direct naar inhoud van Regels
Plan: herziening Ruimte voor Ruimte Abbekesdoel 58 en 59 Bleskensgraaf
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1927.bpabbekesdoel58bg-VG02

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan "herziening Ruimte voor Ruimte Abbekesdoel 58 en 59 Bleskensgraaf" van de gemeente Molenwaard;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1927.bpabbekesdoel58bg-VG02 met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aan huis gebonden bedrijf

het in een woning en/of de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken door middel van handwerk beroepsmatig verlenen van diensten of uitoefenen van ambachtelijke dan wel kleinschalige bedrijvigheid, waarbij de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate behouden blijft;

1.4 aan huis gebonden beroep

het in een woning en/of de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken uitoefenen van een beroep of beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of daarmee gelijk te stellen gebied, waarbij de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate behouden blijft;

1.5 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.6 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.7 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.8 afhankelijke woonruimte

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

1.9 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren;

1.10 agrarisch gebruik

het al dan niet bedrijfsmatig voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren;

1.11 Algemene wet bestuursrecht

Wet van 4 juni 1992, Stb. 315, houdende algemene regels van bestuursrecht, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.12 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.13 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten;

1.14 bestaand

bestaand ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan;

1.15 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.16 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.17 bijbehorend bouwwerk

een op zichzelf staand gebouw dat door zijn constructie of afmetingen ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

1.18 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.19 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.20 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.21 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.22 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.23 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied;

1.24 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.25 dienst- of bedrijfswoning

een woning, in of bij een bedrijf of instelling, bestemd voor (de huishouding van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk moet worden geacht;

1.26 erf

al dan niet bebouwd bouwperceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, waarbij de bestemming deze inrichting niet verbiedt;

1.27 extensief dagrecreatief medegebruik

die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen; bijpassende voorzieningen zijn picknickvoorzieningen, bewegwijzering, informatieborden e.d.;

1.28 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.29 geurgevoelig object

gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt;

1.30 hoofdgebouw

een gebouw, dat door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.31 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;

1.32 mantelzorg

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.33 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologisch, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

1.34 nevenactiviteiten

het ontplooien van activiteiten ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" die niet rechtstreeks de uitoefening van de agrarische bedrijfsvoering betreffen;

1.35 paardenbak

een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining;

1.36 recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden, dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming, waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.37 recreatiewoning

een gebouw dat dient als recreatiewoonverblijf voor gebruikers die hun hoofdwoonverblijf elders hebben;

1.38 seksinrichting

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof hij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub en (raam) prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.39 standplaats

een deel van een bouwperceel, bestemd voor het plaatsen van een kampeermiddel;

1.40 teeltondersteunende voorzieningen

voorzieningen in, op of boven de grond, die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt om de productie onder meer gecontroleerde omstandigheden te laten plaatsvinden;

1.41 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.42 verblijfsrecreatie

recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, groepsaccommodatie/logeergebouw, pension, bed & breakfast, kampeermiddel, trekkershut of camper, door personen die hun hoofdwoonverblijf elders hebben;

1.43 volkstuinen

grond waarop, anders dan ten dienste van een agrarisch bedrijf, op kleine schaal voedings- en/of siergewassen worden geteeld en voornamelijk ten eigen behoeve;

1.44 voorgevel

een als zodanig op de kaart aangegeven lijn en, voor toepassing van artikel 1 lid 1 Besluit bouwvergunningvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken, ook het volgende:

  • 1. binnen overige bestemmingen de begrenzing van het bouwvlak aan de naar het openbaar gebied gekeerde zijde, alsmede het verlengde daarvan;
  • 2. in het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding "gevellijn" geldt de naar de gevellijn gerichte gevel van het hoofdgebouw als voorgevel;
1.45 vrachtwagen

hieronder wordt verstaan zowel het trekkende deel (de truck) als de oplegger(combinatie);

1.46 Wet geluidhinder

Wet van 16 februari 1979 (Stb. 99), houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals deze luidt op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan;

1.47 Wet ruimtelijke ordening

Wet van 20 oktober 2006, (Stb. 2006, nr. 566), houdende nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;

1.48 woning/wooneenheid

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens

de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse bouwperceelgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;

2.2 bebouwd(e) oppervlak(te) van een bouwperceel

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.7 peil
  • 1. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de bouwhoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • 2. in andere gevallen: de gemiddelde bouwhoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte terrein;
2.8 vloeroppervlak

de som van het product van de afstand tussen de binnenwerkse gevelvlakken en de afstand van de (binnenzijde van de) bouwmuren per bouwlaag.

