direct naar inhoud van Regels
Plan: Duurzame Glastuinbouwgebieden 2016, wijzigingsplan Nieuwkoopseweg
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1926.wpNieuwkoopseweg-4001

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 het plan

het wijzigingsplan 'Duurzame Glastuinbouwgebieden 2016, wijzigingsplan Nieuwkoopseweg' van de gemeente Pijnacker-Nootdorp;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1926.wpNieuwkoopseweg-4001 met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan- of uitbouw:

een al of niet voor bewoning bestemd gebouw dat aan een woning is aangebouwd en daarmee in directe verbinding staat;

1.6 agrarische bedrijvigheid:

bedrijvigheid, geheel of overwegend gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van producten door het telen van gewassen en/of het houden van dieren, met uitzondering van paardenhouderij en manege;

1.7 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.9 bebouwingspercentage:

de oppervlakte van de bebouwing binnen het bouwvlak of, bij afwezigheid daarvan, het bestemmingsvlak, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak;

1.10 bedrijf aan huis:

het in de woning en de bijbehorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, bedrijfsmatig uitoefenen van bedrijfsactiviteiten:

  • 1. die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 1, danwel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft de gevolgen voor de omgeving, en
  • 2. die geen horeca of detailhandel zijn, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit;
1.11 bedrijfsvloeroppervlakte:

de brutovloeroppervlakte van bedrijfs-, kantoor- en andere dienstruimten, uitgezonderd parkeergarages en fietsenstallingen;

1.12 bedrijfsgebouw:

een gebouw ten dienste van en behorende bij een bedrijf, instelling of voorziening, niet zijnde een bedrijfs- of andere woning;

1.13 bedrijfsvloeroppervlakte:

de brutovloeroppervlakte van bedrijfs-, kantoor- en andere dienstruimten, uitgezonderd parkeergarages en fietsenstallingen;

1.14 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, kennelijk slechts bestemd voor één persoon of gezin, van wie huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein, noodzakelijk is;

1.15 beroep aan huis:

het beroepsmatig uitoefenen van activiteiten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, maatschappelijk of daarmee gelijk te stellen gebied, waaronder begrepen kinderopvang, alsmede de beroepen van schoonheidsspecialist, kapper en pedicure, in de woning en de daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie;

1.16 bestaande goothoogte, bouwhoogte, inhoud, afstand, bouwwerk:

goothoogte, bouwhoogte, inhoud, afstand, bouwwerk, zoals die of dat bestaat of rechtens mag bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan;

1.17 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.18 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.19 bijgebouw:

een bij een woning behorend gebouw, zoals een garage, berging of hobbyruimte, dat niet in directe verbinding staat met de woning en dat niet voor bewoning is bestemd;

1.20 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.21 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.22 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegestaan;

1.23 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.24 brutovloeroppervlakte:

de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw;

1.25 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; in dit plan wordt een horecabedrijf niet als detailhandel aangemerkt;

1.26 erftoegangsweg:

een weg die als erftoegangsweg is aangemerkt in de Gemeentelijke standaard Essentiële Herkenbaarheidskenmerken (december 2008);

1.27 erker:

een ruimte op de begane grond in een gebouw die buiten de gevel van het gebouw uitsteekt;

1.28 gebiedsontsluitingsweg:

een weg die als gebiedsontsluitingsweg is aangemerkt in de Gemeentelijke standaard Essentiële Herkenbaarheidskenmerken (december 2008);

1.29 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.30 glastuinbouw:

een veehouderij-, akkerbouw-, tuinbouw- of fruitteeltbedrijf, dat functioneel geheel of hoofdzakelijk afhankelijk is van de ter plaatse bij het bedrijf behorende grond als agrarisch productiemiddel, met uitzondering van paardenhouderij en manege;

1.31 kantine:

een gebouw of ruimte in een gebouw ten dienste van de op het perceel gelegen bestemming voor het nuttigen van maaltijden en overige consumpties door de gebruikers van de bestemming;

