verblijfsrecreatiegebied: gebied met hoofdfunctie verblijfsrecreatie zoals campings en bungalowparken. Het is belangrijk deze functies te behouden aangezien ze vaak een economische impuls voor het gebied betekenen en werkgelegenheid bieden. Permanente bewoning van de complexen is om deze redenen uitgesloten, en dit is ook in lijn met het rijksbeleid. Uitbreiding van de complexen is mogelijk onder de voorwaarde dat de kernkwaliteiten van het landelijk gebied niet worden aangetast en dat er sprake is van (economisch) voordeel voor de omgeving.

Verder valt een deel van het plangebied onder het Topgebied Cultureel Erfgoed Voorne/Brielle/Bernisse. Hierover staat meer in het sectorale onderzoek 'cultuurhistorie' in hoofdstuk 4.

Functiekaart

Figuur 2.2 geeft de ligging weer van het plangebied op de functiekaart van de structuurvisie.

afbeelding "i_NL.IMRO.1930.BPBGDRECBER-4001_0004.png"

Figuur 2.2 Uitsnede functiekaart

Er is sprake van een aantal landschapstypen en kenmerkende landschapselementen binnen of aangrenzend aan het plangebied. Hieronder volgt een korte opsomming van de aanwezige landschappen en elementen:

  • historische kern: nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dienen gebaseerd te zijn op de cultuurhistorische waarden van de stads- of dorpskern;
  • zeekleipolderlandschap: dit landschap wordt gekenmerkt door een opeenvolgend patroon van (ronde) opwaspolders en (langgerekte) aanwaspolders, met een kleinschalig dijkenpatroon. Kreken en beplante dijken zijn belangrijke structurerende elementen. Er is een grote mate van openheid met contrasten tussen buitendijkse natuur en strak verkavelde agrarische polders met overwegend akkerbouw. Dorpen liggen als compacte kernen in het open landschap, veelal op het kruispunt van een dijk en een kreek. Havenkanalen vormen plaatselijk bijzondere elementen. Een bijzondere vorm binnen het zeekleigebied zijn de veenpolders. Deze hebben een veenkern en zijn de eerste bedijkte polders (opwas). Kenmerkende elementen zijn de havenkanalen;
  • buitendijks (natuur)landschap: het rivierenlandschap omvat binnendijks en buitendijks rivierengebied. Het binnendijks gebied bestaat uit oeverwallen, kommen, grienden en bossen. Kleinschalige ruimten op de oeverwallen en grootschalige ruimten en grondgebruik in de kommen. Buitendijks liggen de rivieren zelf, gekenmerkt door langgerekt en stromend open water, omzoomd met rietgorzen. Hoge dijken en dijkbebouwing begrenzen de rivieren.

Provinciale Verordening Ruimte met daarbij behorende jaarlijkse actualiseringen (2010)

Deze verordening stelt concrete regels die bij ruimtelijke ontwikkelingen in acht genomen moeten worden. De Verordening Ruimte vormt de doorvertaling van de provinciale structuurvisie in concrete regels die van toepassing zijn op bestemmingsplannen. Per beleidsthema zijn regels opgesteld, waarbij een belangrijke rol is weggelegd voor het onderscheid dat gemaakt wordt tussen ontwikkelingen binnen en buiten de bebouwingscontour.

Binnen de bebouwingscontour hebben gemeenten een vrij grote mate van beleidsvrijheid om te bepalen welke ontwikkelingen op welke locaties wenselijk zijn. Buiten de contour wordt het provinciaal belang echter groter, wat zich doorvertaalt in striktere regels. Ontwikkelingen gericht op stedelijke functies buiten deze contouren zijn in beginsel uitgesloten. Figuur 2.3 betreft een gecombineerde kaart met alle zaken die voor de locatie van het plangebied van toepassing zijn: de bebouwingscontouren, de gebieden aangewezen voor verblijfsrecreatie (paars) en gebieden aangewezen voor stedelijk groen buiten de contour.

afbeelding "i_NL.IMRO.1930.BPBGDRECBER-4001_0005.png"

Figuur 2.3 Uitsnede Provinciale Verordening

Binnen het plangebied liggen gronden bestemd voor verblijfsrecreatie en stedelijk groen buiten de contour.

Recreatie

Onder voorwaarden van een goede landschappelijke inpassing is het toegestaan om buiten de contour, ter plaatse van de in de verordening als 'gebied aangewezen voor verblijfsrecreatie' aangewezen gebieden, nieuwe recreatiewoningen en de bijbehorende voorzieningen op te richten. Ook kleinschalige voorzieningen die de recreatieve functie van het gebied ondersteunen, zoals een restaurant, café of bed & breakfast, zijn toegestaan.

Stedelijk groen buiten de contour

Nieuwe functies passend bij stedelijk groen buiten de bebouwingscontour zijn toegestaan, zoals sportvelden, volkstuinen en begraafplaatsen, waarbij gebouwen zijn toegestaan die in relatie staan tot de functie met een omvang en verschijningsvorm die passen in de omgeving.

Conclusie

Het voorliggende bestemmingsplan is overwegend consoliderend van aard: slechts op een tweetal locaties (nabij de Pannenkoekenbakker en La Campagne) zullen in vergelijking met de feitelijk bestaande situatie de bouwmogelijkheden worden uitgebreid. Deze bouwmogelijkheden zijn in feite uitbreidingsmogelijkheden van recreatieve voorzieningen die al in het plangebied aanwezig zijn. De mogelijkheden bij Zuytland Buiten zijn afgestemd op het vigerende bestemmingsplan voor dit verblijfsrecreatiepark en vormen in die zin geen daadwerkelijke uitbreiding van mogelijkheden. Ook ter plaatse van de manege en de sportvelden aan de Schuddebeursedijk ter hoogte van Simonshaven gaat het om bestaande voorzieningen. Er is geen sprake van strijdigheid met de provinciale verordening.

Gebiedsprofiel Voorne-Putten (2012)

Met de kwaliteitskaart in de provinciale structuurvisie heeft de provincie een eerste aanzet gedaan om werk te maken van kwaliteit in de ruimtelijke ordening. Als uitwerking van deze kwaliteitskaart worden in het buitengebied van Zuid-Holland voor 17 gebieden de “gebiedsprofielen ruimtelijke kwaliteit” opgesteld. Voor Voorne-Putten is inmiddels het gebiedsprofiel opgesteld.

Een gebiedsprofiel is een compacte kwaliteitsgids met een beschrijving van ruimtelijke elementen die van bovenregionaal belang zijn. De kwaliteitskaart is het kader voor dit gebiedsprofiel. De gebiedsprofielen geven vooral richting aan middelgrote ruimtelijke ingrepen en aanpassingen. Grote ruimtelijke opgaven (opgaven waarbij het bestaande landschap getransformeerd wordt naar een nieuw landschap) vragen om een apart kwaliteitsplan.

Gemeenten hebben nog steeds een eigen verantwoordelijkheid op het lokale schaalniveau en kunnen - aanvullend aan de ambities uit het gebiedsprofiel - lokaal waardevolle plekken of kwaliteiten beschermen door een gemeentelijk kwaliteitskader. Andersom geldt, dat het gebiedsprofiel niets expliciet verbiedt of gebieden op slot zet.

In het gebiedsprofiel zijn in het kader van het gebruik samen met de partijen uit de regio praktijkvoorbeelden uitgewerkt. Voor het plangebied is relevant dat de casus 'Bernisse binnenste buiten' is uitgewerkt. Rondom de Bernisse ligt een aantrekkelijk groengebied met een rijke afwisseling van water, bos, riet en weiland. Er zijn echter weinig relaties met de omgeving, wat voor een naar binnen gekeerd karakter zorgt. In dat kader is een praktijkvoorbeeld uitgewerkt om dit karakter te doorbreken en verbindingen te maken vanaf de Bernisse richting Hellevoetsluis, Spijkenisse en Brielle.

2.4 Gemeentelijk beleid

In deze paragraaf zal het gemeentelijk beleid aan bod komen. Op gemeentelijk schaalniveau is met name de Structuurvisie 2025 van belang. Verder zijn de Toekomstvisie Bernisse 2015 en het haalbaarheidsonderzoek 'Beleef en bereik Bernisse! de verbinding van Voorne-Putten' relevant. Daarnaast is er getoetst aan het regionale beleidsdocument 'Voorne-Putten (her)ontdekt!, visie op Voorne-Putten'.

Structuurvisie 2025 (2010)

De gemeentelijke structuurvisie beschrijft de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente tot 2025 en vormt de ruimtelijke vertaling van de in 2007 vastgestelde Toekomstvisie. De structuurvisie wordt gebruikt als richtinggevend afwegingskader voor nieuwe ontwikkelingen. De gemeentelijke structuurvisie is net als de provinciale structuurvisie zelfbindend. De voor dit plan relevante onderdelen van de structuurvisie worden in deze paragraaf behandeld.

Recreatie

Vanwege de ligging, het landschap en de betrekkelijke rust ten opzichte van de omgeving, is het gebied langs de Bernisse een aantrekkelijke recreatiebestemming. De aantrekkelijkheid wordt versterkt door de aanwezigheid van een groot netwerk aan langzaamverkeersverbindingen. De Bernisse zelf heeft veel potentie als het gaat om waterrecreatie. De recreatieve kwaliteiten van het gebied kunnen beter worden benut, maar er moet rekening worden gehouden met het andere karakter van gebied: rust en ruimte. Daarom wordt gekozen voor een concentratie van de toeristisch-recreatieve activiteiten in het noordelijke en het zuidelijke gebied.

De langzaamverkeersroutes moeten worden gekoppeld, uitgebreid en daar waar nodig verbeterd. Het fietsknooppuntennetwerk speelt hierin een belangrijke rol. De financiële en technische haalbaarheid van deze ambitie moet nader onderzocht worden.

Detailhandel en horeca

De meeste detailhandel, horeca en commerciële voorzieningen zijn gelegen in de kernen. Vanwege de kleinschaligheid en het afnemen van draagvlak is het echter onzeker in hoeverre deze blijven voortbestaan. Het centrum van Zuidland is aangewezen als zwaartepunt voor detailhandel. Wat betreft vestiging van horeca worden, behalve de dorpscentra, ook de koppelpunten tussen centrum en recreatiegebied als locatie aangewezen.

Natuurontwikkeling en water

De doelstellingen omtrent de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur zijn doorvertaald naar de gemeentelijke structuurvisie. Realisering, versterking en instandhouding van natuurgebieden zijn belangrijke opgaven voor de gemeente. Op het gemeentelijk grondgebied is een aantal ecologische verbindingszones geprojecteerd.

Transformatie

In de structuurvisie worden verschillende strategieën gebruikt: bescherming, ontwikkeling, transformatie, behoud en verbetering. Per gebied of zone wordt een strategie aangewezen. Voor de recreatiezone langs de Bernisse is dat 'transformatie'. Ontwikkelingen moeten een bijdrage leveren aan het versterken van de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteiten. Het programma wordt gezien als een toevoeging hieraan. Concreet komt het erop neer dat de inrichting van het gebied verbeterd moet worden zodat het interessanter en meer geschikt wordt voor recreatief gebruik.

Toekomstvisie 2025 (2007)

De Toekomstvisie 2025 beschrijft, net als de structuurvisie, de gewenste ontwikkelingen binnen de gemeente voor de komende jaren. De Toekomstvisie is tot stand gekomen in samenwerking met burgers. Op bijeenkomsten hebben deze hun meningen en ideeën over de toekomst van de gemeente kunnen uiten. De voor dit plan relevante onderdelen van de toekomstvisie zullen in deze paragraaf behandeld worden.

Recreatie

Het recreatief bezoek aan de gemeente Bernisse bestaat op dit moment vooral uit wandelaars en fietsers. Er zijn relatief weinig overnachtingsmogelijkheden.

Het beleidsuitgangspunt met betrekking tot recreatie is het uitbouwen van toeristisch-recreatieve activiteiten, met name in, op en langs de Bernisse. Ook in dit document komt naar voren dat dit zorgvuldig moet gebeuren: de kernkwaliteiten van het gebied – rust en ruimte – mogen niet in gevaar komen. In het gebied rond de Bernisse moet het aanbod van dagrecreatieve voorzieningen worden uitgebreid met bijvoorbeeld extra wandel- en fietspaden, picknicktafels en sport- en spelmogelijkheden. Het oprichten van een overdekte recreatieve voorziening is daarbij toegestaan. Te denken valt ook aan specifieke horecavoorzieningen in het Bernissegebied, zoals een 'feestboerderij'. Kleinschaligere horecavoorzieningen kunnen ontstaan langs de recreatieve routes. Voorwaarde is een goede landschappelijke en stedenbouwkundige inpassing van de voorzieningen in de omgeving.

Behalve deze beleidsvoornemens, is er een aantal concrete actiepunten opgesteld zoals het vergroten van de naamsbekendheid van het gebied, het meer inzichtelijk maken van de cultuurhistorie (door middel van plaquettes) en het ontwikkelen van kleinschalige horeca langs de recreatieve routes.

Beleef en bereik Bernisse! de verbinding van Voorne-Putten (2012)

De recreanten die het Bernissegebied bezoeken zijn andere recreanten dan weleer. Recreanten rijden ook door naar de kust. Het beheer van het recreatiegebied wordt zichtbaar extensiever, maar de belevenis van een gebied door de recreant wordt steeds belangrijker. Het Bernissegebied vraagt de nodige aandacht, wil het zijn belangrijke recreatieve functie ook op langere termijn nog goed kunnen vervullen. Dit is aanleiding geweest tot een nader onderzoek naar de functies in en de kwaliteit van het gebied. Hiertoe zijn onder meer gesprekken gevoerd met ondernemers. Conclusies zijn onder andere:

  • maak ontbrekende verbindingen;
  • verbindt de dorpen aan het water;
  • maak het water (op een passende manier) toegankelijker;
  • zorg voor een zonering voor de verschillende doelgroepen;
  • geef ontwikkelingsruimte op de juiste plaats;
  • een verdere ontwikkeling zou kunnen plaatsvinden bij Hoenderhoek en Oud Stompaard. De tussenliggende ruimte kan worden benut voor versterking van natuur en landschap. Over het water zijn commerciële langzame vaarverbindingen wenselijk.

Voor inrichting en beheer wordt een onderscheid gemaakt in:

  • uitloopgebieden bij de dorpen met relatief kleinschalige voorzieningen en gebruiksmogelijkheden vooral gericht op de dorpsbewoners, zoals kunst op het water, educatieve natuur (in samenwerking met de scholen), hondentraining;
  • dynamische clusters, met een relatief intensief recreatief gebruik en voorzieningen zoals botenhuisjes, een evenemententerrein, gelegenheid waterski;
  • landschap en natuur, met vooral een functie voor extensieve recreatie met struinpaden en op de natuurbeleving gerichte voorzieningen.