2.9 uitzondering

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch gebruik van gronden;
  • b. behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden;
  • c. extensief recreatief medegebruik;
  • d. waterhuishoudkundige doeleinden;
  • e. bestaande perceelsontsluitingen;
  • f. bestaande voorzieningen van openbaar nut;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen en houtwallen, en overeenkomstig de in 3.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.

3.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 3.1.1:

a Bescherming van waarden

Binnen de bestemming "Agrarisch met waarden" is het beleid gericht op het beschermen en verder ontwikkelen van ecologische, landschappelijke en cultuurhistorische waarden.

b Landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden

Gestreefd wordt naar behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden. Dit houdt in dat het beleid gericht is op:

  • 1. het in stand houden en versterken van het open weidekarakter van het komgebied, het behoud van de karakteristieke verkaveling (smalle percelen met een fijnmazig slotenpatroon);
  • 2. het behoud van het natte karakter van het gebied, de goede waterkwaliteit, het fijnmazig slotenstelsel, aanwezige ruigten en grienden en extensief agrarisch graslandgebruik;
  • 3. behoud van cultuurhistorisch waardevolle landschapselementen en structuren zoals woonheuvels, tiendwegen, hennepakkers, achterkaden en dijken, havelingen, eendenkooien, wielen en kleiputten;.
  • 4. het behoud en de ontwikkeling van aanwezige waardevolle water- en oevervegetaties, ruigten, grienden en amfibieën, alsmede:
    • a. ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - aanlegvergunning gevoelige bodem" het beschermen van de aanwezige bodemkwaliteiten;
    • b. ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - aanlegvergunning overgangszone" het beschermen en versterken van de landschappelijke waarden alsmede het herstellen van de knotwilgbeplanting;
c Recreatief medegebruik

Het gehele gebied mag worden gebruikt ten behoeve van recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het recreatief medegebruik worden recreatieve voorzieningen, zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d, toegestaan in het gehele gebied;

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de tot "Agrarisch met waarden" bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van doeleinden omschreven in 3.1.

3.2.2 Bouwwerken

Voor het oprichten van bouwwerken geldt het volgende:

  • a. Op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het agrarisch grondgebruik worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 2 m, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen maximaal 1 m mag bedragen;
    • 2. het oprichten van sleufsilo's, mestsilo's en teeltondersteunende voorzieningen niet is toegestaan;
  • b. Ten behoeve van het extensief recreatief medegebruik is voorts uitsluitend het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan zoals banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d. met een maximale bouwhoogte van 2,5 m.
3.2.3 Afwijkingenregeling

In afwijking van het voorgaande geldt voor bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd krachtens een bouwvergunning, het volgende: indien en voorzover de bestaande maatvoering en/of oppervlaktes en/of situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de genoemde maxima, danwel minima overschrijden, geldt de bestaande maatvoering als maximum respectievelijk minimum.

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijken van de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 3.2.2 onder a teneinde voor erf- en perceelsafscheidingen een grotere bouwhoogte toe te staan van maximaal 2 m, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de grotere bouwhoogte is noodzakelijk om dieren binnen de wei te houden;
  • b. de erfafscheidingen mogen niet visueel gesloten zijn;
  • c. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • d. de afwijking mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden;
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1 lid 1 onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of doen of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming voor:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest;
  • b. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en bewerken of verwerken van producten, tenzij dit plaatsvindt ten behoeve van de agrarische productie binnen het agrarisch bedrijf dan wel uitsluitend betrekking heeft op agrarische producten van het eigen bedrijf;
  • c. detailhandel;
  • d. wonen;
  • e. het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde bouwwerken;
  • f. kamperen;
  • g. het aanbrengen van boomgaarden en fruitteelt;
  • h. het realiseren van paardenbakken;
  • i. complexgewijze volkstuinen en/of moestuinen;
  • j. het diepwoelen en diepploegen van de bodem (>40 cm), uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - aanlegvergunning peilbeheer" en/of "wro-zone - aanlegvergunning gevoelige bodem";
  • k. het omzetten (scheuren) van grasland in bouwland uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - aanlegvergunning peilbeheer" en/of "wro-zone - aanlegvergunning gevoelige bodem";
  • l. het aanbrengen boomteelt, heesters of sierteelt uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - aanlegvergunning peilbeheer" en/of "wro-zone - aanlegvergunning gevoelige bodem"
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de in het schema onder 3.5.4 opgenomen omgevingsvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren of te doen of laten uitvoeren.