1.32 manege:

bedrijvigheid geheel of overwegend gericht op het houden, stallen, africhten, trainen en berijden van paarden en pony's, het ter zake lesgeven en de exploitatie van daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen een kantine of soortgelijke horecavoorziening;

1.33 onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;

1.34 paardenhouderij:

het bedrijfsmatig, niet op agrarische productie gericht houden en stallen van paarden en pony's, met als ondergeschikte nevenactiviteit het fokken, africhten, trainen en berijden van paarden en pony's;

1.35 peil:

de hoogte van de kruin van de weg:

  • 1. in geval van een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan die weg grenst en de onderzijde van de hoofdtoegang op maximaal 0,25 m boven of onder de hoogte van de kruin is gelegen;
  • 2. de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein bij voltooiing van de bouw: in andere gevallen;
1.36 raamprostitutiebedrijf:

een prostitutiebedrijf, waarbij prostituees zich aanbieden aan het publiek door zich opvallend aan een raam aan de straat te vertonen;

1.37 seksinrichting:

een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf en raamprostitutiebedrijf;

1.38 verkoopvloeroppervlakte:

de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw ten behoeve van detailhandel, onder welke ruimten niet zijn begrepen opslag-, personeels-, sanitaire en andere dienstruimten, garderobes en keukens;

1.39 voorgevel:

de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel;

1.40 voorgevelrooilijn:

de lijn die buitenwerks loopt langs de voorgevel van een gebouw en/of de denkbeeldige lijn in het verlengde van die lijn;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

in geval van een gebouw waarvan de hoofdtoegang is gelegen in het talud of op de kruin van een dijk, wordt de ruimte onder de begane grondvloer doch boven het laagst gelegen aansluitende terrein meegerekend;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Glastuinbouw

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Glastuinbouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. glastuinbouwbedrijven,
  • b. erftoegangs- en overige wegen, niet zijnde gebiedsontsluitingswegen,
  • c. watergangen en waterpartijen,
  • d. groenvoorzieningen, en
  • e. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in gronden als bedoeld in lid 3.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. kassen en andere bedrijfsgebouwen, waaronder begrepen warmte-krachtkoppelingsinstallaties en transformatoren,
  • b. ten hoogste één bedrijfswoning met daarbij behorende aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', en
  • c. andere bouwwerken, waaronder begrepen warmteopslagtanks, watersilo's, waterbassins, bruggen, duikers, erf- of perceelafscheidingen, bij wegen behorende lichtmasten, verkeerstekens en andere bij wegen behorende voorzieningen.
3.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 3.2.1, gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen, watersilo's, warmteopslagtanks en waterbassins mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de afstand van gebouwen en warmteopslagtanks tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 2 m bedragen;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b, mag de afstand van kassen en andere bedrijfsgebouwen tot de bestemmingsgrens met de bestemming 'Wonen' niet minder dan 5 m bedragen;
  • d. de afstand van waterbassins tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • e. de gezamenlijke inhoud van een bedrijfswoning en de daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 750 m³ bedragen;
  • f. aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd op ten minste 3 m achter het verlengde van de voorgevel van de betreffende bedrijfswoning;
  • g. de gezamenlijke oppervlakte van bij een bedrijfswoning behorende omgevingsvergunningplichtige aan- of uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 50 m² bedragen, onverminderd het bepaalde onder e;
  • h. van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen mag de goothoogte niet meer bedragen dan 3 m en de bouwhoogte niet meer dan 4,5 m; van aan- of uitbouwen mag de bouwhoogte in ieder geval niet meer bedragen dan 0,25 m boven de bouwvloer van de eerste verdieping;
  • i. de goothoogte en bouwhoogte van de hierna genoemde bouwwerken mogen niet meer bedragen dan daarbij is aangegeven:
bouwwerken   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
kassen en andere bedrijfsgebouwen   8 m   -  
bedrijfswoningen   6 m   9 m  
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op of rond een terrein waarop een gebouw staat   -   2 m  
overige erf- of perceelafscheidingen   -   1 m  
waterbassins voor de voorgevelrooilijn   -   1 m  
waterbassins achter de voorgevelrooilijn   -   2 m  
warmteopslagtanks   -   12 m  
overige andere bouwwerken   -   10 m  