Voorne Putten (her)ontdekt!, visie op Voorne-Putten (vastgesteld 2012)

Deze visie is opgesteld door de Voorne-Puttense gemeenten Spijkenisse, Bernisse, Hellevoetsluis, Westvoorne en Brielle. De visie heeft als doel het schetsen van een realistisch ruimtelijk perspectief voor de toekomst, met de focus op het verbeteren van de woon-, werk- en toeristisch-recreatieve kwaliteit van het eiland. In de visie komen een aantal thema's aan bod zoals woningaanbod, bereikbaarheid, voorzieningenaanbod, landschap en recreatie. Ten aanzien van recreatie is het volgende beleid geformuleerd:

  • het versterken van structuurdragers zoals dijken en kreken zorgt ervoor dat landschappen met elkaar verbonden worden, wat vervolgens resulteert in een uitnodigend gebied om te recreëren. Dit stimuleert ook het gebruik van voorzieningen;
  • er wordt sterk ingezet op het aantrekken van recreanten die een langere tijd in het gebied willen verblijven, onder andere door het bieden van allweather voorzieningen;
  • het verbeteren van recreatieve verbindingen voor wandelaars, fietsers, automobilisten en paardrijders.

Op de gebiedsvisiekaart staat het plangebied aangeduid als 'Bernisse met kleinschalige recreatie'.

Conclusie

Met het oog op de toekomst vragen gebruik, inrichting en beheer van het recreatiegebied de nodige aandacht. Het bestemmingsplan is vooral gericht op het bieden van een op de huidige regelgeving afgestemd juridisch-planologisch kader.

Het plan is overwegend consoliderend van aard en bevat slechts kleinschalige ontwikkelingsmogelijkheden, die aansluiten bij het huidige gebruik. Vanuit de gemeentelijke visies wordt wel ruimte geboden aan (particuliere) initiatieven om de recreatieve functie langs de Bernisse te versterken. Voor ingrijpendere ontwikkelingen die in de beleidsdocumenten zijn genoemd zal een nader onderzoek naar de mogelijkheden met een daarbij behorende afweging plaatsvinden.

Bernisse in Beweging (2014)

De beleidsnota 'Beleef en Bereik Bernisse' beoogt onder meer de recreatieve functie van het Bernissegebied te revitaliseren. In dit kader is vastgesteld dat het toelaten van recreatievaart op de Bernisse een belangrijke impuls kan zijn voor het gehele gebied. Het toelaten van recreatievaart is vervolgens nader onderzocht. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in de nota 'Bernisse in Beweging', vastgesteld bij raadsbesluit 11 november 2014.

De nota 'Bernisse in Beweging' gaat uit van drie fases voor het varen op de Bernisse en welke maatregelen per fase zijn vereist. De indeling is als volgt:

  • Fase I: Noordelijke invaart voor ongemotoriseerde pleziervaartuigen en maximaal 5 elektrisch aangedreven sloepen tussen Oud Stompaard en de Hoenderhoek;
  • Fase 2: Toelaten van elektrisch aangedreven pleziervaartuigen;
  • Fase 3: Toelaten van gemotoriseerde vaartuigen met een maximum snelheid van 5 km/h.

Vastgesteld wordt dat in de jaren '70 bij de vormgeving van het gebied de Bernisse rekening is gehouden met pleziervaart. Bij de constructie van de oevers is rekening gehouden met vaarbewegingen en ook de verbinding met het Voedingskanaal is hiervoor geschikt gemaakt. Daarnaast geldt dat alle bruggen zijn uitgevoerd op 2,50 meter boven het waterpeil. Van enig effect van de fases 1 en 2 op natuur en ecologie zijn, nu het in deze fases gaat het om elektrisch aangedreven vaartuigen, is niet of nauwelijks sprake. Specifieke maatregelen zijn niet vereist. Voor Fase 3, gemotoriseerde, niet elektrisch aangedreven vaart geldt, dat de effecten beheersbaar zijn, maar dat wel de nodige maatregelen moeten worden getroffen. In dit verband wordt bijvoorbeeld een vaarcorridor genoemd.

De nota 'Bernisse in Beweging' is vastgesteld bij raadsbesluit 11 november 2014 waarbij is uitgesproken dat Fase 1 en 2 op een zo kort mogelijke termijn worden doorgevoerd. Het bestemmingsplan Recreatiegebied Bernisse gaat dan ook uit van het toelaten Fase 1 en 2 binnen de bestemming 'Water'. Voor Fase 3, gemotoriseerde, niet elektrisch aangedreven vaart, geldt dat dit pas mogelijk is na wijziging van de bestemming. De bestemmingswijziging is gekoppeld aan nader onderzoek en de instemming van het waterschap en het recreatieschap.

Hoofdstuk 3 Analyse plangebied

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt het plangebied onder de loep genomen. Zowel de huidige ruimtelijke situatie en een beknopte functionele beschrijving komen aan bod.

3.2 Planontwikkeling

De planontwikkeling voor het Bernissegebied is gestart eind jaren '60 van de vorige eeuw. Het Waterschap de Briels Dijkring bracht in 1967 een plan uit voor de verbetering van de zoetwatervoorziening in de Brielse Maasboezem. Het hoofdbestanddeel hiervan vormde de verbreding van het riviertje de Bernisse tot een zoetwaterkanaal. Omstreeks dezelfde tijd werd zowel op rijks- als provinciaal niveau een 'recreatie-element van formaat' aangegeven op Voorne-Putten, min of meer ter hoogte van de Bernisse. Deze recreatiegebieden ('groene-stergebieden') werden gesitueerd in de nabijheid van grootstedelijke agglomeraties. Op basis van een raming van de behoefte aan recreatieruimte, werd geconcludeerd dat in deze behoefte kon worden voorzien door de inrichting van de Bernissestrook. Als basis voor de inrichting van het Bernissegebied werd een structuurschets opgesteld. Deze voorzag in een intensief gebruikgedeelte met attractiepunt bij Zuidland, goed ontsloten speel- en ligweiden ten noorden daarvan, aansluitend een extensiever te gebruiken deel tot Abbenbroek en een kleine zeilplas in de polder Oud Stompaard met mogelijkheden voor oeverrecreatie een wat minder intensief gedeelte ten noorden daarvan.

3.3 Tegenwoordige situatie

In de huidige situatie is de Bernisse functioneel gezien een afgedamde rivierarm ten behoeve van zoetwatertransport van het Spui naar het Brielse Meer en het Rijnmondgebied. Er is geen scheepvaart op het water. Momenteel is gemotoriseerde vaart op de Bernisse niet toegestaan. Het is echter denkbaar dat dit in de toekomst gaat veranderen en er dus een doorvaart tussen het Spui en het Voedingskanaal gaat ontstaan. Hiertoe zal de zoetwaterinlaat vervangen moeten worden door een tweetal sluizen. Het toelaten van gemotoriseerde vaart kan van positieve invloed zijn op de ontwikkeling van het toerisme in het Bernissegebied.

Langs de rivierarm zijn baaien en waterpartijen aangelegd en de aanliggende gronden hebben een recreatieve of op natuurontwikkeling gerichte inrichting gekregen.

Het grootste deel van het recreatiegebied Bernisse is inmiddels zo'n veertig jaar oud. Alleen een deel bij de Stompaardse plas is van recentere datum. Hier is voorzien in een complex met recreatiewoningen: Zuytland Buiten. Zuytland Buiten bestaat uit vier eilandjes, waarop inmiddels 105 recreatiewoningen zijn gerealiseerd. Op basis van het bestemmingsplan voor dit recreatiegebied kunnen nog 95 recreatiewoningen worden gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1930.BPBGDRECBER-4001_0006.png"

Figuur 3.1 Zuytland Buiten

Aan de noordzijde, nabij Heenvliet, ligt de jachthaven van de watersportvereniging 'De Kleine Bernisse'. Nabij de jachthaven, aan het begin van de Wieldijk, heeft Scouting Bernisse een onderkomen. Bij Simonshaven is, nabij de velden van de voetbalvereniging van Simonshaven, een manege gevestigd. Van hieruit kan men ook te paard het Bernissegebied verkennen. In het gebied komen enkele burgerwoningen en bedrijfswoningen voor, langs de Oude Veerdam en de Toldijk.

Het overgrote deel van het Bernissegebied heeft echter een dagrecreatieve functie. De inrichting varieert. Er zijn delen ingericht voor intensiever gebruik, zoals het gebied aan de westzijde van de Oud-Hoenderhoeksedijk. Hier is een forellenvijver en een horecavoorziening, die zich ook toespitst op recreatieve activiteiten. Zo zijn er bijvoorbeeld een klimwand en trailerhelling aanwezig. In het voorjaar van 2013 is in dit deelgebied ook een toeristisch overstappunt (TOP) gerealiseerd.

In de gebieden ten noorden van Abbenbroek, ter plaatse van Abbenbroek en rondom de Stompaardse Plas zijn strandjes en ligweides te vinden, al dan niet voorzien van kleinschalige sanitaire voorzieningen.

De rest van het plangebied heeft een functie voor extensievere vormen van recreatie met voorzieningen in de vorm van fietspaden, bankjes en sporadisch een picknicktafel.

afbeelding "i_NL.IMRO.1930.BPBGDRECBER-4001_0007.png"

Figuur 3.2 Grote gedeeltes van het Bernissegebied zijn ingericht ten behoeve van extensieve recreatie

3.4 Functionele analyse

In aansluiting op de vorige paragraaf worden in deze paragraaf de functies in het gebied beschreven. Hoewel het overgrote deel van het plangebied bestaat uit onbebouwd gebied en water, is er een aantal gebouwen met bijbehorende (recreatieve) functies aanwezig, alsmede infrastructuur Daarnaast heeft het gebied een belangrijke waterstaatkundige functie. Op de functiekaart zijn de in het plangebied aanwezige functies weergeven. Deze worden vervolgens puntsgewijs beschreven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1930.BPBGDRECBER-4001_0008.png"

Figuur 3.3 Functiekaart

Recreatie

De gronden aan weerszijden van de Bernisse hebben voornamelijk een (extensieve) dagrecreatieve functie. Globaal kunnen deze gronden in twee categorieën verdeeld worden: gronden met een nadrukkelijk recreatief karakter zoals ligweides, strandjes, horecavoorzieningen en gronden met een wat minder nadrukkelijk recreatief karakter zoals bossen en fietspaden. In figuur 3.3 is dit onderscheid inzichtelijk gemaakt: de lichtgroene vlakken hebben betrekking op de gebieden met een relatief intensief recreatief gebruik, de donkergroene vlakken geven de gronden aan met extensief recreatief gebruik.

Nabij Zuidland ligt ook een complex recreatiewoningen.

Infrastructuur

Het plangebied wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van een uitgebreide langzaamverkeersstructuur in de vorm van verharde fiets-/wandelpaden en enkele onverharde paden. De paden lopen in noord-zuidrichting aan weerszijden van de Bernisse, met op enkele plaatsen een oost-westverbinding (door middel van brug). Ter plaatse van de kernen, strandjes en recreatieve voorzieningen is sprake van een fijnmaziger netwerk. Dit geldt ook voor het bos in het zuiden van het plangebied, tussen de Schuddebeursedijk en de Bernisser Spuidijk. Naast de fiets-/wandelpaden zijn er ook enkele ruiterpaden in het plangebied, voornamelijk in het zuidelijke deel.

Door en aangrenzend aan het plangebied lopen verschillende wegen voor gemotoriseerd verkeer. Enkele hiervan hebben een regionale functie. In het noorden van het plangebied, tussen Heenvliet en Geervliet, ligt de Toldijk, die een verbinding vormt tussen Geervliet en Heenvliet. Iets zuidelijker van deze weg wordt het plangebied onderbroken door de Groene Kruisweg (N218), de weg tussen Spijkenisse en Brielle, en de daarbij behorende vrijliggende busbaan. Deze weg maakt geen deel uit van het plangebied.

Ten zuiden hiervan ligt de ventweg van de Oud-Hoenderhoeksedijk, deze weg ontsluit de recreatieve voorzieningen 'La Campagne' en de forellenvijver. De Oud-Hoenderhoeksedijk zelf is een fietspad. Deze takt vervolgens aan op de Biertsedijk, die tevens de begrenzing van het plangebied vormt. Verder naar het zuiden kruist de Nieuwe Veerdam de Bernisse en het plangebied. Dit is de doorgaande weg tussen Zuidland, en Spijkenisse. De Stompaardsedijk takt op deze weg aan en ontsluit het park met recreatiewoningen Zuytland Buiten en het Pannenkoekenrestaurant. De Schuddebeursedijk, tevens de begrenzing van het plangebied, en de Bernisse Spuidijk, vallen ook binnen het plangebied.

Ecologische Hoofdstructuur (EHS)

Een substantieel gedeelte van het plangebied maakt onderdeel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (hierna: EHS). Zie figuur 3.4 voor de betreffende gebieden. Feitelijk bestaan deze gronden uit bos, natuur, oever en grasland. De recreatieve functies manifesteren zich hier enkel in de vorm van fietspaden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1930.BPBGDRECBER-4001_0009.png"

Figuur 3.4 EHS-gebieden rondom de Bernisse

Waterstaatkundige functies

Binnen het plangebied liggen verschillende regionale waterkeringen, te weten de Oud Hoenderhoeksedijk, de Biertsedijk, de Stormpaardsedijk, de Schuddebeursedijk en de Toldijk. De Bernisse Spuidijk in het zuiden van het plangebied is een primaire waterkering.

afbeelding "i_NL.IMRO.1930.BPBGDRECBER-4001_0010.png"

Figuur 3.5 Waterkeringen langs de Bernisse

(bron: verordening Ruimte, provincie Zuid-Holland)

De keurzones van deze waterkeringen vallen over grote delen van het plangebied. Binnen deze zones gelden restricties voor bijvoorbeeld bouwen en beplanten. Zie verder paragraaf 5.12 (Water). De waterstaatkundige functies van de dijken zullen door middel van een dubbelbestemming op de plankaart aangegeven worden.

Wonen

Op twee plaatsen staat op de functiekaart een symbool bestaande uit een cirkel met een 'w', dit zijn de locaties waar burgerwoningen staan. In het noorden van het plangebied staat aan de Toldijk een woning. De overige woningen in het plangebied staan aan de Oude Veerdam in Zuidland. Dit betreffen drie vrijstaande woningen.

Jachthaven en scouting (1)

Ter plaatse van de aanduiding '1' op de functiekaart zijn de jachthaven van de watersportvereniging 'De Kleine Bernisse' en de Scouting Bernisse gevestigd. De jachthaven biedt plaats aan een aantal schepen. Bij de jachthaven hoort een clubgebouw.

Forellenvijver (2)

Ter plaatse van de aanduiding '2' ligt een forellenvijver in een afgedamde kreek van de Bernisse. Er is een ontvangstruimte annex kantine aanwezig voor de gebruikers van de commercieel geëxploiteerde visvijver.

La Campagne (3)

Ter plaatse van de aanduiding '3' is La Campagne gevestigd. Dit is een combinatie van een restaurant met diverse recreatieve functies, waaronder kayakverhuur, een klimwand en handboogschieten.

Rotterdamse Reddingsbrigade (4)

Ter plaatse van de aanduiding '4' staan twee bouwwerken: één zeecontainer van de Rotterdamse reddingsbrigade en één zeecontainer van het recreatieschap ten behoeve van opslag.

Vakantiepark Zuytland Buiten (5)

Ter plaatse van de aanduiding '5' ligt het vakantiepark/recreatiewoningencomplex Zuytland Buiten. Dit is een redelijk recent gerealiseerd complex met 105 recreatiewoningen die verhuurd of verkocht worden. Het complex heeft de mogelijkheid uit te breiden met nog eens 95 woningen.

De Pannenkoekenbakker (6)

Ter plaatse van de aanduiding '6' is het pannenkoekenrestaurant 'De Pannenkoekenbakker' gevestigd. Het restaurant ligt op een landtong en is voorzien van een ruim terras en een eigen parkeerterrein.