3.5.2 Uitzondering

Het onder 3.5.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
3.5.3 Verlening

De in 3.5.1 bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 3.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 3.5.4 de toetsingscriteria weergegeven.
Alvorens de vergunning wordt verstrekt, wordt door het college van burgemeester en wethouders van Graafstroom eerst een onafhankelijke terzake deskundige gehoord.

3.5.4 Schema omgvingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Omgevingsvergunningplichtige werken/werkzaamheden   Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning  
het aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen   het aanbrengen van de leidingen mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de agrarische belangen;  
het aanleggen of verharden van oppervlakteverhardingen of halfverhardingen met een grotere oppervlakte dan 200 m2   1. het aanbrengen van verhardingen dient noodzakelijk te zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering dan wel het recreatief medegebruik; 2. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast;
hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;  
het diepwoelen en diepploegen van de bodem (>40 cm)   1. het mag niet leiden tot inklinking;
2. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast;
hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;  
het graven en ophogen van de bodem   1. het mag niet leiden tot inklinking;
2. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast;
hiertoe wordt advies ingewonnen bij het de waterbeheerder;
3. het verkavelingspatroon mag niet onevenredig worden aangetast;  
het graven, dempen, vergroten of herprofileren van sloten en kleine oppervlaktewateren   1. het verkavelingspatroon mag niet onevenredig worden aangetast;
2. het mag niet leiden tot inklinking;
3. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast;
hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;
4. er mag geen onevenredige aantasting van de natte grasland vegetaties en oevervegetaties plaatsvinden;  
het aanbrengen van houtgewas   de karakteristieke openheid mag niet onevenredig worden aangetast.  
het aanbrengen boomteelt, heesters of sierteelt buiten de aanduiding “wro-zone aanlegvergunning gevoelige bodem”   1. de karakteristieke openheid van het gebied mag niet onevenredig worden aangetast;
2. het mag niet leiden tot inklinking;  
het omzetten (scheuren) van grasland in bouwland buiten de aanduiding “wro-zone aanlegvergunning gevoelige bodem”   de karakteristieke openheid van het gebied mag niet onevenredig worden aangetast.  
het verwijderen van houtgewas,
houtwallen, bosjes ter plaatse van de aanduiding "wro-zone – aanlegvergunning
overgangszone"
 
1. de activiteiten mogen geen onevenredige aantasting betekenen van de aanwezige landschaps- en natuurwaarden, danwel dat de activiteit ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden - te ontwikkelen natuur" de ontwikkeling van natuur in de weg staat;
2. de activiteit mag ter plaatse van de
aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden - te ontwikkelen natuur" de ontwikkeling van natuur niet in de weg staan.  

Artikel 4 Water

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Water" aangewezen gronden zijn bestemd voor de wateraanvoer, waterafvoer en waterberging, met daarbij horende voorzieningen als waterhuishoudkundige kunstwerken, bruggen en andere waterstaatswerken.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Uitsluitend mogen (met vergunning van de waterbeheerder) bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming, zoals keermuren voor de waterbeheersing, oeverbeschoeiingen, duikers, bruggen, stoepen en steigers worden gebouwd. Op de wateren zijn de gebodsbepalingen en verbodsbepaling en de onderhoudsverplichtingen volgens de Keur en Legger waterbeheer van de waterbeheerder van toepassing.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen al dan niet in combinatie met aan huis gebonden beroepen;
  • b. waterhuishoudkundige doeleinden;

een en ander met de bijbehorende voorzieningen en overeenkomstig de in 5.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.