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijking andere agrarische bedrijvigheid als ondergeschikte nevenactiviteit

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 3.1, ten behoeve van de uitoefening van andere agrarische bedrijvigheid dan glastuinbouw, zoals viskwekerij, als ondergeschikte nevenactiviteit van het glastuinbouwbedrijf, mits:

  • a. het glastuinbouwbedrijf naar bedrijfsvoering en omvang de overwegende bedrijfsactiviteit blijft, en
  • b. aan de hand van een deugdelijk bedrijfsplan, ter zake waarvan het advies van een onafhankelijke agrarische deskundige is ingewonnen, is aangetoond dat de aangevraagde andere agrarische bedrijvigheid uit oogpunt van duurzame bedrijfsvoering past bij het glastuinbouwbedrijf.

3.4 Wijzigingsbevoegdheid
3.4.1 Wijziging verplaatsing bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, indien behoefte bestaat aan verplaatsing van de bedrijfswoning, de aanduiding 'bedrijfswoning' elders binnen de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw' op de gronden van het betreffende glastuinbouwbedrijf aan te geven, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de aanduiding 'bedrijfswoning' mag niet dichter bij de aangrenzende verkeersbestemmingen worden aangegeven;
  • b. vast dient te staan dat de bedrijfswoningen en daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen ter plaatse van de oorspronkelijke aanduiding 'bedrijfswoning' worden gesloopt;
  • c. het aantal bedrijfswoningen mag per geval niet worden vergroot;
  • d. de wijziging mag niet tot gevolg hebben dat omliggende bedrijven onevenredig in hun bedrijfsvoering worden aangetast.
3.4.2 Wijziging naar 'Wonen'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, indien is komen vast te staan dat:

  • een bedrijfswoning niet meer als bedrijfswoning dienst doet,
  • de in lid 3.1 bedoelde bedrijfsactiviteiten ter plaatse niet meer worden uitgeoefend en
  • de gronden, behoudens de bij de bedrijfswoning behorende gronden, zijn verkocht ten behoeve van schaalvergroting en/of herstructurering van glastuinbouw,

de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw' van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' en de als tuin of erf bij die woning behorende gronden, waaronder begrepen de gronden tussen die aanduiding en de weg, te wijzigen in de bestemming 'Wonen', met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. wijziging is uitsluitend toegestaan indien bij elk glastuinbouwbedrijf dat bij de wijziging is betrokken, ten minste één bedrijfswoning aanwezig blijft;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' wordt een bouwvlak aangeduid;
  • c. het aantal woningen mag per geval niet worden vergroot;
  • d. vooraf dient vast te staan dat alle kassen en overige voormalige bedrijfsgebouwen zonder cultuurhistorische waarde binnen het nieuwe vlak met de bestemming 'Wonen' worden gesloopt, met uitzondering van voormalige bedrijfsgebouwen die als bijgebouwen bij de woningen worden aangemerkt en voldoen aan de oppervlaktebepalingen genoemd in de bestemming 'Wonen';
  • e. de wijziging naar de bestemming 'Wonen' mag niet tot gevolg hebben dat omliggende bedrijven, waaronder begrepen de bij schaalvergroting en/of herstructurering betrokken bedrijven, onevenredig in hun bedrijfsvoering worden aangetast.
3.4.3 Wijziging goothoogte kassen en andere bedrijfsgebouwen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor zover betreft het bepaalde in sublid 3.2.2, onder i, ten aanzien van de maximum goothoogte van kassen en andere bedrijfsgebouwen, ten behoeve van het bouwen van kassen en andere bedrijfsgebouwen tot een goothoogte van 10 m, voor zover daaraan behoefte bestaat vanwege een doelmatige bedrijfsvoering, gericht op meervoudig ruimtegebruik of op een optimale klimaatbeheersing, mits daardoor omliggende bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden aangetast.