SV Simonshaven (7) en Hippisch Centrum Simonshaven (8)

Ter plaatse van de aanduidingen '7' en '8' zijn respectievelijk de voetbalclub SV Simonshaven en het Hippisch Centrum Simonshaven gevestigd. Het hippisch centrum bestaat uit een manege, bedrijfswoning en paardenpension. Het bedrijf beschikt naast stalruimte over verschillende binnen- en buitenrijbanen met bijbehorende voorzieningen zoals longeercirkels. De voetbalclub heeft één veld binnen het plangebied (daarbuiten nog twee velden) en twee clubgebouwen.

Zoetwaterinlaat (9)

Ter plaatse van de aanduiding '9' ligt ter hoogte van de Bernisse Spuidijk een inlaatvoorziening voor zoetwater vanuit het Spui. De Bernisse voorziet de industrie in de Botlek en een groot deel van Voorne-Putten van zoetwater.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Inleiding

Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van het bestemmingsplan. Daarbij wordt allereerst ingegaan op de uitgangspunten voor de bestemmingsregeling. Daarna wordt de juridische uitwerking nader toegelicht.

4.2 Uitgangspunten bestemmingsregeling

Algemeen

Zoals in de inleiding is weergegeven, is het belangrijkste doel van dit bestemmingsplan het bieden van een actueel juridisch-planologisch kader voor de bestaande situatie in het gebied. De inrichting heeft echter zo'n 40 jaar geleden plaatsgehad. Onder andere uit gesprekken die de gemeente heeft gevoerd met ondernemers in het gebied komt naar voren dat het gebied toe is aan een nieuwe impuls. Ondernemers hebben daar ook ideeën over. Daarbij gaat het niet alleen over het realiseren van voorzieningen, maar ook over samenwerking tussen ondernemers, bijvoorbeeld over het afstemmen van mogelijkheden en activiteiten waardoor een breder aanbod kan ontstaan. Of ideeën over samenwerking tussen ondernemers, gemeente, waterschap en het Recreatieschap Voorne / Putten / Rozenburg c.q. Groenservice Zuid-Holland (G. Z-H) als eigenaar respectievelijk beheerder bij de inrichting en het beheer van het gebied. In de rapportage 'Beleef en bereik Bernisse! de verbinding van Voorne-Putten' wordt – mede gebaseerd op de wensen en ideeën – een visie op het gebied neergelegd waarin een aantal mogelijkheden voor verbetering van het recreatief product recreatiegebied Bernisse wordt aangegeven. Het merendeel van de mogelijkheden zal nog verder moeten worden uitgewerkt en worden onderzocht op uitvoerbaarheid. Ook zal nader overleg nodig zijn met het Recreatieschap Voorne-Putten-Rozenburg en G.Z-H en de individuele ondernemers. Niet alles zal ook op korte termijn kunnen worden gerealiseerd. Tegen deze achtergrond zal vooral de bestemmingslegging voor de intensief-recreatieve delen van het gebied voldoende flexibel dienen te zijn.

Het Bernissegebied maakt echter ook deel uit van het buitengebied van de gemeente Bernisse. Voor een aantal onderdelen, zoals de regeling voor de burgerwoningen, is het bestemmingsplan Buitengebied uitgangspunt. Voor Zuytland Buiten vormt de vigerende bestemmingsplanregeling het vertrekpunt.

Bestemmingslegging in hoofdlijnen

Bestemmingen

Het grootste deel van het plangebied heeft een functie voor de dagrecreatie. Het merendeel van de gronden krijgt dan ook de bestemming Recreatie - Dagrecreatie. Deze bestemming biedt mogelijkheden voor een breed scala van dagrecreatieve activiteiten. Voor enkele specifieke functies, zoals de scouting en de jachthaven bij Heenvliet, is door middel van een aanduiding aangegeven dat het hier om specifieke functies gaat.

In de toekomst wordt het mogelijk, meer dan nu het geval is, het recreatiegebied te benutten voor het houden van evenementen. Evenementen zijn qua duur beperkt in de tijd, maar kunnen wel enige overlast voor de omgeving met zich meebrengen. Een evenemententerrein moet dan ook niet direct tegen een dorpskern aanliggen, maar een goede bereikbaarheid is wel essentieel. Om die reden is ervoor gekozen om binnen de twee dynamische clusters met een relatief intensief recreatief gebruik evenementen toe te staan, door middel van een binneplanse afwijkingsmogelijkheid. Hiervoor is de gebiedsaanduiding 'wetgevingszone - ontheffingsgebied' opgenomen. Deze locaties liggen op voldoende afstand van de bebouwde kommen en voldoen aan de eis ten aanzien van bereikbaarheid.

Voor het overige is met het oog op de gewenste flexibiliteit terughoudend omgegaan met het toekennen van specifieke functieaanduidingen.

De voetbalvelden bij Simonshaven en de daar aanwezige manege zijn vooral gericht op de sportbeoefening. Voor deze voorzieningen is een bestemming Sport passender dan de bestemming Dagrecreatie.

Zuytland Buiten krijgt de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie. Hier vormt het vigerende bestemmingsplan de leidraad voor de nieuwe bestemmingsregeling. Dit betekent dat er een maximum inhoudsmaat wordt opgenomen voor recreatiewoningen van 250 m³. In aanvulling op de vigerende regeling mag de inhoud van ten hoogste 25 recreatiewoningen maximaal 350 m³ bedragen. In de verblijfsrecreatiesector is namelijk in het algemeen wel vraag naar mogelijkheden om grotere woningen te kunnen huren dan een 'standaard' recreatiewoning, zodat families of vriendenclubs met elkaar een lang weekend of vakantie kunnen doorbrengen. Om te voorkomen dat de grotere woningen leiden tot een ander ruimtelijk beeld is een beperking opgenomen voor ten hoogste 25 recreatiewoningen.

Uit de gesprekken die met ondernemers zijn gevoerd, zijn kleinschalige verblijfsrecreatieve mogelijkheden als wens naar voren gebracht. Bij het bieden van overnachtingsmogelijkheden zal echter altijd enige vorm van toezicht en beheer nodig zijn. Dit vergt een zekere omvang van de verblijfsrecreatieve mogelijkheden, wil dit toezicht en het beheer ook economisch gezien op een verantwoorde wijze kunnen worden uitgevoerd. Om die reden wordt uitbreiding van verblijfsrecreatie op voorhand niet wenselijk geacht. Een uitzondering hierop vormt de mogelijkheid om bij de bestaande ondernemers (La Campagne en de Pannenkoekenbakker) om een beperkt aantal camperplaatsen te realiseren. Deze mogelijke ontwikkeling wordt in dit bestemmingsplan gefaciliteerd. Er is een initiatief voor een natuurcamping in het plangebied maar hiervoor dient een nadere afweging te worden gemaakt aan de hand van binnenplanse afwijkingsmogelijkheid.

De gronden in het plangebied die onderdeel vormen van de EHS krijgen een natuurbestemming, waarbij het bestemmingsplan wel de mogelijkheden biedt voor extensief dagrecreatief gebruik. Een zonering en het al dan niet toegankelijk zijn van delen van het gebied met het oog op aanwezige of te ontwikkelen natuurwaarden heeft vooral betrekking op het beheer van het gebied.

Door en langs het recreatiegebied lopen wegen en paden. De wegen voor gemotoriseerd verkeer hebben een verkeersbestemming, tenzij het om dijkwegen gaat. Het patroon van dijken op Voorne-Putten heeft cultuurhistorische en landschappelijke waarden, omdat hieruit de ontstaansgeschiedenis van het gebied valt af te leiden. De bezonning van de dijktaluds of het ontbreken daarvan en de wijze van beheer maken eveneens de ontwikkeling van natuurwaarden mogelijk. Om die redenen is voor de dijken – in navolging van de bestemmingslegging in het vigerende bestemmingsplan voor het buitengebied – gekozen voor een bestemming die recht doet aan de landschaps- en natuurwaarden en waarbinnen ook wegen en paden zijn toegestaan. De dijken zijn dan ook bestemd tot Natuur - Dijken met landschaps- en natuurwaarden. Om een versnipperd kaartbeeld te voorkomen is het wegtracé daarbij niet afzonderlijk op de verbeelding aangegeven.

De doorgaande fietspaden in het gebied zijn door middel van een specifieke bestemming aangegeven (Verkeer - Langzaam Verkeer). Minder belangrijke fiets- en wandelpaden zijn niet afzonderlijk aangegeven. De bestemmingsomschrijvingen van de bestemmingen waarmee deze paden samenvallen maken paden mogelijk. Door deze niet expliciet aan te geven ontstaat flexibiliteit om paden aan te passen als daaraan behoefte bestaat. Dit geldt ook voor de aansluitingen van de paden op de aangrenzende dorpsgebieden. Ook deze zijn niet vastgelegd zodat, indien nodig, wijziging mogelijk is.

Dezelfde handelswijze is gehanteerd voor de parkeerterreinen. Alleen bij de concentratiepunten in Hoenderhoek en Stompaard zijn de parkeerterreinen in de verkeersbestemming opgenomen. De overige parkeerterreinen in het recreatiegebied vallen vrijwel alle onder de dagrecreatieve bestemming. Opheffen van parkeerterreinen en aanleg van nieuwe terreinen is binnen deze bestemming mogelijk.

Het water van de Bernisse is bestemd tot Water. De belangrijke waterstaatkundige functie is in de bestemmingsomschrijving tot uitdrukking gebracht. Voor de begrenzing van de bestemming Water is niet altijd strikt de huidige oeverlijn gevolgd, maar valt een deel onder de dagrecreatieve bestemming. Bij eventuele toekomstige aanpassingen van de recreatieve inrichting van het gebied, is ook op onderdelen een aanpassing van de oeverlijn mogelijk indien dit wenselijk zou zijn. Dit geldt met name voor de kleinere baaien, waarvan de waterstaatkundige functie beperkt is en de recreatieve functie overheerst. Andersom is het ook mogelijk om gronden met een dagrecreatieve bestemming in te richten als water.

4.3 Juridische planbeschrijving

4.3.1 Bestemmingsplansystematiek

Per 1 januari 2010 geldt de digitaliseringsverplichting en is de digitale versie van een bestemmingsplan juridisch bindend. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal opgesteld, uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze moeten worden gepresenteerd, zodat deze ook digitaal raadpleegbaar zijn. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale plannen moeten voldoen. Zo bevatten de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.

Ook is rekening gehouden met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De voornaamste vernieuwing die hieruit voortkomt is de omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning is één geïntegreerde vergunning voor bouwen, wonen, monumenten, ruimte, natuur en milieu. Het inhoudelijke toetsingskader verandert niet of nauwelijks ten opzichte van het huidige toetsingskader. De verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen de diverse juridische kaders ligt echter vanaf 1 oktober 2010 bij de overheid. Daarnaast wordt in de Wabo bepaald welk type bouwwerken onder welke voorwaarden zonder vergunning opgericht mogen worden. De bestemmingsregels zijn hier, waar nodig, op afgestemd.

4.3.2 Verbeelding

Uitgangspunt is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes. De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de specifieke gebruiksregels.

Bestemmingsvlak en bouwvlak

De in het plangebied aanwezige bestemmingen bestaan in de meeste gevallen uit twee vlakken: een bestemmingsvlak en een bouwvlak. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik toegestaan is. Het bouwvlak is een gebied dat op de verbeelding is aangeven waarvoor de mogelijkheden om gebouwen en overkappingen te bouwen in de regels zijn aangegeven. Het bouwvlak is op de verbeelding voorzien van aanduidingen die betrekking hebben op de maatvoering. In dit bestemmingsplan is de maximale oppervlakte van gebouwen en overkappingen door middel van een oppervlaktemaat op de verbeelding aangegeven. Uitgangspunt is hierbij de bestaande oppervlakte van gebouwen en overkappingen, verhoogd met een uitbreidingsmogelijkheid van circa 15% om bestaande bebouwing zoveel mogelijk te kunnen aanpassen aan de huidige kwaliteitseisen.

Buiten het bouwvlak mogen in principe geen gebouwen worden gebouwd. Een uitzondering wordt gemaakt voor de bouw van sanitaire units met een oppervlakte van maximaal 50 m². Overweging daarvoor is, dat dergelijke gebouwtjes ook buiten de concentratiepunten nodig kunnen zijn. Met het oog op de kosten van exploitatie en beheer, zullen nooit sanitaire gebouwen worden gerealiseerd als deze niet echt nodig zijn voor een goed functioneren van het recreatiegebied.

Aanduidingen

Op de verbeelding is een onderscheid gemaakt in verschillende aanduidingen. Alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen, percentages en oppervlakten, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn maatvoeringaanduidingen, waaronder de maximale goothoogte en het maximum bebouwingsoppervlak.

Een aantal functieaanduidingen is gebruikt om de gebruiksmogelijkheden binnen een bestemming of een gedeelte daarvan nader te specificeren. Het kan hierbij gaan om een nadere specificatie van de gebruiksmogelijkheden, een expliciete verruiming daarvan of juist een beperking.

Een gebiedsaanduiding is een aanduiding die verwijst naar een gebied waarvoor bij de toepassing van het bestemmingsplan specifieke regels gelden. In dit geval betreft het bijvoorbeeld de molenbiotoop van de molens van Geervliet, Abbenbroek en Zuidland die gedeeltelijk binnen het plangebied vallen. Daarnaast is er een gebiedsaanduiding 'wetgevingzone - ontheffingsgebied' opgenomen voor het toetstaan van functies binnen het intensieve recreatieve cluster. Langs het Spui is tot slot een 'vrijwaringszone – vaarweg' opgenomen van 25 meter, gemeten van de begrenzingslijn van de Rijksvaarweg. Deze vrijwaringszone is opgenomen op grond van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) om de doorvaart van de scheepvaart in voldoende mate te kunnen waarborgen.

4.3.3 Planregels

Inleidende regels

Begrippen

Dit artikel definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.

Wijze van meten

Dit artikel geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.

Bestemmingsregels - Enkelbestemmingen

In het hoofdstuk Bestemmingsregels zijn de planregels van alle bestemmingen opgenomen met de daarbij behorende bestemmingsomschrijving. Waar noodzakelijk is gebruikgemaakt van aanduidingen om toegestaan gebruik nader te specificeren. In het bestemmingsplan komen de onderstaande bestemmingen voor.

Groen

De bestemming is opgenomen op een aantal plaatsen langs de doorgaande wegen die het plangebied doorkruisen. Feitelijk bestaan deze gronden uit talud, beplanting en bermsloten. In de groenbestemming zijn geen bouwmogelijkheden.

Maatschappelijk

In lijn met het aangrenzende bestemmingsplan 'Bernisse Buitengebied' krijgen grotere nuts- en waterstaatkundige voorzieningen een maatschappelijke bestemming. Deze bestemming komt éénmaal voor, ter plaatse van de waterinlaatvoorziening bij het Spui. Deze waterinlaat is aangeduid als 'nutsvoorziening'. Binnen de bestemming zijn ook wegen, paden, water en groen mogelijk.