5.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 5.1.1:

a Aan huis gebonden beroep

Het aan huis gebonden beroep dient gezien de aard, omvang en intensiteit passend te zijn binnen de woonfunctie. Tevens dient de gebruiker van de woning ook de beroepsmatige activiteit te ontplooien. De totale vloeroppervlakte voor de aan huis gebonden beroepsactiviteit mag niet meer bedragen dan 60 m2. De activiteit mag uitsluitend inpandig plaatsvinden.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals woningen met bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" worden opgericht.

5.2.2 Aantal woningen

Per aangeduid bestemmingsvlak is maximaal één woning toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" maximaal het aangegeven aantal wooneenheden is toegestaan.

5.2.3 Inhoud

Met betrekking tot de inhoud van de woningen gelden de volgende regels:

  • a. de inhoud van woningen, inclusief aan- en uitbouwen en bijbehorende bouwwerken, mag maximaal 650 m3 bedragen;
  • b. indien de bestaande inhoud van een woning, inclusief aan- en uitbouwen, meer bedraagt dan 650 m3, geldt deze bestaande inhoud als maximaal toegestane inhoud, zij het dat een bijbehorend bouwwerk van 50 m2 is toegestaan;
5.2.4 Maatvoering bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Met betrekking tot de maatvoering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dient aan het volgende te worden voldaan:

Woning   Min.   Max.  
Goothoogte   n.v.t.   6 m  
Afstand tot de zijdelingse perceelsgrens   min. 2 m  
Inhoud   650 m³  

Bijbehorende bouwwerken bij de woning   Min.   Max.  
Bebouwde oppervlakte   n.v.t.   50 m2   
Goothoogte   n.v.t.   3 m  
Afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de woning   2 m   10 m  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Max.  
Hoogte erf- en terreinafscheidingen   vóór voorgevel woning: 1 m;
overige: 2 m  
Hoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   6 m  

5.2.5 Herbouw

Herbouw van bestaande woningen is, voorzover het de situering van de woning betreft, uitsluitend toegestaan indien en voorzover:

  • a. de voorgevel van de te herbouwen woning maximaal 15 m achter de voormalige voorgevelrooilijn wordt gesitueerd;
  • b. de bouwwijze (vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen woning(en) niet afwijkt van de bouwwijze van de oorspronkelijke woning(en);
  • c. het bepaalde in 5.2.3 en 5.2.4 wordt in acht genomen, met dien verstande dat voor zover de inhoud van de woning, inclusief aan- en uitbouwen en bijbehorende bouwwerken, meer bedraagt dan 650 m3, deze overmaat moet worden teruggebracht met ten minste de helft, waarbij de nieuwe maat nooit meer mag bedragen dan 750 m3.
5.2.6 Afwijkingenregeling

In afwijking van het voorgaande geldt voor bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, het volgende:
indien en voorzover de bestaande maatvoering en/of oppervlaktes en/of situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de genoemde maxima, danwel minima overschrijden, geldt de bestaande maatvoering als maximum respectievelijk minimum.

5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Afwijken van de bepalingen ten aanzien van de situering van de voorgevel

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde onder 5.2.5 teneinde de voorgevel te kunnen plaatsen op een grotere afstand dan 15 m van de voormalige voorgevelrooilijn, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de nieuwe situering van de woning is stedenbouwkundig en milieukundig aanvaardbaar;
  • b. geurgevoelige objecten kunnen uitsluitend worden toegestaan indien voldaan wordt aan de geldende geurnormen of afstanden;
  • c. er wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van externe veiligheid;
  • d. door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast;
  • e. de nieuwe situering van de woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving.

