direct naar inhoud van Regels
Plan: De Drie Ster
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1926.wp100190066-4001

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit plan wordt verstaan onder:

1.1 het plan:

het wijzigingsplan 'De Drie Ster' van de gemeente Pijnacker-Nootdorp;

1.2 wijzigingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1926.wp100190066-4001 met de bijbehorende regels;

1.3 geldend bestemmingsplan:

onder het geldend bestemmingsplan wordt verstaan: het bestemmingsplan 'Bedrijvenpark Heron' met identificatienummer NL.IMRO.1926.BP00110066-4001, vastgesteld op 29 maart 2012.

1.4 herziening

de 1e partiele herziening bedrijvenpark Heron met identificatienummer NL.IMRO.1926.he100180066-4001 , vastgesteld op 26 mei 2019

1.5 overige begrippen:

voor de overige begripsbepalingen wordt verwezen naar het bestemmingsplan 'Bedrijvenpark Heron', vastgesteld door de gemeenteraad van Pijnacker-Nootdorp op 29 maart 2012.

1.6 verwijzing:

de regels die deel uitmaken van het geldend bestemmingsplan zijn op deze wijziging van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat indien in het vigerende bestemmingsplan verwezen wordt naar de verbeelding, de bij het wijzigingsplan behorende verbeelding wordt bedoeld. Volledigheidshalve zijn de regels behorende bij de relevante enkel- en dubbelbestemmingen tevens opgenomen in Hoofdstuk 2.

1.7 wijziging verbeelding:

dit plan wijzigt de verbeelding met nummer NL.IMRO.1926.BP00110066-4001 van het bestemmingsplan 'Bedrijvenpark Heron', vastgesteld door de gemeenteraad van Pijnacker-Nootdorp op 29 maart 2012, overeenkomstig de wijze zoals vervat in de verbeelding behorend bij dit plan.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, zonnepanelen en naar de aard en/of omvang daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel met uitzondering van dakkapellen;

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven die hierna zijn aangegeven:
    bedrijven die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie:   ter plaatse van de aanduiding:  
    1, 2 of 3.1   bedrijf tot en met categorie 3.1  
    1, 2, 3.1 of 3.2   bedrijf tot en met categorie 3.2  
    1, 2, 3.1, 3.2, 4.1   bedrijf tot en met categorie 4.1  
    1, 2, 3.1, 3.2, 4.1 of 4.2   bedrijf tot en met categorie 4.2  
    zelfstandige kantoren met een maximaal totaal bruto vloeroppervlak van 20.000 m2   kantoor  
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca- daghoreca' tevens voor een daghorecavoorziening met een maximaal brutovloeroppervlak van 250 m2;
  • c. alsmede voor het uitoefenen van detailhandel voor zover dit een normaal en ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening ten dienste van de hoofdbestemming;
  • d. voorzieningen ten behoeve van warmte-/koudeopslag;
  • e. voorzieningen ten behoeve van thermische warmtewinning;
  • f. water met daarbij behorende taluds en oevers;
  • g. wegen met bijbehorende paden en bermen;
  • h. groen-, (halfverdiepte) parkeer- en overige voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen waaronder ook verstaan voorzieningen ten behoeve van warmtenet;

een en ander met uitzondering van:

  • 1. detailhandelsbedrijven, anders dan de onder a bedoelde,
  • 2. bedrijven die krachtens artikel 41 van de Wet geluidhinder zijn aangewezen als inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken (geluidzoneringsplichtige inrichtingen),
  • 3. bedrijven die voorzien in de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk, en
  • 4. bedrijven die een Bevi zijn of een Bevi omvatten.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Toegestane bouwwerken

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. gebouwen, niet zijnde bedrijfs- of andere woningen, waarbij wordt voldaan aan parkeernormen uit de parkeernota die toegevoegd is als bijlage;
  • b. voor zover gebouwen grenzen aan het openbaar gebied, maar niet zijn gericht in of gericht op de gevellijn, minimaal 5 meter uit de op het openbaar gebied gerichte erf perceelsgrens;
  • c. andere bouwwerken, zoals palen, masten (niet zijnde zelfstandige antennemasten voor mobiele communicatie), verkeers-, reclame- en andere tekens, technische installaties en erf- of perceelafscheidingen, duikers, bruggen, kademuren, beschoeiingen, steigers en aanlegplaatsen;
  • d. antennemasten voor mobiele communicatie zijn slechts toegestaan als deze worden gebouwd op of aan andere bouwwerken als bedoeld in lid 3.2.1 onder c.