Natuur

Een gedeelte van het plangebied maakt onderdeel uit van de Ecologische Hoofdstructuur. De betreffende gronden zijn bestemd als Natuur. Het primaire doel van deze gronden is het behoud, beheer, herstel en de ontwikkeling van de landschaps- en natuurwaarden. Daarnaast wordt de natuurbestemming gebruikt ten behoeve van extensieve dagrecreatie. In de bestemming zijn voet-, fiets- en ruiterpaden mogelijk. Er mogen geen gebouwen worden opgericht.

Natuur - Dijken met landschaps- en natuurwaarden

In het plangebied ligt een aantal dijken met een verkeersfunctie. Deze zijn bestemd als Natuur - Dijken met landschaps- en natuurwaarden. Deze gronden zijn bestemd voor dijken en (auto)verkeer, maar ook voor behoud, beheer, herstel en de ontwikkeling van de landschaps- en natuurwaarden. Deze bestemmingslegging sluit aan op die van bestemmingsplan 'Buitengebied'. Er mogen geen gebouwen worden opgericht.

Recreatie - Dagrecreatie

Het grootste gedeelte van de gronden in dit plan is bestemd als Recreatie - Dagrecreatie. Deze gronden zijn bestemd voor dagrecreatie en extensieve dagrecreatie en bestaan feitelijk uit ligweides, strandjes, water, groen, paden en op een aantal plaatsen recreatieve voorzieningen. Op deze plaatsen is een bouwvlak met bijbehorende maatvoering opgenomen. In de rest van het gebied zijn geen mogelijkheden om gebouwen op te richten, met uitzondering van toiletgebouwen. De horecabedrijven in het plangebied vallen, vanwege hun nauwe verwevenheid met de recreatieve functie, ook onder deze bestemming. De zelfstandige horecabedrijven zijn aangeduid door middel van een functieaanduiding. Verder zijn de scouting en de jachthaven in het noorden van het plangebied aangeduid.

Waar ondergeschikte horeca-activiteiten plaats vinden in combinatie met andere functies, zoals bijvoorbeeld bij de jachthaven het geval is, dan zijn deze horeca-activiteiten aangemerkt als ondersteunende horeca.

De mogelijkheden binnen de bestemming Recreatie - Dagrecreatie zijn mede afgestemd op de bestemming Water, omdat een deel van het water is opgenomen in de dagrecreatieve bestemming.

Recreatie - Verblijfsrecreatie

Deze bestemming is toegekend aan de gronden waarop het recreatiewoningencomplex ligt. Binnen Recreatie - Verblijfsrecreatie zijn maximaal 200 recreatiewoningen toegestaan. Het bouwvlak is gelijk aan het bestemmingsvlak. Tevens is één bedrijfswoning toegestaan. Om zoveel mogelijk flexibiliteit met betrekking tot de inrichting te bieden is één groot vlak opgenomen, ook op de gronden waar feitelijk het water ligt. Uiteraard is water mogelijk binnen de bestemming, alsmede groen, paden en erfontsluitingswegen.

Sport

De manege en de voetbalvereniging bij plaatse van Simonshaven zijn conform het gebruik van de gronden bestemd als Sport. Binnen de bestemming zijn bouwmogelijkheden voor gebouwen en er is één bedrijfswoning toegestaan ter plaatse van de manege.

Verkeer

De doorgaande wegen die het plangebied kruisen hebben een verkeersbestemming. Op deze gronden mogen maximaal twee doorgaande rijstroken aangelegd worden, alsmede voet- en fietspaden, water en groen. Waar de wegen het water overbruggen is ook een verkeersbestemming opgenomen.

Verkeer - Langzaam verkeer

Het recreatiegebied wordt onder andere gekenmerkt door een uitgebreide voet- en fietspadenstructuur. Sommige van deze paden maken onderdeel uit van een provinciaal netwerk of hebben een duidelijke recreatieve, doorgaande functie. Om dit te waarborgen zijn deze paden expliciet bestemd, in plaats van dat ze mogelijk zijn binnen bijvoorbeeld de recreatiebestemming. Een uitzondering hierop vormen de doorgaande fietspaden op de dijken, deze vallen in de bestemming Natuur - Dijken met landschaps- en natuurwaarden.

Water

Substantiële waterpartijen en -gangen zijn bestemd als Water. Hieronder valt uiteraard ook de Bernisse zelf. Secundair zijn de gronden met deze bestemming bedoeld voor oeverrecreatie, watersport, georganiseerde ongemotoriseerde vaart en aanlegsteigers. Op een aantal plaatsen liggen (fiets)bruggen, deze zijn mogelijk binnen de bestemming.

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied' is een wijzigingsbevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen om ter bevordering van toerisme en recreatie in de planperiode ook ongeorganiseerd varen met elektrisch aangedreven vaartuigen en/of gemotoriseerde vaart toe te staan. Hiermee wordt een koppeling gemaakt met de gemeentelijk beleidsvisie 'Beleef en bereik Bernisse' (zie paragraaf 2.4).

De bevoegdheid kan uitsluitend worden toegepast indien wordt voldaan aan de voorwaarden als genoemd in de wijzigingsregels. De belangrijkste voorwaarde is dat het Waterschap en het Recreatieschap toestemming hebben verleend voor het toelaten van gemotoriseerde vaart. Dit is van belang omdat dit op basis van de sectorale regelgeving (Keur en schapsverordening) nu niet mogelijk is. Daarnaast wordt gemotoriseerde vaart uitsluitend in de vorm van dagrecreatie toegestaan en in de periode april t/m september. Tot slot dient aangetoond te worden dat door het toestaan van gemotoriseerde vaart de natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast, bijvoorbeeld door middel van een ecologisch onderzoek Om extra flexibiliteit te bieden is hier aan toegevoegd dat ook toepassing kan worden gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid, indien blijkt dat natuurwaarden wel worden aangetast, maar mitigerende maatregelen worden getroffen. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan maatregelen ter voorkoming van golfslag.

Wonen

In het plangebied zijn vier burgerwoningen aanwezig. Deze hebben een woonbestemming conform het aangrenzende plan 'Buitengebied'. Er is geen aparte tuinbestemming. De woonbestemmingen zijn voorzien van een bouwvlak gelijk aan het bestemmingsvlak, een aanduiding voor het maximum aantal wooneenheden en de maximale goothoogte.

Bestemmingsregels - Dubbelbestemmingen

Behalve de enkelbestemmingen kent het plan ook een aantal dubbelbestemmingen. Dit zijn gronden waarop meerdere ruimtelijk-relevant functies tegelijkertijd voorkomen, zoals leidingen, hoogspanningskabels en -verbindingen en waterkeringen.

Leiding - Hoogspanning

In het plangebied ligt een ondergrondse hoogspanningskabel van 150 kV die loopt van Geervliet naar Middelharnis. Het gedeelte van het tracé dat door dit bestemmingsplan loopt, heeft de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanning'.

Leiding - Hoogspanningsverbinding

Het plangebied wordt doorkruist door twee hoogspanningsverbindingen: één van 150 kV (kilo Volt) en één van 380 kV. De leidingen (de feitelijke tracés) zijn door middel van een figuur 'hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding' op de kaart aangegeven. Bij de leidingen hoort een belemmeringenstrook, deze is weergeven door middel van de dubbelbestemming. Voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, is een omgevingsvergunning nodig. Bouwwerkzaamheden zijn uitsluitend toegestaan indien het belang van de leiding niet wordt geschaad.

 

Leiding - Leidingstrook

Deze dubbelbestemming betreft één grote belemmeringenstrook waarin meerdere leidingen liggen: drie gasleidingen en drie olieleidingen. Voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, is een omgevingsvergunning benodigd. Bouwwerkzaamheden zijn uitsluitend toegestaan indien het belang van de leidingbeheerder niet wordt geschaad.

Leiding - Riool

De 2 rioolpersleidingen zijn voorzien van de dubbelbestemming Leiding - Riool.

Waarde - Archeologie - 1

Voor het middeleeuwse dijktracé, de Biertsedijk (Waarde - Archeologie - 1) geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden met een oppervlak groter dan 100 m² en die tevens dieper reiken dan 50 cm beneden maaiveld.

Waarde - Archeologie - 2

Voor het gebied met een redelijk tot hoge kans op de aanwezigheid van archeologische sporen en met een relatief geringe laatmiddeleeuwse afdekking van zand en klei (Waarde Archeologie - 2) geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden met een oppervlak groter dan 200 m² en die tevens dieper reiken dan 40 cm beneden maaiveld.

Waarde - Archeologie - 3

Voor het gebied met een redelijk tot hoge kans op de aanwezigheid van archeologische sporen en met een relatief dikke laatmiddeleeuwse afdekking van zand en klei (Waarde Archeologie - 3) geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden met een oppervlak groter dan 200 m² en die tevens dieper reiken dan 80 cm beneden maaiveld.

Waarde - Archeologie - 4

Voor het aan laatmiddeleeuwse erosie door de Bernisse blootgestelde gebied met een lage kans op de aanwezigheid van archeologische sporen (Waarde Archeologie - 4) geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden met een oppervlak groter dan 200 m² en die tevens dieper reiken dan 400 cm beneden maaiveld.

Waarde - Archeologie - 5

Voor het binnen de bestemmingsplangrenzen gelegen water (Waarde - Archeologie - 5) geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden met een oppervlak groter dan 200 m² en die tevens dieper reiken dan de huidige onderwaterbodem.'

Waterstaat

Ter plaatse van deze dubbelbestemming liggen gronden die primair bestemd zijn voor de waterhuishouding. Feitelijk betreft dit de Bernisse.

Waterstaat - Waterkering

Langs de Bernisse en op enige afstand daarvan liggen dijken die een waterkerende functie hebben. Deze gronden zijn aangeduid als Waterstaat - Waterkering. Bij eventuele bouwplannen in de onderliggende bestemming dient rekening te worden gehouden met deze functie.

Algemene regels

In de algemene regels staan voorschriften die voor meerdere bestemmingen tegelijk gelden, zoals de algemene aanduidingsregels, algemene bouwregels en algemene afwijkingsregels. Onder de algemene aanduidingsregels komt bijvoorbeeld de molenbiotoop voor: dit is een denkbeeldige zone rondom een molen waarin restricties gelden ten aanzien van de bouwhoogte van gebouwen.

Hoofdstuk 5 Onderzoek

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk komen de voor het plangebied relevante milieuaspecten aan bod. Elk aspect wordt beschreven en vervolgens wordt onderzocht of eventuele ontwikkelingen in relatie tot het aspect de vaststelling van het plan in de weg zou kunnen staan. Voor dit plan zijn de volgende aspecten relevant: verkeer, bodem, water, ecologie, archeologie, cultuurhistorie, bedrijven en milieuzonering, externe veiligheid, planologisch relevante leidingen, geluidshinder en luchtkwaliteit.

5.2 Archeologie

Beleidskader

De gemeente Bernisse onderschrijft de uitwerking van het 'Verdrag van Malta': behoud van het archeologisch erfgoed waar mogelijk en documentatie van vindplaatsen waar nodig. Hierbij wordt aangesloten op het rijksbeleid en het provinciale beleid dat naar aanleiding van het 'Verdrag van Malta' is ontwikkeld en dat zijn neerslag heeft gevonden in de Wet op de archeologische monumentenzorg (2007). Bernisse heeft in 2008 een gemeentelijk archeologisch beleid vastgesteld, waarvan de Archeologische Waarden- en Beleidskaart een belangrijk instrument vormt. De kaart toont de archeologische waarden en verwachtingen binnen het gemeentelijk grondgebied en geeft aan hoe de gemeente Bernisse daarmee wenst om te gaan. In bestemmingsplannen wordt voor de verschillende plangebieden het archeologisch beleid nader uitgewerkt.

Binnen het grondgebied van de gemeente zijn enkele vindplaatsen uit de vroege prehistorie en enkele tientallen vindplaatsen uit de IJzertijd, de Romeinse tijd en de Middeleeuwen vanaf circa 1000 bekend. Vermoedelijk gaat het in werkelijkheid om een veelvoud van dergelijke vindplaatsen. Daarnaast is er het in de Late Middeleeuwen (na circa 1300) ontgonnen landschap met bijbehorende vaarten, sloten, wegen en dijken en de woonkernen Heenvliet, Geervliet, Abbenbroek, Zuidland, Simonshaven, Oudenhoorn en Biert.

Het doel van het gemeentelijk archeologisch beleid is om (1) te zorgen voor het ongeschonden behoud van archeologische waarden ter plaatse in de bodem; (2) te zorgen voor de documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is; (3) te zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden.

Het vaststellen, waarderen en documenteren van archeologische waarden binnen een te ontwikkelen plangebied vindt binnen de archeologische monumentenzorg gefaseerd plaats. Na een bureauonderzoek kan het nodig zijn een archeologische inventarisatie in het veld uit te voeren. De resultaten van de inventarisatie kunnen vervolgens leiden tot een aanvullend archeologisch onderzoek. De resultaten van laatstgenoemd onderzoek vormen het uitgangspunt bij de keuze om een vindplaats te behouden, op te graven, waarnemingen uit te voeren tijdens het bouwproject of geen verdere stappen te ondernemen.'

Bewoningsgeschiedenis

In het plangebied en de directe omgeving gaat de bewoningsgeschiedenis terug tot circa 2500 voor Christus. Het betreft mensen die in deze regio leefden van akkerbouw, veeteelt, jacht en visvangst. Deze bewoners vestigden zich in de oeverzones van een zoetwatergetijdengeul bij Hekelingen en Simonshaven in de periode Laat-Neolithicum en Vroege Bronstijd (2500 tot 1800 voor Christus). Verder van de getijdengeul vandaan vormden zich uitgestrekte moerassen waar veenvorming plaatsvond en waar de vestigingsmogelijkheden voor de mens zeer waren beperkt. Sporen van de aanwezigheid van de mens ontbreken hier dan ook tot de IJzertijd.

In de IJzertijd wordt het uitgestrekte moeras op natuurlijke wijze ontwaterd, wanneer zich geulen vormen in de veengebieden en er uiteindelijk ook klei en zand wordt afgezet. De ontwaterde venen en later ook de kleigebieden worden in die periode door de mens gekoloniseerd. Het gaat om boeren die vee hielden en akkerbouw bedreven. Jagen en vissen speelden nu definitief een ondergeschikte rol. De vindplaatsen uit de IJzertijd in Bernisse betreffen vaak uitstekend geconserveerde boerderijplaatsen, met een schat aan gegevens over het agrarische bestaan en de manier waarop de IJzertijdboeren het landschap om hen heen gebruikten. Een voorbeeld van een IJzertijd-nederzetting bevindt zich in de nabije omgeving van het bestemmingsplangebied, aan de Dwarsweg te Zuidland. Er werden onder andere palen, botmateriaal en aardewerk aangetroffen.

De bewoning loopt door tot in de Romeinse tijd. In tegenstelling tot de IJzertijd-bevolking, die grotendeels zelfvoorzienend was, produceerden de locale inheemse boeren ook voor een markt. De intensivering van de landbouw blijkt uit het graven van greppels en sloten en de aanleg van dammen met duikers, waarvan enkele als uitwateringssluis hebben gefunctioneerd. Hiervan zijn diverse voorbeelden op Voorne-Putten bekend. In de naaste omgeving van het plangebied bevinden zich diverse vindplaatsen uit deze periode, bijvoorbeeld ter plaatse van de wijk Kreken van Nibbeland. Behalve nederzettingssporen, greppels en duikers is daar ook een grafveld aangetroffen.