5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Strijdig gebruik

In ieder geval geldt als strijdig met de bestemming gebruik van gronden en/of opstallen:

  • a. voor het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en bewerken of verwerken van producten, behoudens voor zover dat noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond van de grond en opstallen;
  • b. voor detailhandel;
  • c. voor verblijfsrecreatie;
  • d. als seksinrichting;
  • e. als afhankelijke woonruimte (in vrijstaand bijbehorend bouwwerk);
  • f. het realiseren van paardenbakken;
  • g. het parkeren van vrachtwagens;
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Afwijken ten behoeve van een aan huis gebonden bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 5.1.2 onder a en b voor het toestaan van een aan huis gebonden bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. het percentage van het vloeroppervlak dat gebruikt mag worden ten behoeve van het aan huis gebonden bedrijf mag niet meer bedragen dan 30%, met dien verstande dat de totale vloeroppervlakte ten behoeve van de niet woonfunctie (aan huis gebonden beroep / bedrijf) niet meer mag bedragen dan 60 m2;
  • b. de activiteit mag uitsluitend inpandig plaatsvinden;
  • c. het gebruik ondersteunt de woonfunctie, dat wil zeggen dat de gebruiker van de woning ook de bedrijfsmatige activiteit ontplooit;
  • d. het gebruik mag niet leiden tot onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat;
  • e. detailhandel mag niet plaatsvinden tenzij het gaat om beperkte verkoop als ondergeschikte nevenactiviteit dat direct verband houdt met het aan huis gebonden bedrijf;
  • f. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
  • g. er mag geen onevenredige verstoring plaatsvinden in de voorzieningenstructuur van de kernen.
5.5.2 Afwijken ten behoeve van afhankelijke woonruimte

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 5.4.1 onder e en toestaan dat een bijbehorend bouwwerk gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. een afhankelijke woonruimte kan uitsluitend worden toegestaan indien voldaan wordt aan de geldende geurnormen of afstanden;
  • d. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de bestaande bijbehorende bouwwerken of er vindt herbouw plaats met de bestaande situering, met een maximale gebruiksoppervlakte van 60 m2. Indien de afhankelijke woonruimte redelijkerwijs niet binnen deze oppervlakte is in te passen, is een gebruikoppervlakte van maximaal 80 m2 toegestaan;
  • e. het bijbehorend bouwwerk is gelegen op een afstand van maximaal 25 m van de woning;
  • f. geluid, geur en veiligheid vormen geen belemmeringen voor het toestaan van de woonfunctie;
  • g. burgemeester en wethouders trekken de afwijking in, indien de bij het toepassen van de bevoegdheid bij omgevingsvergunning af te wijken de bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
5.5.3 Afwijken ten behoeve van een paardenbak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 5.4.1 onder f teneinde het realiseren van een paardenbak toe te staan, waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast, waarbij in ieder geval een afstand van minimaal 25 m wordt aangehouden ten opzichte van (bedrijfs)woningen van derden;
  • b. de paardenbak mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de aanwezige landschappelijke waarden;
  • c. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • d. het gebruik van een paardenbak is uitsluitend hobbymatig toegestaan;
  • e. de omvang van de paardenbak mag niet meer bedragen dan 800 m2 per bouwperceel;
  • f. lichtmasten zijn niet toegestaan;
  • g. de hoogte van afrasteringen mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
  • h. overige bouwwerken zijn niet toegestaan.

Artikel 6 Leiding - Hoogspanningsverbinding

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Leiding - Hoogspanningsverbinding" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een bovengrondse hoogspanningsverbinding.

6.2 Bouwregels

Op de in 6.1 bedoelde gronden zijn uitsluitend toegestaan bouwwerken ten dienste van de leidingen zoals meet- en regelkasten en hoogspanningsmasten.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 6.2 teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en) toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de hoogspanningsverbinding geen bezwaar bestaat; dienaangaande wordt voor de verlening van de bouwvergunning door burgemeester en wethouders advies ingewonnen bij de betrokken beheerder.

Voorts zijn de regels van de betreffende hoofdbestemming van toepassing.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de in het schema onder 6.4.4 opgenomen aanlegvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren of te doen of laten uitvoeren.

6.4.2 Uitzonderingen

Het onder 6.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. welke betreffen het normale onderhoud van de hoogspanningsverbinding.
6.4.3 Verlening

De in 6.4.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien voldaan wordt aan de in 6.4.4 opgenomen criteria.

6.4.4 Schema omgevingsvergunning

Omgevingsvergunningplichtige
werken/werkzaamheden
 
Criteria voor verlening van de
omgevingsvergunning
 
a. het aanbrengen van hoogopgaande beplanting of bomen;
b. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 2,5 m;
c. het opslaan van materialen of stoffen, die onder bepaalde omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren;
d. het ophogen en egaliseren, bodemverlaging of afgraven of anderszins wijzigingen in maaiveld of weghoogte.  
door de genoemde werken en werkzaamheden mogen geen veiligheidsrisico's ontstaan en de betreffende hoogspanningsverbinding niet wordt aangetast;
Dienaangaande vragen Burgemeester en Wethouders en advies van de beheerder.

