direct naar inhoud van Regels
Plan: Katwijkerlaan 15, Pijnacker
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1926.wp100200127-4001

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 aanduiding:

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.2 aanduidingsgrens:

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.3 afhankelijke woonruimte:

Het niet tot het hoofdgebouw behorende bebouwing laten bewonen door één of meer personen die ondersteuning of verzorging kunnen krijgen van het in het bijbehorende hoofdgebouw woonachtige huishouden;

1.4 ander bouwwerk:

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.5 bebouwing:

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.6 bebouwingspercentage:

Een met een maatvoeringsaanduiding in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage, dat het gedeelte van het bestemmingsvlak of bouwvlak aangeeft dat mag worden bebouwd;

1.7 bed- and breakfastvoorziening:

Een voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt, als toeristisch-recreatieve activiteit, ondergeschikt aan de woonfunctie. Onder een bed-and-breakfastvoorziening wordt niet verstaan overnachting noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of seizoensgebonden arbeid;

1.8 bedrijf:

Een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen, opslaan, distribueren en verhandelen van goederen, waarbij de eventuele kantoorfunctie en/of detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt, niet-zelfstandig onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de ter plaatse uitgeoefende hoofdactiviteiten;

1.9 bedrijfsgebouw:

Een gebouw ten dienste van en behorende bij een bedrijf, instelling of voorziening, niet zijnde een bedrijfs- of andere woning;

1.10 bedrijfsvloeroppervlakte:

De brutovloeroppervlakte, gemeten conform NEN 2580, van bedrijfs-, kantoor- en andere dienstruimten, uitgezonderd parkeergarages en fietsenstallingen;

1.11 belemmeringenstrook:

Een in het Besluit externe veiligheid buisleidingen vastgelegde strook die uit het oogpunt van externe veiligheid en de leveringszekerheid gereserveerd is voor werkzaamheden van de leidingexploitant;

1.12 belhuis:

Een voor het publiek toegankelijke ruimte waarin de hoofdactiviteit wordt gevormd door het ter plaatse gelegenheid bieden tot het voeren van telefoongesprekken, waaronder mede begrepen het verzenden en/of ontvangen van faxen;

1.13 beroep en/of bedrijf aan huis:

Het in de woning en de bijbehorende bouwwerken uitsluitend door de bewoners van de betreffende woning uitoefenen van bedrijfsactiviteiten in categorie 1 zoals genoemd in de bijbehorende Staat van Bedrijfsactiviteiten en die geen horeca of detailhandel zijn, en/of het beroepsmatig uitoefenen van activiteiten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, maatschappelijk of daarmee gelijk te stellen gebied alsmede zakelijk diensteverlening en een bed-and-breakfastvoorziening. De bedrijfsactiviteiten dienen plaats te vinden met behoud van de woonfunctie en daaraan qua oppervlakte ondergeschikt te zijn;

1.14 beschermde groei- en verblijfplaats:

Een verblijfplaats van plant- en diersoorten, waar bij verstoring, vernietiging en soortgelijke activiteiten de verbodsbepalingen in de Wet Natuurbescherming worden overtreden;

1.15 bestaand bouwwerk:

Bebouwing, situatie, maat, zoals dat bestaat of rechtens mag bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan;

1.16 bestemmingsgrens:

De grens van een bestemmingsvlak;

1.17 bestemmingsvlak:

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.18 Bevi-inrichting:

Een in het Besluit externe veiligheid inrichtingen bedoelde inrichting die in belangrijke mate een verhoging van de veiligheidsrisico's kan veroorzaken doordat risicobronnen op de betreffende bedrijfslocatie buiten de perceelsgrenzen een plaatsgebonden risico veroorzaken van meer dan 10-6 per jaar;

1.19 bijbehorend bouwwerk:

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.20 bouwen:

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.21 bouwlaag:

Voor verblijf geschikt deel van een gebouw, gelegen tussen twee opeenvolgende vloeren (of tussen een vloer en dak);

1.22 bouwvlak:

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegestaan;

1.23 bouwwerk:

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.24 brutovloeroppervlakte:

De vloeroppervlakte, gemeten conform NEN 2580, van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw;

1.25 dakkapel:

Een uitspringend dakvenster, aangebracht op het hellende dakvlak en aan alle zijden omgeven door het betreffende dakvlak;

1.26 dakopbouw:

Een uitbreiding van een bestaande laag van een woning;

1.27 detailhandel:

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; in dit plan worden een horecabedrijf alsmede het uitsluitend via internet aanbieden van diensten en producten, waarbij geen verkoopruimte voor rechtstreekse verkoop en aflevering ter plaatse aan consumenten plaats vindt, niet als detailhandel aangemerkt;

1.28 ecologisch netwerk:

Netwerk van leefgebieden en verbindingszones ten behoeve van de duurzame instandhouding van populaties van plant- en diersoorten;

1.29 ecologische waarden:

De aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de samenhang van dieren en planten en hun leefomgeving en/of tussen dieren en planten onderling;

1.30 erf:

Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, deze die inrichting niet verbiedt;

1.31 erker:

Een ruimte op de begane grond in een gebouw die buiten de gevel van het gebouw uitsteekt;

1.32 gebouw:

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.33 gevellijn:

De op de verbeelding als zodanig aangegeven lijn die buitenwerks loopt langs de voorgevel van een gebouw en/of de denkbeeldige lijn in het verlengde van die lijn; zie ook: voorgevelrooilijn:;

1.34 hoofdgebouw:

Gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.35 huishouden:

Een persoon of groep van personen waarbij sprake is van continuïteit in de samenstelling en onderlinge verbondenheid;

1.36 onderkomen:

Een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;

1.37 overkapping:

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak;

1.38 peil:

Het punt waarvanuit de hoogte van bouwwerken (of onderdelen) wordt gemeten:

  • 1. de hoogte van de kruin van de weg: in geval van een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan die weg grenst en de onderzijde van de hoofdtoegang op maximaal 0,25 m boven of onder de hoogte van de kruin is gelegen;
  • 2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein bij voltooiing van de bouw;
1.39 plaatsgebonden risico:

Risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is;

1.40 plan:

Het wijzigingsplan Katwijkerlaan 15, Pijnacker met identificatienummer NL.IMRO.1926.wp100200127-4001 van de gemeente Pijnacker-Nootdorp;

1.41 publieksgerichte dienstverlening:

Dienstverlening door een bedrijf of instelling dat in hoofdzaak baliewerkzaamheden verricht of andere diensten verleent aan particulieren met een rechtstreeks contact met het publiek, niet zijnde een belhuis, detailhandel, horeca of seksinrichting;

1.42 raamprostitutiebedrijf:

Een prostitutiebedrijf, waarbij prostituees zich aanbieden aan het publiek door zich opvallend aan een raam aan de straat te vertonen;

1.43 scootsafe:

Bouwwerk voor de stalling van een scootmobiel of daarmee vergelijkbaar hulpmiddel voor mensen met een beperking;

1.44 seksinrichting:

Een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf en raamprostitutiebedrijf;

1.45 straatmeubilair:

Alle bij het openbaar gebied behorende en ten dienste van dat gebied en aangrenzende bestemmingen staande bouwwerken, zoals verkeersgeleiders, verkeers-, verwijs-, en informatieborden, lichtmasten, zitbanken en bloembakken, abri's, beeldende kunstwerken, speeltoestellen en -objecten, draagconstructies voor reclame, kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen (waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen), onder- en bovengrondse afvalinzamelingsvoorzieningen, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen, regelinstallaties, geluidwerende voorzieningen en fietsenstallingen en -rekken;

1.46 verbeelding:

De visuele weergave van een wijzigingsplan. Onder het begrip 'verbeelding' wordt zowel de analoge, als de digitale wijze verstaan;

1.47 voorgevel:

De naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel;

1.48 voorgevelrooilijn:

De op de verbeelding als zodanig aangegeven lijn (kortweg aangeduid als 'gevellijn') die buitenwerks loopt waar de voorgevel van een gebouw zich bevindt of dient te bevinden en/of de denkbeeldige lijn in het verlengde van die lijn; zie ook gevellijn:;