In de loop van de 3e eeuw na Christus stopt de bewoning. Het gebied wordt verlaten. De algehele politieke situatie van het Romeinse rijk kan hierbij een rol hebben gespeeld, maar evenzeer het natter wordende landschap. Vanaf de 3e eeuw begint namelijk op een aantal plaatsen de veengroei opnieuw, ook in de gemeente Bernisse.

Aan de veengroei kwam in de 6e eeuw een einde. Plaatselijk vond ook sedimentatie plaats, een vroege fase van de Afzettingen van Duinkerke III. Historisch, en ook wel archeologisch, zijn er aanwijzingen dat Voorne-Putten in de 7e eeuw bewoond is. Het gaat dan om bewoning op en ontginning van de kleigebieden. De venen erbuiten zouden later zijn ontgonnen en gekoloniseerd: vanaf de 10e eeuw.

In de tweede helft van de 12e eeuw en in het begin van de 13e eeuw heeft Voorne-Putten last van overstromingen. Veel land gaat verloren, geulen snijden zich in, klei en zand worden afgezet (Afzettingen van Duinkerke III). Nog in de 12e eeuw is een begin gemaakt met het indijken van hoger gelegen stukken land. Rond 1200 waren er de eerste polders, ringpolders zoals Heenvliet, Abbenbroek en de later verdronken polder Drencwaard aan de westzijde van de Bernisse en aan de oostzijde de ringpolders Geervliet en Biert. De ringpolders werden met aandijkingen uitgebreid, zoals in de 13e eeuw bij de polders Heenvliet en Abbenbroek. In 1305 ontstond de polder Simonshaven, door bestaande ringpolders Geervliet, Biert, Vriesland en Spijkenisse op Putten met elkaar te verbinden. In 1355 kwam de polder Oudenhoorn gereed en in het begin van de 15e eeuw de polder Zuidland.

Vijf van de oorspronkelijke zes middeleeuwse nederzettingen in de gemeente Bernisse - Geervliet, Heenvliet, Abbenbroek, Zuidland en Simonshaven - hebben gemeen dat zij zijn ontstaan aan een haven aan de Bernisse, al zijn er verschillen in ouderdom.

afbeelding "i_NL.IMRO.1930.BPBGDRECBER-4001_0011.png"

Figuur 5.1 Voorne-Putten en omgeving in 1645 op de kaart van Blaeu. De Bernisse scheidt de twee eilanden Voorne en Putten

In de Middeleeuwen bracht de rivier een grote welvaart in het gebied en had De Bernisse een belangrijke functie voor de scheepvaart.

Rond het jaar 1300 begon de waterweg geleidelijk te verzanden en werd het gebied stapsgewijs gebruikt voor agrarische doeleinden. De betekenis van de Bernisse als vaarroute voor het handelsverkeer nam steeds meer af. In tegenstelling tot de snel verzandende Bernisse schuurde het tegenwoordige Spui rond 1600 verder uit en werd besloten deze rivier voortaan als hoofdader voor het scheepvaartverkeer te benutten. Er was sprake van economische neergang. Geervliet, Heenvliet, Abbenbroek, Zuidland en Simonshaven werden 'landnederzettingen' met een agrarisch karakter, met daarnaast kleine bedrijvigheid van handwerklieden. In de 20e eeuw, in het bijzonder na de Tweede Wereldoorlog, zijn er grote veranderingen, waardoor het uiterlijk van de gemeente Bernisse ingrijpend is gewijzigd: woningbouw, industrialisatie, grote infrastructurele werken en ruilverkavelingswerkzaamheden.

Archeologische verwachting

Resten uit de IJzertijd en Romeinse tijd zijn potentieel te vinden langs waterlopen in het op natuurlijke wijze ontwaterde veen-/kleigebied. Sporen uit de Middeleeuwen kunnen samenhangen met de ontginning van het gebied (rond 1000) en de bewoning na de 12e-eeuwse overstromingen, waarbij vooral de dijken belangrijke bewoningslinten zijn. De dijken en stroken grond ter weerszijden ervan zijn daarom zeer kansrijk op het aantreffen van archeologische sporen uit deze periode. In het plangebied ligt een deel van de dijk (Biertsedijk) rondom de Polder Biert (12e eeuw, herdijkt 15e eeuw). Het overgrote deel van het plangebied kent een lage archeologische verwachting in verband met blootstelling van deze zone aan laatmiddeleeuwse erosie door de Bernisse. De rest van het plangebied heeft een redelijk tot hoge kans op de aanwezigheid van archeologische sporen. Dit gebied kan verder worden verdeeld in gebied met een relatief geringe en gebied met een grotere mate van laatmiddeleeuwse afdekking van zand en klei (respectievelijk meer dan 40 cm en meer dan 80 cm laatmiddeleeuws overstromingsdek).

In het bestemmingsplangebied zijn zowel grote landschappelijke fenomenen (slootstructuren, akkercomplexen) te verwachten, als kleinere structuren die in een booronderzoek traceerbaar zijn, zoals huisplaatsen uit de prehistorie of de Romeinse tijd. Dergelijke structuren hebben een gemiddelde oppervlakte van 100-200 vierkante meter. Archeologische indicatoren van dit type en/of uit deze periode, aangetroffen in een klein plangebied (kleiner dan 200 vierkante meter), leveren doorgaans een beperkte wetenschappelijke waarde op en de archeologische informatie is gefragmenteerd. De kosten en administratieve handelingen die een dergelijk onderzoek met zich meebrengt staan niet in verhouding tot de relatief kleine (en dus minder kostbare) bodemingreep, die vaak door een particulier wordt uitgevoerd en betaald. Het verlies aan archeologische informatie als in dergelijke gevallen geen onderzoek wordt uitgevoerd is relatief gering. Uiteindelijk is de diepte van de bodemverstoring (in combinatie met de specifieke bodemopbouw) belangrijker dan de oppervlakte; die bepaalt of archeologische waarden bedreigd worden of niet.

Het registreren van een enkel spoor of een enkele vondst die bij dergelijke bodemingrepen wordt aangetroffen kan wel zinvol zijn. Daarom wijst de gemeente, wanneer (nader) archeologisch onderzoek niet verplicht is, altijd op de meldingsplicht in geval van 'toevalsvondsten', zoals verwoord in artikel 53 van de Monumentenwet 1988.'

5.3 Cultuurhistorie

Toetsingskader

Monumentenwet

De wet- en regelgeving op rijksniveau rondom cultureel erfgoed is vastgelegd in de Monumentenwet 1988. Het is het belangrijkste sectorale instrument voor de bescherming van cultureel erfgoed. In de Monumentenwet 1988 is geregeld hoe monumenten aangewezen kunnen worden als beschermd monument. De wet heeft betrekking op gebouwen en objecten, stads- en dorpsgezichten, archeologische waarden en op het uitvoeren van archeologisch onderzoek. Artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) geeft voorts aan dat bestemmingsplannen, waarvoor geen milieueffectrapport wordt opgesteld, een beschrijving bevatten van de wijze waarop met de in het plangebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland en Regioprofielen Cultuurhistorie

De provincie Zuid-Holland heeft de Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland (CHS) vastgesteld en regioprofielen cultuurhistorie opgesteld. De provincie betrekt hierdoor de cultuurhistorie bij ruimtelijke ontwikkelingen en richt zich hierbij vooral op het beschermen en versterken van het cultureel erfgoed voor zover dit is vastgelegd op de kaart van de CHS en beschreven is in de regioprofielen. De CHS en regioprofielen vormen de basis voor toetsing van en advisering over bestemmings- en bouwplannen van gemeenten op erfgoedaspecten.

Het cultureel erfgoed wordt hier opgevat als het geheel van overblijfselen uit het verleden in:

  • de bodem (archeologie);
  • de ongebouwde omgeving (landschap);
  • de gebouwde omgeving (nederzettingen).

Wanneer deze overblijfselen nog voldoende herkenbaar zijn als een kenmerk van de regionale bewonings- en ontginningsgeschiedenis, zijn ze op kaart gezet. Ieder onderdeel, archeologie, historische stedenbouw en historisch landschap, bestaat uit twee kaarten die inzichtelijk maken wat in Zuid-Holland cultuurhistorisch van belang is en waarom.

  • De kenmerkenkaart, waarop de kenmerkende nederzettingspatronen, landschapspatronen en de archeologische opbouw van het landschap zijn weergegeven.
  • De waardenkaart, waarop de waardevolle structuren van de kenmerkenkaart zijn gewaardeerd.

Onderzoek

Cultuurhistorie

Op de provinciale waardenkaart is te zien dat in het plangebied enkele dijken een hoge landschappelijke waarde hebben, enkele dijken hebben een redelijk hoge waarde. Ook het provinciale fietspad op het vroegere tramtracé dat het plangebied doorkruist heeft een hoge landschappelijke waarde. Het plangebied ten noorden van de Groene Kruisweg ligt in de invloedszone van de beschermde dorpsgezichten van Heenvliet en Geervliet. Ter hoogte van Abbenbroek en Zuidland ligt het plangebied binnen de molenbiotopen van twee molens. Dit geldt ook nog voor een klein deel van het plangebied nabij de Groene Kruisweg, waar de molenbiotoop van de molen van Geervliet binnen het plangebied valt.

In de Verordening Ruimte van de provincie zijn regels met betrekking tot molenbiotopen opgenomen. De regels zijn erop gericht de vrije windvang en het zicht op de molen voldoende garanderen. Voor de molens in Geervliet, Abbenbroek en in Zuidland geldt dat de molenbeschermingszone gedeeltelijk binnen en gedeeltelijk buiten de bebouwingscontour liggen. Binnen en tot de bebouwingscontour geldt de 1 op 30-regel (de maximale hoogte mag niet meer bedragen dan 1/30ste van de afstand tussen bouwwerk of beplanting en het middelpunt van de molen, gerekend met de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek. De toegepaste bebouwings- en beplantingshoogte ter plaatse van de bebouwingscontour wordt buiten de bebouwingscontour horizontaal doorgetrokken tot daar, waar op grond van de berekening voor een molen buiten de bebouwingscontour een grotere hoogte kan worden toegestaan (1 op 100-regel, gerekend met de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek).

afbeelding "i_NL.IMRO.1930.BPBGDRECBER-4001_0012.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1930.BPBGDRECBER-4001_0013.png"

Figuur 5.2 Landschappelijke waarden

Topgebied cultureel erfgoed

In de provincie Zuid-Holland zijn zestien gebieden benoemd als topgebied cultureel erfgoed. Het gaat om gebieden of structuren met een gave, cultuurhistorische samenhang met betrekking tot archeologie, landschapshistorie en nederzettingen. Dit betreft bijvoorbeeld gebiedsspecifieke ontginningspatronen, bebouwingslinten en afzonderlijke bouwwerken als molens en historische boerderijen. De bescherming in topgebieden richt zich op de continuïteit van het karakter, door behoud en versterking van de structuur. Ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk binnen randvoorwaarden vanuit cultuurhistorie. Voor de topgebieden zijn regioprofielen cultuurhistorie opgesteld, die concreet de cultuurhistorische waarden beschrijven en kwalitatieve richtlijnen bevatten voor ruimtelijke ontwikkeling en de omgang met deze waarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1930.BPBGDRECBER-4001_0014.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1930.BPBGDRECBER-4001_0015.png"

Figuur 5.3 Uitsnede kaart Topgebieden Zuid-Holland (bron: verordening Ruimte, Zuid-Holland)

Het plangebied valt voor een groot deel binnen het Topgebied Voorne/Brielle/Bernisse (zie figuur 5.3). Dit Topgebied kenmerkt zich onder andere door een divers landschap door verschillen in grondgebruik, karakteristieke polders (zoals die van Biert), landgoederen met parkbossen uit de 19e en 20e eeuw en de Bernisse zelf met haar rijke verleden als belangrijke vaarroute.

Voor dit gebied zijn specifieke uitgangspunten opgesteld met betrekking tot cultuurhistorische waarden, archeologie en molen- en landgoedbiotopen. Hieronder volgt een opsomming van zaken die voor het gebied van de Bernisse van toepassing zijn:

  • zichtrelatie van het Hartelkanaal-Brielse Maasdijk tussen de dorpen Heenvliet en Geervliet naar het achterland van Voorne-Putten: bewaren van openheid tussen deze dorpen door het onbebouwd laten van deze zone. Zo blijft de zichtrelatie tussen de dorpen, het water en het achterland gewaarborgd;
  • 'continuïteit van karakter' in relatie tot voorstraatdorpen (zoals Heenvliet, Abbenbroek en Simonshaven): bewaren en zichtbaar houden van de samenhang tussen alle onderdelen van een voorstraat: dijk, voorstraat, kerk met eventueel gracht en kerkring en het doorzetten van de bescheiden maat en schaal van de bebouwing aan de dijk en aan de voorstraat.

Indien er ontwikkelingen in het plangebied plaatsvinden die betrekking (zouden kunnen) hebben op de dorpen of het beschreven doorzicht, moet hiermee rekening worden gehouden.

Toetsing

Cultuurhistorie

In het bestemmingsplan worden geen ontwikkelingen voorzien die van invloed zijn op de waardevolle dijken, de uitgangspunten met betrekking tot het Topgebied, de invloedzone van de beschermde dorpsgezichten en/of de molenbiotopen. De regels uit de provinciale verordening zijn overgenomen in de regels van dit bestemmingsplan.

Conclusie

Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

5.4 Bedrijven en milieuzonering

Beleid en normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies:

  • ter plaatse van de milieugevoelige functies een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en milieugevoelige functies in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).

Onderzoek en conclusies

Binnen het plangebied zijn verscheidene recreatieve- en horecafuncties gelegen. In de huidige situatie zijn in de nabijheid van (eventueel) hinder veroorzakende recreatieve functies geen gevoelige objecten aanwezig. Ook in de nabijheid van locaties waar mogelijk kleinschalige ontwikkelingen plaatsvinden, zijn geen gevoelige functies gelegen. Er is ter plaatse van de bestaande woningen in het plangebied sprake van een goed woon- en leefklimaat en de aanwezige bedrijven worden door de vaststelling van dit bestemmingsplan niet in hun bedrijfsvoering belemmerd. Het aspect milieuhinder van bedrijven vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

5.5 Bodem

Beleid en normstelling

Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.

Onderzoek en conclusie

Uit het Bodemloket (www.bodemloket.nl) blijkt dat ter plaatse van het plangebied verschillende historische activiteiten bekend zijn die mogelijk hebben geleid tot bodemvervuiling (figuur 5.3). Verder komen er gebieden voor die onderzocht zijn en waar geen verdere procedure voor nodig is, waarvan de onderzoeken nog in procedure zijn of die gesaneerd zijn. Het voorliggende bestemmingsplan is grotendeels consoliderend van aard. Het is daardoor niet noodzakelijk om de bodemkwaliteit binnen het gehele plangebied vast te stellen. Bij eventuele toekomstige ontwikkelingen zal worden bekeken of ter plaatse verontreinigingen bekend zijn of verdachte activiteiten hebben plaatsgevonden. Indien nodig zal de bodem worden gesaneerd, zodat deze geschikt is voor de nieuwe functie.

afbeelding "i_NL.IMRO.1930.BPBGDRECBER-4001_0016.png"
Figuur 5.4 Bodemkwaliteit ( www.bodemloket.nl )

De kleinschalige ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt (zoals evenemententerrein, aanlegplaats fluisterboten, camperstandplaatsen) vinden plaats op locaties waar de huidige functie reeds recreatie is. Er vindt hier dus geen functieverandering plaats waarvoor in het kader van het voorliggende bestemmingsplan bodemonderzoek uitgevoerd dient te worden. De bodemkwaliteit staat de vaststelling van dit bestemmingsplan dan ook niet in de weg.