 

Artikel 7 Waterstaat - Waterkering

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. het in stand houden, het beheer, het onderhoud en de verbetering van de waterkering;
  • b. ter plaatse van de aanduiding "natuur- en landschapswaarden" het behoud, versterking en ontwikkeling van landschapswaarden, natuur- en cultuurhistorische waarden;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals kunstwerken, dijksloten en andere waterstaatswerken.
7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 7.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  • c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag niet worden gebouwd.
7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan in afwijking van lid 7.2 onder c beslissen – middels een omgevingsvergunning – met inachtneming van het volgende:

  • a. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
  • b. het belang van de waterkering wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder;
  • c. voor zover ter plaatse van de aanduiding "natuur- en landschapswaarden" de bescherming van landschapswaarden, natuur- en cultuurhistorische waarden worden niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij het betreffende bevoegd gezag.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de gronden met een dubbelbestemming Waterstaat – Waterkering met de nadere aanduiding ´natuur- en landschapswaarden' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of uit te laten voeren:

  • a. het ontgronden, het (ver)graven en egaliseren van gronden;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteaanduidingen;
  • c. het aanplanten van groenvoorzieningen zoals bomen en struiken;
  • d. het rooien van bomen en/of verwijderen van beschoeiing en beplanting;
  • e. het ophogen van gronden;
  • f. het aanleggen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen;
  • g. het aanbrengen van drainages.
7.4.2 Uitzonderingen

Het verbod van lid 7.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor vergunning is verleend, zoals in lid 7.3 is bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
7.4.3 Verlening

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 7.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het belang van de natuurwaarden daardoor niet onevenredig wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij het betreffende bevoegd gezag.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Afstand bebouwing tot wegen en waterlopen
9.1.1 Wegen

Het is niet toegestaan nieuwe bebouwing, anders dan vervangende nieuwbouw, te situeren binnen een afstand van 15 meter langs wegen met de aanduiding "specifieke vorm van verkeer – erftoegangsweg".

De afstand wordt gemeten vanuit de as van de dichtstbijzijnde rijbaan van de betreffende weg.

Dit verbod geldt niet voor bouwwerken die worden opgericht binnen en conform de regels van de bestemming "Verkeer".

9.1.2 Waterlopen

In verband met het toezicht en onderhoud van boezemwater en (hoofd)watergangen (beide bestemd tot "Water") mag er binnen de beschermingszone geen bebouwing worden geprojecteerd.

Tot de beschermingszone voor boezemwater en hoofdwatergangen, als bedoeld in de keur waterbeheer van de waterbeheerder, worden gerekend de stroken grond ter breedte van 5 meter landinwaarts gemeten vanaf de bovenkant van de taluds. Voor alle andere watergangen geldt een breedte van 1 meter.

9.2 Milieu
9.2.1 Wet geluidhinder verkeerslawaai

Geluidsgevoelige objecten als bedoeld in de Wet geluidhinder mogen slechts worden opgericht indien en voor zover wordt voldaan aan de wettelijke voorkeursgrens-waarde als bedoeld in de Wet geluidhinder.

Artikel 10 Algemene procedureregels

Ter voorbereiding van een besluit tot wijziging of afwijking op grond van de in dit plan aan burgemeester en wethouders toegekende bevoegdheden, wordt de procedure gevolgd zoals opgenomen in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken
11.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
11.1.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd eenmalig bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 11.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 11.1.1 met maximaal 10 %.

11.1.3 Uitzondering

Het bepaalde in 11.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik
11.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

11.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 11.1.2 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

11.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 11.1.2, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

11.2.4 Uitzondering

Het bepaalde in 11.1.2 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan herziening Ruimte voor Ruimte Abbekesdoel 58 en 59 Bleskensgraaf van de gemeente Molenwaard.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van: 04 februari 2014.

De Voorzitter: De Griffier:

........................ ........................