3.2.2 Bouwen algemeen
  • a. het bebouwingspercentage moet op bij eenzelfde bedrijfsvestiging behorende gronden minimaal 45% bedragen, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'minimum bebouwingspercentage terrein' een ander minimum percentage is opgenomen op de verbeelding;
  • b. in uitzondering van het bepaalde onder a geldt, voor de gronden met de aanduiding 'kantoor' dat het bebouwingspercentage minimaal 30% moet bedragen;
  • c. bij elke bedrijfsvestiging mag de gezamenlijke brutovloeroppervlakte van kantoorruimten behorende bij het bedrijf niet meer dan 50% of maximaal 3.000 m2 brutovloeroppervlakte van de totale bedrijfsvloeroppervlakte bedragen;
  • d. de bouwhoogte van gebouwen als bedoeld in lid 3.2.1, onder a, mag niet meer of minder bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
  • e. bij elke bedrijfsvestiging is 1 (één) reclamezuil toegestaan, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 10 meter;
  • f. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:
bouwwerken   max. bouwhoogte  
luifels, vlaggen- en andere masten   6 meter  
erf- of perceelafscheidingen   3 meter  
warmtebuffer   12 meter  
overige andere bouwwerken   3 meter  

  • g. in het plangebied zijn maximaal 3 warmtebuffers toegestaan;
  • h. voor zover een gebouw niet word gebouwd in de bestemmingsgrens, of de gevel van een gebouw niet wordt gericht op de gevellijn of op de bestemmingen ''Groen'', ''Verkeer'' of ''Water'', moet de afstand van dat gebouw tot de erfgrens minimaal 5 meter bedragen;
  • i. in afwijking van het bepaalde onder f mag de bouwhoogte van overige andere bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende bouwwerkenregeling' niet meer bedragen dan 9 meter, indien en voor zover die overige andere bouwwerken ten dienste staan van de groene inpassing van het hoofdgebouw;
  • j. in afwijking van het bepaalde onder b mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 6' de gevellijn in de bestemmingsgrens gebouwd worden;
3.2.3 Bouwen specifiek
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' gelden, in aanvulling op het bepaalde in sublid 3.2.2 de volgende bepalingen:
    • 1. indien binnen een bouwperceel een gevellijn is opgenomen op de verbeelding, moeten de gebouwen in de gevellijn worden gebouwd, waarbij per bouwperceel minimaal 75% van de gevellijn moet worden bebouwd;
    • 2. de afstand van gebouwen ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelsgrens bedraagt minimaal 9 meter;
    • 3. in uitzondering op het bepaalde in lid 3.2.3 onder a onder 2, mag de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens met 2,5 meter worden verkleind ten behoeve van de bouw van een luifel of overkapping;
    • 4. de gevellijn mag, ten behoeve van de perceelsontsluiting, uitsluitend worden doorsneden voor een langzaamverkeersontsluiting;
    • 5. in uitzondering van het bepaalde in lid 3.2.3 onder a onder 1 tot en met 5, geldt, voor zover de gevellijn niet is gericht op de snelweg A12, het bepaalde in lid 3.2.3 onder b onder 1 en 2;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' gelden, in aanvulling op het bepaalde in sublid 3.2.2 de volgende bepalingen;
    • 1. voor zover gebouwen gericht zijn op het openbaar gebied, dient minimaal 5 meter uit de perceelsgrens met het openbaar gebied te worden gebouwd;
    • 2. voorz over op de verbeelding een gevellijn is aangegeven, dienen gebouwen met de naar de gevellijn gekeerde zijde, in de gevellijn te worden gebouwd;
    • 3. de hoofdtoegang van de gebouwen is gelegen in de voor- of zijgevel;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3' gelden, in aanvulling op het bepaalde in sublid 3.2.2 de volgende bepalingen;
    • 1. indien binnen een bouwperceel een gevellijn is opgenomen op de verbeelding, moeten de gebouwen op de gevellijn worden gebouwd;
    • 2. de hoofdtoegang van de gebouwen is gelegen in de voor- of zijgevel;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 4' mag het maximaal brutovloeroppervlak aan bedrijfsgebonden kantoorruimte maximaal 4.000 m2 bedragen, met dien verstande dat de oppervlakte boven 3.000 m2 in mindering wordt gebracht op de in lid 3.1 onder a. genoemde maximumoppervlakte ten behoeve kantoor.
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 5' gelden, in aanvulling op het bepaalde in sublid 3.2.2 de volgende bepalingen:
    • 1. indien binnen een bouwperceel een gevellijn is opgenomen op de verbeelding, moeten de gebouwen in de gevellijn worden gebouwd, waarbij per bouwperceel minimaal 70% van de gevellijn moet worden bebouwd;
    • 2. het niet bebouwde deel van de gevellijn dient beplant te zijn met bomen, struiken en/of een haag van minimaal 2,5 meter hoog. Het opgaand groen dient daarbij minimaal 4 meter achter de gevellijn te worden geplant, zodat de gebouwen duidelijk, afzonderlijk, herkenbaar zijn;
    • 3. de afstand van gebouwen ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelsgrens bedraagt minimaal 6 meter;
    • 4. in uitzondering op het bepaalde in lid 3.2.3 onder a onder 2, mag de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens met 2,5 meter worden verkleind ten behoeve van de bouw van een luifel of overkapping.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning mag worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 en 3.2 ten behoeve van de bouw van een miniwindturbine, mits per geval is aangetoond dat de miniwindturbine, gezien de gevolgen daarvan voor de omgeving op het gebied van beeldkwaliteit, geluidhinder en veiligheid redelijkerwijs kan worden toegestaan op de betreffende locatie.