5.6 Ecologie

Samenvatting

Deze paragraaf betreft een samenvatting van het uitgebreide bureauonderzoek zoals opgenomen in bijlage 1.

Huidige situatie

Het plangebied bestaat voornamelijk uit extensieve recreatie (ligweides, strand), natuur en water. Verspreid is ook bebouwing aanwezig, waaronder woningen, horeca en een recreatiewoningenpark.

Beoogde ontwikkelingen

Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Op enkele locaties wordt wel het bouwvlak vergroot en worden bouwmogelijkheden verruimd met een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid. In dit bureauonderzoek is aangegeven waar deze toekomstige kleinschalige ontwikkelingen aan dienen te worden getoetst.

Resultaten onderzoek

Gebiedsbescherming

De in het plangebied gelegen EHS-gebieden krijgen overwegend een natuurbestemming met extensief recreatief medegebruik. In de EHS-gebieden worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De meeste van de voorgestelde mogelijke ontwikkelingen zijn ook niet van invloed op het Natura 2000-gebied Haringvliet. De botenhuizen zijn bedoeld voor roeiboten, kano's en fluisterboten. Gemotoriseerd vaarverkeer is verboden op de Bernisse, met uitzondering van elektrisch aangedreven vaartuigen. Verstoring als gevolg van de realisatie van de botenhuizen zal dan ook niet optreden.

In het intensieve recreatieve cluster zijn evenementen toegestaan. Een muziekfestival maakt daarbij de meeste herrie. Het betreffende gebied ligt circa 5 km van het Natura 2000-gebied. Op deze afstand is het geluid niet of nauwelijks meer waarneembaar. De beschermde soorten in het Natura 2000-gebied zullen hier zeker geen hinder van ondervinden.

De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie vormen geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

Soortenbescherming

Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen of verlening van ontheffing op grond van de Flora- en faunawet (hierna Ffw) nodig zal zijn en of het reëel is te verwachten dat deze zal worden verleend.

Het bestemmingsplan is grotendeels consoliderend van aard. Er worden geen concrete ontwikkelingen voorzien. Er wordt wel rekening gehouden met enkele mogelijke ontwikkelingen op basis van de visie 'Beleef en bereik Bernisse! De verbinding van Voorne-Putten' Bij uitwerking van deze ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met het volgende:

  • er is geen ontheffing nodig voor de tabel 1-soorten van de Ffw omdat hiervoor een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Ffw. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving;
  • tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Ffw wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron: www.vogelbescherming.n);
  • bij de kap van groen, bomen en/of sloop van bebouwing is nader onderzoek naar vogels met vaste verblijfplaatsen noodzakelijk. Verblijfplaatsen van vogels die hun verblijfplaats het hele jaar gebruiken, zijn jaarrond beschermd. Slechts een beperkt aantal soorten bewoont het nest permanent of keert elk jaar terug naar hetzelfde nest. Deze soorten staan vermeld in categorie 1 t/m 4 van de 'Aangepaste lijst van jaarrond beschermde vogelnesten' (Ministerie van LNV, 2009). Indien de werkzaamheden effect hebben op deze soorten is een ontheffing nodig. Voor vogels kan alleen een ontheffing worden verleend op grond van een wettelijk belang uit de Vogelrichtlijn. De meeste vogels maken elk broedseizoen een nieuw nest of zijn in staat om een nieuw nest te maken. Deze vogelnesten voor eenmalig gebruik zijn alleen tijdens het broedseizoen beschermd. Voor deze soorten is geen ontheffing nodig, indien werkzaamheden buiten het broedseizoen plaatsvinden of maatregelen zijn getroffen om te voorkomen dat deze soorten zich vestigen tijdens het broedseizoen. Buiten het broedseizoen mag van deze soorten het nest worden verplaatst of verwijderd;
  • bij de kap van groen, bomen en/of sloop van bebouwing is nader onderzoek naar het voorkomen van vleermuizen (tabel 3 Bijlage IV HR) noodzakelijk. Indien vaste rust-, verblijfs- of voortplantingsplaatsen, primair foerageergebied of vaste vliegroutes van deze soorten aanwezig blijken te zijn en aangetast worden door toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, dan dient overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van mitigerende en compenserende maatregelen. Indien de vereiste maatregelen worden genomen zal de Ffw de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staan. Indien de vereiste maatregelen niet mogelijk zijn, dient in nader overleg met de Dienst Regelingen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie bepaald te worden of het plan in zijn huidige vorm uitvoerbaar is;
  • bij werkzaamheden aan of het dempen van watergangen en -partijen is nader onderzoek naar de kleine modderkruiper (tabel 2-soort) nodig. Aantasting van de kleine modderkruiper tijdens werkzaamheden aan of het dempen van watergangen dient voorkomen te worden door de soort voorafgaand aan de werkzaamheden te verplaatsen. Deze werkzaamheden kunnen zonder ontheffing uitgevoerd worden, indien de aannemer beschikt over een goedgekeurde gedragscode. Als dit niet het geval is, moet een ontheffing aangevraagd worden.

5.7 Externe veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan.

Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

In de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS) is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water en (spoor)wegen opgenomen. Op basis van de circulaire is voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten in nieuwe situaties geldt een richtwaarde van 10-6 per jaar. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Wel kan de verantwoordingsplicht voor het GR nog buiten deze 200 m strekken.

Vooruitlopend op de vaststelling van het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid is de circulaire per 1 januari 2010 gewijzigd. Met deze wijziging zijn de veiligheidsafstanden en plasbrandaandachtsgebieden uit het Basisnet Wegen en Basisnet Water opgenomen in de circulaire.

Besluit externe veiligheid buisleidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. In dat besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering.

Onderzoek

Risicovolle inrichting

Uit de provinciale risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat in of nabij het plangebied meerdere risicovolle inrichtingen aanwezig zijn. De belangrijkste gegevens van deze inrichtingen zijn in de volgende tabel weergegeven. Daarnaast is in 2007 een bouwvergunning verleend voor twee propaantanks in de omgeving van de Stompaardsedijk.

naam inrichting   risicovolle activiteit   PR 10-6- contour   veiligheidsafstand propaantanks   groepsrisico  
Paviljoen Stompaard (de Pannenkoekenbakker)   opslag propaan   nvt   20 m   -  
La Campagne   opslag propaan   nvt   20 m   -  
Shell Geervliet NZ&ZZ (bevi-inrichting)   lpg (1.500 m³ /jaar)   110 m     150 m  
Primagaz Nederland BV   opslag propaan   nvt   25 m   -  

Binnen de PR-contouren zijn geen kwetsbare objecten gelegen. Daarnaast vindt er, gezien de omgeving van deze risicovolle objecten (extensieve recreatiegebieden en graslanden), naar verwachting geen overschrijding van het GR plaats. Tevens is het bestemmingsplan hoofdzakelijk consoliderend van aard. De kleinschalige ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt, vinden niet plaats in de directe omgeving van de risicovolle inrichtingen waardoor het GR ook niet zal toenemen. De aanwezigheid van de risicovolle inrichtingen staat de vaststelling van dit bestemmingsplan dan ook niet in de weg. Door de ligging van het plangebied binnen het invloedsgebied van het GR van de Bevi-inrichtingen is echter wel een verantwoording van het GR noodzakelijk.

Ook wordt voldaan aan de veiligheidsafstanden voor propaantanks.

Het plangebied ligt daarnaast in de nabijheid van het Botlekgebied. In het Botlekgebied is Veembedrijf De Rijke BV gevestigd aan de Nieuwesluisweg 214. Hier vindt het laden, lossen en opslaan van gevaarlijke stoffen plaats. De PR 10-6-contour ligt niet over het plangebied. Het invloedsgebied voor het GR is 1.900 m. Het plangebied ligt op circa 500 m vanaf de inrichting. Dit is binnen het invloedsgebied. Gezien de omgeving van het plangebied (bedrijvigheid, watergang, recreatiegebied) zal er naar verwachting geen overschrijding van het GR plaatsvinden. Doordat het voorliggende bestemmingsplan hoofdzakelijk consoliderend van aard is en de kleinschalige ontwikkelingen die wel mogelijk worden gemaakt buiten het invloedsgebied van deze inrichting liggen, zal het GR ook niet toenemen. De inrichting staat de vaststelling van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg. Door de ligging van het plangebied binnen het invloedsgebied is ook hiervoor echter wel een verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg

In het noorden van het plangebied vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de weg N218 (wegvak z85: N218: N57/N218 Zwartewaal-N218 Groene Kruisweg). De PR 10-6-contour is niet buiten de weg gelegen. PR 10-8-contour, indicatief voor het invloedsgebied, is 82 m. Gezien de omgeving van de weg (voornamelijk recreatiegebieden en weilanden) vindt ook hier naar verwachting geen overschrijding van het GR plaats. Ook deze weg staat de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.

Vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Ook vindt er in het plangebied vervoer van gevaarlijke stoffen plaats door buisleidingen. De relevante gegevens van deze buisleidingen zijn in de onderstaande tabel weergegeven.

leiding   soort   diameter   druk   PR 10-6- contour   groepsrisico  
36'' ruwe olie pijpleiding 2089300 Rotterdam-Rijn Pijpleiding    K1-leiding   36"   43 bar   48,8 m 1   - (dichtheid <255 personen/ha)  
24'' ruwe olie pijpleiding 2029700 VROM   K1-leiding   24"   60 bar   25 m   - (dichtheid <255 personen/ha)  
Main Line 2021100 Vrom   K1-leiding   34,02"   52 bar   34 m   - (dichtheid <255 personen/ha)  
gasleiding A-536-KR-022/023   gas   36"   66,2 bar   0 m   430 m  
gasleiding A-537-KR-022/023   gas   18"   66,2 bar   0 m   240 m  
gasleiding A-624-KR-062/063   gas   36"   80 bar   0 m   470 m  

1 Het invloedsgebied van deze leiding bedraagt maximaal 70,8 m vanaf het hart van de leiding.

Binnen het plangebied liggen geen kwetsbare objecten binnen de PR 10-6-contouren van de leidingen. Voor de genoemde K1-leidingen is er daarnaast geen sprake van een invloedsgebied voor het GR omdat de personendichtheid in het plangebied niet boven de 255 personen per hectare is gelegen. Voor de genoemde gasleidingen zal, gezien de omgeving van de leidingen (voornamelijk recreatiegebied en leidingen), geen sprake zijn van een overschrijding van het GR.

De locatie waar (kleinschalige) evenementen zijn toegestaan ligt binnen het invloedsgebied van deze leidingen. Omdat er maar zeer incidenteel festivals ter plaatse van deze ontwikkeling zullen plaatsvinden, de aanwezige personen ook slechts gedurende een deel van de dag aanwezig zullen zijn en er naar verwachting in de huidige situatie maar een laag GR is, zal het GR door deze ontwikkeling de oriëntatiewaarde niet overschrijden. De aanwezigheid van de leidingen staat de ontwikkeling dan ook niet in de weg. Wel is een verantwoording van het GR noodzakelijk.

Verantwoording GR

Hierboven is reeds vermeld dat delen van het plangebied binnen de invloedsgebieden van risicovolle inrichtingen, wegen en leidingen liggen en dat daarom een verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk is. Deze verantwooridng is hieronder opgenomen. Voor de verantwoording is advies gevraagd aan de veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond.

Gezien de omgeving van de risicobronnen is geen sprake van een overschrijding van 0,1 maal de oriënterende waarde van het groepsrisico. De kleinschalige ontwikkelingen die met het voorliggende bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt, zijn niet binnen het invloedsgebied van de risicobronnen gelegen en hebben dan ook geen invloeds op de hoogte van het groepsrisico. Uitsluitend het evenemententerrein is gelegen binnen het invloedsgebied van de aanwezige leidingen. Gedurende een evenement zullen veel mensen binnen het invloedsgebied aanwezig zijn. Omdat dit maar zeer incidenteel zal plaatsvinden en de oriënterende waarde van het groepsrisico hier naar verwachting niet door zal worden overschreden, wordt de toename van de personendichtheid binnen het invloedsgebied aanvaardbaar geacht.

De Veiligheidsregio adviseert daarnaast om, met betrekking tot de aanwezige jachthaven en recreatie in het algemeen, zorg te dragen voor een goede voorlichting en instructie van de aanwezige personen zodat met weet hoe te handelen tijdens een calamiteit, zodat de zelfredzaamheid wordt vergroot.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

5.8 Geluidshinder

5.8.1 Industrielawaai

Toetsingskader

Volgens de Wet geluidhinder (Wgh) dienen alle industrie- en bedrijventerreinen, waarop inrichtingen zijn of kunnen worden gevestigd die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken, gezoneerd te zijn. Bedoelde inrichtingen – vroeger ook wel 'A-inrichtingen' genoemd – worden nader genoemd in het Besluit omgevingsrecht. Rondom deze industrieterreinen dient een geluidszone te worden vastgesteld en vastgelegd in bestemmingsplannen. Buiten deze zone mag de geluidsbelasting als gevolg van het industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen. Bij het mogelijk maken van nieuwe geluidsgevoelige functies dient rekening te worden gehouden met de zonering van industrielawaai. Nieuwe geluidsgevoelige functies (zoals woningen) binnen de zonegrens zijn niet zonder meer toegestaan. Indien er binnen de 50 dB(A)-contour, de zonegrens van het industrieterrein, geluidsgevoelige functies (bijvoorbeeld woningen) mogelijk worden gemaakt, geldt een onderzoeksplicht. Wanneer er voor een locatie binnen de zone industrielawaai wordt aangetoond dat de geluidsbelasting onder de 50 dB(A) ligt, is de bouw van geluidsgevoelige functies op die locatie toegestaan. Bij een geluidsbelasting van meer dan 50 dB(A) kan door burgemeester en wethouders een hogere grenswaarde worden vastgesteld tot maximaal 55 dB(A).

Onderzoek en conclusie

Het noordelijk deel van het plangebied ligt binnen de geluidszone van industrieterrein Pernis, Botlek. Aangezien het bestemmingsplan geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk maakt, vormt deze zone geen belemmering voor de vaststelling van het plan.

5.8.2 Wegverkeerslawaai

Toetsingskader

Normstelling

Langs alle wegen – met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven – bevinden zich op grond van de Wgh geluidszones waarbinnen de geluidshinder vanwege de weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen- of buitenstedelijke ligging.

De geluidshinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.

Nieuwe situaties

Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van geluidsgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Hogere grenswaarden kunnen alleen worden verleend nadat is onderbouwd dat maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Deze hogere grenswaarde mag de uiterste grenswaarde niet te boven gaan.

Onderzoek en conclusie

Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk. Ook het aspect wegverkeerslawaai vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

5.9 Luchtkwaliteit

Beleid en normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel weergegeven.

Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

stof   toetsing van   grenswaarde   geldig  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   60 µg/m³   2010 tot en met 2014  
  jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³   vanaf 2015  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³   vanaf 11 juni 2011  

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate (nibm)

In dit Besluit is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen.