3.4.4 Wijziging afstand bouwwerken en waterbassins tot zijdelingse perceelgrens

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de minimum afstand tot de zijdelingse perceelgrens respectievelijk tot de bestemmingsgrens met de bestemming 'Wonen' als voorgeschreven in:

  • a. sublid 3.2.2, onder b (gebouwen en warmteopslagtanks),
  • b. sublid 3.2.2, onder c (kassen en andere bedrijfsgebouwen),
  • c. sublid 3.2.2, onder d (waterbassins),

per aangevraagde wijziging kan worden gesteld op minimaal 1 m, mits:

  • 1. is aangetoond dat daardoor de omliggende bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden aangetast;
  • 2. is aangetoond dat deze verkleining van de afstand vanwege een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
  • 3. is aangetoond dat de wijziging, in geval van verkleining van de afstand tot de bestemming 'Wonen', in vergelijking met de situatie vóór wijziging geen nadelige gevolgen heeft voor het woon-en leefklimaat ter plaatse van de betreffende woning;
  • 4. daardoor de afstand tussen kassen en woningen binnen de bestemming 'Wonen' nergens minder dan 12,5 m kan bedragen.
3.4.5 Wijziging naar 'Water'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, indien is komen vast te staan dat binnen een bestemmingsvlak behoefte bestaat aan een watergang of waterpartij als oppervlaktewater, de in dat vlak geldende bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw' te wijzigen in de bestemming 'Water'.

3.4.6 Wijziging naar 'Bedrijf' met aanduiding 'nutsvoorziening'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, indien behoefte blijkt te bestaan aan een schakelstation ten behoeve van een nutsbedrijf, de op de betreffende gronden geldende bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf', met de aanduiding `'nutsvoorziening'', met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. voor de beoogde bebouwing wordt een bouwvlak aangeduid met een maximum van 120 m²;
  • b. de wijziging mag niet tot gevolg hebben dat omliggende bedrijven, waaronder begrepen de bij schaalvergroting en/of herstructurering betrokken bedrijven, onevenredig in hun bedrijfsvoering worden aangetast.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene bouwregels

5.1 Bestaande afmetingen

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte of inhoud van bouwwerken, die rechtens, in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels als maximum is toegestaan, geldt die bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte of inhoud, in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

5.2 Bestaande afstanden

In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige grens van bouwwerken, die rechtens, in overeenstemming met het bepaalde in in de Woningwet tot stand zijn gekomen, minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels als minimum is voorgeschreven, geldt die bestaande afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

Een gebruik in strijd met de bestemmingen en het ten aanzien daarvan bepaalde is in ieder geval het gebruik van:

  • a. gronden en bouwwerken als of ten behoeve van een seksinrichting;
  • b. onbebouwde gronden:
    • 1. als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met de verwerkelijking van de bestemming of met het gebruik overeenkomstig de bestemming;
    • 2. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en produkten, tenzij dit gebruik verband houdt met de verwerkelijking van de bestemming of met het gebruik overeenkomstig de bestemming.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het plan:

  • a. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers en transformatorhuisjes, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m en de oppervlakte niet meer dan 30 m² mag bedragen;
  • b. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van grens of richting van wegen en paden en ligging van bestemmings-, bouw- en aanduidingsgrenzen, noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen.

Artikel 8 Algemene wijzigingsregels

8.1 Algemene wijzigingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot het wijzigen van de ligging van bestemmings-, bouw- en aanduidingsgrenzen zodanig, dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot en de grenzen daarbij met niet meer dan 10 m worden verschoven.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht bouwwerken

  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen, wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 10 Overgangsrecht gebruik

  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het wijzigingsplan 'Duurzame Glastuinbouwgebieden 2016, wijzigingsplan Nieuwkoopseweg'.