1.49 wijzigingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1926.wp100200127-4001 met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.50 wonen:

Gehuisvest zijn in een woning;

1.51 woning:

Een complex van aaneengesloten ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden;

1.52 zakelijke dienstverlening:

Het verlenen van diensten, al dan niet met baliefunctie en al dan niet in een kantoorgebouw, op administratief, financieel en juridisch gebied, alsmede op het gebied van de informatie- en communicatietechnologie, de verhuur en handel in onroerend goed, architecten-, onderzoeks-, marketing-, uitzend- en beveiligingsbureaus en daarmee naar de aard vergelijkbare vormen van dienstverlening.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, zonnepanelen, dakkapellen en naar de aard en/of omvang daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van dakkapellen;

2.4 de inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen, met inbegrip van beroep en/of bedrijf aan huis, parkeren en water.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 3.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. hoofdgebouwen in de vorm van woningen;
  • b. andere bouwwerken; en
  • c. scootsafes.
3.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 3.2.1 gelden de volgende bepalingen:

Woningen

  • a. het aantal wooneenheden mag niet meer bedragen dan op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
  • b. woningen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak, zoals dat op de verbeelding is aangegeven;
  • c. de goot- en bouwhoogte van woningen mogen niet meer bedragen dan op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • d. woningen mogen uitsluitend worden gebouwd op de hierna aangegeven wijze:

bouwwijze     ter plaatse van de aanduiding:    
vrijstaand     'vrijstaand'    

  • e. de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen mag niet minder dan 3 meter bedragen;
  • f. de inhoud van een woning inclusief de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 750 m3 bedragen;
  • g. een omgevingsvergunning voor het bouwen van hoofdgebouwen wordt slechts verleend, indien betreffende de daarbij behorende parkeervoorzieningen wordt voldaan aan de parkeernormen als aangegeven in de van deze regels deel uitmakende Bijlage 2 Nota parkeernormen.

Andere bouwwerken

  • h. de bouwhoogte van andere bouwwerken, mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
Bouwwerken     max. bouwhoogte    
pergola's     3 m    
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn   2 m    
overige erf- of perceelafscheidingen     1 m    
overige andere bouwwerken     3 m  

3.3 Specifieke gebruiksregels

Beroep en/of bedrijf aan huis
de gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een beroep en/of bedrijf aan huis dient zowel naar aard als oppervlakte ondergeschikt te zijn aan het gebruik voor bewoning, waarbij voorts de bedrijfsactiviteiten door hun aard, omgang en visuele aspecten, het woonkarakter van de woning en het milieu van de omgeving niet onevenredig mogen aantasten.

3.4 Specifieke bouwregel

Scootsafes mogen uitsluitend worden gebouwd, indien de inhoud niet meer bedraagt dan 3 m3.

Artikel 4 Leiding - Water

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding-Water' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse hoofdwatertransportleiding met een belemmeringenstrook van 8 meter ter weerszijden van de hartlijn van de leiding.

4.2 Voorrangsbepaling

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Verder geldt voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, dat de dubbelbestemming 'Leiding – Water' voorrang krijgt.

4.3 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 4.1 mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bedoelde leiding(en) worden gebouwd. Overige gebouwen en andere bouwwerken zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.

4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden als bedoeld in lid 4.1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen en rooien van hoogopgaand en/of diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen en verharden van wegen of paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het permanent opslaan van goederen;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
4.5.1 Uitzondering omgevingsvergunningplicht

Het in sublid 4.5 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  • a. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het inwerking treden van het plan;
  • b. die het normale onderhoud ten aan zien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • c. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
  • d. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.
4.5.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig schaden.

4.5.3 Beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning

Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning, als bedoeld in lid 4.5.2 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

Artikel 5 Waarde - Archeologie 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 1’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Bouwen ten behoeve van de bestemming

Op en in de gronden als bedoeld in lid 5.1, mogen bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd.