Onderzoek

Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. De ontwikkelingen die worden mogelijk gemaakt, zijn dusdanig klein van aard dat deze ten opzichte van de huidige situatie voor een beperkte verkeersaantrekkende werking zorgen. Het effect op de luchtkwaliteit bedraagt in geen geval meer dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarden voor PM10 en NO2. Op het plan is daarom het Besluit nibm van toepassing. Een toetsing aan de grenswaarden kan achterwege blijven.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool (www.nsl-monitoring.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat in 2011 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof direct langs de N218 (Groene Kruisweg) en de Stationsweg (als maatgevende doorgaande wegen door/langs het plangebied) ruimschoots onder de grenswaarden uit de Wet milieubeheer zijn gelegen. Omdat direct langs deze weg aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt. Daarom is ter plaatse van het hele plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

5.10 Planologisch relevante leidingen

In het plangebied liggen twee hoogspanningsverbinding (150 kV en 380 kV). In de omgeving van hoogspanningsverbindingen dient rekening te worden gehouden met de 'indicatieve zone' waarbinnen sprake kan zijn van verhoogde magneetvelden. Het beleid is erop gericht om geen nieuwe gevoelige functies (functies waar kinderen van 0 tot 15 jaar langdurig kunnen verblijven, zoals wonen, scholen en kinderopvangvoorzieningen) te realiseren binnen de indicatieve zone. Voor de 150 kV-verbinding bedraagt de indicatieve zone 80 m aan weerszijden en voor de 380 kV-verbinding 200 m aan beide zijden. Het voorliggende plan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. De kleinschalige ontwikkelingen die worden mogelijk gemaakt, liggen niet binnen de indicatieve zone van deze hoogspanningsverbindingen. De aanwezigheid van deze verbindingen staat de vaststelling van dit bestemmingsplan dan ook niet in de weg.

In het plangebied liggen ook twee rioolpersleidingen (diameter 250 en 200 mm) van het waterschap Hollandse Delta. Voor de rioolpersleidingen geldt een belemmeringenstrook van 3 m aan weerszijden.

Tevens liggen in het plangebied verschillende leidingen waar vervoer van gevaarlijke stoffen door plaatsvindt. Deze buisleidingen zijn ook ruimtelijk relevant en hebben alle een belemmeringenstrook van 5 m. Op deze leidingen is in de paragraaf 'externe veiligheid' verder ingegaan.

Structuurvisie buisleidingen

In de komende 20-30 jaar zullen nieuwe buisleidingen aangelegd gaan worden. Uitbreiding van het buisleidingennetwerk is een belangrijke voorwaarde voor de economische ontwikkeling en de energievoorziening in Nederland en Europa. Ruimte wordt echter steeds schaarser. Het vinden van ruimte voor een onbelemmerde doorgang voor nieuwe leidingen wordt steeds moeilijker.

Voor de rijksoverheid is een actieve, faciliterende rol weggelegd om het buisleidingtransport ook in de toekomst mogelijk te houden. Het Rijk wil hoofdverbindingen aanwijzen waar ruimte wordt vrijgehouden voor toekomstige buisleidingen voor gevaarlijke stoffen. Deze leidingstroken moeten vrij blijven van bebouwing. Dit wordt gerealiseerd met de (nog in ontwikkeling zijnde) Structuurvisie buisleidingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1930.BPBGDRECBER-4001_0017.png"

In het plangebied is een leidingstrook gelegen die is gereserveerd voor bestaande en toekomstige buisleidingen. Deze bestaande leidingstrook zal worden verbonden met nieuwe en andere reeds bestaande leidingstroken. Dit voorkomt onnodige versnippering van ruimte en maakt het makkelijker om gezamenlijk beheer door leidingexploitanten uit te voeren. In het bestemmingsplan wordt met deze buisleidingstrook rekening gehouden. Het bestemmingsplan maakt geen bebouwing mogelijk op of bij de leidingstrook. Op het veiligheidsaspect van deze leidingstrook is in de paragraaf externe veiligheid verder in gegaan.

5.11 Verkeer en infrastructuur

Autoverkeer

Het plangebied ligt tussen het Voedingskanaal aan de noordzijde en het Spui aan de zuidzijde. Het gebied wordt aan de noordkant gekruist door de Groene Kruisweg (N218), een belangrijke bovenregionale gebiedsontsluitingsweg. Deze vormt een verbinding tussen Hoogvliet, Spijkenisse, Brielle en de Maasvlakte. Op de Groene Kruisweg geldt een maximumsnelheid van 80 km/h en een verbod voor (brom)fietsers. Deze dienen gebruik te maken van het parallel gelegen vrijliggende (brom)fietspad. Langs de Groene Kruisweg is ook een vrijliggende busbaan aanwezig.

Ter hoogte van de Stompaardseplas kruist de Nieuwe Veerdam het gebied. Dit betreft een regionale gebiedsontsluitingsweg.

Vanaf de komgrens van Zuidland tot aan de kruising met de Biertsedijk ten oosten van Zuidland geldt hier een maximumsnelheid van 60 km/h. Verder in oostelijke richting is de maximumsnelheid 80 km/h. In de toekomst gaat dit veranderen: de komgrens van Zuidland wordt verlegd tot op de brug aan de oostelijke zijde van de Bernisse, en zal na dit punt direct een 80 km/h-zone worden. De weg beschikt buiten de bebouwde kom van Zuidland over een vrijliggend (brom)fietspad.

De verbinding tussen het noordelijke deel en het zuidelijke deel van het plangebied wordt onder andere verzorgd door de Stationsweg, gelegen aan de westzijde van het recreatiegebied. Dit is een regionale gebiedsontsluitingsweg, met buiten de bebouwde kom een maximumsnelheid van 80 km/h. Ook deze weg is voorzien van een vrijliggend (brom)fietspad. De overige wegen binnen het plangebied hebben slechts een beperkte ontsluitende functie (bestemmingsverkeer, parkeergelegenheid). Buiten de bebouwde kom geldt hier veelal een maximumsnelheid van 60 km/h. De belangrijkste voorzieningen binnen het gebied, zoals parkeergelegenheden, zijn gemakkelijk via het (boven)regionale verkeersnet te bereiken.

Langzaam verkeer

De ontsluiting van het plangebied voert vrijwel over dezelfde wegen als die voor het autoverkeer (Groene Kruisweg, Nieuwe Veerdam, Stationsweg). Deze wegen beschikken alle over vrijliggende (brom)fietsvoorzieningen en behoren tot het provinciaal fietsnetwerk. Het plangebied wordt voorts doorkruist door het provinciaal fietspad op het vroegere tramtracé, dat door een groot deel van Voorne-Putten loopt en een belangrijke regionale fietsverbinding vormt. Daarnaast wordt het plangebied doorkruist door verschillende recreatieve fietspaden. Deze sluiten uiteindelijk alle aan op het provinciaal fietsnetwerk.

Door het toepassen van vrijliggende (brom)fietspaden langs de gebiedsontsluitingswegen wordt voldaan aan de richtlijnen van Duurzaam Veilig. Op de recreatieve fietspaden die door het plangebied lopen is geen gemotoriseerd verkeer toegestaan.

Openbaar vervoer

Aan de rand van het plangebied zijn verschillende bushaltes aanwezig. Ter hoogte van de Stompaardseplas zijn in totaal vier haltes aanwezig, verdeeld over de kernen Zuidland en Simonshaven. Deze liggen op maximaal 400 m lopen van toegangswegen tot het recreatiegebied. De haltes langs de Stationsweg en Nieuwe Veerdam in Zuidland en de halte in Simonshaven worden bediend door lijn 106 (Rozenburg-Spijkenisse via Brielle, Hellevoetsluis en Zuidland). Deze rijdt met een frequentie van één keer per uur. De bushaltes aan de Stationsweg en Drogendijk (ten zuidoosten van de plas) worden bediend door lijn 107. Deze rijdt alleen op aanvraag tussen Oudenhoorn en Geervliet, maximaal één keer per uur. Deze belbus stopt tevens in de noordelijker gelegen kern Abbenbroek. Vanuit hier is het noordelijk deel van het plangebied goed te bereiken. Daarnaast is aan de noordoostzijde van het gebied een halte aanwezig langs de Groene Kruisweg. Hier stoppen, naast lijn 107, ook de lijnen 101/102 en 103. Deze lijnen zorgen voor een snelle verbinding naar Spijkenisse en Hellevoetsluis. Richting Hellevoetsluis geldt een frequentie van vier keer per uur (lijn 101/102). Naar Spijkenisse geldt een frequentie van acht keer per uur (lijnen 101/102 en 103).

De beoordeling van de bereikbaarheid van het plangebied met het openbaar vervoer is sterk afhankelijk van de uiteindelijke bestemming. Vanwege de hoge frequentie bussen aan de noordzijde van het plangebied in de richting van Spijkenisse en in mindere mate Hellevoetsluis, is de ontsluiting van dit deel van het recreatiegebied goed. Rondom het zuidelijk deel zijn meer haltes aanwezig, maar de frequentie van het aantal bussen en het feit dat lijn 107 alleen op afspraak beschikbaar is, zorgt ervoor dat de ontsluiting van dit deel van het gebied matig is. Daarnaast zijn de overstapmogelijkheden op andere lijnen hier beperkt.

Verkeersveiligheid

De wegen die de ontsluiting van het recreatiegebied verzorgen, zijn vrijwel allemaal ingericht volgens de richtlijnen van Duurzaam Veilig. De belangrijke ontsluitingswegen zijn alleen voorzien van een vrijliggend (brom)fietspad.

Conclusie

De ontsluiting van het plangebied voor gemotoriseerd verkeer en fietsers is goed. Voor openbaar vervoer is deze, voor het zuidelijke deel van het gebied, matig. Het verkeersveiligheidsniveau van de wegen in het plangebied is goed.

5.12 Water

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt grotendeels binnen het beheersgebied van het waterschap Hollandse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Het plangebied betreft daarnaast een gedeelte van de rivier 'Het Spui. Rijkswaterstaat is van dit water en het bijbehorend buitendijks gebied de water- en vaarwegbeheerder. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan is overleg gevoerd met de waterbeheerders over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerders zijn vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW).

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW);
  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
  • Waterwet;
  • Beleidsregels grote rivieren. (voor Het Spui geldt het bergend regime zie paragraaf 2.2)

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan;
  • Provinciale Structuurvisie;
  • Verordening Ruimte.

Waterschapsbeleid

In het Waterbeheerplan 2009-2015 staat hoe Hollandse Delta het waterbeheer in het werkgebied in de komende jaren wil uitvoeren. Daarbij gaat het om betaalbaar waterbeheer met evenwichtige aandacht voor veiligheid, waterkwaliteit, waterkwantiteit, duurzaamheid en om het watersysteem als onderdeel van de ruimtelijke inrichting van ons land. Het Waterbeheerplan beschrijft de uitgangspunten voor het beheer, de ontwikkelingen die de komende jaren verwacht worden en de belangrijkste keuzen die het waterschap moet maken. Daarnaast geeft het Waterbeheerplan een overzicht van maatregelen en kosten. De maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn onderdeel van het plan.

Uit het oogpunt van waterkwaliteit moet schoon hemelwater bij voorkeur worden afgekoppeld en direct worden geloosd op oppervlaktewater. Dit vermindert de vuiluitworp uit het gemengde rioolstelsel en verlaagt de belasting van de afvalwaterzuivering. Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 250 m² of meer moet voor de versnelde afstroom van hemelwater een vergunning worden aangevraagd in het kader van de Keur. Voor een toename aan verhard oppervlak moet 10% van deze toename worden gecompenseerd in de vorm van open water binnen het peilgebied waarin de verharding toeneemt.

Gemeentelijk beleid

In de woonkernen van de gemeente Bernisse zijn de afgelopen jaren veel maatregelen getroffen om de waterkwaliteit te verbeteren. De maatregelen waren vooral gericht op het terugdringen van lozingen vanuit het gemeentelijke rioolstelsel op het oppervlaktewater. Om de effecten van de maatregelen te kunnen beoordelen zijn enkele onderzoeken uitgevoerd naar de (ecologische) waterkwaliteit in de kernen van de gemeente Bernisse. Hieruit is gebleken dat de aanvankelijk geconstateerde verbetering is gestagneerd. Ook is er een aantal watergangen waarin de ecologische waterkwaliteit nog onvoldoende is.

Om het verbeteren van het watersysteem in de gemeente Bernisse een extra impuls te geven, hebben de besturen van de gemeente Bernisse en het waterschap Hollandse Delta een gemeentelijk waterplan opgesteld (2009). Het doel van het waterplan is het creëren van een robuust en veerkrachtig watersysteem in de gemeente Bernisse dat voldoet aan de normen van het NBW en de KRW en bestand is tegen het veranderende klimaat. Het waterplan richt zich vooral op het oplossen van knelpunten en het benutten van kansen in het watersysteem en rond de kernen van de gemeente Bernisse.

Huidige situatie

Algemeen

Het plangebied bestaat uit de recreatiegebieden van Bernisse langs de watergang Bernisse. De bodem in het plangebied bestaat volgens de bodemkaart van Nederland uit zeekleigrond. In het plangebied is er sprake van verschillende grondwatertrappen, namelijk III, IV en VI. Wat dit wil zeggen is weergegeven in onderstaande tabel. De maaiveldhoogte in het plangebied varieert tussen circa NAP -1,2 m en +1,6 m, afhankelijk van de afstand tot de watergang de Bernisse.

grondwatertrap   gemiddelde hoogste grondwaterstand (m-mv)   gemiddelde laagste grondwaterstand (m-mv)  
III   <0,4   0,8-1,2  
IV   >0,4   0,8-1,2  
VI   0,4-0,8   >1,2  

afbeelding "i_NL.IMRO.1930.BPBGDRECBER-4001_0018.png"

Figuur 5.5 Bodem en grondwaterstand in het plangebied (www.bodemdata.nl)

Waterkwantiteit en -kwaliteit

Het plangebied omvat het boezemwater de Bernisse, de Stormpaardseplas en de hoofdwatergang langs de Oude Hoenderhoeksedijk. Deze wateren hebben een beschermingszone van 5 m aan beide zijden. Tevens lopen er verschillende secundaire watergangen door het gebied voor de afwatering.

De Zoetwaterboezem de Bernisse heeft een belangrijke functie in de watervoorziening van Voorne-Putten. Daarnaast is deze zoetwaterbuffer mede bestemd voor de watervoorziening van de procesindustrie op Rozenburg en voor de levering van zoetwater aan het gebied Delfland.

Het waterpeil in de Bernisse is vastgesteld op NAP 0 m. In het zuiden van het plangebied kan water uit het Spui worden ingelaten. De kwaliteit van het boezemwater in de Bernisse is relatief goed. Dit maakt de Bernisse daarom zeer geschikt als bron voor kwalitatief goed inlaatwater. Hierdoor wordt de verzilting tegengegaan die door het door de Nieuwe Waterweg binnenstromende zeewater veroorzaakt wordt.

De Bernisse is ook een belangrijk recreatiegebied waar gevist, gesurfd, gezwommen en gevaren wordt. Motorboten zijn niet toegestaan, uitgezonderd 'fluisterboten'. In de toekomstige situatie wordt dit wel mogelijk.

Het plangebied betreft een gedeelte van de rivier Het Spui. Rijkswaterstaat is van dit water en het bijbehorend buitendijks gebied de water- en vaarwegbeheerder. Door middel van de dubbelbestemming 'Waterstaat- Waterkering' is Rijkswaterstaat als de beheerder betrokken bij de toetsing van plannen.