3.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de bouwhoogte van gebouwen, ter waarborging van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. een evenwichtig ruimtelijk beeld;
  • c. de milieusituatie;
  • d. het voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Het is verboden om:
  • a. goederen niet overdekt of niet afgeschermd op te slaan;
  • b. gebouwen te gebruiken als woning.
3.5.2 Specifieke bepalingen omtrent bedrijfsoppervlak en parkeren:
  • a. bedrijven die vallen onder SBI code 4677(2008), zoals bedoeld in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten, dienen een minimaal perceelsoppervlakte van 6.000 m2 te hebben;
  • b. er moet worden voldaan aan parkeernormen uit de nota parkeernormen die toegevoegd is als bijlage bij deze regels.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning mag worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.1, onder a, ten behoeve van andere bedrijven, mits per geval is aangetoond dat het betreffende andere bedrijf, gezien de gevolgen daarvan voor de omgeving, redelijkerwijs kan worden gelijkgesteld met bedrijven die op de desbetreffende plaats zijn toegestaan krachtens lid 3.1,onder a;
  • b. het bepaalde in lid 3.5.2 onder a ten behoeve van de vestiging van bedrijven die onder SBI code (2008) nummer 4677 in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten (autosloperij en overige groothandel in afval en schroot) zijn opgenomen, met een bouwperceel kleiner dan 6.000 m2 indien:
    • 1. uit een bedrijfsplan blijkt dat het bedrijf economisch levensvatbaar is;
    • 2. uitstraling en beeldkwaliteit passen binnen de gestelde kaders van het beeldkwaliteitsplan. 

Artikel 4 Water

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor water met daarbij behorende taluds en oevers.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Toegestane bouwwerken

Op de gronden als bedoeld in lid 4.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bij de bestemming behorende andere bouwwerken, zoals duikers, bruggen, kademuren, beschoeiingen, een en ander uitgezonderd steigers en andere aanlegplaatsen, en
  • b. bij aangrenzende wegen behorende andere bouwwerken zoals overkluizingen ten behoeve van in- en uitritten en paden.
4.2.2 Bouwen

De bouwhoogte van bouwwerken als bedoeld in sublid 4.2.1, mag niet meer dan 3 m bedragen.