5.2.2 Bouwen ten behoeve van de andere bestemmingen

Op en in de gronden als bedoeld in lid 5.1, mag ten behoeve van de andere bestemmingen, met inachtneming van de daarvoor geldende regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betreft:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing op de bestaande plaats, waarbij de oppervlakte op of onder peil niet wordt vergroot;
  • b. een bouwwerk dat wordt gebouwd zonder graaf- of heiwerkzaamheden die dieper gaan dan 0,3 m onder peil;
  • c. een bouwwerk, anders dan onder a en b bedoeld, met een oppervlakte van ten hoogste 50 m²; of
  • d. een bouwwerk, anders dan onder a en b bedoeld, met een oppervlakte van meer dan 50 m², mits:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, en
    • 2. de aanwezige archeologische waarden, gelet op het onder 1 bedoelde rapport, door het bouwen niet wezenlijk worden geschaad, met dien verstande dat ter voorkoming van mogelijke schade, aan de vergunning de volgende verplichtingen kunnen worden verbonden:
      • de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de aanwezige archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
      • de verplichting tot het doen van opgravingen; of
      • de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Omgevingsvergunningplicht

Behoudens het bepaalde in sublid 5.3.2 is het verboden zonder een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag op en in de in lid 5.1 bedoelde gronden de hieronder onder a. tot en met e. bedoelde werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, over een oppervlakte van meer dan 50 m²:

  • a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,3 m onder peil;
  • b. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,3 m onder peil;
  • c. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,3 m onder peil;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  • e. het ophogen en egaliseren van gronden.
5.3.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het in sublid 5.3.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. in het kader van het uitvoeren van een bouwplan voor een bouwwerk als bedoeld in sublid 5.2.2;
  • c. die uit een oogpunt van bescherming van de archeologische verwachtingswaarde van niet ingrijpende betekenis zijn;
  • d. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  • e. werken en werkzaamheden waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
    • 1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;
    • 2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning.
5.3.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in sublid 5.3.1, zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en
  • b. door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
5.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Bestaande afmetingen en afstanden

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand tot enige grens van bouwwerken, die rechtens, in overeenstemming met het bepaalde in de ter zake geldende wet- en regelgeving tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

8.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van gronden, gebouwen , bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en het uitoefenen van prostitutie;
  • b. het gebruik van gebouwen, bouwwerken en onderkomens als belhuis;
  • c. het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gericht gebruik en onderhoud;
  • d. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten,
  • e. het gebruik van (aangebouwde) bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning in afwijking van het plan verlenen:

  • a. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers, gemalen en transformatorhuisjes, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m en de oppervlakte niet meer dan 30 m2 mag bedragen;
  • b. de bouw van geluidwerende voorzieningen, met een maximale hoogte van 6 meter, indien zulks in het kader van de uitvoering van de Wet geluidhinder noodzakelijk is;
  • c. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van grens of richting van wegen en paden en ligging van bestemmings-, bouw- en aanduidingsgrenzen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen.

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

10.1 Algemene wijzigingen

Burgemeester en wethouders kunnen de ligging van grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en van aanduidingen zodanig wijzigen, dat de geldende oppervlakte van de bij de wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot en de grenzen daarbij met niet meer dan 10 meter worden verschoven.

10.2 Wijziging bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten als volgt wijzigen:

  • a. het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.

Artikel 11 Algemene procedureregels

In de gevallen dat in deze regels toepassing van deze procedurebepalingen is voorgeschreven, gelden de volgende bepalingen:

  • a. het ontwerpbesluit omtrent nadere eisen ligt met bijbehorende stukken gedurende zes weken voor een ieder ter inzage;
  • b. het bevoegd gezag maakt de terinzagelegging vooraf bekend in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, alsmede op de gebruikelijke wijze;
  • c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid van belanghebbenden om gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent het ontwerp-besluit naar voren te brengen bij het bevoegd gezag;
  • d. Burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht bestaande bouwwerken

  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen, wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 13 Overgangsrecht bestaand gebruik

  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken, dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het wijzigingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het wijzigingsplan 'Katwijkerlaan 15, Pijnacker' van de gemeente Pijnacker-Nootdorp.