Veiligheid en waterkeringen

Binnen het plangebied liggen verschillende regionale waterkeringen, te weten de Oud Hoenderhoeksedijk, de Biertsedijk, de Stormpaardsedijk, de Schuddebeursedijk en de Toldijk. Er ligt ook één primaire waterkering binnen het gebied, dat is de Bernisse Spuidijk.

Grote delen van het plangebied liggen dan ook binnen de keurzone van deze waterkeringen. Binnen deze zone mag niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen worden. De 'Keur' beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd.

Afvalwaterketen en riolering

Een groot deel van het plangebied is niet aangesloten op de gemeentelijke riolering. Voor afvalwater wordt gebruikgemaakt van septic-tanks. Hemelwater wordt zoveel mogelijk geloosd op oppervlaktewater. De bebouwing langs de Veerdam en Zuytland Buiten zijn wel aangesloten op de riolering.

Toekomstige situatie

Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Dit betekent dat geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen zijn gepland. Binnen de vigerende bestemmingen bestaat wel de mogelijkheid tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet bouwvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen.

Als in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, is het uitgangspunt dat de waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Dit betekent bijvoorbeeld dat de waterhuishouding kan worden verbeterd door het afkoppelen van schoon verhard oppervlak, hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Ook combinaties met andere functies zoals groen en recreatie liggen voor de hand. Door de aanleg van natuurvriendelijke en ecologische oevers wordt bijvoorbeeld meer waterberging gerealiseerd. Daarnaast is het van belang om bij eventuele ontwikkeling diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik van duurzame, niet-uitloogbare materialen (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen), zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Water en Waterstaat in het bestemmingsplan

In het bestemmingsplan wordt het oppervlaktewater in het plangebied bestemd als Water en voor ondergeschikte delen zoals baaien als Recreatie - Dagrecreatie. De delen van de Bernisse die vooral van belang zijn voor de zoetwatervoorziening zijn voorzien van de dubbelbestemming Waterstaat. Voor waterkeringen (kernzone) inclusief de beschermingszones geldt een zogenaamde dubbelbestemming, deze hebben de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' toebedeeld gekregen.

Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

5.13 Onderzoeksplicht vanwege mer-wetgeving

Beleid en normstelling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Onderzoek en conclusies

Het bestemmingsplan is overwegend consoliderend van aard, er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Hierdoor zal de vaststelling van dit bestemmingsplan geen belangrijke negatieve milieueffecten tot gevolg hebben. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de vorige paragrafen zijn opgenomen. Voor dit bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Economische uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan is vooral gericht op het bieden van een goede juridisch-planologische regeling voor de bestaande situatie. Er worden door de gemeente geen werken of werkzaamheden uitgevoerd. Voor zover sprake is van kleinschalige ontwikkelingen, komen de kosten hiervan voor rekening van de exploitant. De uitbreiding van Zuytland Buiten is al mogelijk op basis van het vigerende bestemmingsplan voor het recreatiewoningencomplex. De in dat plan opgenomen mogelijkheden zijn in het voorliggende bestemmingsplan overgenomen.

In verband met het bovenstaande is het niet nodig om voor dit bestemmingsplan een exploitatieplan op te stellen.

Hoofdstuk 7 Overleg en maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.1 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro en maatschappelijke uitvoerbaarheid

In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerpbestemmingsplan aan de volgende instanties toegezonden:

  • provincie Zuid-Holland, Directie Ruimte en Mobiliteit;
  • waterschap Hollandse Delta;
  • Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond;
  • Recreatieschap Voorne-Putten-Rozenburg/Groenservice Zuid-Holland;
  • TenneT TSO B.V.;
  • N.V. Nederlandse Gasunie;
  • Ministerie van Infrastructuur en Milieu;
  • gemeenten Spijkenisse en Hellevoetsluis (ter kennisname).

Van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu zijn geen reacties ontvangen.

De reacties van de overleginstanties zijn hierna samengevat en van commentaar voorzien.

Provincie Zuid-Holland, Directie Ruimte en Mobiliteit

Samenvatting

Het plan is in overeenstemming met de actualisering van de provinciale Structuurvisie en de Verordening Ruimte 2012.

Conclusie

Hiervan is met instemming kennis genomen. De reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan.

Waterschap Hollandse Delta

Samenvatting

Er is onvoldoende aandacht besteed aan twee rioolpersleidingen. Het waterschap acht de leidingen planologisch voldoende relevant om te op te nemen op de plankaart. Het gaat om twee leidingen met een diameter van respectievelijk 250 mm en 200 mm. De beschermingszone heeft aan beide zijden van de leidingen een breedte van 3 m. Aan de bestemming dient te worden toegevoegd dat bij het verlenen van een ontheffing op grond van het Bor vooraf advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder.

Reactie

Plantoelichting, regels en verbeelding worden aangevuld.

Samenvatting

In de bestemming Water dient in lid 12.1 onder c te worden toegevoegd dat het gaat om vaartuigen met 'losse' elektromotor.

Reactie

Of de elektromotor al dan niet 'los' is van de vaartuigen is planologisch niet relevant. Aan het voorschrift in het voorontwerpplan om alleen vaartuigen met elektromotor toe te staan is gebaseerd op de overweging dat het wenselijk is geluid en snelheid van de vaartuigen zoveel mogelijk te beperken.

Samenvatting

Aan de bestemmingen Waterstaat en Waterstaat-Waterkering dient te worden toegevoegd dat bij het verlenen van een ontheffing op grond van het Bor vooraf advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder c.q. de waterkeringbeheerder.

Reactie

De betreffende regels worden aangevuld.

Conclusie

De reactie geeft aanleiding tot aanpassing van enkele onderdelen van de toelichting, regels en verbeelding.

Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (VRR)

Samenvatting

De VRR constateert dat het voorontwerpbestemmingsplan geen nieuwe (beperkt) kwetsbare bestemmingen mogelijk maakt binnen het invloedsgebied van de aanwezige risicobronnen. Met betrekking tot de bestaande jachthaven en recreatie in het algemeen adviseert de VRR zorg te dragen voor een goede voorlichting en instructie van de aanwezige personen. Verwezen wordt naar de campagne “Goed voorbereid zijn heb je zelf in de hand”.

Reactie

De gemeente heeft met instemming kennis genomen van het advies van de VRR en zal de ondernemers in het gebied wijzen op de rampeninstructie van de aangegeven campagne.

Conclusie

De reactie geeft aanleiding tot aanpassing van toelichting, regels en verbeelding.

Recreatieschap Voorne /Putten / Rozenburg - Groenservice Zuid-Holland

Samenvatting

De aantallen bestaande en nog te bouwen recreatiewoningen op pagina 28 zijn niet juist.

Reactie

De aantallen worden aangepast.

Samenvatting

G.Z-H wordt genoemd als beheerder van het gebied. Eigenaar is het Recreatieschap Voorne / Putten / Rozenburg, voor het schap wordt het beheer uitgevoerd door G.Z-H.

Reactie

Het schap zal worden genoemd als eigenaar van het gebied.

Samenvatting

In het vigerende bestemmingsplan is er een direct bouwrecht voor recreatiewoningen met een inhoud van meer dan 250 m3 als deze een functie hebben als zorgwoning. Verzocht wordt om de mogelijkheid van grotere woningen (+ 20%) te handhaven, echter zonder koppeling aan de zorgfunctie. Dit vanwege de mogelijke economische impuls van recreatiewoningen. Voorts wordt verzocht om meerfamilie-recreatiewoningen mogelijk te maken, door koppeling van een aantal eenheden van 250 m3.

Reactie

De mogelijkheden voor de afronding van Zuydlandt buiten worden nog verkend door middel van de uitwerking van verschillende scenario's. Hierover zal besluitvorming door de raad plaatsvinden. Het is niet wenselijk om in dit stadium vooruit te lopen op deze besluitvorming en deze daarmee te doorkruisen. Vooralsnog wordt volstaan met het opnemen van de regeling in het vigerende plan, die door middel van het afwijken van het bestemmingsplan woningen met een inhoud van maximaal 350 m3 mogelijk maakt voor specifieke doelgroepen.

Samenvatting

De mogelijkheid om elektrisch gemotoriseerde vaart toe te laten wordt toegejuicht vanuit recreatief belang. Tekstueel duidelijker is “ongemotoriseerde vaart en (gemotoriseerde) vaart met behulp van een elektromotor”.

Reactie

Het betreffende onderdeel is in de bestemmingsomschrijving van het voorontwerpplan als volgt geredigeerd 'ongemotoriseerde vaart, uitgezonderd vaart met behulp van een elektromotor'. Deze omschrijving is voldoende duidelijk, er is geen aanleiding tot aanpassing.

Conclusie

Enkele passages in de toelichting worden aangepast naar aanleiding van de reactie. Ook de afwijkingsmogelijkheid om grotere woningen mogelijk te maken tot 350 m3 voor specifieke doelgroepen wordt opgenomen. Voor het overige geeft de reactie geen aanleiding tot aanpassing.

TeneT TSO B.V.

Samenvatting

Binnen de plangrenzen liggen twee bovengrondse hoogspanningsverbindingen, namelijk ter hoogte van het 380 kV-station Simonshaven en ter hoogte van de Groene Kruisweg. De regels geven aanleiding tot de volgende opmerkingen:

  • Lid 14.2 onder a geeft aan dat bij hoogspanningsmasten mag worden gebouwd tot maximaal 60 m. Onder c is de maximale hoogte van masten al geregeld. Het onderdeel a kan vervallen.
  • Verzocht wordt om het omgevingsvergunningenstelsel voor het uitvoeren van werken aan te vullen met het aanleggen van watergangen en –partijen, het wijzigen van het maaiveldniveau en het aanleggen van oppervlakteverhardingen. Deze werkzaamheden kunnen aanleiding geven tot zettingen in de bodem. De hoogte van de geleiders boven het maaiveld moet aan normen voldoen. Bij verhoging van het maaiveld is opnieuw een toetsing aan de normen nodig. Verharding kan worden gebruikt voor het parkeren van auto's. Dit kan bij brand problemen opleveren.
  • TenneT zal bouwplannen, werken en werkzaamheden altijd moeten toetsen aan geldende normen, beleid en veiligheidsvoorschriften en schriftelijk toestemming moeten verlenen. Verzocht wordt de regels aan te vullen met een verplicht advies van de leidingbeheerder.

Reactie

De regels zullen overeenkomstig het verzoek worden aangepast.

Samenvatting

Bij onderhoudswerkzaamheden kan het nodig zijn om rondom de mast en de 'zij-armen' te beschikken over voldoende werkruimte. Daarnaast kan het nodig zijn om de gronden binnen de belemmerde strook tijdelijk te ontruimen. Hierbij kunnen ook paden tijdelijk worden afgesloten. Verzocht wordt rekening te houden met een vrije werkruimte rondom de masten van minimaal 50 bij 50 m.

Reactie

Er liggen slechts twee masten van de door TenneT aangegeven verbindingen binnen het plangebied. Bij geen van deze masten mogen gebouwen of overkappingen worden opgericht, omdat geen bouwvlakken zijn aangegeven. Bij de noordelijke verbinding ligt binnen de gewenste werkruimte een bestaand pad. Er zijn geen plannen om dit pad te verplaatsen. Indien voor het uitvoeren van reguliere onderhoudswerkzaamheden afsluiten van het pad noodzakelijk is, dan verzoekt de gemeente aan TenneT om deze werkzaamheden zoveel mogelijk buiten het recreatieseizoen uit te voeren. De gronden rondom de mast nabij het station Simonshaven zijn bestemd tot Natuur. De gebruiksmogelijkheden bij deze bestemming vormen geen belemmering voor de vrije werkruimte. Gelet op het voorgaande er geen aanleiding om een aanvullende regeling in het bestemmingsplan op te nemen voor een vrije werkruimte. De bestemmingsregeling vormt hiervoor geen belemmering.

Samenvatting

In het algemeen is TenneT geen voorstander van verhoogde mensenconcentraties onder hoogspanningsverbindingen. Gewezen wordt op het risico van bijvoorbeeld neervallend ijs of de fase- en bliksemdraden.

Reactie

Een klein deel van de gronden onder de noordelijke hoogspanningsverbinding heeft in het voorontwerpbestemmingsplan de aanduiding 'evenemententerrein'. De aanduiding 'evenemententerrein' is in het ontwerpbestemmingsplan verwijderd en wordt nu alleen mogelijk gemaakt binnen de gronden met de gebiedsaanduiding 'wetgevingszone - ontheffingsgebied'. De begrenzing van het gebied met deze aanduiding zal worden aangepast, zodat de betreffende gronden niet meer samenvallen met de belemmeringenstrook van de hoogspanningsleiding.

Samenvatting

Verzocht wordt nieuwe inrichtings- of andere ruimtelijke plannen tijdig te bespreken met TenneT.

Reactie

Indien gemeentelijke plannen daar aanleiding toe geven, dan zal de gemeente deze voorleggen aan TenneT. Inrichtingsplannen worden voornamelijk opgesteld door G.Z-H als beheerder van het gebied. Voor een verzoek om overleg zal TenneT zich tot G.Z-H moeten wenden.

Conclusie

Enkele onderdelen van de regels worden aangepast naar aanleiding van de reactie van TenneT.

Gasunie

Samenvatting

In het plangebied liggen drie gasleidingen. Deze zijn correct weergegeven op de verbeelding. De belemmeringenstrook bedraagt ten minste 5 m ter weerszijden van de hartlijn van de leiding. Verzocht wordt om deze afstanden te controleren.

Reactie

In de bestemmingsomschrijving van de bestemming Leiding – Leidingenstrook is rekening gehouden met de strook van 5 m ter weerszijden van de hartlijn.

Samenvatting

Binnen de dubbelbestemming is het mogelijk om bouwwerken op te richten of werkzaamheden uit te voeren, mits het belang van de leiding niet onevenredig wordt geschaad. Er wordt echter een afweging gemaakt zonder de Gasunie bij de besluitvorming te betrekken. In verband daarmee wordt verzocht om in de regels de verplichting op te nemen om advies bij de leidingbeheerder aan te vragen.

Reactie

De verplichte advisering zal worden opgenomen in de regels.

Conclusie

De reactie van de Gasunie geeft aanleiding tot aanpassing van de regels.

7.2 Maatschappelijk uitvoerbaarheid

Het voorontwerpbestemmingsplan heeft in overeenstemming met de gemeentelijke inspraakverordening vanaf 10 januari 2013 gedurende een periode van 6 weken in het gemeentehuis ter inzage gelegen. Ook was het voorontwerpbestemmingsplan digitaal te raadplegen via de gemeentelijke website en www.ruimtelijkeplannen.nl.

In het kader van de inspraakprocedure is slechts één reactie ontvangen, namelijk van de Watersportvereniging “De Kleine Bernisse”.

Reactie

In 2010 heeft de watersportvereniging aangegeven in de toekomst een clubgebouw/verblijfsruimte te willen realiseren met een oppervlakte van 120 m2. In het bestemmingsplan is een maximale maat van 75 m2 opgenomen. Verzocht wordt om uit te gaan van een oppervlakte van 120 m2.

Beoordeling en conclusie

Het is niet bezwaarlijk om aan het verzoek van de watersportvereniging tegemoet te komen. De aangegeven oppervlaktemaat op de verbeelding wordt aangepast.