Artikel 5 Waarde - Archeologie - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waarde - Archeologie - 2" aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Bouwen ten behoeve van de bestemming

Op en in de gronden als bedoeld in lid 5.1, mogen bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd.

5.2.2 Bouwen ten behoeve van de andere bestemmingen

Op en in de gronden als bedoeld in lid 5.1 mag ten behoeve van de andere bestemmingen, met inachtneming van de daarvoor geldende regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betreft:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing op de bestaande plaats, waarbij de oppervlakte op of onder peil niet wordt vergroot;
  • b. een bouwwerk dat wordt gebouwd zonder graaf- of heiwerkzaamheden die dieper gaan dan 0,3 meter onder peil;
  • c. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
  • d. een bouwwerk met een oppervlakte van meer dan 100 m², mits:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, en
    • 2. de aanwezige archeologische waarden, gelet op het onder 1 bedoelde rapport, door het bouwen niet wezenlijk worden geschaad, met dien verstande dat ter voorkoming van mogelijke schade aan de vergunning de volgende verplichtingen kunnen worden verbonden:
      • de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de aanwezige archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
      • de verplichting tot het doen van opgravingen; of
      • de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden, behoudens het bepaalde in sublid 5.3.2 om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de hierna aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. over een oppervlakte van 100 m² of meer:
  • b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,3 meter onder peil;
  • c. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,3 meter onder peil;
  • d. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,3 meter onder peil;
  • e. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  • f. het ophogen en egaliseren van gronden.
5.3.2 Uitzondering

Het in sublid 5.3.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. in het kader van het uitvoeren van een bouwplan voor een bouwwerk als bedoeld in sublid 5.2.2;
  • c. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een terzakedeskundige;
  • d. waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van onherroepelijk worden van de goedkeuring
5.3.3 Toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden

De werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in sublid 5.3.1, zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en
  • b. door aanvrager van de aanlegvergunning een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
5.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming "Waarde - Archeologie - 2" naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Bestaande afmetingen en afstanden

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand tot enige grens van bouwwerken, die rechtens, in overeenstemming met het bepaalde in de ter zake geldende wet- en regelgeving tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

7.2 Overschrijding bouwgrenzen

De bouw- en bestemmingsgrenzen mogen worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, technische ruimtes, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 3 meter bedraagt;
  • b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 meter bedraagt;
  • c. andere ondergeschikte (bouw)onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 meter bedraagt.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van gronden, gebouwen , bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en het uitoefenen van prostitutie;
  • b. het gebruik van gebouwen, bouwwerken en onderkomens als belhuis;
  • c. het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gericht gebruik en onderhoud;
  • d. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten,
  • e. het gebruik van (aangebouwde) bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning in afwijking van het plan verlenen:

  • a. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers, gemalen en transformatorhuisjes, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m en de oppervlakte niet meer dan 30 m2 mag bedragen;
  • b. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van grens of richting van wegen en paden en ligging van bestemmings-, bouw- en aanduidingsgrenzen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen.

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

10.1 Algemene wijzigingen

Burgemeester en wethouders kunnen de ligging van grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en van aanduidingen zodanig wijzigen, dat de geldende oppervlakte van de bij de wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot en de grenzen daarbij met niet meer dan 10 m worden verschoven.

10.2 Wijziging bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten als volgt wijzigen:

het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.

Artikel 11 Algemene procedureregels

In de gevallen dat in deze regels toepassing van deze procedurebepalingen is voorgeschreven, gelden de volgende bepalingen:

  • a. het ontwerpbesluit omtrent nadere eisen ligt met bijbehorende stukken gedurende zes weken voor een ieder ter inzage;
  • b. het bevoegd gezag maakt de terinzagelegging vooraf bekend in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, alsmede op de gebruikelijke wijze;
  • c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid van belanghebbenden om gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent het ontwerp-besluit naar voren te brengen bij het bevoegd gezag;
  • d. Burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht bestaande bouwwerken

  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen, wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 13 Overgangsrecht bestaand gebruik

  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het wijzigingsplan De Drie Ster van de gemeente Pijnacker-Nootdorp.